GEEN TOEKOMST VOOR DE AZIATISCHE MINDERHEID TANZANIA ie VERONTRUST bent NOG EENMAAL: VAN DER STOEP HET LAND VAN JULIUS NYERERE ZATERDAG 22 JANUARI 1972 stn ngiill |rj "c- Het zal wel altijd een raadsel "j'jveri waarom president Julius °yerere van Tanzania in zee is ge- an met sjeik Abeid Karume van mzibar. Toen Tanganyika en Zan- >ar in 1964 een federatie aangin- werd sjeik Karume eerste JIce-president van de nieuwe staat inzania. Sindsdien heeft Nyerere alleen Jaar erg veel last gehad van zijn rede, onbehouwen compagnon. dictator van het prachtige ive uidnageleiland voor de Oostafri- *ianse kust schijnt zijn uiterste ist te doen de goede naam, die esident Nyerere in binnen- en litenland heeft opgebouwd, snel ldrji vakkundig weer af te breken. De analfabeet Karume, ex-stoker een vrachtschip, kwam in 1964 op nzibar aan de macht, nadat onder leiding de Arabische sultan was t ;rjaagd en diens volgelingen mas- al waren afgeslacht in een van de edigste opstanden uit de geschie- ds. Op een dag zijn toen duizen- mensen zonder pardon gedood, een klap was de grote Arabische jmeenschap op het eiland verdwe- b n doe in Aanvankelijk had het er een beetje de schijn van dat er zich op Zanzibar een revolutie a la Cuba had afge speeld. Een oude, feodale macht was verdreven door jonge, bezielde revo lutionairen die voor een deel hun op leiding op Cuba hadden genoten. Nyerere zou de nieuwe leiders op door Harm Lamberts Zanzibar een federatie voorgesteld hebben om het vasteland ook in dit elan te laten delen. Maar voor een intelligent man als Nyerere moet toch snel duidelijk zijn geweest dat het pseudo-linkse en revolutionaire gepraat van Karume weinig uit te stasn had met de idealen die hij voor ogen had. Met socialisme had het 'ge- teal van Karume niets te maken. l' Volgens anderen was de reden van Nverere's vrijage dan ook geen lief de. maar berekening. Nyerere zou bang zijn geweest dat het nieuwe re gime op Zanzibar voor al te grote verrassingen en opwinding zou kun nen zorgen en wilde daarom graag een woordje meespreken in de gang van zaken op het eiland. Door Karu me tot eerste vice-president van de federatie Tanzania te bombarderen, kon dat. Het blijven speculaties. Wat er zich heeft afgespeeld en nog altijd op Zanzibar afspeelt is erg duister. Vanuit Dar-es-Salaam mocht ik wel naar het eiland toe, maar als ik er maar voor zorgde 's avonds op het vasteland terug te zijn. Dat zou een wat al te korte en kostbare ex peditie zijn geweest. Hoewel er een sfeer van geheimzinnigheid om het eiland hangt en de leiders daar pro beren dat zo te houden door bezoek van vreemdelingen tot het uiterste te beperken, dringt er toch zo nu en dan wat nieuws naar buiten door. Toen ik in Tanzania aankwam, was iedereen nog vol van de laatste opzienbarende opmerkingen van eerste vice-president Karume. Vol slagen in strijd met de wetten van het land en met de officiële politiek van president Nj'erere, had Karume verkondigd dat alleen zwarte Afrika nen of halfbloeden, die konden be wijzen dat een van hun ouders zwart was, burgers van Tanzania konden zijn. „Als jullie op het vasteland dit feit voor anderen verborgen houden, i' wij op het eiland doen dat niet. We weten zeker dat dit land voor zwarte Afrikanen is en het is in feite een misdaad om mensen die niet zwart zijn te vertellen dat ze ook Tanza- niaan zijn", aldus Karume. Dit staaltje onvervalst zwart ra cisme kwam hard aan bij de naar schatting 105.000 Aziaten in Tanza nia, van wie er zo'n 35.000 het staats burgerschap van het land bezitten. Hoe ongelukkig Nyerere geweest moet zijn met Karumes