In gezinsverband
Een mandje fruit
Aan de
grens
van het
onzegbare
vandaag
Minister Boertien
naar Indonesië
Trouw
Kwartet
TROUW/KWARTET ZATERDAG 11 MAART 1972
KIsltK 5
door ds. Hans Bouma
Met haar liturgische vormen en manieren heeft de gemeente van
Jezus Christus de nieuwe schepping in kaart te brengen. Luisterend
en zingend biddend en belijdend, zwijgend en vierend, speelt zij in
op de toekomst. Profetisch geeft zij gestalte aan Gods bedoelingen:
een bewoonbare wereld, een aarde waar alles en iedereen tot zijn
recht komt.
Daarom is de afwezigheid van kinde
ren bij het avondmaal liturgisch ge
zien eenvoudig een ramp. Want de
gemeente, die vindingrijk vooruit zou
moeten lopen op wat komen gaat: een
wereld waar ieder gelijke kansen
heeft, een wereld zonder vooroordeel
en discriminatie, zit zo in het kielzog
van die andere wereld, waar het we
melt van de vergeten groepen, de
geëlimineerden, de doodgezwegenen.
De gemeente, die geen kinderen duldt
aan het avondmaal, is tekenend voor
een wereld waar het recht van de
sterkste geldt; waar de ene z'n dood
de ander z'n brood is; waar de schat
ten van de aarde hoogst oneerlijk
verdeeld worden; waar tweederde van
de mensheid honger lijdt
Niet alleen terwille van het kind.
maar ook in het belang van een
geloofwaardig dienstbetoon aan deze
nooddruftige wereld, zal het probleem
van de kindercommunie zo snel moge
lijk opgelost moeten worden. Zolang
de gemeente het spel van de liturgie
niet voldoende in haar vingers heeft
zal haar werken aan de wereld haar
bij de handen afbreken. Met haar
honger en dorst naar gerechtigheid
staat zij pas sterk, wanneer zij de
honger en dorst van het kind in de
liturgie serieus heeft genomen.
Overschatting
Hoe is het mogelijk, dat de liturgie in
haar profetische gestalte zo grondig
ontkracht kon worden? Tussen twee
haakjes: deze vraag geldt bepaald niet
de ganse wereldkerk, doch slechts een
deel van de protestantse geloofsge
meenschap.
In het algemeen kan men zeggen, dat
de bezwaren tegen de kindercommu
nie voornamelijk berusten op een
overschatting van het avondmaal. De
ze huiselijke viering met brood en
wijn wordt een vTeemd, exclusief ge
beuren, waar je iets meemaakt wat je
nergens meemaakt, een unieke geeste
lijke happening; iets dat niet te verge
lijken is met wat er gewoonlijk in
een kerkdienst te beleven valt; iets
waar een mens zich dan ook duchtig
op moet prepareren, veel meer dan op
een normale dienst, want nu komt
het er op aan: je moet behoorlijk in
conditie zijn als gelovige.
In deze sfeer van overspannen ver
wachtingen past helemaal de redene
ring dat je eerst belijdenis moet
doen, voordat je aan het avondmaal
kunt deelnemen. En het verbaast ons
niet dat deze belijdenis tot voor kort
sterk het karakter van een examen
droeg. Pas als geslaagd mens mag je
het spel meespelen.
De dag van mijn belijdenis liep uit
op een pijnlijke ontgoocheling, want
op een avondmaalsviering waarvan ik
werkelijk ongehoorde sensaties ver
wachtte. Nu zou het gebeuren, stond
voor mij vast. Maar er gebeurde niets.
Alles bleef zoals het was. En achteraf
zeg ik: gelukkig maar. Stel je voor
dat het voedzame en lavende, het
hartverwarmende en inspirerende van
het evangelie er uitsluitend bij het
avondmaal uitkomt!
De overschatting, van het avondmaal
heeft alles te maken met een ónder
schatting van het beslissende en aller
minst vrijblijvende van de Woordver
kondiging en de gemeenschap welke
deze teweegbrengt, wanneer de gelovi
gen, in een zalig meervoud, hun stem
men bundelen om tot passende ant
woorden te komen. Bij het avondmaal
mag de gemeente het steeds verkon
digde en gehoorde evangelie der ver
zoening zoals immer, maar nu in de
taal van brood en wijn, ter harte
nemen. Het avondmaal is niet meer,
maar ook niet minder, dan een vie
ring van wat overbekend is. Handtas
telijk en proefondervindelijk komt de
gemeente tot de ontdekking van wat
ze al lang wist Het avondmaal is het
feest der herkenning.
