zoeloe kunst uit zuid-afrika De muze in Vlaanderen (4) NS-Lente- dagtochten Iets over de Wegenwacht Witte zwanen, zwarte zwanen „O Barnett Newman in het Stedelijk Museum TROUW/KWARTET VRIJDAG 31 MAART 1972 KUNST 17 li cf-.; door G. Kruis Zo omstreeks de eeuwwisseling werd de negerkunst 'ontdekt'. Voordien kende de destijds strak en hoogmoedig aan eigen cul tuurbeeld vasthoudende Euro peaan alleen maar de 'rariteiten' uit verre, vreemde en in zijn ogen vooral ook 'onbeschaafde' landen. Rare maskers, gekke beelden en wel aardige kleedjes En plot seling en tegelijkertijd hoe wel ze elkaar uiteraard ook wel een beetje aanstaken zagen een paar mensen het. Picasso (om een heel bekende naam te noemen), Braque, Derain, De Vla- minck, Matisse vooral ook. Die had den dan ook niet naar die maskers, beelden of wat dan ook gekeken als ethnologen of oudheidkundigen, niet als wetenschapsmensen, maar als kun stenaars. Ze keken niet meer op die koloniaal- goedgunstige beschermende school meestersmanier, maar als mede-men sen, als mede-kustenaars. Ze werden getroffen door vorm en kleur, door de monumentaliteit en fantasie, door de vaak ongelooflijke expressiviteit. Daéruit putten zij hun inspiratie, dééruit ontstonden er volkomen ande re vormidiomen, zó kwam het westen tot kubisme en expressionisme. En tot een soms volslagen losgeslagen adoratie van ieder stukje houtsnij werk ,als het maar uit Afrika kwam... In Afrika daarentegen liep toen juist de zaak vast: de échte, laat ik maar zeggen 'klassieke', negerkunst was een uitermate belangrijk onderdeel van de religieuze cultus. Kolonisatie, islam, christendom, be- vrijdingsoorlogen, trek naar de ste- 1 den, verandering van velerlei waar den, allemaal zaken, die de traditione- I le kunst tot de kern hebben aange tast. En een weg terug is er niet, is er I bij de kunst nooit. -j En toen trokken er wéér Europeanen naar Afrika. Ze stichtten er kunst- i scholen, academies en werkplaatsen. Het werk uit een van die instituten, het ELC Art and Craft Centre in Rorkes Drift, Natal, is nu, tot 6 mei te zien in de Galerie Pluymen, Zieker- straat 38 te Nijmegen. Dat centrum het omvat naast de academie ook nog een huishoudschool en werkplaatsen voor beeldhouwen, I textielkunst en pottenbakken werd in 1962 gesticht door de Zweedse zending. Nu zijn de Lutherse kerken (ELC staat voor Evangelican Luthe ran Church) daar zelfstandig en ook het Art en Craft Centre kan zichzelf bedruipen. Er is nog wel een tweetal Zweedse (en door de Zweedse kerk betaalde) leerkrachten, de beeldhou wer Otto Lundbohm en de schilderes Malin Lundbohm. Die doen daar. met anderen, zoals een lerares uit Kaapstad (een pottenbak ster) en een groep 'eigen' mensen voortreffelijk werk. De tentoonstel ling na veel moeite en tegenslagen toch hier gekregen door twee enthou siastelingen. Eimert Brandenhorst en Klaas van Twillert laat dat op een boeiende en vooral verrassende manier zien. Want Natal staat nu niet be paald bekend als een kunst-produce- rende streek. Een gebied met een stormachtige geschiedenis, dat wel, wie nog voor-oorlogse boeken las, weet het. Zoeloe-land, het land van de Kaffers (van het Arabische kafir ongelovi ge) een tamelijk rustig en niet zo belangrijk volk dat, en dat hoor je (ADVERTENTIE) 'n Dagje feestelijk voor jaar vieren. Naar de heuvelruggen van de Eifel of naar de Floriade, naar Rotterdam/Blij dorp of naar het Evoluon in Eindhoven, naar het Dolflrama in Zandvoort of naar de Ke u ker f Keuze uit 15 geheel verzorgde dagtochten. Alle