Echtpaar heeft
geen auto en
geen tv, maar
wel een museum
NABOKOV over dit hachelijke leven
EEN FILM
ALS EEN
RECITAL
ZATERDAG 12 FEBRUARI 1972
Boymans-Van Beuningen, Kröller-Muller, Van
bbeeerst namen van verzamelaarslater van
ea, namen, die tot ver buiten het kunstwereldje
grippen geworden zijnZo zelfs, dat je in het
'elijks gebruik dat „museum9 er rustig kunt af-
ten. Maar het is nog ivel, èn nadrukkelijk: het
\useum Van Bommel-Van Dam, want dat is splin-
rnieuw, dat draait nog maar een paar maanden
iinds oktober vorig jaar. In Venlo.
Daar heeft de collectie-Van Bommel-Van
Dam en die is nieuw, noch onbekend, er werd
ientallen jaren aan gebouwd een prachtig on-
lerkomen gevonden in een door de architecten Jos
m Hest en Leo Kimmel ontworpen gebouw aan
Deken van Oppensingel.
Het gebouw, en dat kun je
iti^igenlijk pas na een paar
landen zeggen, past helemaal
apiij de collectie; het is eerlijk-
pai envoudig en juist daardoor
ou olkomen origineel, 't Is, zonder
at er allerlei gewilde, modieus-
rchitectonische foefjes zijn
Ti| legepast, een ideale expositie-
1S^ Jinite geworden, waar niets
ou uitenissigs de aandacht van
et getoonde afleidt.
intg
Dat is overigens telkens maar
:n gedeelte van de collectie,
iroArant die is zo uitgebreid en
t i usdanig samengesteld dat men
lan aar in Venlo's jonge gemeente-
ee leseum voorlopig nog wel wat
variëren heeft.
V.l.n.r.: Arie Kater: „Onze zuster Catharina (Olieverf); Dirk Boode: „Paard" en Renoir: „Liggend naakt" (grafiek) en: Koptisch weefsel uit twéfede eeuw.
Een privé-verzameling, die
openbaar kunstbezit werd. Hoe
wel: „Ik hou niet van verzame
laars", zegt de heer M. F. van
Bommel. Hij gebruikt liever het
woord bijeenbrengen. En ook
dat klopt dan weer niet hele
maal. Want hij, en niet te ver
geten zijn echtgenote, kqphten
wat ze mooi vonden, niét om
een „verzameling" te krijgen,
maar om „dat" schilderij, „die"
tekening, „die" plastiek.
„We waren nooit afgestemd
op een bepaalde richting en ze
ker niet op modieusheid. Wat
ons greep, wat ons boeide, wat
ons intrigeerde en daarbij ook
nog'es niveau had, dat hebben
we gekocht en in dat opzicht
hebben we velerlei mag ik
het woord .gebruiken? ont
dekkingen gedaan. We hebben
bijvoorbeeld Melle helemaal
rond, zou je kunnen zeggen,
schilderijen, tekeningen, aqua
rellen, pastels. Nu heeft hij een
tentoonstelling in het Stedelijk
te Amsterdam, toen wij hem
kochten was hij alleen maar bij
een paar insiders bekend."
„We hebben, zomaar een an
der voorbeeld. Kees van Bohe-
men gekocht toen niemand hem
nog kende. Sandberg kwam
toen eer. keer bij ons thuis, zag
die Van Bohemen hangen en
zei: „Hém neem ik mee naar
Amerika." Op dat moment was
Kees van Bohemen gemaakt. Zo
zou ik nog een hele rij kunnen
opnoemen: Cor Dik, zeer ruim
vertegenwoordigd, Nico Molen
kamp, Arie Kater, allemaal din
gen, die vandaag niet meer te
verwerven zijn. Boot: veel;
Eugène Brandts. Henk Broer.
Wil Bruin. Johan Buning, Dar-
tèl; Fernhout: één vroege: de
rest uit de overgangsperiode,
Herbert Fiedler: royaal, Dirk
van Gulik, Jan van Herwijnen:
'n stuk of veertien juwelen van
schilderijen. Hans van Ieperen
uit Den Haag, briljante schilder
ook, maar komt niet naar voren,
A. H. Kort uit Groningen: nie
mand kent het werk, maar het
is ongelooflijk en dan, niet te
vergeten. Nardus van der Ven."