In zondag 23 van de Catechismus
wordt beleden: 'De Sacramenten zijn
heilige zichtbare waartekenen en zege
len, van God ingezet, opdat Hij ons
door het gebruik daarvan de belofte
des Evangelies des te beter te
verstaan geve en verzegele Het
geheim van het avondmaal schuilt in
dit 'des te beter'. Het avondmaal is de
veelbetekenende, de bevestigende
handdruk na een geladen en bevrij
dend gesprek. Nadat het verlossende
Woord heeft geklonken zeggen de
Heer en de gemeente tegen elkaar:
daar moet op gegeten en gedronken
worden!
Eigenlijk zou iedere Woorddienst van
zelfsprekend moeten overlopen in zo'n
feestelijke toast op de verzoeningsge
zindheid van God. Het Woord maakt
het er naar dat je niet zomaar uit
elkaar gaat De beperkte frequentie
van onze avondmaalsvieringen bevor
dert de onrechtmatige exclusiviteit er
van. Uitvoerige voorbereidingen en
nabetrachtingen maken het nog erger.
Het ligt voor de hand, dat een feest,
dat zo mateloos vantevoren door
gepraat en gepland is, als het einde
lijk mag beginnen alle feestelijkheid,
ontspannenheid en speelsheid ten
enenmale mist. Het wordt een sombe
re, ondoorzichtige vertoning, waar al
leen met een maximum aan verbeel
dingskracht nog iets van te maken is.
Wij moeten er voorzichtig mee zijn
om onze kinderen er van te verden
ken dat zij absoluut geen behoefte
zouden hebben aan het avondmaal.
Zolang wij hen echter door onze dwa
ze plechtstatigheid de schrik of de
lachlust op het lijf jagen; zolang wij
hen door onze wijze van vieren niet
doen watertanden zullen zij zeker niet
staan te popelen om mee te doen.
Eén van de bezwaren tegen de kinder
communie zou het beperkte bevat
tingsvermogen van het kind zijn. Het
zou. anders dan de ouderen, geen
weet hebben van wat er werkelijk aan
de hand is. Nu kunnen er, tengevolge
van een overwaardering van het
avondmaal, zulke vreemde dingen aan
de orde zijn. dat het kind er in
derdaad niet bij kan. Maar dóórom is
het zeker niet te beklagen!
De bijbel leert ons dat we niet gering
moeten denken over de feeling, het
inlevingsvermogen, de geloofsintensi-
teit van het kind. Herhaaldelijk stelt
Jezus het kind ten voorbeeld aan
ouderen als toppunt van geloof, want
als toppunt van kleinheid, nederig
heid, afhankelijkheid. En geven juist
niet deze drie deugden het kind, dat
geen naam heeft, dat niets te bieden
heeft, dat alles verwacht, de allure,
het recht om bij de tekenen van
brood en wijn te horen hoe groot het
in zijn kleinheid, hoe volwassen het
in zijn afhankelijkheid en hoe ge
noemd en gezegend het in zijn anoni
miteit mag zijn?
Psalm 8, dat lied van hel onaanzien
lijke mensenkind dat bijna goddelijk
mag zijn, zingt: 'Uit de mond van
kinderen en zuigelingen hebt Gij
sterkte gegrondvest, uw tegenstanders
ten spijt, om vijand en wraakgierige
te doen verstommen Zonder dat
wij met het woord 'zuigelingen' nu
een overigens duizend jaar geprac-
tizeerde zuigelingencommunie willen
verdedigen en onder de 'tegenstan
ders' meteen de tegenstanders van de
kindercommunie willen rekenen, kun
nen we Psalm 8 toch wel opvatten als
een forse pluim op de hoed van het
kind. een zegenende hand op zijn
hoofd
Diepingrijpend
Deelname van kinderen aan het
avondmaal kan het beste verdedigd
worden met de doop van die kinde
ren. Bij de doop wordt aan twee
mensen verzekerd, dat God hen met
zijn zegen achtervolgt, op de huid zit,
tot in hun kind. Zó diepingrijpend en
vérstrekkend heeft Hij hen lief, dat
Hij zijn liefde uitbreidt tot hun con
sequenties. Als de trouwe bondgenoot
neemt Hij ook hun kinderen voor zijn
rekening. Hij tast door; tot in de
geslachten. Hij weet van geen ophou
den.