inlichtingen vindt u in de folder „Lente dagtochten" die u op 't station kunt krijgen. voordelig uit met NS ter- wel meer, onder koning Tsjaka (1818- 1828) plotseling tot (een streng gedis ciplineerd militair) leven gewekt werd. Mannen kregen pas laat toe stemming om te trouwen en dat was niet zó bezwaarlijk want ook de jonge vrouwen kregen hun taak in het leger toebedeeld. De zoon van Tsjaka, Dingaan, kreeg het al gauw aan de stok met de Boeren èn de Engelsen, een strijd, die nog door een paar vorsten na hem werd voortgezet, lot het land, zoals dat destijds heette, onder Engelse 'protectie' kwam te staan. De rest van de geschiedenis is bekend genoeg. In ieder geval was het enkele decen nia geleden zo, dat éls er daar nog kunstenaars waren, die niets meer te doen hadden voor medicijnmannen, vorsten of geheime genootschappen. Het zich steeds verbreidende toerisme opende nieuwe mogelijkheden, althans voor de broodwinning: de (gemanie- reerde, bij honderdduizenden vervaar digde) souvenirs verschenen en het laatste restje kunst leek te verdwij nen. En dat was niet alleen in een toch al kunst-arm gebied al het zuid en, overal waren culturen, juist door wat wij 'civilisatie' gaan noemen, ge- rr/'-i Dit is een van de zestig Afrikaan se dansmaskers, die tot 19 april in de Galerie d'Eendt, Spuistraat zijn. Tegelijkertijd wordt er een expo sitie gehouden van schilderijen en beeldhouwwerken van de Ita liaanse kunstenares Fulvia Levi. doemd te verdwijnen. Toen kwam de Cyrene-missie bij Bu- lowayo in Rhodesië, de ateliers van (particuliere) kunstenaars als Pierre Lods in Poto Poto (Congo) en Piefre Combes in Ivoorkust en de academies in verschillende stedelijke centra, ver spreid over heel Afrika. En het ELC and Craft Centre in Rorkes Drift, waar ze, bij wijze van spreken helemaal opnieuw moesten beginnen. Maar dan blijkt en nu ga ik helemaal allen af op wat ik op deze tentoonstelling zag dat het wonder baarlijke gevoel, de ingewortelde aan leg, die de Afrikaanse neger voor het kunstzinnige bezit, niet kapot is te krijgen. Nadat er heel lang bijna niets gebeurd is, er in ieder geval geen gunstig milieu was, komen ze daar in Rorkes Drift in een kleine tien jaar tijd met resultaten voor de dag, die je gerust uniek kunt noemen. De grote figuratieve wandkleden bij voorbeeld, steeds door meerdere kun stenaressen gemaakt, hebben iets vol komen eigens. De mensen in Rorkes Drift doen dan ook alles zelf, te beginnen bij de ruw ingekochte kara- kul of mohair wol. De oorspronkelijke ontwerpen worden onderling zeer uit- Van de vader van de 'postpain- terly abstraction', de Amerikaan se kunstenaar Barnett Newman is tot 23 mei een grote over zichtstentoonstelling te zien in het Stedelijk Museum te Amster dam. Newman werd in 1905 in New York geboren en heeft daar tot zijn dood in 1970 gewoond. Nog steeds wordt hij in een adem genoemd met het ab stracte expressionsime, dat na de tweede wereldoorlog de eerste oor spronkelijke Amerikaanse bijdrage aan de moderne kunst was. Maar hoewel verschillende kunstenaars uit die hoek, zoals Kline, Pollock en Rothko (kortgeleden in Boymans-Van Beuningen) leeftijdsgenoten en vrien den waren, ontwikkelde zijn eigen kipist zich al sinds 1948 helemaal onafhankelijk en in een volkomen andere richting. Toen namelijk deelde hij een klein roodbruin geschilderd doek van een staand formaat vertikaal in tweeën door een strook band op het linnen te plakken. De strook schilderde hij oranjerood. Later bleef hij plakband gebruiken, maar hoofdza kelijk om 'af te plakken'; op dit voerig besproken en dan uitgevoerd op een manier, die een grote vrijheid van handelen mogelijk maakt. De kleuren zijn warm en sprankelend en de motieven hoe naïef van verbeelding ze soms ook zijn getui gen weer van dat aangeboren gevoel voor proportie en compositie. Titels als: 'De slang doodt een bok', 'Zoeloe strijders', 'Een hete dag bij een meertje' of 'Israël trok uit Egypte', een kleed met een prachtig rode Rode Zee. kleine doek echter liet hij het zitten.