Dan volgt een smakelijk ver
teld verhaal over de ontdekking
van deze Brabantse „naïeve"
schilder in een zaaltje boven
een lunchroom in Eindhoven,
waar Van Bommel niet minder
dan zeven schilderijtjes tegelijk
kocht.
Alles bijeen een zeer uiteen
lopende, maar vooral waar het
de „levende" Nederlandse kiinst
betreft een veelzijdig-boeiend
overzicht, dat ook nog eens
werd aangevuld met Japanse
tekeningen en houtsneden, Chi
nese, Afrikaanse en pre-Colum-
biaanse plastieken, allemaal
ook weer van zeer hoog ni
veau.
„Die verscheidenheid heeft
men nogals eens als een be
zwaar gezien, 't Is geen eenheid,
die collectie van jullie, zeiden
ze dan. Er wordt kennelijk van
je verwacht, dat je één richting,
pak weg romantiek of pop-art
uitkiest, en dat wilden wij nu
juist uitdrukkelijk niet!
Neem je eigen stemmingen, die
zijn toch vandaag ook anders
dan morgen; je hebt vandaag
toch heel andere voorkeuren
dan je gistenen had?"
,,'n Ander voorbeeld, muziek:
iemand met een discotheek, die
een echte muziekliefhebter is,
heeft toch niet bepaald alleen
maar, laat ik zeggen, klassie
ken? Die heeft toch ook ver-
schillendev andere dingen? En
datzelfde geldt voor een biblio
theek. E'aar verbaast niemand
zich over een brede verschei
denheid. Maar zodra het beel
dende "kunst betreft, dan moet
je in een bepaald straatje lopen,
anders deugt het niet
Maar het echtpaar Van Bom
mel-van Dam is desondanks
gewoon en heel vanzelfsprekend
zijn eigen gang gegaan; hun
Amsterdamse huis aan de Sar-
phatistraat barstte op den duur
bijna uit zijn voegen en langza
merhand rees de heer Van
Bommel zag ook de pensioenge
rechtigde leeftijd naderen de
gedachte: Wat moet er met de
collectie gebeuren als wij er
niet meer zijn?
„We zochten naar een moge
lijkheid alles bij elkaar te hou
den en als die zich zou voor
doen wilden we uiteraard op
bepaalde voorwaarden de
collectie nog tijdens ons leven
aan b.v. een gemeente schen
ken. 'n Paar van de belang
rijkste voorwaarden: in de eer
ste plaats een onderkomen; er
zou nooit iets mogen worden
verkocht; we wilden erbij cJiij-
ven wonen en toegang tot het
museum hebben zonder mede
werking van derden. Ik moet
letterlijk en dat is nu al
spreekwoordelijk geworden
op mijn sloffen, al was het mid
den in de nacht in „mijn" mu
seum kunnen."
„Dat was ons uitgangspunt.
Aanvankelijk heeft Amstelveen
gereflecteerd, maar gezien het
prioriteitsschema zou dat zeker
nog tien jaar geduurd hebben.
Er is nog even gefantaseerd
over een schoolgebouw als over
brugging, maar dat idee heeft
men losgelaten, waarover zo
heb ik gehoord nog veel spijt
bestaat."
„Daarna kwam ik in contact
met een schrijver van een boek
over kastelen in Limburg. Mis
schien, opperde ik, was er een
gemeente, die zo'n kasteel ex
ploiteerde en dat misschien
graag als museum zou inrichten.
Uiteindelijk kwamen we daar
door in contact met de Culture
le Raad Limburg en daar achtte
men Venlo de meest aangewe
zen stad. omdat daar op cultu
reel gebied het meeste gebeur
de."
Kortom, de schenking werd
aanvaard op 12 juni 1968 en er
door
Ger Kruis
werd besloten tot de bouw van
het gemeentemuseum Van
Bommel-Van Dam met
woonhuis waarvan de eerste
fase, er zijn nog uitbreidings
plannen, vorig najaar -geopend
werd.
