Homeopathie moeilijk bewijsbaar i INDIANEN GRIJPEN TERUG NAAR HUN OUDE RELIGIE SCHOON WATER ALS GENEESMIDDEL: HET KAN NOG HELPEN OOK rl. n 1 ZATERDAG 19 FEBRUARI 1972 Daar zit je dan. Tegenover je het bureau staat een klein bruin flesje met schoon water. Achter het bureau, in zijn Utrecht se spreekkamer, zit een arts. Dok- Ier Mekenkamp vindt dat in dat jruine flesje geen schoon water zit, maar een geneesmiddel. Je tunt uit je hoofd uitrekenen dat lij geen gelijk heeft. Maar de er varing heeft dokter Mekenkamp geleerd dat hij met de inhoud van dat flesje zieke jnensen kan ge nezen. En achter de ervaring van dokter Mekenkamp staan de er varingen die de homeopathische geneeskunde al ongeveer ander- lalve eeuw heeft verzameld. Daar zit je dan. De inhoud van dat bruine flesje lou, afgezien van een verfijning ivaar wij straks op terugkomen, als ralgt bereid kunnen zijn. Men neme 'ier grote bakken met in elk duizend iter schoon water. Aan de eerste bak vater wordt een klein druppeltje verkzame stof toegevoegd. Na goed oeren wordt een klein druppeltje lan de zeer verdunde oplossing uit Ie eerste bak overgebracht naar de weede en zo verder het rijtje af. Uit Ie vierde bak kunnen dan de kleine iruine flesjes worden gevuld. Nu is het merkwaardige punt dat iet kleine druppeltje werkzame stof, jaarmee het verhaal begon, bestaat lit een beperkt aantal deeltjes (mo- ekulen). Te veel om te tellen, maar e kunt het wel uitrekenen (het zijn r ongeveer 100.000.000.000.000.000.000). h dan is het simpel rekenwerk om achter te komen dat dit in de derde ïrdunningsbak nog ongeveer 10.000 erkzame deeltjes zitten. Als je daar !en liter uitschept heb je er dus hon- lerd te pakken. En als je met een rnstig gezicht één druppeltje uit die lerde bak haalt, zit daar hoogstwaar- chijnlijk helemaal niets in. door Rob Foppema en Huub Elzerman Dat wordt dan in de vierde bak nog eens flink verdund. In feite wordt de bereiding overi gens heel anders aangepakt en aan dat verschil hecht de homeopathie veel waarde. In de praktijk wordt bijvoorbeeld een plantenextract in alkohol telkens tienmaal verdund, waarna de verdunde oplossing krachtig geschud wordt. Tijdens dat schudden verandert er iets; de ho meopathische geneeskunde noemt het eindprodukt daarom niet een ver dunde maar een „gepotentieerde" op lossing. Het verschil tussen bijvoorbeeld een oplossing die duizend maal ver dund is en een oplossing die drie maal gepotentieerd is (telkens tot het tienvoudige verdund en krachtig ge schud), kan inderdaad experimenteel worden aangetoond, aldus dokter Mekenkamp. Een verklaring is in principe ook wel te vinden. In een plantenextract zit een groot aantal verschillende stoffen die elkaar scheikundig kun nen beïnvloeden. Als de oplossing wordt verdund kunnen de onderlinge evenwichten anders komen te liggen en die nieuwe toestand kan tijd no dig hebben om zich in te stellen, waarbij krachtig schudden helpt. Dat neemt niet weg dat na de der tigste verdunningsstap er eenvoudig geen werkzame stof meer over is. Laat staan onderlinge evenwichten. Dan is namelijk precies dezelfde ver dunningsgraad bereikt als in de vier de bak met water uit het rekenvoor beeld waar we mee begonnen. Maar die rekenarij interesseert de homeopathische arts maar matig; hij ziet resultaten en als de theorie die niet kan verklaren is de theorie niet goed genoeg. Deze houding van de homeopathi sche arts is wetenschappelijk volko men verantwoord. Natuurwetten be vatten niet de eeuwige waarheid, ze zijn alleen maar bruikbare beschrij vingen van de waargenomen werke lijkheid. Zodra blijkt dat zij die wer kelijkheid niet beschrijven, moeten zij worden herzien. Dat gaat natuurlijk niet zomaar. In de praktijk moet je met heel water dichte argumenten komen aandragen om in het gebouw der wetenschap ook maar een binnenmuur aan het wankelen te krijgen. Iedereen staat klaar om eerst met een vergrootglas te kijken of een „onverklaarbaar" verschijnsel wel echt is. De verdedi ging van het bestaande gebouw wordt hechter naar mate de in twij fel