Echtpaar heeft geen auto en geen tv, maar wel een museum NABOKOV over dit hachelijke leven EEN FILM ALS EEN RECITAL ZATERDAG 12 FEBRUARI 1972 Boymans-Van Beuningen, Kröller-Muller, Van bbeeerst namen van verzamelaarslater van ea, namen, die tot ver buiten het kunstwereldje grippen geworden zijnZo zelfs, dat je in het 'elijks gebruik dat „museum9 er rustig kunt af- ten. Maar het is nog ivel, èn nadrukkelijk: het \useum Van Bommel-Van Dam, want dat is splin- rnieuw, dat draait nog maar een paar maanden iinds oktober vorig jaar. In Venlo. Daar heeft de collectie-Van Bommel-Van Dam en die is nieuw, noch onbekend, er werd ientallen jaren aan gebouwd een prachtig on- lerkomen gevonden in een door de architecten Jos m Hest en Leo Kimmel ontworpen gebouw aan Deken van Oppensingel. Het gebouw, en dat kun je iti^igenlijk pas na een paar landen zeggen, past helemaal apiij de collectie; het is eerlijk- pai envoudig en juist daardoor ou olkomen origineel, 't Is, zonder at er allerlei gewilde, modieus- rchitectonische foefjes zijn Ti| legepast, een ideale expositie- 1S^ Jinite geworden, waar niets ou uitenissigs de aandacht van et getoonde afleidt. intg Dat is overigens telkens maar :n gedeelte van de collectie, iroArant die is zo uitgebreid en t i usdanig samengesteld dat men lan aar in Venlo's jonge gemeente- ee leseum voorlopig nog wel wat variëren heeft. V.l.n.r.: Arie Kater: „Onze zuster Catharina (Olieverf); Dirk Boode: „Paard" en Renoir: „Liggend naakt" (grafiek) en: Koptisch weefsel uit twéfede eeuw. Een privé-verzameling, die openbaar kunstbezit werd. Hoe wel: „Ik hou niet van verzame laars", zegt de heer M. F. van Bommel. Hij gebruikt liever het woord bijeenbrengen. En ook dat klopt dan weer niet hele maal. Want hij, en niet te ver geten zijn echtgenote, kqphten wat ze mooi vonden, niét om een „verzameling" te krijgen, maar om „dat" schilderij, „die" tekening, „die" plastiek. „We waren nooit afgestemd op een bepaalde richting en ze ker niet op modieusheid. Wat ons greep, wat ons boeide, wat ons intrigeerde en daarbij ook nog'es niveau had, dat hebben we gekocht en in dat opzicht hebben we velerlei mag ik het woord .gebruiken? ont dekkingen gedaan. We hebben bijvoorbeeld Melle helemaal rond, zou je kunnen zeggen, schilderijen, tekeningen, aqua rellen, pastels. Nu heeft hij een tentoonstelling in het Stedelijk te Amsterdam, toen wij hem kochten was hij alleen maar bij een paar insiders bekend." „We hebben, zomaar een an der voorbeeld. Kees van Bohe- men gekocht toen niemand hem nog kende. Sandberg kwam toen eer. keer bij ons thuis, zag die Van Bohemen hangen en zei: „Hém neem ik mee naar Amerika." Op dat moment was Kees van Bohemen gemaakt. Zo zou ik nog een hele rij kunnen opnoemen: Cor Dik, zeer ruim vertegenwoordigd, Nico Molen kamp, Arie Kater, allemaal din gen, die vandaag niet meer te verwerven zijn. Boot: veel; Eugène Brandts. Henk Broer. Wil Bruin. Johan Buning, Dar- tèl; Fernhout: één vroege: de rest uit de overgangsperiode, Herbert Fiedler: royaal, Dirk van Gulik, Jan van Herwijnen: 'n stuk of veertien juwelen van schilderijen. Hans van Ieperen uit Den Haag, briljante schilder ook, maar komt niet naar voren, A. H. Kort uit Groningen: nie mand kent het werk, maar het is ongelooflijk en dan, niet te vergeten. Nardus van der Ven." Dan volgt een smakelijk ver teld verhaal over de ontdekking van deze Brabantse „naïeve" schilder in een