In gezinsverband Een mandje fruit Aan de grens van het onzegbare vandaag Minister Boertien naar Indonesië Trouw Kwartet TROUW/KWARTET ZATERDAG 11 MAART 1972 KIsltK 5 door ds. Hans Bouma Met haar liturgische vormen en manieren heeft de gemeente van Jezus Christus de nieuwe schepping in kaart te brengen. Luisterend en zingend biddend en belijdend, zwijgend en vierend, speelt zij in op de toekomst. Profetisch geeft zij gestalte aan Gods bedoelingen: een bewoonbare wereld, een aarde waar alles en iedereen tot zijn recht komt. Daarom is de afwezigheid van kinde ren bij het avondmaal liturgisch ge zien eenvoudig een ramp. Want de gemeente, die vindingrijk vooruit zou moeten lopen op wat komen gaat: een wereld waar ieder gelijke kansen heeft, een wereld zonder vooroordeel en discriminatie, zit zo in het kielzog van die andere wereld, waar het we melt van de vergeten groepen, de geëlimineerden, de doodgezwegenen. De gemeente, die geen kinderen duldt aan het avondmaal, is tekenend voor een wereld waar het recht van de sterkste geldt; waar de ene z'n dood de ander z'n brood is; waar de schat ten van de aarde hoogst oneerlijk verdeeld worden; waar tweederde van de mensheid honger lijdt Niet alleen terwille van het kind. maar ook in het belang van een geloofwaardig dienstbetoon aan deze nooddruftige wereld, zal het probleem van de kindercommunie zo snel moge lijk opgelost moeten worden. Zolang de gemeente het spel van de liturgie niet voldoende in haar vingers heeft zal haar werken aan de wereld haar bij de handen afbreken. Met haar honger en dorst naar gerechtigheid staat zij pas sterk, wanneer zij de honger en dorst van het kind in de liturgie serieus heeft genomen. Overschatting Hoe is het mogelijk, dat de liturgie in haar profetische gestalte zo grondig ontkracht kon worden? Tussen twee haakjes: deze vraag geldt bepaald niet de ganse wereldkerk, doch slechts een deel van de protestantse geloofsge meenschap. In het algemeen kan men zeggen, dat de bezwaren tegen de kindercommu nie voornamelijk berusten op een overschatting van het avondmaal. De ze huiselijke viering met brood en wijn wordt een vTeemd, exclusief ge beuren, waar je iets meemaakt wat je nergens meemaakt, een unieke geeste lijke happening; iets dat niet te verge lijken is met wat er gewoonlijk in een kerkdienst te beleven valt; iets waar een mens zich dan ook duchtig op moet prepareren, veel meer dan op een normale dienst, want nu komt het er op aan: je moet behoorlijk in conditie zijn als gelovige. In deze sfeer van overspannen ver wachtingen past helemaal de redene ring dat je eerst belijdenis moet doen, voordat je aan het avondmaal kunt deelnemen. En het verbaast ons niet dat deze belijdenis tot voor kort sterk het karakter van een examen droeg. Pas als geslaagd mens mag je het spel meespelen. De dag van mijn belijdenis liep uit op een pijnlijke ontgoocheling, want op een avondmaalsviering waarvan ik werkelijk ongehoorde sensaties ver wachtte. Nu zou het gebeuren, stond voor mij vast. Maar er gebeurde niets. Alles bleef zoals het was. En achteraf zeg ik: gelukkig maar. Stel je voor dat het voedzame en lavende, het hartverwarmende en inspirerende van het evangelie er uitsluitend bij het avondmaal uitkomt! De overschatting, van het avondmaal heeft alles te maken met een ónder schatting van het beslissende en aller minst vrijblijvende van de Woordver kondiging en de gemeenschap welke deze teweegbrengt, wanneer de gelovi gen, in een zalig meervoud, hun stem men bundelen om tot passende ant woorden te