Vooroorlogse hervormden op het Water looplein Teruggaan tot de bron loont altijd de moeite TWIJFEL ANGST VERPLEGING EN RELIGIE 3 ZATERDAG 12 FEBRUARI 1972 Dr. S. J. Ridderbos, die als (gereformeerd) pastor ver- bonden is aan de Valeriuskliniek in Amsterdam heeft een boekje geschreven, dat gegroeid is uit de cursus, die hij voor verplegenden gaf. Voor mijn besef een zeer waardevol geschrift, helder, evenwichtig en wijs. Er is een tijd geweest, dat de verplegenden in christelijke zieken huizen gerecruteerd werden uit kerkelijk meelevende ine u gezinnen. Ze hadden in de regel behoorlijk gecatechiseerd. cursus in de ziekenhuizen bedoelde dit catechetisch onderwijs te verdiepen en het belijden hanteerbaar te it "itm maken voor de omgang met de patiënten. Het lijkt me wol onbillijk daifr negatief over te oordelen, al waren er ook toen nogal wat mislukkingen. hevi De opzet van de cursus, waar de publikatie van dr. Ridderbos Wie uit gegroeid is, is heel anders. Daar kunnen we alleen maar blij an e mee zÜn> omdat ze vanuit een veranderde situatie geschreven is. ;n gy Immers de binding aan de drie formulieren van enigheid werd it, d( versmald tot het beleven van het groeps-eigene, dat vaste denk en gedragspatronen meebracht, waaraan men elkaar kon herkennen en dat duidelijke afgrenzingen tegenover andersdenkenden mar keerde. Wil men aandacht geven aan de bezwaren, die in te bren- j gen zijn tegen het leven in een omheinde ruimte, tegen de gebor- neerdheid en verstarring die duidelijk aanwezig waren, het is bil lijk niet minder aandacht te hebben voor het vuur, dat gloeide on der de as. Nu zien we overal dit groeps-eigene vervagen. Dat kan wat krampachtige verontrusting meebrengen met het gevoel „zó zÜn w.® nergens meer", het kan net andersom het besef oproepen vei ..heerlijk, nergens te zijn" en - omdat ook „nergens" niet zonder Zjn steunpunten kan - is er een neiging min of meer van dag tot dag actu modieuze te leven. Ook hier denken we aan het vuur on der de as. i ook i weii ke dapj Mi iaar ervai n wo vi na t in g. kl uur, door ds. S. J. Popma Nu gaat het erom zonder veel drukte de as te verwijderen en het vuur op te poken. Daar is de gereformeerde theologie vandaag mee bezig. En in zijn geschrift „Verpleging en religie" neemt dr. Rid- 14 pi derbos deel aan dit goede werk op het duidelijk omschreven be- perkte terrein van het pastoraat aan zieken, toegespitst op de nood van de psychiatrische patiënt. Te midden van de vele deskundi gen, die in ziekenhuizen rondlopen, staat de pastor met zijn eigen h deskundigheid, nl. die van de exegeet, zo ongeveer heeft dr. Rid- poëAderbos 't zelf ergens geformuleerd. Hij doet dit pastorale werk 3und vanuit de grond-overtuiging: „het kenmerkende van de bijbel is enve echter niet een levensleer voor mensen, maar de boodschap, dat en God ons bevrijdt" (pag. 11). Op de vraag of het in de praktijk bijv. het verplegingswerk te merken is of de verplegende al of niet gelooft, geeft hij het wijze antwoord „we moeten eerst le ren begrijpen, dat het fout is altijd dadelijk iets te willen merken". Deze houding hangt nl. samen met een positivisme, dat alleen het esch waarneembare belangrijk acht. Overigens is er wel iets te mer- jaar ken. „Een belangrijke vrucht van het geloof is de humor, omdat ge Ihet geloof ons verbindt met Hem, die absoluut is. Het is te me#- c ervken, als we met humor tegenover onszelf en tegenover onze me- d demensen staan. We zouden dit een zichtbare kant van het geloof willen noemen (pag. 14). Bijbelse gezichtspunten in de verpleging „groepeert de auteur" la rondom de motieven geloof, hoop en liefde. De vraag naar het lepul waarom en waartoe van het lijden wordt niet als de meest drin gende gezien. De eerste christelijke vraag voor de patiënt zelf is „wil ik gezond worden?". Veel