De schenkingsacte vermeldt
een paar zeer duidelijke pun
ten: om het museum levendig te
houden moet de expositie van
een gedeelte van de collectie
minstens een keer per kwartaal
worden gewijzigd en het totale
tentoonstellingsbtleid moet zo
danig worden gevoerd, dat in
principe ieder kunstwerk
eenmaal in de vijf jaar voor
tenminste drie achtereenvolgen
de weken zal worden geëxpo
seerd.
„Het staat voor ons vast",
zegt de heer Van Bommel, „dat
door deze bepaling in de toe-
kómst nog ontdekkingen" zul
len worden gedaan en dat
waardering naast herwaarde
ring voortdurend mogelijk
blijft."
Kunstverzamelaars, collec
tioneurs daarbij denk je meest
al aan mensen, bij wie het geld
op de rug groeit, die niet weten
wat er mee te doen en daarom
kunst kopen. De heer Van Bom
mel had, laat ik maar zeggen,
een goede baan bij de Twent-
sche Bank. Meer niet.
En een opmerking van zijn
vrouw, zomaar tijdens het ge
sprek, een beetje in de privé-
sfeer, maar die ik toch aanhaal
omdat het boekdelen spreekt:
„We hebben pès een ijskast."
Trouwens: geen t.v., geen auto
en nu ook: „geen sou meer",
zegt de heer Van Bommel, „een
pensioentje, we zijn heel tevre
den, daar gaat het niet om,
maar ik wil alleen zeggen, dat
we er alles voor overgehad heb
ben. Iedereen kan kunst kopen,
maar je moet er natuurlijk wel
wat voor willen uitstellen, 't
Was voor ons ook helemaal
geen kwestie van status zoeken,
we brachten de collectie ook
niet uit snobisme bij elkaar, we
kochten nooit „namen", hoewel
sommige van „onze" kunste
naars in de loop der jaren wel
naam kregen. Het is de kunst,
kunst te kopen met beperkte
middelen, binnen het kader van
je tAidget."
En met liefde.
Twee Russische emigranten ontmoeten elkaar in de lift van
hun pension. De een, Ganin geheten, woont allang in het huis,
de ander, Alfjorow, heeft de vorige dag zijn kamer betrok
ken. De lift blijft steken, en het licht gaat uil. Daar staan de
twee volslagen vreemden in de stilte en de duisternis naast
elkaar in een klein hokjezonder dat ze ook maar iets anders
kunnen doen dan afwachten.
Het speelt zich af in Berlijn. Ganin is een driftige, lichame
lijk knappe, jonge man; Alfjorow is een ook jonge man, een
beetje miezerig, een leuteraar, een mens van het slag dat ro
buuste figuren als Ganin irriteert.
De beide mannen zullen moeten wachten totdat iemand in
de gaten krijgt wat er aan de hand is. Misschien wel een hele
nacht, en dat vindt kletsmeier Alfjorow symbolisch. Ook sym
bolisch vindt hij dat er maar een dunne vloer is tussen hen
en een diepe schacht.
Plotseling gaat het licht weer branden en de lift begint weer
rammelend en schokkend te stijgen naar de verdieping, waar
hei pension gevestigd is. Heeft iemand op de knop gedrukt
Boven gekomen, blijkt er niemand te staan. En dan zegt
Alfjorow dat dit een wonder is. „We zijn boven gekomen en
toch staat hier niemand. Dat is ook symbolisch."
Het hier bovenstaande is de inhoud van het eerste hoofd
stuk van de roman „Masjenka"de eerste roman die Vladi
mir Nabokov schreef. Hij is zelf een Russische emigrant; hij
schreef de roman in Berlijn, de stad waarin „Masjenka" speelt,
en wei in 1925.
Thans is dan die roman in Nederlandse vertaling versche
nen. Zelf zegt hij van de roman, dat recensenten er gemakke
lijk de fouten van kunnen aantonen. Misschien is dat wel zo.
Ik ben van mening dat fouten opsporen in een roman niet de
eerste taak is van een recensent, ook al mag hij er niet aan
voorbijgaan.