Als vlees en bloed van zijn ouders
wordt het kind Ingelijfd bij het
lichaam van de gemeente. Het hoort
er bij. met huid en haar, met hart en
ziel. Ouders, die zonder hun kind
avondmaal vieren, zijn niet compleet
voor God. Zij houden datgene van
zichzelf achter, wat zij bij de doop
van hun kind God hoopvol in handen
gaven. Bij de doop mogen de ouders
ervaren dat God hun toekomst geeft
in hun kind. Ouders, die alleen aan
het avondmaal verschijnen, maken
een uitzichtloze indruk.
Zoals hébl de kerkdienst is ook het
avondmaal volop een gezinsaangele
genheid. God is ruimdenkend. Hij
mikt nooit op mensen apart, losgesla
gen individuen. Hij claimt meteen al
les wat aan hen vastzit. In het Nieu
we Testament worden complete 'hui
zen' gedoopt en de eredienst is daar
een echt huiselijke bedoening, waarbij
iedereen, jong en oud, gelijkelijk een
veeg uit de pan, een stuk van het
brood en een slok van de wijn kreeg
naar hartelust mee at van wat de
pot aan heil en vrede had te schaften.
Deze Nieuw Testamentische viering
staat geheel in de lijn van de Oud
Testamentische Pascha-viering,
waarbij de eenheid, hét gezinsver
band, de lots- of liever: de heilsver-
bondenheid van ouders en kinderen
meer dan ooit van kracht was; juist
dan moeten de kinderen onder de
indruk worden gebracht van het luis
terrijke verhaal van Gods grote da
den. Van de ouders wordt het uiterste
gevergd. De vonk springt niet zomaar
over. Ze moeten uit alle macht warm
lopen voor de God die ook de God
van hun kinderen wil zijn.
Gezinscommunie zet de ouders zwaar
onder druk: aan hen zal het liggen of
het allemaal kan; of de kinderen er
zin in zullen krijgen; of ze er echt
aan toe zullen zijn. Ouders die zelf
geen raad weten met de boodschap
der bevrijding, er zelf allerminst be
vrijd en ontspannen uitzien, moeten
hun kinderen niet aan het avondmaal
wensen. Ds. B. J. Aalbers heeft gelijk,
wanneer hij in zijn onlangs versche
nen boek 'Kinderen aan het
avondmaal?' (Kok, Kampen) duidelijk
stelt dat kindercommunie alleen ver
antwoord is binnen een heilzaam ka
der van gemeenteopbouw. Op aller
hande manieren, thuis, op school, via
catechese en jeugdwerk, zullen de
kinderen begeleid en gestimuleerd
moeten worden.
Met de sacramenten van doop en
avondmaal maakt God een paar
veelbetekenende gebaren bij zijn al
leszeggend Woord. Deze handtastelijke
liefdesbetuigingen horen bij elkaar en
spelen op elkaar in. Het lijkt er op,
dat God het wél gedoopte maar niet
communicerende kind met zijn ene
hand naar zich toehaalt om het met
zijn andere hand bij zich vandaan te
stoten. Wie de kindercommunie on
toelaatbaar acht verstrikt het kind in
een tegenstrijdige handelwijze van
God.
Ds. Hans Bouma is gereformeerd pre
dikant te Heerhugowaard. De teke
ning is uit 'Samen', het (nieuwe)
kerkblad van de Eindhovense her
vormde gemeente.
Wij mensen weten dat wij er
zijn: we hebben bewustzijn. Wij
praten: we hebben taal. De mees
ten van ons staan daar verder
niet bij stil. Maar er is een soort
mensen, dat zich over de gewoon
ste dingen verbaast. Men noemt
ze filosofen. Eeuwen lang hebben
ze over denken en bewustzijn na
gedacht. Tot er een knappe Jood
opstond, Wittgenstein genaamd
(1889-1951), die zich in het bij
zonder over de taal ging verba
zen, waarbij evenwel de vragen
aangaande denken en bestaan
nooit verstomden. Maar de wissel
was nu eenmaal omgelegd.