- Zo ontstonden, wat Newman 'zips' noemde (smalle) banen, van verschil lende kleuren. Dit eenvoudige motief heeft Newman jarenlang consequent uitgediept in allerlei formaten en in diverse verhoudingen. Vlak voor zijn overlijden begonnen de plannen voor een overzichtstentoonstelling vaste vormen aan te nemen. Het was daar, door een langdurige miskenning van zijn betekenis voor de Amerikaanse schilderkunst nog steeds niet toe ge komen. In de V.S. had hij na 1950 enkele eenmanstentoonstellingen ge had. o.a. in Betty Parsons' Gallery en in 1965 hoorde hij tot de kunstenaars die de V.S. vertegenwoordigden op de 8ste Biënnale van Sao Paulo,. Eind 1958 was er voor het eerst een groep van vier schilderijen van Newman te zien in het Stedelijk, maar dat viel zo uit de toon tussen het andere werk (Jong Amerika schildert) dat er ei genlijk helemaal niet meer over ge praat werd. Eind 1965 verwierf het Stedelijk Museum twee schilderijen van Newman. Tot en met Tweede Pinksterdag dus, Barnett Newman, over wie een Amerikaanse criticus eens schreef, dat die er op uit was om te schokken, niet het publiek, de burgerij, 'dat is al gebeurd. Hij houdt ervan andere kunstenaars te schok ken'. door R. L. K. Fokkema Evenals vroegere bloemlezingen als van Dirk Coster (Nieuwe Geluiden), van D. A. M. Binnendijk (Prisma) karakteristiek zijn voor een bepaalde trant van dichten, zo zijn dat ook talloze bloemlezingen die na de Twee de Wereldoorlog zijn verschenen, zo wel in Noord- als in Zuidnederland. In 1950 brengt Simon Vinkenoog een elftal experimentele dichters voor het voetblicht in Atonaal, (Waarin de overmoedige uitlating: 'In 1950 begint de Nederlandse poëzie'), in 1954 geeft Paul Rodenko 'een bloemlezing uit'de poëzie der avant-garde', die onder de titel Nieuwe griffels schone leien in 1969 zijn achtste druk beleefd en een experimenteel en Europees perspec tief schetst in 1955 verschijnt Vijf 5- tigers. een bloemlezing van Gerrit Kouwenaar die zijn inleiding voorna melijk baseert op het beruchte Mani fest (1948) van Constant Nieuwen- huys, dat de Cobra-groep lanceert. (Ik kom terug op deze relatie tussen poëzie en beeldende kunst). In 1955 stelt wijlen Jan Walravens Waar is de eerste morgen?, samen, de tegenhan ger van Atonaal, in 1960 verschijnt een uitgebreide druk, en in 1967 leidt Erik van Ruysbeek de derde uitgave in. Intussen had Ad den Besten zijn Stroomgebied (1953, derde zeer gewij zigde en uitgebreide druk 1958) sa mengesteld en in 1958 Dichters van Morgen voorgesteld. Evenmin als de bloemlezing Paradox van Peter Ber ger hebben den Bestens bloemlezin gen definitieve wendingen kunnen aangeven. Dat proberen weer Ham Sleutelaar en (wijlen) René Gijsen in 1960 met het Ooievaartje Met andere woorden. Jonge dichters uit Noord en Zuid. De bundel bevat zowel poëzie die magisch is als poëzie die registre rend een visie verbergt. Opponerend hiermee, zou men de bloemlezing van Werner Cranshof kunnen noemen. Pijn en pijn verdwenen, waarvan de Van de auteur