komen. Bij het avondmaal mag de gemeente het steeds verkon digde en gehoorde evangelie der ver zoening zoals immer, maar nu in de taal van brood en wijn, ter harte nemen. Het avondmaal is niet meer, maar ook niet minder, dan een vie ring van wat overbekend is. Handtas telijk en proefondervindelijk komt de gemeente tot de ontdekking van wat ze al lang wist Het avondmaal is het feest der herkenning. In zondag 23 van de Catechismus wordt beleden: 'De Sacramenten zijn heilige zichtbare waartekenen en zege len, van God ingezet, opdat Hij ons door het gebruik daarvan de belofte des Evangelies des te beter te verstaan geve en verzegele Het geheim van het avondmaal schuilt in dit 'des te beter'. Het avondmaal is de veelbetekenende, de bevestigende handdruk na een geladen en bevrij dend gesprek. Nadat het verlossende Woord heeft geklonken zeggen de Heer en de gemeente tegen elkaar: daar moet op gegeten en gedronken worden! Eigenlijk zou iedere Woorddienst van zelfsprekend moeten overlopen in zo'n feestelijke toast op de verzoeningsge zindheid van God. Het Woord maakt het er naar dat je niet zomaar uit elkaar gaat De beperkte frequentie van onze avondmaalsvieringen bevor dert de onrechtmatige exclusiviteit er van. Uitvoerige voorbereidingen en nabetrachtingen maken het nog erger. Het ligt voor de hand, dat een feest, dat zo mateloos vantevoren door gepraat en gepland is, als het einde lijk mag beginnen alle feestelijkheid, ontspannenheid en speelsheid ten enenmale mist. Het wordt een sombe re, ondoorzichtige vertoning, waar al leen met een maximum aan verbeel dingskracht nog iets van te maken is. Wij moeten er voorzichtig mee zijn om onze kinderen er van te verden ken dat zij absoluut geen behoefte zouden hebben aan het avondmaal. Zolang wij hen echter door onze dwa ze plechtstatigheid de schrik of de lachlust op het lijf jagen; zolang wij hen door onze wijze van vieren niet doen watertanden zullen zij zeker niet staan te popelen om mee te doen. Eén van de bezwaren tegen de kinder communie zou het beperkte bevat tingsvermogen van het kind zijn. Het zou. anders dan de ouderen, geen weet hebben van wat er werkelijk aan de hand is. Nu kunnen er, tengevolge van een overwaardering van het avondmaal, zulke vreemde dingen aan de orde zijn. dat het kind er in derdaad niet bij kan. Maar dóórom is het zeker niet te beklagen! De bijbel leert ons dat we niet gering moeten denken over de feeling, het inlevingsvermogen, de geloofsintensi- teit van het kind. Herhaaldelijk stelt Jezus het kind ten voorbeeld aan ouderen als toppunt van geloof, want als toppunt van kleinheid, nederig heid, afhankelijkheid. En geven juist niet deze drie deugden het kind, dat geen naam heeft, dat niets te bieden heeft, dat alles verwacht, de allure, het recht om bij de tekenen van brood en wijn te horen hoe groot het in zijn kleinheid, hoe volwassen het in zijn afhankelijkheid en hoe ge noemd en gezegend het in zijn anoni miteit mag zijn? Psalm 8, dat lied van hel onaanzien lijke mensenkind dat bijna goddelijk mag zijn, zingt: 'Uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest, uw tegenstanders ten spijt, om vijand en wraakgierige te doen verstommen Zonder dat wij met het woord 'zuigelingen' nu een overigens duizend jaar geprac- tizeerde zuigelingencommunie willen verdedigen en onder de 'tegenstan ders' meteen de tegenstanders van de kindercommunie willen rekenen, kun nen we Psalm 8 toch wel opvatten als een forse pluim op de hoed van het kind. een zegenende hand op zijn hoofd Diepingrijpend Deelname