Zo is dé taal uitgangspunt geworden
van een wijsgerig bezi^ajn. Maar de
dagelijkse taal misleidt ons en moet
geanalyseerd worden Dit zet H. G.
Hubbehng uiteen in zijn artikel 'Klei
ne oriëntering in de analytische filo
sofie', waarmee het januari-nummer
van Vox Theologies opent. Dit tijd
schrift, een uitgave van Van Gorcum
Camp. N.V./Dr. H. J. Prakke II.
M. G. Prakke, Assen 15,- per jaar),
wil namelijk in 1972 een aantal the
manummers geven, waarvan het on
derhavige nummer gewijd is aan Taal
problematiek in filosofie en theologie.
Het is immers duidelijk dat wanneer
wijsgeren hun grijze celletjes gaan
benutten om over de taal na te den
ken, de christenen en vooral de
theologen de oren spitsen. Hun
godsdienst is er immers een van het
Woord en van de woorden! En na
tuurlijk kijken ook literatoren belang
stellend op.
door dr. C. Rijnsdorp
zing naar de zintuigelijk waarneemba
re werkelijkheid ontbreekt. Als wij
zinvólle taal gebruiken, verwijzen wij
naar een feitelijke toedracht, hetzij
waar of niet waar.
Wij mogen van Wittgenstein best
over het mystieke praten, alleen' wij
zeggen dan niets, wij spreken slechts
zinloze taal. Maar in al ons spreken
'toont' zich het mystieke. Wij rennen
steeds tegen de grenzen van de taal
aan in een poging het onuitsprekelij
ke te verwoorden. Zo zit er een
mystieke kant aan het denken van
Wittgenstein.
Later ontwierp Wittgenstein de
vruchtbare theorie van de taalspelen.
Een uitspraak kan zinvol pjn in het
ene-taalspeé en zinloos in het andere.
Het begrip «taalspel wordt hier in
ruime zin gebruikt en het gaat hier
niet over zomaar een spelletje spelen.
Het soepele woord 'spel' heeft hier de
voorkeur boven het starre woord
'systeem'. Het taalspel berust op over
eenkomsten, afspraken van mensen,
die samen met dit 'spel' iets willqn
doen.
Bij vele discussies duurt het een hele
poos, voordat de sprekers bemerken
dat zij een verschillend taalspel spe
len. Zo is deze theorie ook van groot
praktisch belang.
Er staat natuurlijk nog meer in Hub-
belings inleidend stuk. Het tweede
artikel is van W. de Pater; het gaat
over 'De empirische basis van gods
dienstige taal'. Enkele achtergronden
van I. T. Ramsay's filosofie van de
taal. Zijn er feiten, die zich ten dele
aan beschrijving onttrekken, zoals b.v.
schepping en verlossing? De auteur
behandelt deze kwestie in zijn bijdra
ge als een 'kadervraag'. een formeel
probleem. Het theologisch spreken
moet in de werkelijkheid verankerd
worden.
door A. J. Klei
IPifMfMil
Wending
Bij Wittgenstein dus is de wending
naar de taal, 'the linguistic turn' (M.
Black), in de hedendaagse filosofie
begonnen. Voordien ging de beschrij
ving van de wereld op in een be
schrijving ran bewustzijnstoestanden.
Wittgenstein was de eerste filosoof
die een ander uitgangspunt koos: de
analyse van de taal. Het voordeel
boven een analyse van het bewustzijn
is dat een analyse van de taal veel
grijpbaarder is en beter te verifiëren.
Taal is algemeen toegankelijk, bewust
zijn niet. Wittgenstein vroeg zich af:
wat is de betekenis van een woord en
waarop berust deze betekenis? Dit
was een oude vraag, die samenhangt
met de vraag naar de "erhouding van
spreken en waarheid, en vooral van
denken en zijn. Ook de buitenstaan
der ziet onmiddellijk m dat het hier
over belangrijke zaken gaat.