zaaltje boven een lunchroom in Eindhoven, waar Van Bommel niet minder dan zeven schilderijtjes tegelijk kocht. Alles bijeen een zeer uiteen lopende, maar vooral waar het de „levende" Nederlandse kiinst betreft een veelzijdig-boeiend overzicht, dat ook nog eens werd aangevuld met Japanse tekeningen en houtsneden, Chi nese, Afrikaanse en pre-Colum- biaanse plastieken, allemaal ook weer van zeer hoog ni veau. „Die verscheidenheid heeft men nogals eens als een be zwaar gezien, 't Is geen eenheid, die collectie van jullie, zeiden ze dan. Er wordt kennelijk van je verwacht, dat je één richting, pak weg romantiek of pop-art uitkiest, en dat wilden wij nu juist uitdrukkelijk niet! Neem je eigen stemmingen, die zijn toch vandaag ook anders dan morgen; je hebt vandaag toch heel andere voorkeuren dan je gistenen had?" ,,'n Ander voorbeeld, muziek: iemand met een discotheek, die een echte muziekliefhebter is, heeft toch niet bepaald alleen maar, laat ik zeggen, klassie ken? Die heeft toch ook ver- schillendev andere dingen? En datzelfde geldt voor een biblio theek. E'aar verbaast niemand zich over een brede verschei denheid. Maar zodra het beel dende "kunst betreft, dan moet je in een bepaald straatje lopen, anders deugt het niet Maar het echtpaar Van Bom mel-van Dam is desondanks gewoon en heel vanzelfsprekend zijn eigen gang gegaan; hun Amsterdamse huis aan de Sar- phatistraat barstte op den duur bijna uit zijn voegen en langza merhand rees de heer Van Bommel zag ook de pensioenge rechtigde leeftijd naderen de gedachte: Wat moet er met de collectie gebeuren als wij er niet meer zijn? „We zochten naar een moge lijkheid alles bij elkaar te hou den en als die zich zou voor doen wilden we uiteraard op bepaalde voorwaarden de collectie nog tijdens ons leven aan b.v. een gemeente schen ken. 'n Paar van de belang rijkste voorwaarden: in de eer ste plaats een onderkomen; er zou nooit iets mogen worden verkocht; we wilden erbij cJiij- ven wonen en toegang tot het museum hebben zonder mede werking van derden. Ik moet letterlijk en dat is nu al spreekwoordelijk geworden op mijn sloffen, al was het mid den in de nacht in „mijn" mu seum kunnen." „Dat was ons uitgangspunt. Aanvankelijk heeft Amstelveen gereflecteerd, maar gezien het prioriteitsschema zou dat zeker nog tien jaar geduurd hebben. Er is nog even gefantaseerd over een schoolgebouw als over brugging, maar dat idee heeft men losgelaten, waarover zo heb ik gehoord nog veel spijt bestaat." „Daarna kwam ik in contact met een schrijver van een boek over kastelen in Limburg. Mis schien, opperde ik, was er een gemeente, die zo'n kasteel ex ploiteerde en dat misschien graag als museum zou inrichten. Uiteindelijk kwamen we daar door in contact met de Culture le Raad Limburg en daar achtte men Venlo de meest aangewe zen stad. omdat daar op cultu reel gebied het meeste gebeur de." Kortom, de schenking werd aanvaard op 12 juni 1968 en er door Ger Kruis werd besloten tot de bouw van het gemeentemuseum Van Bommel-Van Dam met woonhuis waarvan de eerste fase, er zijn nog uitbreidings plannen, vorig najaar -geopend werd. De schenkingsacte vermeldt een paar zeer duidelijke pun ten: om het museum levendig te houden moet de expositie van een gedeelte van de collectie minstens een keer per kwartaal worden gewijzigd en het totale tentoonstellingsbtleid moet zo danig worden gevoerd, dat in principe ieder kunstwerk eenmaal