van kinderen aan het avondmaal kan het beste verdedigd worden met de doop van die kinde ren. Bij de doop wordt aan twee mensen verzekerd, dat God hen met zijn zegen achtervolgt, op de huid zit, tot in hun kind. Zó diepingrijpend en vérstrekkend heeft Hij hen lief, dat Hij zijn liefde uitbreidt tot hun con sequenties. Als de trouwe bondgenoot neemt Hij ook hun kinderen voor zijn rekening. Hij tast door; tot in de geslachten. Hij weet van geen ophou den. Als vlees en bloed van zijn ouders wordt het kind Ingelijfd bij het lichaam van de gemeente. Het hoort er bij. met huid en haar, met hart en ziel. Ouders, die zonder hun kind avondmaal vieren, zijn niet compleet voor God. Zij houden datgene van zichzelf achter, wat zij bij de doop van hun kind God hoopvol in handen gaven. Bij de doop mogen de ouders ervaren dat God hun toekomst geeft in hun kind. Ouders, die alleen aan het avondmaal verschijnen, maken een uitzichtloze indruk. Zoals hébl de kerkdienst is ook het avondmaal volop een gezinsaangele genheid. God is ruimdenkend. Hij mikt nooit op mensen apart, losgesla gen individuen. Hij claimt meteen al les wat aan hen vastzit. In het Nieu we Testament worden complete 'hui zen' gedoopt en de eredienst is daar een echt huiselijke bedoening, waarbij iedereen, jong en oud, gelijkelijk een veeg uit de pan, een stuk van het brood en een slok van de wijn kreeg naar hartelust mee at van wat de pot aan heil en vrede had te schaften. Deze Nieuw Testamentische viering staat geheel in de lijn van de Oud Testamentische Pascha-viering, waarbij de eenheid, hét gezinsver band, de lots- of liever: de heilsver- bondenheid van ouders en kinderen meer dan ooit van kracht was; juist dan moeten de kinderen onder de indruk worden gebracht van het luis terrijke verhaal van Gods grote da den. Van de ouders wordt het uiterste gevergd. De vonk springt niet zomaar over. Ze moeten uit alle macht warm lopen voor de God die ook de God van hun kinderen wil zijn. Gezinscommunie zet de ouders zwaar onder druk: aan hen zal het liggen of het allemaal kan; of de kinderen er zin in zullen krijgen; of ze er echt aan toe zullen zijn. Ouders die zelf geen raad weten met de boodschap der bevrijding, er zelf allerminst be vrijd en ontspannen uitzien, moeten hun kinderen niet aan het avondmaal wensen. Ds. B. J. Aalbers heeft gelijk, wanneer hij in zijn onlangs versche nen boek 'Kinderen aan het avondmaal?' (Kok, Kampen) duidelijk stelt dat kindercommunie alleen ver antwoord is binnen een heilzaam ka der van gemeenteopbouw. Op aller hande manieren, thuis, op school, via catechese en jeugdwerk, zullen de kinderen begeleid en gestimuleerd moeten worden. Met de sacramenten van doop en avondmaal maakt God een paar veelbetekenende gebaren bij zijn al leszeggend Woord. Deze handtastelijke liefdesbetuigingen horen bij elkaar en spelen op elkaar in. Het lijkt er op, dat God het wél gedoopte maar niet communicerende kind met zijn ene hand naar zich toehaalt om het met zijn andere hand bij zich vandaan te stoten. Wie de kindercommunie on toelaatbaar acht verstrikt het kind in een tegenstrijdige handelwijze van God. Ds. Hans Bouma is gereformeerd pre dikant te Heerhugowaard. De teke ning is uit 'Samen', het (nieuwe) kerkblad van de Eindhovense her vormde gemeente. Wij mensen weten dat wij er zijn: we hebben bewustzijn. Wij praten: we hebben taal. De mees ten van ons staan daar verder niet bij stil. Maar er is een soort mensen, dat zich over de gewoon ste dingen verbaast. Men noemt ze filosofen. Eeuwen lang hebben ze