In zijn eerste periode was Wittgen
stein van mening, dat de ideale wijs
gerige taal een logische kunsttaal was,
gezuiverd dus van de slordigheden en
het ongevere van de dagelijkse om
gangstaal. Onder zijn invloed zijn
vooral in de Verenigde Staten analy
ses in kunsttalen bedreven. Het me
thodisch principe hierbij is, dat de
betekenis van een bewering afhangt
van de wijze van verificatie. En de
betekenis van een uitspraak wordt
mee bepaald door de vraag: wanneer
is hij waar? Wittgenstein ontwierp
waarheidstafels, met behulp waarvan
men redenaties logisch kan controle
ren. Het Franse woordje 'sens' kan
behalve zin ook richting betekenen.
Het woord zin heeft bij Wittgenstein
de betekenis van verwijzend naar de
empirische werkelijkheid. 'Zinloos'
staat dan niet gelijk met onzinnig of
nonsensikaal, alleen maar: een verwij-
Topzware titel
Prof. dr. H. G. Hubbeling
J. H. Dijkman schrijft over de Franse
christendenker Paul Ricoeur. De iet
wat topzware titel van zijn stuk luidt:
'De wijsgerige en wetenschappelijke
mogelijkheidsvoorwaarden voor een
verantwoord theologisch taalgebruik
in het denken van Paul Ricoeur.'
Ricoeur schrijft erg compact, zoals
ook blijkt uit Zijn Wegen van de
filosofie (Bilthoven 1970) De lectuur
vereist kennis van allerlei achtergron
den. waarbij de gemiddelde lezer nu
eenmaal tekort schiet. Een enkele vol
zin kan misschien de strekking van
Dijkmans artikel ontsluiten 'Het
menselijk geloofswoord mag zich niet
als een fantasma opsluiten in zichzelf,
zodat het God doodt door van Hem
een afgescheiden en neutraal object te
maken. Het moet open blijven als
verwijzend symbool, zichzelf overstij
gen in een erkennend zwijgen en in
een luisteren naar het Woord van
God. dat zich tot mij richt als een
gebeuren' (52/3)
In het vierde en laatste artikel gaat
het over 'De taalfilosofie van Merleau-
Ponty'; de schrijver is J. H Wieland.
Zijn bedoeling is een ontwikkeling bij
deze denker te constateren van taalfe-
nomenologie naar taalontologie. Ik
moet me ook hier tot één citaat
bepalen; het staat op bl. 66 'De taal
moet (dan ook) van haar directe of
onmiddellijk betekenende kracht ont
daan worden om het nog niet gezegde
te kunnen zeggen.' Een boeiende uit
spraak. boeiend niet alleen voor de
theoloog, maar ook voor de dichter.
In heldere en logische taal wordt het
onzegbare niet uitgesloten, maar juist
aangeduid. En het blijft het eeuwige
verlangen, zowel van de denker als
van de dichter, om het onzegbare uit
te spreken.
Eens, lang geleden, toen de vpro nog
v.p. was, kreeg radiodominee dr. E. D.
Spelberg een brief, die zo begon:
Hooggeachte dominee. Mijn dochtertje
vroeg mij eens, taelke godsdienst nu
eigenlijk de goeae was. Ze had nl.
gehoord van gereformeerd, hervormd
enz. Ik zei haar toen, dat daar niet
op te antwoorden was, taant dat het
nl net is als met een mandje viet
allerlei vruchten, die men de verzamel
naam 'fruit' geeft. Men kan uit zo'n
mandje pikken wat men wil. De een
geeft de voorkeur aan dit, de ander
aan dat, weer anderen zeggen: het is
allemaal wel goed
Een andere luisteraar van dr. Spel
berg schreef hem eveneens over de
veelheid van kerken:
Het is alles als met een mandje fruit;
het is één geheel, maar God heeft
voor ieder een eigen vrucht bestemd.
Dr. Spelberg vertelt in zijn boek 'Een
radiogemeente' over deze tweede
brief, dat een gereformeerde luiste
raar hem geschreven had. Kijk eens
aan. de leer van de pluriformiteit der
kerk van Abraham Kuypef in één
fraaie zin samengevat!