tijd en energie, aan het waarom en waartoe besteed, kan beter voor de strijd tegen het lijden gebruikt a worden. Dat betekent niet dat de vraag van de zin van het lijden nhoals onbelangrijk weggeduwd moet worden. We dienen er daarbij I aan te denken, dat de bijbel het lijden noemt onder tal van as- i pecten. Nu kan de mens zichzelf ontdekken, maar het belangrijkste atriji is of we in ons lijden God tegenkomen, in welk aspect ook we wei- zo licht eigen lijdenssituatie menen te herkennen. Dr. Ridderbos, van huis uit ethicus, spreekt kort maar zeer in dringend en eerlijk over de kernvraag bij abortus en bij het ge bruiken van een dode in verband met transplantaties. „Het is j reëler over een ingreep in (minimaal) leven te spreken dan over WOn ..eigenlijk" dood. Hetzelfde geldt ook, als men bij een beginnend a G leven zegt, dat het „eigenlijk" nog geen mens zou zijn" (pag. 43), rbid Het knappe in dit geschrift ligt m.i. in de heldere eenvoud waar- i ichter veel kennis van zaken, ervaring en denkwerk liggen die zich niet opdringen, maar verrassend tevoorschijn springen. Bijvoor beeld: „Dit is de belangrijkste betekenis van het geloof in de om n gang niet angstige patiënten. Het zwaartepunt ligt niet in wat we „s tegen hem zeggen, maar in waar we zelf zijn. We kunnen mijlen toèf|ver zUn> al zitten we naast iemand. We kunnen ook bij hem zijn, 1 maar daar is het geloof voor nodig, dat de chaos ons niet zal mee- en dat de afgrond overwonnen is door Hem, die zegt dat Hij de eerste en de laatste is. Misschien kunnen we er dan ook iets van tersmet woorden zeggen" (pag. 907). iki Ridderbos' geschrift is inderdaad belangrijk voor allen „wie de broé verhouding van verpleging en geloof ter harte gaat". RLK' „Verpleging en religie" door dr. S. J. Ridderbos; uitg. Ten Have, Baarn; prijs 8,90. Je koopt op het ff aterlooplein een boek niet voorin de naam van de oorspronkelijke eigenaar en zo kan ik meedelen dat de Haagse hervormde dominee P. Lugtig heid (die nu als emeritus pastoraal werk doet in het Gel derse Veessen) in de jaren dat hij predikant-voorganger was bij de evangelisatie in Deventerzich het boek „Ker- ke-werkheeft aangeschaft. Ik viste het exemplaar dal ds. Lugtigheid toen kocht (of kreeg van een dankbare catechisant, wie zal 't zeggen op uit een slordige stapel: 25 cent per stuk, vijf voor een gulden. Het léék me nel: een dikke driehonderd pagina's tellende uitgave van Cal- lenbach in Nijkerk, samengesteld door vermaarde her vormden als prof. dr. S. F. H. J. Berkelbacli van der Sprenkel, I\. Stuf kens en ds. H. C. Touw, met als onder titel: „Beschrijvingen van den arbeid der hervormde kerk in stad en land". Jwij De vrijzinnige theologen hebben steeds vanuit de mo derne tijd problemen aan de orde gesteld, waarvoor de kerk in haar orthodoxie open behoort te staan, al hebben zij zich in de vorige eeuw van het probleem van de ver houding van het christelijk geloof en de cultuur al te gemakkelijk afgemaakt in deze zin, dat zij vaak zoveel van het christelijk geloof lieten vallen, dat ze alleen de cultuur overhielden. Deze opmerkingen zijn van prof. Van Ruler. Hij voegt er aan toe, dat het attent maken op de problemen intussen veel waard is en dat we daarom voor de gedachtengangen van de vrijzinnige theologen en christenen de aandacht levend moeten houden. door dr. J. J. BUSKES Hinderlijk is dat uitgevers niet altijd het jaar van uitgave vermelden, ik zocht er tenmin ste in „Kerke-werk" vergeefs naar, en toen vond ik op het schutblad naam. funktie, adres, telefoon- en gironummer van ds. "P. Lugtigheid gestempeld. Van Alphen's kerkelijk hand boek leerde me, dat de Deven- terse periode van ds. Lugtigheid van 1938 tot 1942 was (en be paalde me er tevens bij dat wij onze gironummers heelhuids door de tweede wereldoorlog heen