over denken en bewustzijn na gedacht. Tot er een knappe Jood opstond, Wittgenstein genaamd (1889-1951), die zich in het bij zonder over de taal ging verba zen, waarbij evenwel de vragen aangaande denken en bestaan nooit verstomden. Maar de wissel was nu eenmaal omgelegd. Zo is dé taal uitgangspunt geworden van een wijsgerig bezi^ajn. Maar de dagelijkse taal misleidt ons en moet geanalyseerd worden Dit zet H. G. Hubbehng uiteen in zijn artikel 'Klei ne oriëntering in de analytische filo sofie', waarmee het januari-nummer van Vox Theologies opent. Dit tijd schrift, een uitgave van Van Gorcum Camp. N.V./Dr. H. J. Prakke II. M. G. Prakke, Assen 15,- per jaar), wil namelijk in 1972 een aantal the manummers geven, waarvan het on derhavige nummer gewijd is aan Taal problematiek in filosofie en theologie. Het is immers duidelijk dat wanneer wijsgeren hun grijze celletjes gaan benutten om over de taal na te den ken, de christenen en vooral de theologen de oren spitsen. Hun godsdienst is er immers een van het Woord en van de woorden! En na tuurlijk kijken ook literatoren belang stellend op. door dr. C. Rijnsdorp zing naar de zintuigelijk waarneemba re werkelijkheid ontbreekt. Als wij zinvólle taal gebruiken, verwijzen wij naar een feitelijke toedracht, hetzij waar of niet waar. Wij mogen van Wittgenstein best over het mystieke praten, alleen' wij zeggen dan niets, wij spreken slechts zinloze taal. Maar in al ons spreken 'toont' zich het mystieke. Wij rennen steeds tegen de grenzen van de taal aan in een poging het onuitsprekelij ke te verwoorden. Zo zit er een mystieke kant aan het denken van Wittgenstein. Later ontwierp Wittgenstein de vruchtbare theorie van de taalspelen. Een uitspraak kan zinvol pjn in het ene-taalspeé en zinloos in het andere. Het begrip «taalspel wordt hier in ruime zin gebruikt en het gaat hier niet over zomaar een spelletje spelen. Het soepele woord 'spel' heeft hier de voorkeur boven het starre woord 'systeem'. Het taalspel berust op over eenkomsten, afspraken van mensen, die samen met dit 'spel' iets willqn doen. Bij vele discussies duurt het een hele poos, voordat de sprekers bemerken dat zij een verschillend taalspel spe len. Zo is deze theorie ook van groot praktisch belang. Er staat natuurlijk nog meer in Hub- belings inleidend stuk. Het tweede artikel is van W. de Pater; het gaat over 'De empirische basis van gods dienstige taal'. Enkele achtergronden van I. T. Ramsay's filosofie van de taal. Zijn er feiten, die zich ten dele aan beschrijving onttrekken, zoals b.v. schepping en verlossing? De auteur behandelt deze kwestie in zijn bijdra ge als een 'kadervraag'. een formeel probleem. Het theologisch spreken moet in de werkelijkheid verankerd worden. door A. J. Klei IPifMfMil Wending Bij Wittgenstein dus is de wending naar de taal, 'the linguistic turn' (M. Black), in de hedendaagse filosofie begonnen. Voordien ging de beschrij ving van de wereld op in een be schrijving ran bewustzijnstoestanden. Wittgenstein was de eerste filosoof die een ander uitgangspunt koos: de analyse van de taal. Het voordeel boven een analyse van het bewustzijn is dat een analyse van de taal veel grijpbaarder is en beter te verifiëren. Taal is algemeen toegankelijk, bewust zijn niet. Wittgenstein vroeg zich af: wat is de betekenis van een woord en waarop berust deze betekenis? Dit was een oude vraag, die samenhangt met de vraag naar de "erhouding van spreken en waarheid, en vooral van denken en zijn. Ook de buitenstaan der ziet onmiddellijk m dat het hier over