Ik heb de sterke neigihg (en slechts
in mijn beste momenten strijd ik een
beetje tegen die neiging) om deze
briefschrijvers bij te vallen. O hé,
daar heb je weer zo iemand die de
kerk als instituut in een hoek smijt,
zegt nu misschien een lezer op droeve
toon. En als hij het rapport van de
hervormd/gereformeerde werkgroep
'Samen op weg' kent, slaat hij de
vierde pagina van dit geschrift op.
waar geschreven staat:
Voor velen bestaat er nauwelijks het
ideaal van de éne kerk. Zij hebben de
belangstelling voor de kerk als insti
tuut verloren. De vragen van de
moderne samenleving intrigeren meer
dan die van een blijkbaar onwillige,
trage kerk.
Dit is geen kletskoek. Ieder die een
beetje om zich heen kijkt kan die,
'velen' waarnemen.
Verder zijn er genoeg mensen (om
niet nóg eens te zeggen: velen) die
hartelijk verklaren: och, als je elkaar
maar niet verkettert-en die het
verder zoeken in de onzichtbare een
heid.
Het punt nu waar ik mee zit wordt
niet zozeer gevormd door die kerkelij
ke instituten. Die zullen er mogen en
moeten zijn. Wat de onzichtbare een
heid betreft, daar hoéft men mijnent
wege ook niet op af .te vliegen, want
je kunt vaak genoeg zichtbare eenheid
tegenkomen.
Alleen: die eenheid loopt dwars door
de kerkmuren heen Ik zie zo'n een
heid bijvoorbeeld als dc gereformeer
de professor Verkuyl, de als vrijzin
nig te boek staande proft" tr Strijd
en de roomse pater Van ivilsdonk
samen onder één en 't zelfde span
doek te vinden zijn. Ik zie zo'n een
heid als kritische priesters en kriti
sche dominees samen optrekken in de
groep Septuagint. Ik zie zo'n eenheid
als de opstellers van het hervormd
getuigenis adhesie krijgen van christe
lijke gereformeerden. Ik zie zo'n een
heid als verontruste gereformeerden
hardop van hun ingenomenheid met
bisschop Simonis getuigen
Dwarsslagen in de christeenheid,
heeft mevrouw Kuylman-Hoekendijk
dit genoemd. Best, en ik zet een en
ander op een rij als voorbeelden van
zichtbare eenheid.
Ja maar, dat is geen kèrkelijke een
heid. Toegegeven, maar en nu zal
ik maar opbiechten wat ik, toen de
hervormde j>ynode debatteerde over
'Samen op weg* (de gereformeerde
synode is van plan dit in april te
doen), nogal eens dacht: is samen in
één kerk zitten dè vervulling van het
gebod om allen één te zijn? Ik raak
aan het twijfelen, als ik bedenk en
meemaak hoe enorm veel vijven en
zessen aan zo'n eventuele institutione
le eenheid vooraf moeten gaan. Gere
formeerd geknutsel aan richtlijnen,
hervormde bezorgdheid over gerefor
meerde hardhandigheden met de
tucht, dat en nog véél meer komt er
bij kijken.
Accentverschillen, sprak in Hydepark
op opgewekte toon professor Bronk-
horst, maar of veel hervormden hem
dit gemakkelijk nazeggen als zij gele
zen of gehoord hebben hoe moeizaam
een gereformeerde synode doende is
met zoiets als de kwestie-Wiersinga,
en dit dan vergelijken met de naar
verhouding hupse wijze waarop zijzelf
ter synode de zaak-Krop behande
lenZeker, de hervormde synode
deed een duidelijke uitspraak, maar
eindeloos gedokter aan overwegingen
Dr. E. D. Spelberg
zus en uitspraken zo is er niet bij.
laat staan een gesprekscommissie die
zorgvuldig zal moeten rapporteren.
Dat is dan weer 'typisch' gerefor
meerd.
In het rapport 'Samen op weg' staan
zes redenen, waarom de hervormden
huiverig zijn voor de gereformeerde
aanpak van dergelijke affaires (ze
hebben onlangs alle zes in deze krant
gestaan), maar in het Gereformeerd
Weekblad merkt professor Herman
Ridderbos op dat slechte gereformeer
de ervaringen met leertucht toch niet
het eind van alle hervormde wijsheid
kunnen zijn. Hij zegt dit in verband
met de zaak van-dood-is-doorl: je kunt
je als kerk in deze wereld niet ont
trekken aan de consequenties van je
anders zijn.