hebben gesleept!), dus „Kerke-werk" is zéker dertig jaar oud. Oneindig lang geleden lijken die vooroorlogse jaren. Niet zo zeer omdat je in „Kerke-werk" ds. T. H. Landsman tegenkomt als Drents predikant (Roderwol- de). terwijl er al een hele gene ratie hervormden rondloopt met de gedachte dat Landsman en „Den Haag" zo ongeveer sinds de schepping bij elkaar horen...., maar omdat de toon van de hier gebundelde opstellen van zo heel ver weg lijkt te komen. Je krijgt soms het gevoel in een christelijke streekroman te bla deren en dat terwijl we met voortreffelijke verhalen te ma ken hebben, waarin de proble matiek heus niet toegedekt wordt door huiselijke pastoralia. De medewerkers keken goed om zich heen, ze zagen dat hier de kerk was ingedut, dat daar maar wat aangerommeld werd en dat ginds het er misschien een beetje op begon te lijken. Het staat allemaal in dit boek, want „op enkele bladzijden hoort ge de stilte ruischen van een land, dat nog nauwelijks door het moderne tempo lijkt aangeraakt; op andere staat ge midden in het stormgetij eener ontwortelde menschheid." Maar ondanks die ontwortel de lieden zijn de beschouwingen in „Kerke-werk" toch vanuit een... hoe zullen we 't zeggen?... een gerieflijke positie geschre ven: geruggesteund door Barth keken de scribenten uit naar een periode waarin de kerk dit en dat... enfin, we zouden nog eens wat meemaken. We hebben het intussen mee gemaakt, in de oorlog begon het te ritselen en na de oorlog barstte het los. soms zo hevig dat niet-hervormden boos over hervormd imperialisme begon nen te kakelen. Maar vandaag zitten de hervormden met een getuigenis en een rapport van de visitatoren-generaal op schoot wat beteuterd te kijken. Er wordt her en der heftig aan de wortels van het christelijk geloof gesjord en dat kende men in de jaren dertig nog niet zo. Toen was men vooral bezig met het kerk-zijn en wij zijn vandaag doende met de vraag of en hoe je christen kunt zijn. En daarbij passen geen volzin nen over „den vaderlandschen kerkelijken arbeid in zijn rijke veelvuldigheid." Lezend in „Kerke-werk" werd ik toch wel wat jaloers op de onbevangenheid waarmee destijds de zaken getracteerd werden. Met „onbevangenheid" bedoel ik vooral niet: onnozel (al speelden de kerk en de kerkmensen in die jaren meer dan ons lief mag zijn mooi weer), ik bedoel ermee de afwe zigheid van de opdringerige ernst waarmee wij tegenwoor dig menen aan onze stand ver plicht te zijn terstond naar alle mogelijke diepten te moeten af dalen. Ds. M. N. W. Smit, nu Haags emeritus, stond in het begin van de jaren dertig in Rottum en hij vertelt in „Kerke-werk" over de Noord-Groningers. Over de boe ren bijvoorbeeld, die hem zei den: „Wat wie neudig zijn. is: Belgische peerden en cocksche arbeiders".. Want „cocksche" dat is: gereformeerde arbeiders, zijn tenminste niet rood. En haalt ds. Smit nu en paar so ciologen in huis, om hierover door te drammen? Of slaakt hij zelf een paar kreten over struk- turen zus en zo? Nee, want dat was toen nog geen mode, en ik moet zeggen dat juist het feit dat deze boerse opmerking on verpakt doorgegeven wordt, maakt dat je er méér van schrikt dan wanneer we tegelijk een aantal duur-tobberige vol zinnen te verwerken hadden gekregen. Ds. Smit attendeert er op dat in zijn contreien hervormden gevonden werdendie in hun hart de gereformeerde kerk een veiliger weg vonden om „in de hemel te komen" dan hun eigen kerk. Ds. Smit: „Toen ik eens op een lidma ten-catechisatie de gelijkenis van den Verloren Zoon behan delde en vertelde van de voeten zonder schoenen, interrumpeer de een arbeidersvrouw: dat haar broer ook vroeger als een verloren zoon eens thuis was gekomen, „net zoo, geen schoe nen meer aan de voeten. Toen ik haar vroeg of ook van hem gezegd kon worden: hij 'was verloren en