Irwin Shaw, die grote bekendheid kreeg door zijn 'De jonge leeuwen", is in 1969 in Amerika een roman verschenen onder de titel: 'Rich man, poor man', die thans in het Neder lands verschenen is als: 'Witte zwanen, zwarte zwanen'. Het is een lijvige roman, die zich zeer goed lezen laat, een echt lees boek, boeiend en zonder ogen schijnlijke problematiek. Ik be doel te zeggen, dat men de ro man lezen kan zonder zich te voelen betrokken bij de proble matiek van het moderne leven. De roman verhaalt van de lotgevallen van de drie kinderen van een Duits emigrantengezin. Een zoon slaagt maatschappelijk bovenmate; hij wordt een rijk man; een dochter vindt een bescheiden levensgeluk na een leven van ontucht en een tweede zoon, een bruut, die bokser wordt, vindt het ware. eerlijke levensgeluk, doch sterft doordat hij de vrouw van zijn rijke broer uit een ellendige situatie weet te redden. Een heel bbeiend boek, waarvan ik de inhoud niet verder vertellen wil omdat ik het leesgeluk van eventuele kopers van deze zeer lezenswaardige roman ondertitel de inhoud accentueert: Jon ge Vlaamse esthetische poëzie. Uit zijn inleiding citeer ik: 'De estheti sche poëzie is voornamelijk een objek- tenpoëzie''De zin van geboorte, leven, dood, een op welk vlak gekoes terd godsbesef, de krullende admini stratie van elk sociaal kontakt, marte laars. filosofen, politici, het waarom, de verantwoordelijkheid, iedere overi ge ideële draagwijdte: wat gaat ons dat nog allemaal aan?' In deze woor den schuilt geen verschil van mening met de dichters die vooral registre ren. echter gaan de jonge Vlaamse estheten een stapje verder: 'Zij nam de aktie over, maar werkte hoofdzake lijk door in omgekeerde richting uit hel objekt de schakeringen te halen welke hierin absoluut en voor iedere individualiteit in een andere gedaante waren opgesloten''De werkelijk heid veronderstelt zintuigen en omge keerd. Omdat alleen de objekten een poëtische aanloop kunnen uitlokken, zal de dichterlijke aktie in hoofdzaak zintuiglijk, sensitief en uiteraard aan de oppervlakte geschieden wat elke psychische synthese overbodig maakt, zelfs uitsluit. Het objekt is momen teel, de gevoelstoestand van de dich ter is momenteel, zij hebben elkaar gevonden'. Wie nu deze inleidende woorden indachtig, de gedichten zelve leest, kan toch eigenlijk zijn ogen niet geloven. Want regels als gy schat mij gering schat en/ik ring je ge raamte' zijn toch vieujeu, terwijl iets als 'in de aula van augustus/draagt een dichterwitte ruiter/dadels en gou den gebaren' nu ook niet zo nieuw klinkt (wel mooi natuurlijk). Zo is er meer mobis in de bundel, maar het lijkt erop alsof pas deze dichters ge heel door bovenmoerdijkse vijftigers zijn beïnvloed. Zij vertegenwoordigen een late nabloei ervan in de delta van Noord en Zuid. Ik zie er niet een dichter die lang van zich zal laten niet verknoeien wil. Ik schrijf name lijk niet voor een literair tijdschrift, maar voor een dagblad. 'Witte zwanen, zwarte zwanen' is een ongecompliceerde roman, een verhaal. Het is echter daarnaast veel meer. Het geeft een. uiteraard beperkt, beeld van het Amerika van na de oorlog tot nu toe. De Verenigde Sta ten zijn een groot land met ongekend vele complicaties van velerlei aard. Niemand kan van een auteur vergen, dat hij het geheel van die complica ties in een enkel verhaal zal samen brengen. Dat is ook bij Irwin Shaw niet het geval. Maar hij geeft voor wie nauwgezet leest, veel meer dan een boeiend geheel van gebeurtenissen. En niet dlleen laat