in de vijf jaar voor tenminste drie achtereenvolgen de weken zal worden geëxpo seerd. „Het staat voor ons vast", zegt de heer Van Bommel, „dat door deze bepaling in de toe- kómst nog ontdekkingen" zul len worden gedaan en dat waardering naast herwaarde ring voortdurend mogelijk blijft." Kunstverzamelaars, collec tioneurs daarbij denk je meest al aan mensen, bij wie het geld op de rug groeit, die niet weten wat er mee te doen en daarom kunst kopen. De heer Van Bom mel had, laat ik maar zeggen, een goede baan bij de Twent- sche Bank. Meer niet. En een opmerking van zijn vrouw, zomaar tijdens het ge sprek, een beetje in de privé- sfeer, maar die ik toch aanhaal omdat het boekdelen spreekt: „We hebben pès een ijskast." Trouwens: geen t.v., geen auto en nu ook: „geen sou meer", zegt de heer Van Bommel, „een pensioentje, we zijn heel tevre den, daar gaat het niet om, maar ik wil alleen zeggen, dat we er alles voor overgehad heb ben. Iedereen kan kunst kopen, maar je moet er natuurlijk wel wat voor willen uitstellen, 't Was voor ons ook helemaal geen kwestie van status zoeken, we brachten de collectie ook niet uit snobisme bij elkaar, we kochten nooit „namen", hoewel sommige van „onze" kunste naars in de loop der jaren wel naam kregen. Het is de kunst, kunst te kopen met beperkte middelen, binnen het kader van je tAidget." En met liefde. Twee Russische emigranten ontmoeten elkaar in de lift van hun pension. De een, Ganin geheten, woont allang in het huis, de ander, Alfjorow, heeft de vorige dag zijn kamer betrok ken. De lift blijft steken, en het licht gaat uil. Daar staan de twee volslagen vreemden in de stilte en de duisternis naast elkaar in een klein hokjezonder dat ze ook maar iets anders kunnen doen dan afwachten. Het speelt zich af in Berlijn. Ganin is een driftige, lichame lijk knappe, jonge man; Alfjorow is een ook jonge man, een beetje miezerig, een leuteraar, een mens van het slag dat ro buuste figuren als Ganin irriteert. De beide mannen zullen moeten wachten totdat iemand in de gaten krijgt wat er aan de hand is. Misschien wel een hele nacht, en dat vindt kletsmeier Alfjorow symbolisch. Ook sym bolisch vindt hij dat er maar een dunne vloer is tussen hen en een diepe schacht. Plotseling gaat het licht weer branden en de lift begint weer rammelend en schokkend te stijgen naar de verdieping, waar hei pension gevestigd is. Heeft iemand op de knop gedrukt Boven gekomen, blijkt er niemand te staan. En dan zegt Alfjorow dat dit een wonder is. „We zijn boven gekomen en toch staat hier niemand. Dat is ook symbolisch." Het hier bovenstaande is de inhoud van het eerste hoofd stuk van de roman „Masjenka"de eerste roman die Vladi mir Nabokov schreef. Hij is zelf een Russische emigrant; hij schreef de roman in Berlijn, de stad waarin „Masjenka" speelt, en wei in 1925. Thans is dan die roman in Nederlandse vertaling versche nen. Zelf zegt hij van de roman, dat recensenten er gemakke lijk de fouten van kunnen aantonen. Misschien is dat wel zo. Ik ben van mening dat fouten opsporen in een roman niet de eerste taak is van een recensent, ook al mag hij er niet aan voorbijgaan. Na de korte, zeer helder en beeldend geschreven roman gelezen te hebben, had ik maar weinig belangstelling voor de fouten, zo was ik gefascineerd door de goede hoedanigheden van dit werk, geschreven door de auteur van de wereldbe roemd geworden romans „Lolita" en „Ada". Waarom