Tja Ik gebruikte zonet het woord
je 'hups' in verband met de hervorm
de synode en daarmee doelde ik niet
op een wereldse luchthartigheid, maar
integendeel op zoiets als een
gelovige onbekommerdheid, steunend
op het: de Geest waait waarheen Hij
wil. En in de stugge volhardendheid,
waarmee gereformeerden naar zeke
ringen streven, kan een werelds ele
ment meespelen, van het allemaal zélf
in de hand te willen houden.
Bén je er, als je tegen hei-vormden
zegt: doe er eens een schepje boven
op? En tegen gereformeerden: zie ook
eens wat door de vingei's?
Zo kun je wat zitten overwegen. En
dan loop je tegen de vraag aan of we
niet verstandiger doen met tevreden
zija. met wat aan eenheid voorhanden
is: heus niet alleen bij een spandoek
of rondom een getuigenis, maar ook
in het bezig zijn met dezelfde vragen
en het geven van antwoorden die veel
op elkaar lijken.
Professor Ridderbos wil met zijn arti
kel bevorderen dat het 'Samen op
weg'-zijn van hervormden en gerefor
meerden een duidelijker gezicht
krijgt. Maar hij vindt dat wij het
groeien naar de grootst mogelijke
geestelijke eenheid (en hij ziet die
groei in de gelijksoortige vragen en
antwoorden) niet moeten doorkruisen
en bederven door voortijdige organi
satorische of institutionele maatrege
len.
Ik weet drommels goed dat ik deze
opmerking niet mag vertalen met:
jongens, we kunnen onze tijd wel
beter gebruiken. Nog minder mogen
we oneerbiedig veronderstellen dat
professor Ridderbos al blij is als zijn
collega's Verkuyl en Strijd arm in
arm de straat op^gaan (om maar een
dwarslaagje te noemen).
Maar ik ben wel zo vrij een streep
onder zijn opmerking te zetten vanwe
ge het volgende.
Die meneer van de eerst geciteerde
brief aan dr. Spelberg, die zo losjes
weg schreef over pikken uit het
mandje wat je aanstaat. die me
neer schreef verder:
Men kan echter ook zeer goed leven
zonder er iets uit te nemen.
Steeds meer mensen gaan zo leven, ze
kijken naar het mandje niet (meer)
om En dat moet de kerk in groter
verlegenheid brengen dan allerlei
kerkmuren. Wat de kerk te vertellen
heeft kan in een hervormd, een gere
formeerd en een heleboel andere jas
jes gestoken worden. Niet zo leuk
misschien, maar nog altijd minder
erg, lijkt me, dan te moeten vaststel
len dat je je boodschap net zo goed
voor je had kunnen houden. Met
andere woorden: te moeten constate
ren dat je met steeds meer mensen de
(geestelijke) eenheid verliest.
Intussen kan deze constatering tege
lijk de kerken dichter bij elkaar bren
gen. Samen staan ze voor de vraag:
wat hebben wij te vertellen, waarom
en hoe vertellen we dat vandaag?, -en
samen hieraan gaan staan brengt in
derdaad verder 'Samen op weg' dan
het ontwerpen van organisatorische
maatregelen, die nogal eens zuinige of
schrikachtige reacties teweeg kunnen
brengen.
Dit had het slot kunnen zijn van mijn
verhaal over en rondom 'Samen op
weg', maar we moeten nog vaststellen
en ik vind dat ik daar niet onder
uit kan dat het staan voor gelijk
soortige vragen de afgelopen weken
speciaal naar voren kwam in het feit
dat zowel in de hervormde kerk als in
de gereformeerde kerken een kwestie
speelt rondom een predikant, die zich
vooral bezig houdt met de manier
waarop de boodschap der kerk doorge
geven zou kunnen worden in en an
een wereld die nauwelijks meer thuis
geeft. Ik laat het bij deze weinig
opgewekte constatering.
DE PLEITZAAK DER ARMEN
Soms mis ik in de nieuwe berijming
van onze psalmen wel eens een be
paald vers. In Psalm 140 deed mij
vers 7 vroeger zo goed. Wij zongen
het in de stad na het avondmaal:
O HEER, mijn rotssteen, mijne sterk
te.
Gij hebt mij steeds tot heil verstrekt,
en in den strijd, waar 't elk bemerk
te.
mijn hoofd als met een schild bedekt.