hij de lezer een kijk op en in de samenleving van de Verenigde Staten hij tracht ook de mens als zodanig te zien in zijn erbarmelijk heid en in zijn verlangen naar geluk. En dat laatste maakt de roman tot een positief gericht boek. Het is tame lijk gemakkelijk, de samenleving zoals die zich ontwikkelt in Amerika nega tief te belichten. Alleen maar nega tief. Shaw doet dat niet. Hij doet het ook niet positief. Hij vertelt, hij laat zien, hij schrijft niet, althans niet merkbaar geëngageerd. Maar wie belangstelling heeft voor de sociale en maatschappelijke problema tiek in een land als de Verenigde spreken, ofschoon Eddy van Vliet (1942), Marcel van Maele (1931), Mark Dangin (1935) geen onbekenden zijn. Van Dangin citeer ik een gedicht dat misschien het klimaat aangeeft, maar waaruit de Vlaamse dichters althans niet de juiste consequenties hebben getrokken. Dat het tijdperk der rozen en nachtegalen voorbij is, is duidelijk in Noord en Zuid. In Zuid heeft Snoek de consequenties wel ge trokken in Gedrichten. Misschien wordt de bundel richtinggevend, wan neer de al te lachwekkende passages voorbijgezien worden en jongere met een wat minder plechtstatig taalge bruik de 'hard-edge'-richting uitslaan. Nu dan Dangin: Waren de mensen geen kleurdieren die in hoge hutten wonen met de stijfbevroren adem op de lippen van een avondlijke drenkeling, ik sliep, alleen het duister als een behoedzaam waker aan mijn voeten uitgestrekt. Onder de hemel en de halfgedoofde sterren hoort men nog wel de schreeuw van een late vogel, een droomvogel maar geen enkeling meer, ook niet de eenzame, vroeger een dichter, leeft tussen rozen en nauw te onderscheiden klanken. Nieuwe mogelijkheden stipt Hugo Claus aan, hij is niet voor niets de Keizer der Vlaamse experimentelen geheten, in de bundels Van horen zeggen (1970) en Heer Everzwijn (1970), bundels die na zijn verzamel de gedichten, Gedichten 1948-1963 (1965), nieuwe geluiden laten horen. (wordt vervolgd) Staten zal toch ook in dit boek veel vinden van wat hij zoekt: informatie over de mens zoals die zich tracht te vinden in een kapitalistische maat schappij, 'als het er opaan komt, gaan alle drie de kinderen mar de onder gang. Er is geen ideaal, geen werke lijk ideaal. In dit boek gaat de mens troosteloos ten onder. Maar dat is toch niet helemaal waar. De drie kinderen vin den een geschonken geluk, doordat zij trachten, na veel ellende en worste len, goed te zijn. Of er dan een sterft of dat een derde zijn vrouw tracht te behouden van de ondergang, doet er niets toe. Geschonken geluk, maar een menswaardig bestaan, een bestaan dat zijn waarde vindt in het zoeken naar goedheid. Daarom noem ik deze roman een christelijke romah. Niet omdat hij geschreven is met het doel, propa ganda te maken voor kerk en geloof, maar omdat hij, vermoedelijk onbe doeld, geschreven is uit het verlangen naar zuiverheid en goedheid, althans, dat verlangen, levend in ieder mens van goeden wille, gestalte geeft. Een, nogmaals, boeiende roman, zeer posi tief en ontroerend. Bij Elsevier te Amsterdam en Brus sel. Gebonden. Aantal bladzijden 710. Irwin Shaw: 'Rich man, poor man'. Nederlandse titel: 'Witte zwanen, zwarte zwanen'. Vertaling van Dolf Koning. Gebonden. Prijs ƒ24,50. J. w. D. Er is ook een dertigtal bijzonder mooie kleden, voor wand of vloer, dat doet er niet toe, met de traditionele Zoeloe-motieven in wonderlijke wisse lende toon-variaties. Tenslotte nog een achttal sculpturen van twee kun stenaars en een erg fijne 'collectie