is gevonden, ant woordde zij, met een stem waar in niet de minste twijfel aan zijn behoud klonk: „ja. want hij is Gereformeerd geworden. Over gereformeerden gespro ken, die lopen tegenwoordig in en uit bij de hervormden, maar voor' de oorlog was het zo dat ds. J. R. Wolfensberger, nu Am sterdams emeritus, schrijvend over de kerk in Friesland, al in enige oecumenische opgewon denheid geraakte vanwege het „zo merkwaardige samenkomen van nagenoeg alle leden van de Hervormde en Gereformeerde Kerkeraad te Sneek op 8 april 1936". Heel mooi en voornaam vond ik het opstel van wijlen prof. dr. W. J. Aalders, die in Beesd heeft gestaan, de eerste ge meente van Abraham Kuyper. Doleantie noch afscheiding heeft in de Betuwe wortel kun nen schieten, „en dat terwijl het modernisme daar in de negen tiende eeuw grooten invloed had en de prediking dikwijls ver afstond van wat in de ge meente leefde. Prof. Aalders schrijft dit toe „eenerzijds aan de onvrijheid der bevolking ten opzichte van de autoriteiten, andererzijds en voornamelijk aan haar gebrek aan beslistheid en initiatief'. Tot de gemeenteleden van prof. Aalders behoorde ook Pietje Baltus, de vrouw die zo sterk bijdroeg tot Kuypers om mekeer. Prof. Aalders over Pietje Baltus: „Zij ontving mij van meetaan met groote vriendelijkheid en Ik heb al tijd hoogen eerbied gehad voor haar persoon en godsvrucht. Zij kwam des Zondagsmorgens gere geld in de kerk. Wat zij er deed en aan had? Ik weet het niet. Wel zeide zij mij soms in de week, dat zij tijdens de godsdienstoefening zoo hartelijk voor mij had kunnen bidden. Zij zong geen gezangen, maar heeft mij er nooit een verwijt van gemaakt, dat ik ze opgaf. Het Avondmaal bezocht zij niet. Daar naar gevraagd, heeft zij mij eens gezegd, dat zij daar met menschen zou moeten aanzitten, met wie zij zich niet geestelijk één voelde; daarenboven zeide zij: „De Here houdt het Avondmaal met mij, in mijn huis." Ziedaar eene merk waardige uiting van spiritualisme, dat boven de kerk en het Avond maal uitgaat, zooals ook bij de middeleeuwsche mystieken wel voorkomt. Des Zondagsavonds ont ving zij bezoek, maar nooit voor het einde der godsdienstoefening Uitvoerig en zorgvuldig is de bijdrage van prof. dr. W. C. van Unnik over Noord-Holland, „het verwaarloosd pand", zoals hij omschrijft. Daar moest je, be denk ik, toch ethisch voor zijn om zo, zonder gebruik van voor 't grijpen liggende diskwalifica ties (mijn catechiseermeester placht het hoofdschuddend te v0 Een letterlijk citaat: „De vrijzinnigheid heeft met grote hardnekkigheid gefunctioneerd als art het geweten van de kerk in haar orthodoxie, (in cultureel en wetenschappelijk opzicht. Eén van haar belangrijkste producten is de mo- e" derne bijbelwetenschap. Daar was de ortho doxie in haar vooringenomenheden, mense lijkerwijs gesproken, nooit opgekomen. Wat sinds de achttiende eeuw aan bijbelonder zoek is gedaan, is ongelooflijk. Dat wij daar door de bijbel als geheel en in zijn onderde len op een geheel nieuwe en naar ons voor komt betere wijze zijn gaan verstaan, dan ken wij aan de vrijzinnigheid". De woorden vrijzinnig en rechtzinnig heb ben veel van hun-vroegere betekenis verlo ren. We kunnen deze woorden alleen gebrui ken, Indien we vooraf duidelijk zeggen, wel ke Inhoud deze beide woorden voor ons hebben. Doen we dat niet, dan hebben ze hun zin verloren en heeft ons gebruik van deze woorden geen zin meer (non-sense). Men kan denken aan het historisch kritisch onderzoek van de bijbel. Met opzet spreekt niet over bijbelkritiek, omdat dit woord ^misverstand wekt. ge In het verleden hebben vrijzinnigen vaak f0(jkans gezien met het historisch-kritisch on- iderzoek zó te werken, dat zij aan de wezen- olijke inhoud van het bijbels getuigenis niet toekwamen en deze inhoud in vele gevallen k geheel