belangrijke zaken gaat. In zijn eerste periode was Wittgen stein van mening, dat de ideale wijs gerige taal een logische kunsttaal was, gezuiverd dus van de slordigheden en het ongevere van de dagelijkse om gangstaal. Onder zijn invloed zijn vooral in de Verenigde Staten analy ses in kunsttalen bedreven. Het me thodisch principe hierbij is, dat de betekenis van een bewering afhangt van de wijze van verificatie. En de betekenis van een uitspraak wordt mee bepaald door de vraag: wanneer is hij waar? Wittgenstein ontwierp waarheidstafels, met behulp waarvan men redenaties logisch kan controle ren. Het Franse woordje 'sens' kan behalve zin ook richting betekenen. Het woord zin heeft bij Wittgenstein de betekenis van verwijzend naar de empirische werkelijkheid. 'Zinloos' staat dan niet gelijk met onzinnig of nonsensikaal, alleen maar: een verwij- Topzware titel Prof. dr. H. G. Hubbeling J. H. Dijkman schrijft over de Franse christendenker Paul Ricoeur. De iet wat topzware titel van zijn stuk luidt: 'De wijsgerige en wetenschappelijke mogelijkheidsvoorwaarden voor een verantwoord theologisch taalgebruik in het denken van Paul Ricoeur.' Ricoeur schrijft erg compact, zoals ook blijkt uit Zijn Wegen van de filosofie (Bilthoven 1970) De lectuur vereist kennis van allerlei achtergron den. waarbij de gemiddelde lezer nu eenmaal tekort schiet. Een enkele vol zin kan misschien de strekking van Dijkmans artikel ontsluiten 'Het menselijk geloofswoord mag zich niet als een fantasma opsluiten in zichzelf, zodat het God doodt door van Hem een afgescheiden en neutraal object te maken. Het moet open blijven als verwijzend symbool, zichzelf overstij gen in een erkennend zwijgen en in een luisteren naar het Woord van God. dat zich tot mij richt als een gebeuren' (52/3) In het vierde en laatste artikel gaat het over 'De taalfilosofie van Merleau- Ponty'; de schrijver is J. H Wieland. Zijn bedoeling is een ontwikkeling bij deze denker te constateren van taalfe- nomenologie naar taalontologie. Ik moet me ook hier tot één citaat bepalen; het staat op bl. 66 'De taal moet (dan ook) van haar directe of onmiddellijk betekenende kracht ont daan worden om het nog niet gezegde te kunnen zeggen.' Een boeiende uit spraak. boeiend niet alleen voor de theoloog, maar ook voor de dichter. In heldere en logische taal wordt het onzegbare niet uitgesloten, maar juist aangeduid. En het blijft het eeuwige verlangen, zowel van de denker als van de dichter, om het onzegbare uit te spreken. Eens, lang geleden, toen de vpro nog v.p. was, kreeg radiodominee dr. E. D. Spelberg een brief, die zo begon: Hooggeachte dominee. Mijn dochtertje vroeg mij eens, taelke godsdienst nu eigenlijk de goeae was. Ze had nl. gehoord van gereformeerd, hervormd enz. Ik zei haar toen, dat daar niet op te antwoorden was, taant dat het nl net is als met een mandje viet allerlei vruchten, die men de verzamel naam 'fruit' geeft. Men kan uit zo'n mandje pikken wat men wil. De een geeft de voorkeur aan dit, de ander aan dat, weer anderen zeggen: het is allemaal wel goed Een andere luisteraar van dr. Spel berg schreef hem eveneens over de veelheid van kerken: Het is alles als met een mandje fruit; het is één geheel, maar God heeft voor ieder een eigen vrucht bestemd. Dr. Spelberg vertelt in zijn boek 'Een radiogemeente' over deze tweede brief, dat een gereformeerde luiste raar hem geschreven had. Kijk eens aan. de leer van de pluriformiteit der kerk van Abraham Kuypef in één fraaie zin samengevat! Ik heb de sterke neigihg (en slechts in