uitval kan men zich voorstellen als men weet dat zijn vriend, de Aziaat Amir Ja- mal, al jarenlang een uiterst be kwaam minister van financiën is in het Tanzaniaanse kabinet. Ook Derek Bryceson, afkomstig uit Europa, maar al jarenlang Tanzaniaan én minister van landbouw in Nyerere's regering, zal onaangenaam getroffen zijn. Nu waren ze wel wat gewend van Karume. De „Zansabijnse maagden roof" lag immers nog vers in het ge heugen. Karume heeft eind vorig jaar vier jonge meisjes twee wa ren pas zestien van Perzische af komst gedwongen te trouwen met le den van zijn Revolutionaire Raad. Het moest maar eens uit zijn met de eigenaardige gewoonte van de kleine Perzische gemeenschap op het eiland alleen met elkaar te trouwen. De ouders van de kinderen, die toestem ming tot de huwelijken weigerden, werden veroordeeld tot een jaar ge vangenisstraf en 24 stokslagen en toen de meisjes na hun gedwongen huwelijk de echtelijke plichten niet wilden nakomen, werden ze ook 'n de cel gestopt. Sjeik Abeid Karume, de leider van Zanzibar. Toen op het vasteland een storm van verontwaardiging opstak en in de kranten brieven verschenen van een van de vier meisjes, die ze kans had gezien naar buiten te smokkelen en waarin ze haar nood klaagde, liet Karume weten dat iedereen die te gen gemengde huwelijken was, vrij was te vertrekken. Dat gold speciaal voor de Aziaten. Wel moesten ze eerst de staat eventjes ongeveer 25.000 gulden betalen als ze hun vrouw mee wilden nemen. Die vreemde maatregel werd verklaard met de redenering dat die som de mannen er van moest weerhouden al te lichtvaardig de benen te nemen. „Wat denkt u dat die vrouwen in een vreemd land moeten doen als hun mannen hen daar verlaten?", merk ten de Zansabijnse leiders op. Na de ze geruchtmakende zaak verdween het eiland weer uit het nieuws. Nie mand weet hoe het allemaal is afge lopen met de bruiden van de leden van de Revolutionaire Raad. Nu is Karume niet de enige, die een hekel heeft aan de Aziaten en andere minderheden in Tanzania. De dictator van' Zanzibaris dan wel eerste vice-president van hëel Tan zania, maar hij is op het vaste land bepaald niet geliefd. Maar als hij te gen de Aziaten uitpakt, kan hij op heel veel steun rekenen. Behalve de 35.000 Aziaten die de Tanziaanse na tionaliteit bezitten, zijn er nog 5.000 die het Indiase staatsburgerschap hebben. 50.000 die een Brits paspoort bezitten, en ongeveer 12.000 die of statenloos zijn of van wie de status nog niet vastgesteld is. De Tanza niaanse grondwet maakt geen onder scheid tussen Afrikaanse en Aziati sche Tanzanianen. D'ie vertolkt wat president Nyerere onder meer zo ge formuleerd heeft: „Socialisme is er niet alleen voor het welzijn van de zwarte man, of alleen voor de witte of de gele. Het doel van het socia lisme is de mens te dienen ongeacht de kleur, grootte, vorm, bekwaam heid, eigenschappen of wat dan ook". De meeste mensen die ik in Tanza nia heb gesproken waren het daar in theorie wel mee eens. maar zowel Afrikanen als Europeanen schoren in de praktijk alle Aziaten over een kam: ze hadden een verschrikkelijke hekel aan ze. En gezegd moet worden dat de Aziaten in het algemeen ook weinig gedaan hebben om zich geliefd te maken. Toen Tanzania onafhankelijk werd, was nagenoeg de hele groot-, en kleinhandel in hun handen. Na de nationalisering van de groothandel is de Afrikaanse invloed in die tak van de economie aanzienlijk toegenomen, maar de meeste winkels in Dar-es- Salaam zijn in handen van Aziaten en ze heten dan ook duka's, naar het Indiase dukan voor winkel. De eige naars heten dukawalla's, de