Na de korte, zeer helder en beeldend geschreven roman
gelezen te hebben, had ik maar weinig belangstelling voor de
fouten, zo was ik gefascineerd door de goede hoedanigheden
van dit werk, geschreven door de auteur van de wereldbe
roemd geworden romans „Lolita" en „Ada".
Waarom heb ik de inhoud van het eerste hoofdstuk verteld?
Omdat daarin twee minnaars van eenzelfde meisje, dat echt
wat van Lolita wegheeft, elkaar ontmoeten. En die ontmoe
ting bepaalt de inhoud van de roman. Tevens omdat de scène
iets belooft, waaraan niet voldaan wordt. Tenminsteniet
ten volle.
Het boek is niet een symbolische verbeelding van het
hachelijk mensenlot. Na het eerste hoofdstuk zou men dit
verwachten. Toch is er wel iets van overgebleven; de roman
laat in elk geval zien, dat het menselijk lot'gekenmerkt wordt
door grilligheid, door het onverwachte.
Wat is namelijk het geval Ganin's jeugdliefde is een meis
je dat Masjenka (Marietje) heet. Hij heeft haar na de revo
lutie, die op de oorlog volgde, niet meer teruggezien. Alfjo
row laat hem een fotootje zien van zijn vrouw, die hij na
vier jaar eindelijk zal terugzienze is op weg naar Berlijn.
En dat vrouwtje blijkt Masjenka te zijn. Ganin ziet haar als
„zijn" Masjenka, hij kan niet anders. Hij zal haar terugzien
en dat vervult hem met vreugde. Het is vanzelfsprekend dat
zij zich bij hem zal voegen.
De roman nu vertelt in terugblikken de geschiedenis van
de jeugdliefde. De lezer begrijpt niet goed hoe de lieve, sier
lijke en voorname en tedere Masjenka'de toch ietwat miezerige
Alfjorow heeft kunnen huwen. Nabqkov maakt dat niet dui
delijk. En, bij nader inzien, terecht.
Want de lezer krijgt Masjenka niet te zien zoals zij was,
maar zoals zij bestaat in de herinnering van Ganin. Het boek
J „Rendez-vous a Bray" zal deze maand
pog jn Nederland in roulatie gaan. Zou
jlat ooit gebeurd zijn, als Bal6 Utrechtse
Cinémanifestatie de film niet al naar Ne
erland had gehaald? Het lijkt op zijn
pinst twijfelachtig, want „Rendez-vous a
Pray" is niet alleen een niet zo gemakke-
Pik toegankelijke film, maar ook een heel
jingzame: twee eigenschappen die niet
ifirekt een groot kassucces in het vooruit-
licht stellen. Hetgeen overigens niet weg-
Beemt, dat de film met name in Frankrijk
»l geruime tijd volle zalen trekt. Maar
Biisschien heeft dat ook te maken met de
Onderscheiding met de Prix Louis Delluc,
pie daarmee voor de eerste maal aan een
buitenlandse film is uitgereikt.
I André Delvaux is een filmer die prach-
Ig in een surrealistische filmtraditie past.
fijn film „Un soir un train" evenals
pjn allereerste film gebaseerd op een
fcrhaalgegeven van Johan Daisne voer-
Pe de toeschouwer regelrecht een sur-
pëel niemandsland binnen: zodra de drie
pzigera uit de trein gestapt zijn, wanneer
Pie midden in de duisternis ergens stopt,
bevinden ze zich in een onwezenlijk
rlaams dorp. Pas later blijkt dat land
schap niet geografisch doch psycholo
gisch lokaliseerbaar in de tijd tussen het
peinongeluk en de bewustwording daar-
I „Rendez-vogs a Bray" voert ons vrijwel
Onmiddellijk in het begin eveneens zo'n
Oiemandsland binnen al was het maar
Omdat Bray slechts 20 kilometer van het
font af blijkt te liggen het verhaal
jpeelt in 1917 en het kanongebulder
pn het slagveld als een voordurend
Ongstaanjagend gerommel aanwezig is.