De melodie was niet vrij van een
zekere weemoed en dat zal wel meege
sproken hebben. Soms geeft zoiets
precies weer wat er in een mens is.
Het gaat in deze psalm om een mens
die door 'boze mensen' bedreigd
wordt. Hij vraagt om redding van 'de
mannen van het geweld'. Welk geweld
bedoeld is behoeft nauwelijks ge
vraagd te worden. Het is 't lege
geweld, het geweld om het geweld,
om de ander kwaad te doen, om
pleizier te hebben in eigen macht en
de onmacht van anderen. Daarom kan
deze man bidden: Red mij van de
boze mensen. Dat is geen hoogmoed.
Iemand die door slangen en adders
omringd wordt heeft geen tijd om
hoogmoedig te zijn. Hij verheft zich
niet boven deze boze mensen, 't Kan
hem ook nauwelijks interesseren ho«
anderen over zijn gebed denken, of ze
b.v. vinden dat hij wel eens iets meer
van solidariteit met de boze mensen
zou kunnen doen blijken. Daar is 't
allemaal de tijd en de gelegenheid
niet voor. Op een bepaald ogenblik is
er een duidelijke scheiding der gees
ten. Dan zijn er boze mensen in
onderscheid van anderen die onder
hun boosheid te lijden hebben. Er is
een pleitzaak der armen en een ge
ding van de ellendige. Daarin wordt
om God geroepen en tot God geroe
pen. Dat betekent voor ons, dat er
ook om ons en tot ons geroepen
wordt. En wie ernaar begint te luiste-
ren en te handelen mag dan meezin
gen:
en in den strijd, waar 't elk bemerk
te,
mijn hoofd als met een schild bedekt.
Voor beroepingswerk
Zie ook pagina 11
SCHIPHOL De minister voor ont
wikkelingssamenwerking dr. C. Boer
tien, is naar Indonesië vertrokken om
zich daar voor te bereiden op de
halfjaarlijkse vergadering van de In
tergouvernementele Groep Inzake In
donesië (IGGI), waarvan hij voorzit
ter is.
INFORMATIEDAG
In ons gisteren gepubliceerde bericht
over de informatiedag van de geref.
kerken over ontwikkelingswerk is een
regel weggevallen. De aanmeldingen
moeten gericht worden tot drs. O. H.
Koetsier, Koningslaan 7, Utrecht.
De Rotterdammer
Nieuwe Haagse Courant
Nieuwe Leidse Courant
Dordts Dagblad
Uitgaven van
N.V. De Christelijke Pers
Dagell|ks bestuur: B. Bol, Den
Hoog; dr. E. Bleumink, Paters-
wolde; mr. G. C. van Dam,
Nootdorp; W. A. Fibbe, Rotter
dam; J. Lanser, Utrecht; drs. J.
W. de Rous, Den Hoog; J. Smal-
lenbroek. Wassenaar.
Overige leden van het algemeen
bestuur: K. Abmo, Amsterdam;
H. A. de Boer, IJmuiden; Th.
Brouwer, Assen; mr. dr. J. Don-
ner. Den Hoog; J. van Eibergen,
Schaarsbergen: mr. K. van
Houten, Wageningen; ds. O. T.
Hylkema, Bilthoven; Jac. Huijsen,
DeHt; mevrouw M. C. E. Klooster-
mon-Forfgens, Voorschoten; me
vrouw J. G. Kroayeveld-Wouters,
Heerhugowaard; prof. dr. G. N.
Lommens, Noorden; ds. F. H.
landsman. Den Haag; H. de
Mooij, Rijnsburg; prof. dr. G. C.
von Niftrik, Amsterdom; H. Otte-
vonger, Buitenpost; mr. dr. J.
Ozinga, Lunleren, dr. A. Veerman,
Rijswijk (Z-H); H. H. Wemmers,
Den Haag( drs. R. Zijlstra, Ooster-
land (Zld).
Directie:
Ing. O. Postma, F. Diemer
Hoofdredactie:
J. de Berg (waarnemend)
Hoofdkantoor N.V. De
Christelijke Pers: N.Z.
Voorburgwal 276 - 280,
Amsterdam. Postbus 859.
Telefoon 020 - 22 03 83.
Postgiro 26 92 74. Bank:
Ned. Midd. Bank (rek.nr.
69.73.60.768). Oem.giro
X 500.