heb ik de inhoud van het eerste hoofdstuk verteld? Omdat daarin twee minnaars van eenzelfde meisje, dat echt wat van Lolita wegheeft, elkaar ontmoeten. En die ontmoe ting bepaalt de inhoud van de roman. Tevens omdat de scène iets belooft, waaraan niet voldaan wordt. Tenminsteniet ten volle. Het boek is niet een symbolische verbeelding van het hachelijk mensenlot. Na het eerste hoofdstuk zou men dit verwachten. Toch is er wel iets van overgebleven; de roman laat in elk geval zien, dat het menselijk lot'gekenmerkt wordt door grilligheid, door het onverwachte. Wat is namelijk het geval Ganin's jeugdliefde is een meis je dat Masjenka (Marietje) heet. Hij heeft haar na de revo lutie, die op de oorlog volgde, niet meer teruggezien. Alfjo row laat hem een fotootje zien van zijn vrouw, die hij na vier jaar eindelijk zal terugzienze is op weg naar Berlijn. En dat vrouwtje blijkt Masjenka te zijn. Ganin ziet haar als „zijn" Masjenka, hij kan niet anders. Hij zal haar terugzien en dat vervult hem met vreugde. Het is vanzelfsprekend dat zij zich bij hem zal voegen. De roman nu vertelt in terugblikken de geschiedenis van de jeugdliefde. De lezer begrijpt niet goed hoe de lieve, sier lijke en voorname en tedere Masjenka'de toch ietwat miezerige Alfjorow heeft kunnen huwen. Nabqkov maakt dat niet dui delijk. En, bij nader inzien, terecht. Want de lezer krijgt Masjenka niet te zien zoals zij was, maar zoals zij bestaat in de herinnering van Ganin. Het boek J „Rendez-vous a Bray" zal deze maand pog jn Nederland in roulatie gaan. Zou jlat ooit gebeurd zijn, als Bal6 Utrechtse Cinémanifestatie de film niet al naar Ne erland had gehaald? Het lijkt op zijn pinst twijfelachtig, want „Rendez-vous a Pray" is niet alleen een niet zo gemakke- Pik toegankelijke film, maar ook een heel jingzame: twee eigenschappen die niet ifirekt een groot kassucces in het vooruit- licht stellen. Hetgeen overigens niet weg- Beemt, dat de film met name in Frankrijk »l geruime tijd volle zalen trekt. Maar Biisschien heeft dat ook te maken met de Onderscheiding met de Prix Louis Delluc, pie daarmee voor de eerste maal aan een buitenlandse film is uitgereikt. I André Delvaux is een filmer die prach- Ig in een surrealistische filmtraditie past. fijn film „Un soir un train" evenals pjn allereerste film gebaseerd op een fcrhaalgegeven van Johan Daisne voer- Pe de toeschouwer regelrecht een sur- pëel niemandsland binnen: zodra de drie pzigera uit de trein gestapt zijn, wanneer Pie midden in de duisternis ergens stopt, bevinden ze zich in een onwezenlijk rlaams dorp. Pas later blijkt dat land schap niet geografisch doch psycholo gisch lokaliseerbaar in de tijd tussen het peinongeluk en de bewustwording daar- I „Rendez-vogs a Bray" voert ons vrijwel Onmiddellijk in het begin eveneens zo'n Oiemandsland binnen al was het maar Omdat Bray slechts 20 kilometer van het font af blijkt te liggen het verhaal jpeelt in 1917 en het kanongebulder pn het slagveld als een voordurend Ongstaanjagend gerommel aanwezig is. De hele reis naar Bray die de prachtige ftroductie van de film vormt, brengt on6 rechtstreeks In een „ander" gebied. Julien werkt in Parijs als muziekcriticus een iob die hij waarneemt voor zijn vriend Jacques, die onverwachts een telegram naar Julien stuurt met de mededeling dat hij enkele dagen verlof heeft en Julien graag op zijn buitengoed in Bray wil ont moeten. Terwijl Julien zich