gestelde natuurwet fundamente ler is. En de homeopathie krijgt geen voet aan de grond omdat zij vanuit een vrij kwetsbare positie niet een binnenmuur maar een hoeksteen van het gebouw aantast. Dat de uitgangspositie zo kwets baar is, komt omdat in de genees kunde oorzaak en gevolg moeilijk eenduidig aan elkaar te knopen zijn. Als iemand met bijvoorbeeld darm klachten medicijnen krijgt voorge schreven en de klachten verdwijnen, dan is nog lang niet bewezen dat die medicijnen 'zijn kwaal hebben gene zen. Het is mogelijk dat zijn klach ten even snel waren verdwenen als hij niet naar de dokter was gegaan. Het is ook mogelijk dat het praten met de dokter en het „gevoel dat er iets aan gedaan wordt" hem hebben genezen en dat hij evengoed suiker pilletjes als „echte" medicijnen had kunnen meekrijgen. Veel klachten hebben immers een psychische oor zaak en kunnen dus verdwijnen als de arts bewust of onbewust iets aan die geestelijke achtergrond doet. Wat is dus de reactie van de „offi ciële" geneeskunde wanneer een ho meopathische -geneesheer met zijn „tot in het ongerijmde verdunde" medicijnen patiënten geneest? Dood eenvoudig. „Zie je wel dat het psy chologisch was?" Want in het bruine flesje zat tenslotte schoon water. Dat is een reactie waar de homeo pathie erg bedroefd van kan worden. Dokter Mekenkamp: „Niet alleen zie ik dat mijn geneesmiddelen hun uit werking hebben, ik zie ook wel de gelijk verschillende effecten van ver schillende medicijnen. En het is vaak nodig om te onderzoeken of een be paald effect bij de patiënt inderdaad door het geneesmiddel is veroorzaakt. Dan geef je een nagebootst middel waar dat niet in zit. En je ziet het verschil". Daarmee is nog steeds geen water dicht bewijs geleverd. Ook als de pa tiënt niet weet wat hi.i krijgt, is er nog een ongecontroleerde invloed: de arts zelf, die het wél weet en mis schien onderbewust zijn verwachtin gen over de uitwerking aan de pa tiënt overbrengt. Er is dan ook maar één methode om de werkzaamheid van een ge neesmiddel onomstotelijk te bewij zen: neem een niet te klein aantal patiënten met dezelfde klachten, be handel de helft met het te ondërzoe- ken geneesmiddel en de andere helft met een fopmiddel en zorg ervoor dan niet alleen de patiënten maar ook de behandelende artsen niet we ten wie het echte en wie het nage maakte medicijn krijgt toegediend. Als bij een dergelijk „dubbel-blind" onderzoek een verschil tussen de twee proefgroepen is aan te tonen, kan dat alleen nog maar op de zuive re werking van het geneesmiddel be rusten. Dokter Mekenkamp is voorstander van het nemen van dergelijke dub- bel-blindproeven met homeopathi sche geneesmiddelen, zodat eindelijk zou kunnen worden aangetoond dat ze wel degelijk werken. Er zijn twee moeilijkheden. Ten eerste moet de proef worden geno men met een betrekkelijk onschuldi ge ziekte, want het niet-behandelen van de helft van de patiënten is op het punt van medische ethiek na tuurlijk een moeilijke zaak. Ten tweede moet de „officiële" genees kunde meewerken, want een derge lijke proef kun je nu eenmaal niet alleen opzetten. Zeker niet in je eigen particuliere praktijk. „Je kunt de patiënten moeilijk voor een con sult laten betalen wanneer ze als proefpersoon fungeren." Voor het eerste probleem heeft dokter Mekenkamp wel oplossingen. Hij zou de homeopathische behandel wijze bijvoorbeeld willen demonstre ren aan patiënten met chronische beenmergontsteking. „Niet dat dat zo'n onschuldige kwaal is, maar als een patiënt tien, twintig, dertig jaar ermee rondloopt kun je toch wel stellen dat de gebruikelijke medische behandeling niet heeft geholpen. En dan kan die behandeling dus zonder bezwaar worden gestaakt ten behoe ve van het onderzoek. Ik heb in mijn praktijk op het ogenblik 'ongeveer tien gevallen van beenmergontste king (osteomyelitis). En ik zie resul taten met de homeopathische behan deling. Een patiënte, die toen zij bij mij kwam vijf fistels had, heeft er nu nog maar een. Dat kun je moei lijk als „psychologisch" afdoen." Maar op het tweede