verloren ging. Dat heeft tot gevolg v0 gehad, dat het historisch-kritisch onderzoek als zodanig in de ogen van de rechtzinnigen een kwalijke zaak werd. aan welke men zich maar liever niet wagen moest. Zo ontstond wat prof. Van Ruler de voor ier ingenomenheid van de orthodoxie noemt. In de Jaren, waarin ik aan de Vrije Universiteit studeerde (1917-1924) reageerden de exege ten van de VU op het historisch-kritisch on- sofderzoek vrijwel uitsluitend negatief. Dat is Anders geworden. Juist wanneer men om het zo eenvoudig mogelijk te zeggen -ge looft, dat de bijbel Gods Woord is. zou men er weet van kunnen en moeten hebben, dat de bijbel van het historisch-kritisch onder zoek niets te vrezen heeft. Dr. Van Swighem zei op een van de laat ste vergaderingen van de synode der gere- formeerde kerken terecht, dat de rechtzinni gen jaren lang een embargo hebben gelegd op de problemen van de bijbel. En drs. Baar- -#■ Ds. H. de Nie da zei even terecht, dat de menselijke en de goddelijke factor in de bijbel geen concur renten van elkaar zijn. Hij heeft alle aan dacht voor het menselijke in de bijbel, om dat God juist via dat menselijke tot ons pre ken wil. Dat hebben de vrijzinnigen ook le ren verstaan. In de hervormde gemeente van Amster dam hebben wij twee dominees, die nog al tijd als vrijzinnigen te boek staan. Eén van de twee is ds H. de Nie. Wanneer een ge reformeerde op een zondagmorgen verdwaalt en in de Nieuwezijdskapel terecht komt, kan het hem overkomen, dat hij dan een hem onbekende dominee hoort preken, naar wie hij geboeid luistert. Sterkerhet kan gebeu ren, dat hij dankbaar uit de kerk komt, om dat hij nu weer eens een authentiek-bijbelse preek heeft l gehoord. Hij heeft ds De Nie gehoord. Waarom ik dit vertel Omdat het inderdaad zo gebeurt en omdat ik in deze krant graag enkele kleine boekjes van ds. De Nie wil aankondigen en aanprij zen. Het zijn: 1) „Kruiselings door de Schrif ten, Acht bijbelse leidraden", uitgaven Vrijzin nig Hervormden te Amsterdam, Wijde Kapel steeg 3 2,50; giro 499100). 2) „Luisterend naar Lucas. Acht bijbelse leidraden". Idem f 3,50). 3) „Woord en Wederwoord", bespreking van enkele bijbelse kernwoorden voor het gebruik in gespreksgroepen, uitgave Centra le voor het vormingswerk der Ned Herv. Kerk, De Horst 1 te Driebergen 2,60, bij bestelling per giro 42618 f 2,25). Luisteren naar Lucas is een dankbaar werk, zegt ds. De Nie. Het gaat om de eer ste zes hoofdstukken van het evangelie van Lucas. Het getuigenis van dit evangelie wordt verstaan vanuit het geheel van de bij bel (Oude en Nieuwe Testament). Aan elk van de acht hoofdstukken van dit boekje wor den vragen toegevoegd discussievragen, echte vragen, die aan het denken zetten, om het bijbels getuigenis te verstaan. in „Kruiselings door de bijbel" gaat het om kernwoorden Dit zijn de titels van de acht hoofdstukken 1) Messiaanse verwach ting en leven bij de dag; 2) Macht en on macht; 3) Vertrouwen en sociale kritiek; 4) Uittocht en ballingschap; 5) Nationalisme en wereldgevoel; 6) Oorlog en vrede; 7) Ge rechtigheid en onrecht; 8) Gebed en actie. Elk hoofdstukje heeft twee kernwoorden. Twee voorbeelden. Hoofdstuk 'één: „Met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden van de zonen Gods (Romeinen 819) en „Elke dag heeft ge noeg aan zijn eigen kwaad" Mattheüs 6 34). Hoofdstuk twee „Hij bracht de nacht door in het gebed (Lucas 6:12) en: „Terwijl zij baden, werd de plaats waar zij vergaderd waren, bewogen, en vervuld van de Heilige Geest spraken zij het woord Gods met vrij moedigheid" (Handelingen 4:31). Wat de vragen betreft ook een voorbeeld De vragen bij het eerste hoofdstuk zijn 1 Zijn messiaans verlangen en leven bij de dag dus eigenlijk één en hetzelfde Kan men zeggen het gaat er in het leven om, elke dag een messiaans karakter