De hele reis naar Bray die de prachtige
ftroductie van de film vormt, brengt on6
rechtstreeks In een „ander" gebied. Julien
werkt in Parijs als muziekcriticus een
iob die hij waarneemt voor zijn vriend
Jacques, die onverwachts een telegram
naar Julien stuurt met de mededeling dat
hij enkele dagen verlof heeft en Julien
graag op zijn buitengoed in Bray wil ont
moeten.
Terwijl Julien zich op zijn kamer gereed
maakt voor de reis, wordt hij getroffen
door een raadselachtig kinderliedje dat
gezongen wordt door een klein meisje op
de binnenplaats, terwijl het ijverig over
een hinkelbaan springt. Dat is eigenlijk
het eerste vervreemdende signaal ver
sterkt doordat het camera-oog een paar
seconden loodrecht naar beneden, naar
het hinkelende meisje kijkt. Het thema
van het liedje keert vervolgens in de film
telkens terug, zij het getransponeerd als
pianomuziek totdat in het laatste
deel van de film. waarin Julien teruggaat
naar het stationnetje van Bray en daar
een afdeling frontsoldaten ontmoet die op
vervoer wachten, het liedje in zijn oor
spronkelijke vorm terugkeert.
Daarmee is tegelijk de driedeling van
de film gegeven: Juliens reis naar Bray,
het lange wachten op het buitengoed van
Jacques en tenslotte het voornemen om
terug te reizen, dat op een vreemde wijze
opeens onderbroken wordt en in een tot
nog toe voor Julien ongekende onzeker
heid verkeert. Men kan in die driedeling
zowel een uiterlijke als een innerlijke ge
schiedenis onderscheiden.
Op die uiterlijke geschiedenis kan men
zich dan al gauw verkijken omdat Delvaux
er helemaal niet op uit is om de toe
schouwers enige sleutel tot die geschie
denis te verschaffen. Na die prachtige
introductie Juliens reis in een ouder
wetse stoomtrein, met buiten het lang
zaam verglijdende landschap en binnen in
het compartiment een frontsoldaat met
verlof, in gezelschap van zijn vrouw,
arriveert hij op het verlaten en verwaar
loosde stationnetje van Bray, wandelt
door een volmaakt verlaten dorp dat even
surreeel aandoet als het dorp uit „Un soir
un train", en arriveert tenslotte op het
buitenhuis, waar hij ontvangen wordt door
een mysterieuze huishoudster, een intrige
rende jonge vrouw. Dan begint het grote
wachten
Er zijn allerlei „signalen" die er op
duiden, dat dit wachten niet toevallig is,
maar duidelijk gearrangeerd door de on-
zichtbare Jacques Kristal staat zacht en
zinderend te trillen door het verre geweld
van het slagveld; het elektrisch licht valt
plotseling uit; Julien krijgt een maaltijd
opgediend die uit zijn lievelingsgerecht
bestaat en herinneringen oproept aan het
verleden met Jacques.
In de keuken zit de zwijgzame huls
houdster mysterieus met gebogen hoofd
een houding waarin Julien haar aan
treft als hij onverwachts binnenkomt. Op
de vleugel ligt de nocturne die Jacques
ooit componeerde voor zijn vriend Julien,
maar die onaf bleef liggen toen Jacques
in dienst ging bij het uitbreken van de
oorlog. En de liefde waartoe de huishoud
ster tenslotte de „maagdelijke" Julien ver
leidt, lijkt eveneens te passen in een van
te voren opgezet plan.
Maar wie zich teveel gaat verliezen in
„duidingen" van wat niet duidbaar is,
loopt alle kans heen te kijken langs wat
de film in eerste instantie is: een muzika
le film. Niet alleen zit dat in het verhaal
gegeven Julien Is pianist en heeft aan
het conservatorium in Parijs gestudeerd,
en Jacques is een begaafd componist
waarin telkens weer pianomuziek van
Brahms en Debussy een belangrijke rol
speelt; zelfs is het niet in de eerste
plaats omdat die muziek, prachtig uitge
voerd, op de geluidsband domineert, ook
waar het verhaalgegeven dat niet direct
vereist.