probleem loopt de Utrechtse arts vast; „voor een de gelijk onderzoek zou je ongeveer honderd patiënten nodig hebben. Dat betekent medewerking van andere artsén. En die is niet te krijgen." Dokter Mekenkamp is voorzitter van de Nederlandse vereniging tot bevordering der homeopathie. Die vereniging bloeit de laatste jaren als nooit te voren. Het aantal leden, dat sinds de oprichting, tachtig jaar gele den, rond de vijftienhonderd schom melde, is de afgelopen jaren tot bo ven vijfduizend gestegen. Vanwaar die grote belangstelling? Dokter Mekenkamp: „Alle gebruike lijke geneesmiddelen hebben schade lijke bijwerkingen. Kijkt u er de ge gevens die de farmaceutische indus- B. J. J. Mekenkamp, M. F. Hom. (London), arts, voorzitter van de vereniging tot bevordering van de homeopathie trie verstrekt maar op na. Prof. dr. H. E. Henkes, die overigens een heel boek heeft geschreven over oogafwij kingen ten gevolge van geneesmid- delgebruik, heeft eens gezegd dat een therapeutisch advies nauwelijks mo gelijk is zonder de patiënt bloot te stellen aan schadelijke bijwerkin gen." „Daar komt bij dat tijdens de op leiding van artsen het accent veel meer op de diagnose wordt gelegd, op het herkennen en opsporen van ziekte, dan op de behandelingsme thode. Bij een enquête onder vijf honderd Nederlandse artsen bleek dan ook dat zij bedroevend weinig van bijwerkingen afwisten. En het publiek gaat dit merken." „Nu meent Henkes dat de thera peutische (genezende) werking van een geneesmiddel èn de schadelijke nevenwerking onverbrekelijk ver bonden zijn. Dat is de homeopathie niet met hem eens. De verdunningen die wij gebruiken waarbij veel mensen zich al afvragen of de wer king nog wel aanwezig is voorko men in ieder geval het optreden van schadelijke nevenwerkingen." En daar zit je dan. Tegenover een vriendelijke man die zieke mensen geneest met wat de gevestigde we tenschap alleen maar schoon water kan noemen. Hij baseert zich daarbij op de filosofie van de in 1843 overle den Duitse arts Hahnemann, de grondlegger van de homeopathie. Die filosofie is even eenvoudig als onbe wezen. Elk ziekteverschijnsel is vol gens deze leer een poging tot herstel van het lichaam. De homeopathische arts dient nu een geneesmiddel toe dat in grotere hoeveelheden precies dezelfde ziekteverschijnselen veroorzaakt. In uiterst verdynde vorm stimuleert dat middel het na tuurlijke herstelmechanisme. („In de praktijk blijkt, dat het in het alge meen beter werkt naarmate je het meer verdunt.") Toen Hahnemann overleed, kon nog niemand het aantal molekulen in een druppel uitrekenen. Nu dat wel kan, weten we dat hij zijn patiënten behandelde met wat wij voorshands schoon water moeten noemen. Zijn volgelingen, in Nederland ongeveer vijftig, doen dat nog steeds. (Niet al lemaal trouwens. Dokter Mekenkamp is opgeleid in Engeland, „waar ze erg voor hoge verdunningen zijn". De Duitse richting doet het op dit punt wat kalmer aan.) Dokter Mekenkamp vraagt de mo gelijkheid om streng wetenschappe lijk te bewijzen dat hij gelijk heeft. Daar zit je dan. „Ik voel het in de handdruk, die :rken i mij na afloop van de kerkdienst aven, dat de meeste mensen me mogen", vertelde Stanley jdwin me, een lutherse hulppre ker, die bij afwezigheid van de inke predikant, de gemeente was oorgegaan. i,De meeste blanken ouden niet van indianen". En loodwin is in alles een echte in- aan. Hij verbergt zijn huidskleur iet, geeft indiaanse kinderen les de oude kralenkunst en volwas- Nedeitnen onderwijs in de Chippewa- "*a .1. Miller daarentegen ordt door sommige indianen uit- imaakt voor een "appel" (rood in buiten, blank van binnen). .Indianen zijn vervloekt door angelisten, die hen naar het ol- ar brachten om hun zonden te kennen en af te zweren", zegt oodwin. „Maar het probleem is zij niet alleen hun zonden oesten afzweren, maar ook hun liaan-zijn. Bovendien moesten ze idere dingen afzweren, zoals ta lk, snuif en alcohol. En de blanke Ituur aannemen. Eén van de be- ngrijkste taken van mijn pastoraat om nieuw begrip te kweken voor t