bazarhou- ders. Ze vormen een klasse apart in Tanzania al was het alleen maar om dat hun welvaart anzienlijk hoger ligt dan die van de meerderheid van de Afrikaanse bevolking. Dat zet na tuurlijk kwaad bloed. Daar komt dan nog bij dat de Aziaten zeer sterke familiebanden hebben, bij elkaar gingen wonen, waardoor getto's ont stonden en hun handelspraktijken lang niet altijd door de beugel kon den. Veel dukawalla's hebben zich schuldig gemaakt aan uitbuitings praktijken en doen dat nog altijd. De Aziaten hebben er ook nooit een ge heim van gemaakt dat ze de Afrika nen niet erg hoog hadden zitten. Een Europese vrouw vertelde me in Dar- ?s-Salaam dat het haar meermalen is overkomen dat zij een winkel bin nenging die al vol stond met Afrika nen en dat de Aziatische eigenaar haar dan eerst wilde helpen. De man was zeer verbaasd als ze op haar beurt wilde wachten. Wat de Tanziaanse autoriteiten vooral heeft geërgerd is dat zoveel Aziaten geweigerd hebben de Tanza niaanse nationaliteit te kiezen toen ze daar na de onafhankelijkheid twee jaar de tijd voor kregen. En degenen die het wel deden, hebben vaak tot het laatste moment ge wacht. Hun wordt verweten dat ze alleen maar „papieren staatsburgers" zijn, die uit opportunisme hebben ge handeld. Hoewel de positie van de Aziaten in Tanzania vergeleken met die in Kenya en Oeganda nog redelijk is te noemen, zijn ze toch allerminst te benijden. Ze worden steeds verder teruggedrongen uit het economische leven en de conclusie moet wel zijn dat er voor hem eigen toekomst is in Oost-Afrika. Dit is het vierde artikel van een serie van vijf. Prof. dr. A. Kuyper ft ge Stel dat je een verontruste 'tie !re^orrneerc^e bent. Niet zo aa(jimand die forse ingezonden mai ukken naar de krant stuurt, ,rdfok niet iemand die met be- ivaarschriften doende is, t d i he se, ;e timmert niet aan de i iikeg, je stort op z'n hoogst je ntj art eens uit bij dominee reugdenhil van Waarheid en ih enheid. Nu, dan lees je eind srige week het volgende in ,|lefe krant: gereformeerde syno- iuwib wijst bezwaren tegen drs. Leolaarda af, deputaten spreken professor Kuitert de kwes- ech-es verc*er door, Amsterdamse vindt dat dr. Wier- zelf nga niet ontrouw is aan de nsti e' Dat heb je allemaal gelezen en eeiiar zit je dan. In het kerkblad van keuze en in de kring van je di>estverwanten heb je gelezen en ib je gehoord (en je hebt het zelf ok meermalen gezegd): wat men- in als Kuitert, Baarda en Wiersin* ech i beweren, kan niet, dat is on- in ihriftuurlijk, daarmee schoppen ze eei i belijdenis van de kerk in een 3an >ek. Je bent zelf niet zo'n gewei- ge activist, maar je bent ervan dfyertuigd dat hier iets aan gedaan idsejent te worden en daarom ben je bk.lij dat anderen hun verhalen hiel- 3n en hun bezwaarschriften naar 6 synode stuurden. En wat is het resultaat? Nul imma nul. Met Baarda is er blijk bar gèen vuiltje aan de lucht, niet Prof. dr. H. M. Kuitert hij maar zijn bestrijder zal een standje krijgen. Met Kuitert zal er pp wetenschappelijk plan, in de verte dus, geredeneerd worden over humaniteit en dergelijke... en laten we wel wezen, zo'n beslis sing lijkt ook niet erg op een wei- gebaande weg in de richting van een tuchtmaatregel. Wat Wiersinga betreft, over hem is nog niet ge praat op de synode, maar de hoog eerwaarde zusters en broeders kunnen zich nu al voor gezegd houden dat er in Amsterdam heus niets aan de knikker is... Dit laat je allemaal op je afkomen en dan sta je voor de vraag: wat nu? De gereformeerde synode heeft de vorige week in openbare zitting over twee van de genoemde theo logen gepraat. Als