te geven, ofhet messiaans karakter van elke dag te laten oplichten 2) Gelooft u werkelijk dat Wilt het met de wereld ergens heengaat of is dat een utopie 3) Hoe houdt u het uit in deze onvolmaakte vreselijke wereld te leven 4) Wat houdt messiaans leven anno 1970 in? Is het haalbaar en waagbaar? Wat doen we er mee 5) Wat zijn de grootste remmin gen voor messiaans leven en voor leven bij de dag 6) Kweekt leven bij de dag zorge loze mensen Is het mogelijk (zowel parti culier als collectief) te leven zonder zorg vuldige beveiligingen („morgen staan de Russen of de Chinezen hier", „ze lopen an ders zo maar over je heen") Vier bijkomende vragen 1) Was het te recht dat jodendom en christendom spoedig na Paulus" dagen uiteengingen 2) Doet het de betekenis van Jezus tekort, wanneer ook zonen Gods zouden of zullen zijn? 3) ■It u bij „schepping" in Romeinen 819 toch misschien aan meer dan alleen de mensheid denken 4) Kunt u meegaan met bovenstaande tegenstelling tussen profetie en toekomstvoorspelling Wat is de actua liteit van de bijbel Ik vermoed, dat er rechtzinnigen zijn, die tegen bepaalde opvattingen van ds. De Nie bezwaren zullen hebben. Ds. De Nie zegt: „Ook al zou wat ik heb moeten schrijven, hier en daar alleen tot tegenspraak prikke len, dan zou het nog een nuttige functie ver vullen. Op allerlei plaatsen heb ik bewust eenzijdige accenten gelegd. Aan u is het, deze stukken te richten", en „Dat er nog veel meer en nog veel beter te horen valt, daarvan ben ik na mijn poging overtuigd. Ik hoop dat wat ik tot dusver gehoord heb. bruikbaar zal zijn voor gesprek, bezinning en handelingen In onze gemeenten". Wat mij zelf aangaat, ik ben mijn collega en vriend De Nie dankbaar voor wat hij in elk geval mij heeft gegeven in deze bijbelse leidraden. Zij behoren m.i. tot het beste, dat in dit opzicht de laatste tijd in ons land ver schenen is. Elk bijbelwoord wordt in zijn sa menhang en vervolgens in wijder de gehele bijbel omvattend verband verstaan. De ver kenning in de bijbel en de praktijk van ons leven worden onlosmakelijk verbonden. Laat men vooral goed weten, dat ds. De Nie zegt: „Teruggaan tot de bron loont al tijd de moeite", en „De bijbel Is het enige boek waar je nooit op uitgekeken raakt en dat steeds verrassender en actueler wordt". Boeken op het Waterlooplein hebben over: „arm, leeg moder nisme") en toch met indringen de ernst te kunnen schrijven over een streek, waar de pre- dikbeurlenlijst vaak meldde: geen dienst. Na de lezing van dit hoofd stuk pakte ik de „Herinnerin gen" van dr. J. C. A. de Fetter uit mijn kast. Dr. De Fetter, de latere Haagse remonstrantse predikant en vooral bekend als VPRO-dagopener, begon als hervormd dominee van Schoorl, in 't begin van deze eeuw. Erg indrukwekkend komt het gees telijk leven in zo'n „moderne" gemeente je niet voor en je be grijpt best dat orthodoxen daar, zacht gezegd, moeite mee had den. Dr. De Fetter heeft het ook over Koedijk, waar hij consu lent was. Daar ontmoette hij een familie Beets. Er was een zoon Hein, die naar Amerika vertrokken was en die, zoals zijn ouders bezorgd aan domi nee De Fetter vertelden, daar ginds „fijn" was géworden: hoe kon dat nou? Later zat dr. De Fetter eens met mr. Henry Beets (die als theoloog van de christian reformed church in Amerika in de gereformeerde zusterkerken in ons land ook naam had) op een dijk te praten over de wederkomst van Chris tus. Zal de Heer wederkomen op de wolken, zoals geschreven staat? „Ik kijk er soms met verlangen naar uit", zei dr. Beets. een jongen uit het „verlichte" Koedijk, zoals dr. De Fetter eraan toevoegt. Nog even terug naar „Kerke- werk", om een klein stukje door te geven uit wat ds. J. A. van Nie, thans emeritus in Utrecht, oplevert aan zelfspot. Hier zijn de eerste regels van de para graaf over de