christendom, dat tussen twee akjes veel dichter bij de oude laanse cultuur staat dan we nken. In het oude indiaanse con- pt was al het leven godsdienstig, aar de kerk heeft een te nadruk- llijke verdeling gemaakt tussen tineis' en 'aards'. .Inderdaad, de indianen hadden t zelfde godsdienst als de blan- V, beaamt Miller, als ik hem todwin citeer. „Alleen zij kennen en verlosser, geen Christus. Bar in de oude indiaanse religie dt je profetieën over de komst i een verlosser. Je vindt zelfs bij Hopi's een heilig gebergte waar it God was geweest om hen ïrschriften te geven. En als je i naast onze tien geboden legt, n vertonen ze een frappante ge- door Jelte Rep „De Zending, die in naam van het christendom werd bedre ven, heeft de indiaan ontstellend veel kwaad gedaan. De zen delingen kwamen met de bijbel in de ene hand en het geweer in de andere. Hoewel de indianen een zeer religieus volk zijn, waren zij in de ogen van de blanke christenen heidenen, die zo snel mogelijk bekeerd moesten worden. De zendelingen en missionarissen hebben de indianen een slecht voorbeeld van het christendom gegeven. Ze preekten hel en verdoemenis, geen redding. Ze verkrachtten indiaanse vrouwen en haalden de kinderen bij hen vandaan om ze naar verre scholen te sturen. Onder de indianen heerst veel bitterheid tegenover het chris tendom". Ondanks deze kritiek is Bruce Miller, een Mohawk-indiaan, een christen in hart en nieren. Binnenkort zal hij afstuderen en is dan de eerste indiaanse predikant van de lutherse kerk, let wel: vier eeuwen nadat de indianen kennis maakten met het christendom. 'De blanke christenen hebben ons nooit als broe ders behandeld', stelt Miller nuchter vast. In feite heeft het chris tendom zwaar gediscrimineerd tegen de indianen en zich erte gen verzet, dat het christendom door indianen gepreekt werd in de indiaanse taal. Omdat gevreesd werd dat ze het niet zo nauw zouden nemen met al die zorgvuldig uitgedachte formu leringen van blanke theologen. En omdat de kerken kennelijk vreesden, dat indianen ook misschien wel eens een blanke ge meente zouden willen voorgaan. lijkenis. Je kunt de indiaanse religie vergelijken met die van de joden - een puur oud-testamentisch ge loof." Het grote verschil tussen de christenen en de indianen was (en fs) hun levenshouding, de praktijk dus. In zijn memoires omschrijft opperhoofd Red Fox het indiaanse geloof: „Zij geloven dat het eindi ge en oneindige uitingen zijn van een universeel, absoluut wezen dat hen richtlijnen verstrekt voor hun handel en wandel en dat ieder le vend wezen zin geeft. Ze noemden dit de Grote Geest. Zoals het ook behoort was zijn geloof geïntegreerd in zijn dagelijks Teven, terwijl zijn God steeds aanwezig is en zich manifesteert in alle dingen. Hij had zijn God bemerkt in het gewas en de bergen en de hemel. Hij dacht niet dat hij dichter bij zijn scheppende en beschermende kracht leefde dan de dieren en de vogels, of de wind die om zijn wig wam waaide." Totdat de blanke kwam vertellen, dat er maar één God is: de zijne. Maar hoe meer blanken er kwa men. hoe meer Goden er gepredikt werden. „Hoeveel Goden is uw God?", is dan ook een logische vraag van verwarde Indianen. Wat de indianen echter het meest ver baast in het christendom is. dat het een scheiding kent tussen kerk en staat, dat christenen anders hande len dan zijn praten. „Het zit bij hen van binnen", is de mening van een oude indiaan. „Godsdienst is iets waarover zij praten. Het is voor hen abstract, niet geestelijk. Ze bestuderen het alleen maar'. Een andere indiaan wijst op een ander opmerkelijk verschil: „Hij bidt -om wat hij wil, voor hem zelf. Als een indiaan bidt is het voor andere mensen. De laatste woorden van een indiaans gebed zijn deze „A!s er iets over is, laat het voor mij zijn." „De kerken zijn de werkelijie oorzaak van onze problemen", zegt Vine Deloria jr, één van de agres sieve jonge indianen. „Het is hele maal niet ongebruikelijk dat 20 tot 30 verschillende kerkrichtingen op één reservaat met elkaar wedijve ren om de indiaan. Als