mijn beste momenten strijd ik een beetje tegen die neiging) om deze briefschrijvers bij te vallen. O hé, daar heb je weer zo iemand die de kerk als instituut in een hoek smijt, zegt nu misschien een lezer op droeve toon. En als hij het rapport van de hervormd/gereformeerde werkgroep 'Samen op weg' kent, slaat hij de vierde pagina van dit geschrift op. waar geschreven staat: Voor velen bestaat er nauwelijks het ideaal van de éne kerk. Zij hebben de belangstelling voor de kerk als insti tuut verloren. De vragen van de moderne samenleving intrigeren meer dan die van een blijkbaar onwillige, trage kerk. Dit is geen kletskoek. Ieder die een beetje om zich heen kijkt kan die, 'velen' waarnemen. Verder zijn er genoeg mensen (om niet nóg eens te zeggen: velen) die hartelijk verklaren: och, als je elkaar maar niet verkettert-en die het verder zoeken in de onzichtbare een heid. Het punt nu waar ik mee zit wordt niet zozeer gevormd door die kerkelij ke instituten. Die zullen er mogen en moeten zijn. Wat de onzichtbare een heid betreft, daar hoéft men mijnent wege ook niet op af .te vliegen, want je kunt vaak genoeg zichtbare eenheid tegenkomen. Alleen: die eenheid loopt dwars door de kerkmuren heen Ik zie zo'n een heid bijvoorbeeld als dc gereformeer de professor Verkuyl, de als vrijzin nig te boek staande proft" tr Strijd en de roomse pater Van ivilsdonk samen onder één en 't zelfde span doek te vinden zijn. Ik zie zo'n een heid als kritische priesters en kriti sche dominees samen optrekken in de groep Septuagint. Ik zie zo'n eenheid als de opstellers van het hervormd getuigenis adhesie krijgen van christe lijke gereformeerden. Ik zie zo'n een heid als verontruste gereformeerden hardop van hun ingenomenheid met bisschop Simonis getuigen Dwarsslagen in de christeenheid, heeft mevrouw Kuylman-Hoekendijk dit genoemd. Best, en ik zet een en ander op een rij als voorbeelden van zichtbare eenheid. Ja maar, dat is geen kèrkelijke een heid. Toegegeven, maar en nu zal ik maar opbiechten wat ik, toen de hervormde j>ynode debatteerde over 'Samen op weg* (de gereformeerde synode is van plan dit in april te doen), nogal eens dacht: is samen in één kerk zitten dè vervulling van het gebod om allen één te zijn? Ik raak aan het twijfelen, als ik bedenk en meemaak hoe enorm veel vijven en zessen aan zo'n eventuele institutione le eenheid vooraf moeten gaan. Gere formeerd geknutsel aan richtlijnen, hervormde bezorgdheid over gerefor meerde hardhandigheden met de tucht, dat en nog véél meer komt er bij kijken. Accentverschillen, sprak in Hydepark op opgewekte toon professor Bronk- horst, maar of veel hervormden hem dit gemakkelijk nazeggen als zij gele zen of gehoord hebben hoe moeizaam een gereformeerde synode doende is met zoiets als de kwestie-Wiersinga, en dit dan vergelijken met de naar verhouding hupse wijze waarop zijzelf ter synode de zaak-Krop behande lenZeker, de hervormde synode deed een duidelijke uitspraak, maar eindeloos gedokter aan overwegingen Dr. E. D. Spelberg zus en uitspraken zo is er niet bij. laat staan een gesprekscommissie die zorgvuldig zal moeten rapporteren. Dat is dan weer 'typisch' gerefor meerd. In het rapport 'Samen op weg' staan zes redenen, waarom de hervormden huiverig zijn voor de gereformeerde aanpak van dergelijke affaires (ze hebben onlangs alle zes in deze krant gestaan), maar in het Gereformeerd Weekblad merkt professor Herman Ridderbos op dat slechte gereformeer de ervaringen met leertucht toch niet het eind van alle hervormde wijsheid kunnen