op zijn kamer gereed maakt voor de reis, wordt hij getroffen door een raadselachtig kinderliedje dat gezongen wordt door een klein meisje op de binnenplaats, terwijl het ijverig over een hinkelbaan springt. Dat is eigenlijk het eerste vervreemdende signaal ver sterkt doordat het camera-oog een paar seconden loodrecht naar beneden, naar het hinkelende meisje kijkt. Het thema van het liedje keert vervolgens in de film telkens terug, zij het getransponeerd als pianomuziek totdat in het laatste deel van de film. waarin Julien teruggaat naar het stationnetje van Bray en daar een afdeling frontsoldaten ontmoet die op vervoer wachten, het liedje in zijn oor spronkelijke vorm terugkeert. Daarmee is tegelijk de driedeling van de film gegeven: Juliens reis naar Bray, het lange wachten op het buitengoed van Jacques en tenslotte het voornemen om terug te reizen, dat op een vreemde wijze opeens onderbroken wordt en in een tot nog toe voor Julien ongekende onzeker heid verkeert. Men kan in die driedeling zowel een uiterlijke als een innerlijke ge schiedenis onderscheiden. Op die uiterlijke geschiedenis kan men zich dan al gauw verkijken omdat Delvaux er helemaal niet op uit is om de toe schouwers enige sleutel tot die geschie denis te verschaffen. Na die prachtige introductie Juliens reis in een ouder wetse stoomtrein, met buiten het lang zaam verglijdende landschap en binnen in het compartiment een frontsoldaat met verlof, in gezelschap van zijn vrouw, arriveert hij op het verlaten en verwaar loosde stationnetje van Bray, wandelt door een volmaakt verlaten dorp dat even surreeel aandoet als het dorp uit „Un soir un train", en arriveert tenslotte op het buitenhuis, waar hij ontvangen wordt door een mysterieuze huishoudster, een intrige rende jonge vrouw. Dan begint het grote wachten Er zijn allerlei „signalen" die er op duiden, dat dit wachten niet toevallig is, maar duidelijk gearrangeerd door de on- zichtbare Jacques Kristal staat zacht en zinderend te trillen door het verre geweld van het slagveld; het elektrisch licht valt plotseling uit; Julien krijgt een maaltijd opgediend die uit zijn lievelingsgerecht bestaat en herinneringen oproept aan het verleden met Jacques. In de keuken zit de zwijgzame huls houdster mysterieus met gebogen hoofd een houding waarin Julien haar aan treft als hij onverwachts binnenkomt. Op de vleugel ligt de nocturne die Jacques ooit componeerde voor zijn vriend Julien, maar die onaf bleef liggen toen Jacques in dienst ging bij het uitbreken van de oorlog. En de liefde waartoe de huishoud ster tenslotte de „maagdelijke" Julien ver leidt, lijkt eveneens te passen in een van te voren opgezet plan. Maar wie zich teveel gaat verliezen in „duidingen" van wat niet duidbaar is, loopt alle kans heen te kijken langs wat de film in eerste instantie is: een muzika le film. Niet alleen zit dat in het verhaal gegeven Julien Is pianist en heeft aan het conservatorium in Parijs gestudeerd, en Jacques is een begaafd componist waarin telkens weer pianomuziek van Brahms en Debussy een belangrijke rol speelt; zelfs is het niet in de eerste plaats omdat die muziek, prachtig uitge voerd, op de geluidsband domineert, ook waar het verhaalgegeven dat niet direct vereist. Delvaux' film is- nog op een heel ande re manier „muzikaal". In een verbijsterend mooie flash-back zien we Julien als pia nist in een bioscoopje een stomme film begeleiden