dominee: „Hij houdt van een goeie sigaar en een goeie kop koffie. Hij is dan ook een goeie man. Hij heeft ook een goeie vrouw. Het is een zeer gelukkig huwelijk. Hij is er nog al tijd trots op dat hij, als zoon van een klein boertje maar die dan toch maar dominee werd de rijkste boerendochter uit het dorp heeft getrouwd. Haar trots is, dat zij nu „mevrouw" is, de gelijke van de vrouw van burgemeester, dokter en notaris. Een goeie man en een goeie vrouw. Zij komen ook uit een goeie gemeente, die altijd goeie dominees heeft gehad. Daar om weet hij precies hoe het moet Het zal inmiddels duidelijk zijn dat ik van mijn op het Wa terlooplein bestede kwartje veel plezier heb gehad. Ik kom nog even terug op de hervormden- van-nu (want de preek moet een toepassing hebben). De na oorlogse fleur, die in de tijd dat „Kerke-werk" uitkwam z'n aanzet kreeg, is verdwenen en als er synodeleden zijn die on danks het rapport van de visi tatoren toch nog wat lichtpunt jes zien, kunnen ze van profes sor Berkhof te horen krijgen dat ze veel te opgewekt tegen de zaak aankijken. Er is een geloofscrisis, dat zal waar wezen, en we moeten er voor oppassen dat we in deze toestand niet alles wat een Je- zus-beweging aan spiritualiteit oplevert, hebberig naar ons toe harken, net zo goed als het niet aangaat iedere actie-groep te annexeren als een nieuwe vorm van gemeente-zijn. Anderzijds... Néé, ik ga geen opbeurende slotzin bedenken. Maar misschien mag ik nog één zin uit „Kerke-werk" citeren, uit de inleiding. Het gaat dus over de hervormde kerk, in een taal die we niet zo gauw meer gebruiken (uitstrekkende armen en zo), in een situatie die passé is, maar toch... 't Is deze zin: „Omdat zij volkskerk wil zijn en blijven en altijd weer haar armen uitstrekt naar gansch het volk, liggen haar nederlagen zoo naakt aan den dag". Petter Moen (19011944) kwam uit een Noorse piëtistische familie. Hy studeerde in Oslo en werd verzekeringswiskundige. Tijdens de Duitse be zetting was hy redacteur van een illegaal blad. Later benoemde de verzetsbeweging hem tot leider van de gezamenlijke illegale pers. Op 3 februari 1944 door de Gestapo gearresteerd, leerde hy aan den lyve wat mishandeling en een zame opsluiting betekent. Tot begin september hield hy een dagboek by, door met draadnagels letters te prikken in toiletpapier. Zyn werk ver borg hy via een rooster in een ventilatiebuis. waaruit het later, na de bevrijding, op aanwij zing van een medegevangene te voorschijn is gehaald. Moen was toen al dood, want op 6 sep tember 1944 had men hem op een schip gezet, dat z(jn bestemming nooit heeft bereikt. De Zwitser dr. Hans Bürki (geb. 1925) heeft Moens dagboek zorgvuldig bestudeerd. Moen was niet alleen mathematicus, maar ook belezen in psychologie en filosofie. Zonder een briljant den ker te zijn, kan hij als voorbeeld dienen van een godsdienstig opgevoed intellectueel, die zich onder de moeilijkste omstandigheden .rekenschap geeft van zijn angsten en twijfelingen. Op een ogenblik dat hy het helemaal niet venvacht hij heeft zich in wiskundige vraagstukken ver diept krygt hij een heel kort, maar zeer in tens visioen van de gekruisigde, dat voor hem een beslissende wending betekent. Bürki, bedreven in pedagogie, filosofie en psychologie, al byna een kwarteeuw werkzaam door dr. C. Rijnsdorp onder studenten en zeer bereisd, nam Moens dag boek tot uitgangspunt voor zyn in 1967 te Wup- pertal verschenen boek Zwischen Glaube und Skepsis. Hiervan is thans een Nederlandse ver taling verschenen onde.r de titel „Tussen geloof en skepsis". Een biografisch/gccsteshistorisehc studie, met een Woord vooraf door dr. J. Stelling- werff (uitg. Buyten en Schipperheyn. Amster dam, 136 blz.. ingenaaid 10.geb. 12,50). In zyn inleiding zegt Bürki o.a.: „Wanneer ik systematisch-filosofische