zijn. Hij zegt dit in verband met de zaak van-dood-is-doorl: je kunt je als kerk in deze wereld niet ont trekken aan de consequenties van je anders zijn. Tja Ik gebruikte zonet het woord je 'hups' in verband met de hervorm de synode en daarmee doelde ik niet op een wereldse luchthartigheid, maar integendeel op zoiets als een gelovige onbekommerdheid, steunend op het: de Geest waait waarheen Hij wil. En in de stugge volhardendheid, waarmee gereformeerden naar zeke ringen streven, kan een werelds ele ment meespelen, van het allemaal zélf in de hand te willen houden. Bén je er, als je tegen hei-vormden zegt: doe er eens een schepje boven op? En tegen gereformeerden: zie ook eens wat door de vingei's? Zo kun je wat zitten overwegen. En dan loop je tegen de vraag aan of we niet verstandiger doen met tevreden zija. met wat aan eenheid voorhanden is: heus niet alleen bij een spandoek of rondom een getuigenis, maar ook in het bezig zijn met dezelfde vragen en het geven van antwoorden die veel op elkaar lijken. Professor Ridderbos wil met zijn arti kel bevorderen dat het 'Samen op weg'-zijn van hervormden en gerefor meerden een duidelijker gezicht krijgt. Maar hij vindt dat wij het groeien naar de grootst mogelijke geestelijke eenheid (en hij ziet die groei in de gelijksoortige vragen en antwoorden) niet moeten doorkruisen en bederven door voortijdige organi satorische of institutionele maatrege len. Ik weet drommels goed dat ik deze opmerking niet mag vertalen met: jongens, we kunnen onze tijd wel beter gebruiken. Nog minder mogen we oneerbiedig veronderstellen dat professor Ridderbos al blij is als zijn collega's Verkuyl en Strijd arm in arm de straat op^gaan (om maar een dwarslaagje te noemen). Maar ik ben wel zo vrij een streep onder zijn opmerking te zetten vanwe ge het volgende. Die meneer van de eerst geciteerde brief aan dr. Spelberg, die zo losjes weg schreef over pikken uit het mandje wat je aanstaat. die me neer schreef verder: Men kan echter ook zeer goed leven zonder er iets uit te nemen. Steeds meer mensen gaan zo leven, ze kijken naar het mandje niet (meer) om En dat moet de kerk in groter verlegenheid brengen dan allerlei kerkmuren. Wat de kerk te vertellen heeft kan in een hervormd, een gere formeerd en een heleboel andere jas jes gestoken worden. Niet zo leuk misschien, maar nog altijd minder erg, lijkt me, dan te moeten vaststel len dat je je boodschap net zo goed voor je had kunnen houden. Met andere woorden: te moeten constate ren dat je met steeds meer mensen de (geestelijke) eenheid verliest. Intussen kan deze constatering tege lijk de kerken dichter bij elkaar bren gen. Samen staan ze voor de vraag: wat hebben wij te vertellen, waarom en hoe vertellen we dat vandaag?, -en samen hieraan gaan staan brengt in derdaad verder 'Samen op weg' dan het ontwerpen van organisatorische maatregelen, die nogal eens zuinige of schrikachtige reacties teweeg kunnen brengen. Dit had het slot kunnen zijn van mijn verhaal over en rondom 'Samen op weg', maar we moeten nog vaststellen en ik vind dat ik daar niet onder uit kan dat het staan voor gelijk soortige vragen de afgelopen weken speciaal naar voren kwam in het feit dat zowel in de hervormde kerk als in de gereformeerde kerken een kwestie speelt rondom een predikant, die zich vooral bezig houdt met de manier waarop de boodschap der kerk doorge geven zou kunnen worden in en an een wereld die nauwelijks meer thuis geeft. Ik laat het bij deze weinig opgewekte constatering. DE PLEITZAAK DER ARMEN Soms mis ik in de