ik hem goed verstond, was de Kamper profes sor Herman Ridderbos daar wat knorrig over en eerlijk gezegd, krijg ik ook altijd een beetje een gênant gevoel als voor Ieders fo rum over de merites van lector X of profssor Y bedisseld zal wor- dan. Achteraf zeg ik: het was bij zonder goed dat de deuren open bleven, want er vielen goede dis cussies mee te maken. Dèt het zo goed liep, had, naar mij voorkomt, verschillende oorza- -X- Prof. dr. C. Augustijn ken. Ten eerste bleven we door de weg, waarlangs de problemen op tafel kwamen, vèr uit de buurt van het anecdotische en zaten ze daar in Lunteren elkaar geen 6terke ver halen te vertellen, zo van: weet je nog dat Kuitert toen dit zei en dat Baarda toen dat schreef? Via een paar nota's over gesprekken over het theologiseren van deze beiden kwam de vraag aan de orde: van waar komt zulk een gepraat en ge schrijf? (let wel- vrijelijk zondag 3 citerend laat ik het woordje „ver dorven" weg). Dus niet: wat zeg je ervan, maar: welke visie zit er ach ter? Op die manier werd het debat uitgetild boven het persoonlijke, al was het voor de publieke tribune misschien moeilijk te verteren dat met over Kuitert werd gesproken in rechtstreeks verband met, zeg maar, abortus of Bomans, maar in verband met moeilijk vast te oak- <en zaken als: latent koninkri|k, 3noniem belofte-woord en zo. Want daar valt weinig over naar huis te schrijven. Een andere oorzaak voor het goede verloop van de openbare discussie was dat geen der synode leden het gevoel hoefde te hebben dat hij voor het blok zat: hij had niet het vooruitzicht van straks te moeten stemmen voor of tegen een of andere (tucht)maatregel. Ik be weer vooral niet dat er vrijblijvend is geredeneerd, maar vind wel dat het debat hierdoor ontspannen kon zijn. Voorts meen ik dat de ontspan nen sfeer ook voor een gewichtig deel bepaald werd door het ont spannen optreden van voorzitter dr. A. Kruyswijk. Een voorbeeld. -M- Drs. Tj. Baarda Op een gegeven moment verklaar de ouderling Kraan uit Visvliet met fikse stem dat er nu toch eindelijk eens duidelijke taal gesproken zou moeten worden. Prompt volgde ap plaus op de (verontruste) tribune. De reactie van dr. Kruyswijk: ik dacht dat we afgesproken hadden dat er niet geklapt zou worden, maar ik stem toe. het is eigenlijk al weer even geleden dat ik dat ge zegd heb... Me dunkt, een voortreffelijke re actie. Het applaus werd geen zaak (zo van: als het nog eens ge beurt, zal ik de tribune laten ontrui men) en tegelijk kregen de suppor ters van broeder Kraan het gevoel dat het niet aanging deze praeses met handgeklap voor de voeten te lopen. In dit verband kan ik melden dat toen „oubaas" dr. P. G. Kunst ter synode kwam, verscheidene sy nodeleden hem vertelden hoe goed zijn opvolger het deed. De eerlijkheid gebiedt mij overi gens mee te delen dat dr. Kruys wijk zélf wel voor enige spanning heeft gezorgd, nl. toen hij bij het benen-strekken tussen de middag in de Lunterense bossen verdwaald was en drie kwartier te laat voor de middagzitting terugkeerde. Een diaken was de wildernis al inge stoven om hem op te speuren... (en dan vragen mensen me wel eens: vervéél jij je nooit op de synode?) Terug naar de verontruste die ik aan het begin van dit verhaal ten tonele voerde. Niet iemand die er op los stormt en her en der zijn ongenoegen kwijt moet, maar wel iemand die met grote zorg de ene gereformeerde zekerheid na de an- -#■ Dr. H. Wiersinga -#■ Prof. dr. H. Ridderbos der ziet wegglijden. Mijn vraag: hoe heeft hij de afgelopen sy nodeweek beleefd? Hij heeft er over gelezen, heeft erover gehoord van