Feuillades altijd beroemd ge bleven „Fantomas", waar we inderdaad ook enkel fragmenten van te zien krijgen. De aandacht men zou het beter: devotie kunnen noemen waarmee Ju lien op de filmbeelden reageert, is een duidelijk autobiografisch element. Delvaux is zélf vroeger zo'n pianistische filmbege leider geweest. Hij heeft geleerd de film beelden op hun muzikale waarden te schatten. En als „Rendez-vous a Bray" een muzikale film mag heten, dan toch in de eerste plaats omdat de beelden, de kleuren en de „tonen" ervan, als een superbe romantisch-muzikale „beweging" worden ondergaan. Er zit trouwens een geniale passage In weer een flash-back, waarin Julien en Jacques samen al wandelend converseren waarin de muziek die Julien aan do vleugel speelt op een zeldzaam speelse FILMKRONIEK VAN DR.H.S. VISSCHER wijze geïntegreerd wordt met de dialoog die ten dele uit Juliens harde Duits- Luxemburgse klanken bestaat. Natuurlijk het is mogelijk om te pro beren een „logisch" sluitend verhaal uit het gegeven te destilleren. Erg bevredi gend is dat nooit. Veel boeiender is het. de film te ondergaan als de beeldmuziek die hij wil zijn, getuige de wijze waarop de concrete psychologische verhaalgege vens voortdurend en opzettelijk „ver vluchtigd" worden tot alleen hun „stem ming". hun „sfeer" overblijft. Thema's duiken op en vergaan, de puurheid van een ongecorrumpeerde jeugd, de vergankelijke weemoed van herfstbladeren in de tuin van Bray, de dreiging van oorlog en dood in het rinke len van het kristal, de liefde als een ge heim van licht en schaduw zoals Julien vanuit de avondlijke tuin ziet hoe de huis houdster met haar kandelaar langs de vensters loopt, telkens licht scheppend, telkens duisternis achterlatend. Zo ook heeft de uitwisseling van heden en verleden de herhaalde flash-backs niet zozeer een psychologische moti vatie als wel een muzikale: uitwisseling van zeer heldere, welomlijnde en konkrete beelden van het verleden met de vage. vervreemde, vervloeiende beelden van het hedenAls de film ten einde is. heeft men een romantisch recital gehqord Componist: André Delvaux een Bel gisch filmer van formaat. zou niet „Masjenka" moeten heten, maar „Herinnering aan Masjenka". Ganin zegt zijn kamer in het pension op; Alfjorow neemt die kamer over want hij zal nu met zijn vrouw in het pension leven. Ganin weet wel beter. In de nacht voordat zijn Masjen ka zal aankomen, voert Ganin haar man dronken, zodat deze zich verslaapt. Ganin kan nu naar de jonge vrouw toe, haar afhalen van de trein. Hij doet het tenslotte niet. Hij begrijpt dat wat voorbij is, niet meer tot werkelijkheid gemaakt kan worden. Hij beseft dat de vier dagen van intense herinnering van Masjenka misschien de gelukkigste van zijn leven zijn geweest. Hij heeft zelfs geen spoor van berouw om zijn daad, om wat hij zijn geliefde Masjenka aandoethaar na vier jaar wachten en verwachten confronteren met een dronken echt genoot. door J. van Doorne Een nostalgisch, typisch Russisch verhaal, knap geschreven. De trieste figuren in het pension zijn zonder pathos uitge beeld; en zijn erbij die zo uit een roman ran Dostojewski zijn geslapt. Een jeugdboek, zeker. Maar toch al een boek met alle kwa liteiten van een groot werk boeiend, beeldend, vol van heel menselijke relaties, die echter alle tragisch zijn. Nabokov laat de lezer die tragiek ondergaan zonder er woorden aan te ge ven. Hij staat op afstand, hij