ik de kans had, zou ik ze er allemaal af gooien. De verwarring en onenig heid, die zij brengen, splijten de indianenstammen verschrikkelijk. De meeste christenen' zijn te onze ker in hun begrip en vertrouwen in hun eigen geloof om toe te staan, dat wij hun godsdienst beoordelen naar hun handelen. Als je hier aan toevoegt, dat de meeste blanken minachting hebben voor de india nen, wordt het probleem nog erger. Zij zien niet dat wij kameraadschap en broederliefde en alle andere christelijke principes vanzelfspre kend belijden. Het verschil Is dat wij ze geen namen hoeven te ge ven en nog minder dat ons niet verteld hoeft te worden ons leven ernaar te richten." De grote fout, die het christen dom gemaakt-heeft, is dat het to taal geen respect had voor de in diaan, hem zag als een wilde, maar zich nooit verdiept heeft in diens religie en met de loop van het ge weer het evangelie verkondigd heeft. De indianen hebben een grapje over hun zogenaamde 'hei dense' gebruiken: Op dezelfde dag stierven de ooms van een indiaans en een blank jongetje, die vriend jes waren. En ze werden op dezelf de dag begraven. Bloemen sierden het graf van de blanke, maar de gestorven indiaan werden z'n kle ren, z'n tooi en 2'n paard meége- geven. Wanneer zal je oom dat paard gebruiken?, spotte het blan ke jongetje. Het indiaantje ant woordde: Op dezelfde dag waarop jouw oom aan zijn bloemen ruikt." De bijbel, die de zendeling hen bracht, hebben de indianen steeds met argwaan bekeken. Ze hadden meer blanken gezien met papier tjes, waarop ze dan hun handteke ning moesten zetten en daarna on middellijk hun land kwijt raakten. Zo'n bijbel met honderden bladzij den papier deed het ergste ver moeden. Maar wie er verder mee BIJLAGE VAN HET KWARTET De Rotterdammer Nieuwe Haagse Courant Nieuwe Leidse Courant Dordts Dagblad in aanraking kwam, ontdekte de wonderlijkste tegenspraken. De zendelingen hadden hun afschuw uitgesproken over de indianendan- sen en nu bleek dat koning David voor de ark danste. En diezelfde koning huilde dagenlang over de dood van zijn zoon, terwijl de zen delingen hen gezegd hadden dat zoiets christenen niet betaamt. Ook lang haar was uit de boze, maar later ontdekten ze dat Jezus en zijn discipelen, die ze in alles moesten volgen, wél lang haar droegen. In de kerk hoorden ze dat het helle vuur eeuwig zou branden voor oor logszuchtiger maar ook gezangen als 'Voorwaarts, christenstrijders' „Het zendingswerk onder de in dianen Is ontzettend moeilijk", geeft de Jonge Bruce Miller toe „Vooral hier in Minneapolis, dat een centrum is van de Indiaanse herrijzenis. Ze willen oude gebrui ken en tradities in ere herstellen en de oude godsdiensten doen herleven. Maar de oude godsdien sten zijn vergaan en wat opge schreven staat werd opgeschreven door blanken. Het Is een dode reli gie geworden." Maar voor vele jonge Indianen i3 hun God niet dood. „God is rood;', zeggen ze. Skids kort dansen de Sioux op hun reservaten weer hun zonnedans en verdubbelde zich het ledental van de Native American Church. Bijna de helft van de In dianen op het Pine Ridge reservaat zou tegenwoordig tot deze kerk- groep behoren. En met toenemen de belangstelling luisteren de in dianen naar de oude profetieën, die niet alleen de komst van de blanken voorspelden, maar ook zijn ondergang en het herstel van de indiaanse naties. Net zomin als de blanke niet heeft weten te voorkomen dat er nog steeds indianen rondlopen in Amerika, zo heeft hij niet kunnen voorkomen dat indianen nog steeds bidden tot hun rode God, die hen niet een hemel6 hierna maals beloofde maar hen hier een tuin van Eden gaf, die werd plat getrapt door de blanken. Zelfs nu nog is hun gebed voor de blanke: „O Grote Geest, onderwijs de kin deren van de blanke man In de wijsheid van het verleden en de vergankelijkheid van de uren, als zij verdwaald raken in de wildernis van de frustratie." Dit is het vierde artikel uit een serie van zeven. Volgende week: indianen gann opnieuw op oor logspad.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 13