nieuwe berijming van onze psalmen wel eens een be paald vers. In Psalm 140 deed mij vers 7 vroeger zo goed. Wij zongen het in de stad na het avondmaal: O HEER, mijn rotssteen, mijne sterk te. Gij hebt mij steeds tot heil verstrekt, en in den strijd, waar 't elk bemerk te. mijn hoofd als met een schild bedekt. De melodie was niet vrij van een zekere weemoed en dat zal wel meege sproken hebben. Soms geeft zoiets precies weer wat er in een mens is. Het gaat in deze psalm om een mens die door 'boze mensen' bedreigd wordt. Hij vraagt om redding van 'de mannen van het geweld'. Welk geweld bedoeld is behoeft nauwelijks ge vraagd te worden. Het is 't lege geweld, het geweld om het geweld, om de ander kwaad te doen, om pleizier te hebben in eigen macht en de onmacht van anderen. Daarom kan deze man bidden: Red mij van de boze mensen. Dat is geen hoogmoed. Iemand die door slangen en adders omringd wordt heeft geen tijd om hoogmoedig te zijn. Hij verheft zich niet boven deze boze mensen, 't Kan hem ook nauwelijks interesseren ho« anderen over zijn gebed denken, of ze b.v. vinden dat hij wel eens iets meer van solidariteit met de boze mensen zou kunnen doen blijken. Daar is 't allemaal de tijd en de gelegenheid niet voor. Op een bepaald ogenblik is er een duidelijke scheiding der gees ten. Dan zijn er boze mensen in onderscheid van anderen die onder hun boosheid te lijden hebben. Er is een pleitzaak der armen en een ge ding van de ellendige. Daarin wordt om God geroepen en tot God geroe pen. Dat betekent voor ons, dat er ook om ons en tot ons geroepen wordt. En wie ernaar begint te luiste- ren en te handelen mag dan meezin gen: en in den strijd, waar 't elk bemerk te, mijn hoofd als met een schild bedekt. Voor beroepingswerk Zie ook pagina 11 SCHIPHOL De minister voor ont wikkelingssamenwerking dr. C. Boer tien, is naar Indonesië vertrokken om zich daar voor te bereiden op de halfjaarlijkse vergadering van de In tergouvernementele Groep Inzake In donesië (IGGI), waarvan hij voorzit ter is. INFORMATIEDAG In ons gisteren gepubliceerde bericht over de informatiedag van de geref. kerken over ontwikkelingswerk is een regel weggevallen. De aanmeldingen moeten gericht worden tot drs. O. H. Koetsier, Koningslaan 7, Utrecht. De Rotterdammer Nieuwe Haagse Courant Nieuwe Leidse Courant Dordts Dagblad Uitgaven van N.V. De Christelijke Pers Dagell|ks bestuur: B. Bol, Den Hoog; dr. E. Bleumink, Paters- wolde; mr. G. C. van Dam, Nootdorp; W. A. Fibbe, Rotter dam; J. Lanser, Utrecht; drs. J. W. de Rous, Den Hoog; J. Smal- lenbroek. Wassenaar. Overige leden van het algemeen bestuur: K. Abmo, Amsterdam; H. A. de Boer, IJmuiden; Th. Brouwer, Assen; mr. dr. J. Don- ner. Den Hoog; J. van Eibergen, Schaarsbergen: mr. K. van Houten, Wageningen; ds. O. T. Hylkema, Bilthoven; Jac. Huijsen, DeHt; mevrouw M. C. E. Klooster- mon-Forfgens, Voorschoten; me vrouw J. G. Kroayeveld-Wouters, Heerhugowaard; prof. dr. G. N. Lommens, Noorden; ds. F. H. landsman. Den Haag; H. de Mooij, Rijnsburg; prof. dr. G. C. von Niftrik, Amsterdom; H. Otte- vonger, Buitenpost; mr. dr. J. Ozinga, Lunleren, dr. A. Veerman, Rijswijk (Z-H); H. H. Wemmers, Den Haag( drs. R. Zijlstra, Ooster- land (Zld). Directie: Ing. O. Postma, F. Diemer Hoofdredactie: J. de Berg (waarnemend) Hoofdkantoor N.V. De Christelijke Pers: N.Z. Voorburgwal 276 - 280, Amsterdam. Postbus 859. Telefoon 020 - 22 03 83. Postgiro 26 92 74. Bank: Ned. Midd. Bank (rek.nr. 69.73.60.768). Oem.giro X 500.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 2