ceramiek. Alles is te koop er zijn al kleedjes van 65,-, 110,-, en 160,-, de sculpturen blijven alle maal beneden de vijfhonderd gulden en de opbrengst is voor het ELC Art and Craft Centre in Zuid-Afrika. Een uitstekend idee, dat ook nog een heel plezierige tentoonstelling ople verde. In Nijmegen, bij de Galerie Pluymen. tot 6 mei. door J. van Doorne Wie leest wat op de achterzijde van 'De wegenwacht is altijd vrien delijk' van Carel Swinkels gedrukt staat, wrijft zich wel even de ogen uit. Het boekje is een verzameling korte verhalen, bijeengebracht uit het werk van Swinkels, eerder verschenen in de 'geografische ruimte' tussen Amsterdam en Johannesburg. Swinkels heeft in 1971 de Poëzieprijs van de Grootkempische cultuurdagen gekregen. Het jury-rapport wordt geciteerd; de bedoeling is dus kennelijk, dat de geciteerde uitspraak ook geldt voor de proza-verhalen, die in 'De Wegenwacht is altijd vriendelijk' bijeengebracht zijn. En dan lees ik: 'ijzige consequentie van de vakman, die niet terugdeinst voor de subtielste transformatie, noch waar het zijn personages betreft, noch waar het de geografische of historische ruimte raakt'. Ik weet met zulke uitspraken niet goed raad. Terugdeinzen, of liever: niet terugdeinzen, en ijzige conse quentie en daarenboven subtielste transformatie. Wat betekent dat al lemaal? Heeft de auteur met volstrekt en acuut levensgevaar geschreven? Heeft hij het allerschoonste dat maar denkbaar is. voortgebracht? Je moet zoiets niet lezen, voor je het boek zélf gelezen hebt, want zulke jubelende mistigheden maken je wre velig. Daartegenover staat, dat op die zelfde achterkant de auteur je met een gezicht, dat bedriegelijk veel op dat van Toon Hermans lijkt, aankijkt. En dat werkt meteen gunstig. Ik wil maar zeggen, dat kleinigheden een barrière kunnen vormen of juist een gunstige stemming kunnen wekken voordat tot lezen wordt overgegaan. Toch. zwaar til ik daar ook weer niet aan, want wie, wrevelig of niet. 'De Wegenwacht is altijd vriendelijk' gaat lezen, is al na het eerste verhaal verrukt. De bundel bevat vijf en twin tig verhalen, eerder gepubliceerd in tijdschriften van uiteenlopend karak ter, zoals 'De Gids', 'De Katholieke Illustratie' en 'Elseviers Weekblad'. Verreweg het grootste deel van die verhalen heeft mij zéér geboeid. En de verhalen die mij niet zéér geboeid hebben, hebben mij toch geboeid. Ik wil hiermee zeggen, dat de bundel de lezer enkele uren van onvertroebeld leesgenot geeft. Wat de bundel zo prettig maakt, is dat nergens platituden te vinden zijn. Geen vieze woorden, geen modieuze uitdagingen ten opzichten van de le zer die prijs stelt op behoorlijk taalgebruik. Maar dat is slechts een negatieve kenschetsing. De verhalen zijn zeer verscheiden van inhoud en karakter. Er zijn zuiver realistische verhalen bij, zoals 'Scherven rapen' (een oorlogsverhaal) en 'De laatste dichter' (een verzetsverhaal). Deze beide zijn de langste uit de bundel. Ze behoren tot de verhalen van de bundel die mij minder gegrepen hebben dan de meeste andere. Niet dat ze geen ver dienste zouden hebben, maar ze zijn, althans ze zijn dat voor mij, verwar rend, onoverzichtelijk. Het laatste ver haal vooral. Waarom de verrader uit het verhaal de laatste dichter moet zijn. is me bij herhaald lezen niet duidelijk gewor den. Wat niet wil zeggen, dat het verhaal geen verdienste zou hebben. Als tekening van de complexheid van de mens heeft het die zeker. Mijn bezwaar geldt dan ook meer de betite ling en de opzet dan het verhaal