of wetenschappelijke werken bestudeerde, scheen my in het begin alles helder uiteengezet en verklaarbaar, maar daarna toch onwerkelijk, ja zelfs leeg. Las ik echter ge bundelde brieven, dagboeken of auto-biografische notities, 'wat een leven van niets-zjjn en alles- willen' stroomde my dan daaruit tegemoet!" Het ging hem dus om de levende menens achte-r de dode boekenwetenschap. Bürki citeert en be spreekt fragmenten uit Moens dagboek, vergelijkt diens gedachtcnwereld met die van Nietzsche (ook beider levens laten zich vergelijken) en werkt dan toe naar een meer abstracte beschouwing, waarby onder meer ook de skepsis by Albert Camus ter sprake komt. Ten slotte gaat Bürki met Moen in de gevangenis gefingeerde gesprek ken voeren, een methode die wel meer is toe gepast en die in dit geval zeker verantwoord is omdat Bürki het dagboek door en door kent. Het bopk is een beetje moeizaam geschreven, maar het is waard zorgvuldig te worden gelezen, al was het maar om zyn informatieve waarde. Met zuiver nadenken kan men de twijfel wel analyseren, maar nooit overwinnen. Ook Moen ervoer dat het geloof een geschenk is, maar dan een geschenk alleen voor hen die ontvankelijk gemaakt zyn, ook door een zich doodredenerende skepsis heen. Ds. M. P. van Dijk, in gereformeerde kringen al bekend door een aantal publicaties, wil met zyn boekje „Angst en moed' een pastorale hand reiking doen. Het is een uitgave van T. Wever te Franeker. telt 93 bladzijden en kost 7,50. Hy probeert óók tot een bijbelse visie te komen. De angst is een allesomvattend verschijnsel dat al ons doen en laten doortrekt, zonder dat wy het ons bewust zyn. Ze hangt samen met an dere verschijnselen, zoals vervreemding en een zaamheid. Ds. Van Dyk ziet de remedie in de eerste plaats in het gebed. Hier is hetzelfde on derwerp aan de orde als in het boek van Bürki. met dit verschil, dat deze laatste zich beweegt op wetenschappelijk niveau en ds. Van Dyk op het pastorale vlak. Wie beide boeken zou willen lezen, zou met dat van ds. Van Dyk kunnen beginnen. Deze richt zich zeker niet tot de eenvoudigste lezer, want dan zouden er veel meer verhalen en voor beelden in moeten voorkomen. Hy veronderstelt een gemiddelde ontwikkeling, waarby men niet vreemd opkykt bij namen als Tsjechow, Tsjai- kowsky. Couperus. Wasserman, Sölle, Hegel, Bonhoeffer en Tillich, zonder verder van deze mensen en hun werk veel af te weten. Hoofdzaak is het rustig doorpraten, de bedoe ling de persoonlijke angst van de lezer te plaat sen in een meer algemeen en wyder verband, waardoor er de ergste spits van wordt afge slepen. om dan vervolgens de troost van het evangelie te tonen. Wat hier wel gemist wordt is het diep-borende in het boek van Bürki, want als de remedie te gen de angst het gebed is, dan zou een diep gaande beschouwing over wezen en functie van het gebed, met pastorale raadgeving voor de gebedspraktijk, op zyn plaats geweest zyn. Daar om heeft dit werkje een inleidend karakter, het is om zo te zeggen een eerste, verkennend ge sprek, het scheppen van een ontvankelijke sfeer. Men kan vandaag immers niet meer zo maar tot bidden aanraden, wanneer niet deze hande ling tot haar zuivere kern wordt herleid en al lerlei gevaren, zoals van Wishful thinking, ais- ook allerlei valsmystieke insluipsels, ierzydc worden gesteld. Een tweede boekje zou dan ook op zaken als deze nader kunnen ingaan. Toch kan ik me indenken dat bepaalde men sen in een bepaalde situatie veel aan Van Dijks boekje kunnen hebben, vooral door de rustige. ce.rlijke toon en doordat nergens knollen voor citroenen worden verkocht. Mensen als ds. Van Dyk zyn waardevol voor de kerkelijke samen leving, door hun gematigde opstelling, vrome redelijkheid en pastorale bewogenheid.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 15