Delvaux' film is- nog op een heel ande
re manier „muzikaal". In een verbijsterend
mooie flash-back zien we Julien als pia
nist in een bioscoopje een stomme film
begeleiden Feuillades altijd beroemd ge
bleven „Fantomas", waar we inderdaad
ook enkel fragmenten van te zien krijgen.
De aandacht men zou het beter:
devotie kunnen noemen waarmee Ju
lien op de filmbeelden reageert, is een
duidelijk autobiografisch element. Delvaux
is zélf vroeger zo'n pianistische filmbege
leider geweest. Hij heeft geleerd de film
beelden op hun muzikale waarden te
schatten. En als „Rendez-vous a Bray"
een muzikale film mag heten, dan toch in
de eerste plaats omdat de beelden, de
kleuren en de „tonen" ervan, als een
superbe romantisch-muzikale „beweging"
worden ondergaan.
Er zit trouwens een geniale passage In
weer een flash-back, waarin Julien en
Jacques samen al wandelend converseren
waarin de muziek die Julien aan do
vleugel speelt op een zeldzaam speelse
FILMKRONIEK VAN
DR.H.S. VISSCHER
wijze geïntegreerd wordt met de dialoog
die ten dele uit Juliens harde Duits-
Luxemburgse klanken bestaat.
Natuurlijk het is mogelijk om te pro
beren een „logisch" sluitend verhaal uit
het gegeven te destilleren. Erg bevredi
gend is dat nooit. Veel boeiender is het.
de film te ondergaan als de beeldmuziek
die hij wil zijn, getuige de wijze waarop
de concrete psychologische verhaalgege
vens voortdurend en opzettelijk „ver
vluchtigd" worden tot alleen hun „stem
ming". hun „sfeer" overblijft.
Thema's duiken op en vergaan, de
puurheid van een ongecorrumpeerde
jeugd, de vergankelijke weemoed van
herfstbladeren in de tuin van Bray, de
dreiging van oorlog en dood in het rinke
len van het kristal, de liefde als een ge
heim van licht en schaduw zoals Julien
vanuit de avondlijke tuin ziet hoe de huis
houdster met haar kandelaar langs de
vensters loopt, telkens licht scheppend,
telkens duisternis achterlatend.
Zo ook heeft de uitwisseling van heden
en verleden de herhaalde flash-backs
niet zozeer een psychologische moti
vatie als wel een muzikale: uitwisseling
van zeer heldere, welomlijnde en konkrete
beelden van het verleden met de vage.
vervreemde, vervloeiende beelden van het
hedenAls de film ten einde is. heeft
men een romantisch recital gehqord
Componist: André Delvaux een Bel
gisch filmer van formaat.
zou niet „Masjenka" moeten heten, maar „Herinnering aan
Masjenka".
Ganin zegt zijn kamer in het pension op; Alfjorow neemt
die kamer over want hij zal nu met zijn vrouw in het pension
leven. Ganin weet wel beter. In de nacht voordat zijn Masjen
ka zal aankomen, voert Ganin haar man dronken, zodat deze
zich verslaapt. Ganin kan nu naar de jonge vrouw toe, haar
afhalen van de trein. Hij doet het tenslotte niet. Hij begrijpt
dat wat voorbij is, niet meer tot werkelijkheid gemaakt kan
worden. Hij beseft dat de vier dagen van intense herinnering
van Masjenka misschien de gelukkigste van zijn leven zijn
geweest. Hij heeft zelfs geen spoor van berouw om zijn daad,
om wat hij zijn geliefde Masjenka aandoethaar na vier jaar
wachten en verwachten confronteren met een dronken echt
genoot.
door J. van Doorne
Een nostalgisch, typisch Russisch verhaal, knap geschreven.
De trieste figuren in het pension zijn zonder pathos uitge
beeld; en zijn erbij die zo uit een roman ran Dostojewski zijn
geslapt.