mensen die er bij waren. Mis schien was hij zelf naar Lunteren gereisd. Kijkt hij nu anders tegen bepaalde dingen aan? Zegt hij op grond van wat er allemaal betoogd is dat hij, zonder nu meteen al zijn bezwaren over boord te (kunnen) gooien, toch wel wat anders over deze of gene denkt? Ze houden er tegenwoordig een andere bijbelbeschouwing op na... maar wat professor Augustijn ver telde over de discussie tussen Kuyper en Gunning en over wat de laatste opmerkte over Kuypers in- spiratieleer, hoe is dat bij onze verontruste aangekomen? (Tussen haken: kan het opstel over Kuyper en de schriftkritiek, dat dr. Augustijn in het voorjaar van 1969 in twee nummers van het gerefor meerd theologisch tijdschrift publi ceerde, niet eens als een cahier voor de gemeente de wereld in? Alleen al de voetnoten bieden ver rukkelijk materiaal!) Je bent geschrokken van wat dr. Kuitert soms zomaar zegt... maar hoe verwerk je wat deze hoogle raar zei over het waaróm van zijn optreden? En keek je er niet een beetje beschaamd van op toen pro fessor Kuitert tussen de bedrijven door bekende dat zijn vaak bekriti seerde „jongensachtigheid" ook hiervandaan komt, dat hij toch er gens zijn reactie op het aldoor-on- der-vuur-staan (en wét voor vuur somsl) kwijt moet? Er staan ernstige dingen op het spel... maar kon je met de anderen meelachen toen de heer Baarda, doende met de aantallen ezels Wi de verschillende evangeliën, open baarde dat „sommigen mij meete1- len en dan op vier ezels komen"? Een vooraanstaand man onder dezelfde problemen aanloopt. Je kunt het al horen: bij de christelijk gereformeerden is het ook niet al les meer, kijk maar naar professor Oosterhoff. Maar nogmaals: is dat van kerk de georganiseerde gereformeerde verontrusten verzekerde mij in Lun teren: ze (de verontrusten dus) lo pen bij duizenden de kerk uit. nu het er zo duidelijk in zit dat ook deze synode niet zal ingrijpen. Zou dat waar zijn? Zal inderdaad een flink aantal gereformeerden ver trekken en het gaan zoeken in de christelijke gereformeerde kerken of bij de buiten verbandse vrijge- maakten? En moeten we hieruit concluderen dat voor niemand of nagenoeg niemand het synodede bat aanleiding is geweest om zijn eigen standpunt nee, niet buiten de deur te zetten, maar: te her zien? Of zijn we allen In onze eigen straatjes vastgevroren? Mis schien wel. Er zijn mensen die ach en wee roepen als ze van dit aanstaand eruitlopen vernemen. Dat komt me overdreven voor. Ik zal er wel een kerkbegrip van niks op na houden, maar is dat nu écht zo verschrikke lijk als iemand van het ene kerkge nootschap naar een ander verhuist, waar naar zijn overtuiging niet aan de bijbel tekort wordt gedaan? O ja. 't zal best zo zijn dat hij in die andere kerk vroeg of laat tegen veranderen werkelijk zo erg? Laten we wel wezen: naar de overtuiging van de verontrusten worden van daag in de gereformeerde kerken precies dezelfde dingen gezegd als waarom hun voorvaderen in de vo rige eeuw op een draf de hervorm de kerk uitgelopen zijn, en strikt genomen hebben ze, met het zo te stellen, niet eens ongelijk. In mijn boekenkast staat een „bijbei voor jongelieden" uit de negentiende eeuw, geschreven door Oort en Hooykaas, met medewerking van niemand minder dan Kuenen. Ik heb wel eens beweerd dat als je dit werkje een goeie opknapbeurt geeft, er een gereformeerd cahier voor de gemeente anno 1972 uit de bus komt. Ik weet drommels goed dat ik het niet zo mag stellen, ik deed het alleen omdat zowel Kui tert (in een ingezonden stuk in de ze krant) al3 Kuenen eens een Go liath genoemd zijn (de laatste was voor