observeert en noteert. Ik denk daarbij aan de relaties tussen de zes pensiongasten onderling, met door uiterlijke conflicten gekenmerkt, maar door inner lijke. Daar is bijvoorbeeld een al oude Russische dichter, die maar geen visum kan krijgen om naar Frankrijk te gaan. Als hij het eindelijk heeft, verliest hij zijn paspoort. En daar is de vriendin van Ganin's vriendin. Ganin verbreekt de relatie met zijn maitresse; haar vriendin woont in het pension van Ganin; zij is knap, lief en moederlijk. Haar liefde voor Ganin krijgt geen woorden maar wèl gestalte in het boek. Ook het tragische ontworteld-zijn van de emigranten wordt zonder enige pathetiek verbeeld. Nabokov doet dat als het wa re argeloos, tussen-de regels, zuiver op de wijze van de lite ratuur. Wat mij ook zeer getroffen heeft, is het beeld dat hij van het voor-oorlogse Rusland schetst. Het is een poëtisch beeld, een beeld dat men eerder bij Poesjkin en Tsjechow aantreft dan bij Dostojewski of Tolstoi. Het is een Rusland, dat een paradijs is van landelijkheid. Natuurschoon kon men in Rus land toen allerwege vinden. De maatschappelijke ellende vindt er geen plaats in. Nabokov is hier als wij allenons paradijs is altijd een paradijs van natuurlijke schoonheid. De mense lijke cultuur zou, indien zij goed tras, de natuur bewaren en styleren; de cultuur vernietigt echter. Dat is uiteraard een bij-gedachte, een bij-pad, een zijpad dat niet behoort tot de route van de tocht die Nabokov aflegt. Maar het even kijken in dat pad ligt toch in de rede. Dit boek, vervuld van nostalgie, deed mij dit doen. Hoe graag zou mijn verbeelding dit pad belopen hebben. Deze overweging dwingt mij toch, te bedenken, dat het boek meer symbolisch is dan ik aanvankelijk had gedacht. De mens zit gevangen in een lift die het niet meer doet. Stilte en duisternis. Zeker, de lift gaat plotseling wel verder, maar waardóór dat gebeurt, is ondoorgrondelijk. Eenmaal zal de lift het niet meer doen. Het ogenblik komt dat het ondoorgrondelijk wonder zich niet meer voltrekt. En juist dat is wat de mens doet rebelleren. Tegenover een niet over te steken rivier komen te staan, is niet erg. Maar in een liftkooi moeten sterven, is het ergste dat hem overkomen kan. Wat is daarvan de zin Er is geen zin. Ik bemerk, dat ook deze roman de lezer confronteert met de grote religieuze vragen. Zeker, de lift gaat in de roman weer werken. Maar voor hoelang Hoe dikwijls Ik geloof, dat Nabokov minder fouten gemaakt heeft bij het concipiëren van zijn roman dan hijzelf suggereert Achter het décor van het oude Rusland, en achter wat zich in dat Ber- lijnse pension afspeelt, ligt een heel ander perspectief en wel dat van de zich zijn situatie bewust wordende mens. De vertaling is werkelijk goed. Een enkel vlekje, er zijn er méér, fik vestig op één de aandacht omdat dat me geïrriteerd heeft), kan nauwelijks ontsieren. „Driemaal zo dicht bij zijn verleden dan ik" fpag. 11) is tot nu toe fout. In die fout schuilt ook een denkfout, zoals in bijna alle taalfouten. Maar die fout wordt langzamerhand algemeen, en zal dus wel eenmaal als correct gelden. Maar ik blijf voorlopig „duizend keer zo vaak alsen „een tikkeltje meer dan" schrijven. Vladimir Nabokov „Masjenka". Oorspronkelijke titel „Mary". Vertaling van J. F. Kliphuis. Bij H. Meulcnhoff te Baarn. Aantal pagina's 160. Gebonden. Prijs 13,90.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 17