Een jeugdboek, zeker. Maar toch al een boek met alle kwa
liteiten van een groot werk boeiend, beeldend, vol van heel
menselijke relaties, die echter alle tragisch zijn. Nabokov laat
de lezer die tragiek ondergaan zonder er woorden aan te ge
ven. Hij staat op afstand, hij observeert en noteert. Ik denk
daarbij aan de relaties tussen de zes pensiongasten onderling,
met door uiterlijke conflicten gekenmerkt, maar door inner
lijke. Daar is bijvoorbeeld een al oude Russische dichter, die
maar geen visum kan krijgen om naar Frankrijk te gaan. Als
hij het eindelijk heeft, verliest hij zijn paspoort. En daar is
de vriendin van Ganin's vriendin. Ganin verbreekt de relatie
met zijn maitresse; haar vriendin woont in het pension van
Ganin; zij is knap, lief en moederlijk. Haar liefde voor Ganin
krijgt geen woorden maar wèl gestalte in het boek.
Ook het tragische ontworteld-zijn van de emigranten wordt
zonder enige pathetiek verbeeld. Nabokov doet dat als het wa
re argeloos, tussen-de regels, zuiver op de wijze van de lite
ratuur.
Wat mij ook zeer getroffen heeft, is het beeld dat hij van
het voor-oorlogse Rusland schetst. Het is een poëtisch beeld,
een beeld dat men eerder bij Poesjkin en Tsjechow aantreft
dan bij Dostojewski of Tolstoi. Het is een Rusland, dat een
paradijs is van landelijkheid. Natuurschoon kon men in Rus
land toen allerwege vinden. De maatschappelijke ellende vindt
er geen plaats in. Nabokov is hier als wij allenons paradijs
is altijd een paradijs van natuurlijke schoonheid. De mense
lijke cultuur zou, indien zij goed tras, de natuur bewaren en
styleren; de cultuur vernietigt echter.
Dat is uiteraard een bij-gedachte, een bij-pad, een zijpad dat
niet behoort tot de route van de tocht die Nabokov aflegt.
Maar het even kijken in dat pad ligt toch in de rede. Dit
boek, vervuld van nostalgie, deed mij dit doen. Hoe graag zou
mijn verbeelding dit pad belopen hebben. Deze overweging
dwingt mij toch, te bedenken, dat het boek meer symbolisch
is dan ik aanvankelijk had gedacht. De mens zit gevangen in
een lift die het niet meer doet. Stilte en duisternis. Zeker, de
lift gaat plotseling wel verder, maar waardóór dat gebeurt, is
ondoorgrondelijk. Eenmaal zal de lift het niet meer doen. Het
ogenblik komt dat het ondoorgrondelijk wonder zich niet meer
voltrekt.
En juist dat is wat de mens doet rebelleren. Tegenover een
niet over te steken rivier komen te staan, is niet erg. Maar in
een liftkooi moeten sterven, is het ergste dat hem overkomen
kan. Wat is daarvan de zin Er is geen zin.
Ik bemerk, dat ook deze roman de lezer confronteert met
de grote religieuze vragen.
Zeker, de lift gaat in de roman weer werken. Maar voor
hoelang Hoe dikwijls
Ik geloof, dat Nabokov minder fouten gemaakt heeft bij het
concipiëren van zijn roman dan hijzelf suggereert Achter het
décor van het oude Rusland, en achter wat zich in dat Ber-
lijnse pension afspeelt, ligt een heel ander perspectief en wel
dat van de zich zijn situatie bewust wordende mens.
De vertaling is werkelijk goed. Een enkel vlekje, er zijn er
méér, fik vestig op één de aandacht omdat dat me geïrriteerd
heeft), kan nauwelijks ontsieren. „Driemaal zo dicht bij zijn
verleden dan ik" fpag. 11) is tot nu toe fout. In die fout schuilt
ook een denkfout, zoals in bijna alle taalfouten. Maar die fout
wordt langzamerhand algemeen, en zal dus wel eenmaal als
correct gelden. Maar ik blijf voorlopig „duizend keer zo vaak
alsen „een tikkeltje meer dan" schrijven.
Vladimir Nabokov „Masjenka". Oorspronkelijke titel „Mary".
Vertaling van J. F. Kliphuis. Bij H. Meulcnhoff te Baarn. Aantal
pagina's 160. Gebonden. Prijs 13,90.