velen een honende Goliath, blijkens A. Pierson in „Onver draagzaamheid"). Maar hiermee houdt de vergelijking op, want wie op de gereformeerde synode goed geluisterd heeft kan weten dat Kui tert en Baarda, om ons nu tot hen te bepalen, vèr uit de buurt zijn van negentiende-eeuwse betweterij, van hoe voornaam gehalte ook. Zij hebben niet onduidelijk verhaald van hun motieven. Maar goed, het komt bij de ver ontrusten niet over en zij kunnen synodale zorg en behoedzaamheid alleen maar vertalen met: slapheid. Alweer mijn vraag: moet men dan van slag raken als zij uitkijken naar een kerkelijk onderdak dat naar hun overtuiging deugdelijker is? Met Kuypers Idee van de plurlfor- miteit van de kerk kunnen zij (en wij) een eind uit de voeten. Maar 't zou natuurlijk prettiger zijn als ze bleven om mee te tillen aan de problemen, die Baarda, Kuitert en de anderen niet verzonnen hebben, maar waar de gereformeerden veel te lang met een boog omheen ge lopen hebben. - Lachen tegen 't duimpje is de nÜtel van een bloemlezing uit Van Stoeps publicistisch werk, hemzelf samengesteld op [erzoek van de Uitgeverij Bosch Keuning N.V. te Baarn. De [anleiding daartoe is geweest ngemans afscheid als directeur jegens het bereiken van de pen- poengerechtigde leeftijd. Met in- ng van dezelfde datum is hij commissaris benoemd. „De heer Van der Stoep wil liever een officieel afscheid nemen en aarom is het ons een genoegen zijn ertrek uit ons bedrijf en uit het oekenvak op een andere manier te unnen markeren", aldus het officië- commentaar. Dit aardige ideetje eeft geleid tot een gezellig boekje an 152 bladzijden, dat evenwel niet de handel is. De slimme schrijver- itgever heeft aldus voor de onbe- ralbaarheid van zijn humor gezorgd, tent Dingeman van der Stoep is in nze kringen vrijwel de enige echte umorist geweest. Vooral zijn August n Allda-scrie is er ingegaan als oek en deze stukjes zijn nog lang iet dood en vergeten, al is sinds de aren vijftig het levensklimaat een tuk grimmiger geworden. Alleen tomans is. zou hem onrecht doen. de het zelf geprobeerd heeft, kan weten hoe moeilijk het is goede cur siefjes te schrijven. Natuurlijk schuilt er onder dc ma nifeste humor altijd latente ernst. Deze laatste is manifest geworden in de preciesheid waarmee het boek is ingedeeld: Kerk, Samenleving, Ver halen, Schrijverij ,Boek 1 en Boek 2. En in de nauwkeurige verwijzing naar de herkomst van de stukjes. Toch leuk om dit alles zo keurig geëtaleerd als in een boekenstand aangeboden te krijgen, zonder een ironisch cursiefje achteraf dat deze nauwkeurige documentatie relati veert. De lezer zal vragen wat voor zin het heeft een uitgave te bespreken die alleen voor een kring van vrien den en vakgenoten bestemd is. Deze zin zit ditmaal minder in het boek dan in de man die het schreef en die erin zit en erachter staat. Want dit artikeltje bedoelt te zijn een kleine hommage, een eenvoudig eerbetoon aan een literair begaafd man, wiens talent onvermijdelijk in de verdruk king moest komen door zijn, de hele mens opeisend, bedrijf. Met opzet ga ik niet vergelijken. Men denkt iemand met een vergelij king te vleien, maar in feite vernet dert men hem daarmee. Van der Stoep te zeggen dat hij een christe lijke Carmiggelt of een protestantse Asjeblieft geen „christelijke tegen hanger" (dc term is van wijlen me vrouw H. Kuyper-van Oordt)! Hoe wel er verwantschap is omdat alle humor onderling verwant is is Van der Stoeps instelling helemaal en alleen van hem. Ook al omdat de lezers van onze krant het boekje niet zo gemakkelijk in handen kunnen krijgen, zal ik enkele