zélf. De andere verhalen zou men kunnen rangschikken in drie groepen: de hu moristische, de surrealistische (waar onder enkele sprookjes) en de morali serende. De laatste kenschetsing ver eist enige uitleg: het is niet zo. dat Swinkels aan het einde van zijn ver halen die ik moraliserend noem, de morele conclusie aan de lezer ver schaft. Nee, die moet de lezer zelf maar trekken. En die is soms angstig ge noeg. Ik noem hier het schokkende: 'Naar Mietje kijken', een van de be- sehamendste verhalen die ik ooit in mijn leven gelezen heb. Het vertelt over een paar kwajongens, logeetjes, die getracteerd worden op een middagje bioscoop, maar er niets aanvinden. Nee, dan 'naar Mietje kij ken', dat is nog eens wat. En dat blijkt dan het pesten te zijn van een oude krankzinnige vrouw, vastgebon den in een rolstoel op de bin nenplaats van een gesticht. De verteller, een neefje van de logee tjes. is niets vermoedend meegegaan. Hij moet overgeven van ellende. Maar de neefjes begrijpen dat niet. Jam mer, dat hun neefje nu net ziek moest worden: 'Zo goed als vandaag is Mietje maar zelden'. Zo goed wil dan zeggen: zo verschrikkelijk woedend. Zie de mens. Ja, de moraal mag de lezer trekken. De surrealistische, ofwel droom-verha- len gelijken op sprookjes en hebben een voortreffelijke sfeerwerking, soms vermengd met kostelijke humor. Ver rukkelijk onzinnig is: 'Dr. Bol en de zwijgende rokers'. Maar er zijn heel zinvolle bij, zoals 'Het geheim van oom Pinus', het verhaal van een man die de bomen kon horen spreken, en 'Oom Halmert en de wereld der zielen'. Ik noem er slechts enkele. De lezer ontdekke zelf wat er allmaal aan verheugends m de bundel te vinden is. Nog even iets over de zuiver humoris tische. Een zeldzaam verschijnsel in de literatuur van vandaag: humor. Ik noem enkele titels: 'De Wandelaar', 'Het bezoek aan dokter Himpe' en vooral: 'De bijles van meneer Roel- vink'. De humor van Swinkels is sterk verwant aan die van de man op wie bij zoveel lijkt: humaan beschaafd, niet afgestemd op de verlangens van de lolbroek, maar ontstaan uit wat soms heel tekenend 'binnenpret' ge noemd wordt. Ik heb erg veel van die verhalen genoten. Er is grote wijsheid in. In al de verhalen is een 'ik' en die 'ik' vertelt steeds weer. van ooms. tantes en neven. Weliswaar krijgt de lezer de indruk, niet met een familie maar met een stam te maken te hebben, maar Swinkels suggereert hier toch een bepaalde relatie mee. een verband dat authentiek lijkt en de lezer daardoor niet dwingt, bij elk verhaal weer in een nieuw menseüjk verband te worden ingeleid. De lezer blijft op bekend gebied. Door literaire bonzen zullen deze ver halen wel niet tot de literatuur gere kend worden. Het zij zo. Ik reken ze er wel degelijk toe. Ik ben er heel gelukkig mee, want de speelse toon en de ogenschijnlijke luchthartigheid doen ze gemakkelijk lezen door ieder die slechts vermaakt wil worden (iets dat zeker niét verwerpelijk is), maar zij versluieren een hunkering naar geluk en zuiverheid. Zij, die speelsheid en luchthartigheid, bedek ken soms diep verdriet en wanhoop om wat bestaat. En openbaren die tevens. In verscheidene verhalen is dat ver langen naar een bestaan zonder schen nis gesymboliseerd in het opstijgen vanuit een al te benauwd geworden aarde: de lezer zal het bij het lezen wel ontdekken. Carel Swinkels: 'De Wegenwacht is altijd vriendelijk'. Bij 'Orion' (N V. Desclée De Brouwer) Utrecht. Aantal bladzijden: 252. Paperback.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 17