uitspraken voor hen overschrijven, om de glim lach van herkenning op te roepen bij allen die zijn boeken en krantestuk jes soms of vaker onder dc ogen heb ben gehad. „Iedereen mag meelachen over het beeld der vaderen, maar men moet zich wel afvragen of men het niet moet doen op de manier van de boer die kiespijn heeft. Kan men zeggen, dat het tegenwoordige geslacht, we relds of niet, zich heeft vrijgemaakt van geestelijke dwingelandij?" (16). „De gereformeerde zede is dus wel grondig uitgeroeid. Op de resten ma ken de antiquairs jacht. Wij zijn, als iedereen daarop staat, ook wel bereid het allemaal heerlijk te vinden. En toch maakt het een beetje triest te bedenken, dat er niets meer is. Om dat wij vinden dat er toch wel iets zou moeten zijn" (17). „Van dominee Gabe van Duinen wordt beweerd, dat hij eens, in een preek over dè verlamde, die door het dak werd neergelaten in het huis waar Jezus vertoefde, de drukte die er rondom deze Israëlitische woning heerste op een merkwaardige wijze typeerde. De ene jood, aldus dominee Van Duinen, vroeg aan de andere: wat is hier eigenlijk aan de hand. O, antwoordde die ander, hier preekt Okke Jager" (19). „De kerk gaat aan, de kerk gaat uit. Ik heb eens gelezen dat het vooral belangrijk is dat de kerk uit gaat. Men moet dat niet misverstaan alsof daarmee bedoeld zou zijn. dat de godsdienstoefening onbelangrijk is. Want om uit te gaan moet de kerk aangegaan zijn. Alleen bij de gratie van het aangaan kan zij uitgaan. Maar bij het uitgaan richt zij de blik weer van binnen naar bqiten. Bij het uitgaan begeeft zij zich weer onder dc mensen, in de wereld waar zij thuishoort" (31). Ergens in zijn verzamel bundeltje citeert Van der Stoep de prachtige grap: „In de rooms-katholieke kerk verandert tegenwoordig alles, behal ve brood en wijn." En het boekje eindigt met de volgende verzuchting: „De postman hij gaat en hij komt, maar mijn peinzende oog ziet hem zachter./ Hij laat niet de grijsgrauwe brij van de eeuwige stencils meer achter. Tot voor kort was geen ziel zo verscheurd, geen menselijk lot on gewisser./ Maar nu aan mijn klop pende hoofd geen ge-Vrij meer noch 't eeuwig ge-Visser./ De rimpels gaan weg uit 't gelaat en de glans keert terug in mijn haar./ 'k Geef ieder een vrolijk adieu aan 't begin van 't bevrijdende jaar." Wie mocht denken dat Van der Stoep 'alleen maar' humorist is, leze de novellistische bijdragen die de middenmoot van het boek vormen. Bij Van der Stoep denkt men overi gens onmiddellijk terug aan Ris- seeuw. Met uw recensent samen was dat een soort driemanschap. Wij hebben kort na de oorlog geprobeerd het protestants-christelijk literaire leven weer wat op gang te brengen met een schrijverscontact, conferen ties en met wijlen het maandblad Ontmoeting. Dat er een generatie was wegge vallen en dat de oorlog ook een door braak had teweeggebracht, konden wij niet helpen. Dat het christelijk volksdeel liever theologisch twist dan cultureel produceert, schijnt nu een maal een fatum te zijn. Men kan niet meer doen dan binnen het kader van zijn talenten en in dialoog met de werkelijkheid wat van zijn leven proberen te maken. Hoe ouder ik word, hoe minder het woord .succes' me iets zegt. Eerlijke arbeid en volharding daarin... tot veel meer zijn wij nu eenmaal niet in staat. En wie weet wat een otium cum dignitate (rust met waardigheid) nog verrassenderwijs kan opleveren? We wensen Dingeman van der Stoep met zijn onafscheidelijke en hartelij ke Bep nog veel goede en literair- vruchtbare jaren toe! KEES RIJNSDORP

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 17