GEEN TOEKOMST VOOR DE
AZIATISCHE MINDERHEID
TANZANIA
ie
VERONTRUST
bent
NOG EENMAAL: VAN DER STOEP
HET LAND VAN
JULIUS NYERERE
ZATERDAG 22 JANUARI 1972
stn
ngiill
|rj "c-
Het zal wel altijd een raadsel
"j'jveri waarom president Julius
°yerere van Tanzania in zee is ge-
an met sjeik Abeid Karume van
mzibar. Toen Tanganyika en Zan-
>ar in 1964 een federatie aangin-
werd sjeik Karume eerste
JIce-president van de nieuwe staat
inzania.
Sindsdien heeft Nyerere alleen
Jaar erg veel last gehad van zijn
rede, onbehouwen compagnon.
dictator van het prachtige
ive uidnageleiland voor de Oostafri-
*ianse kust schijnt zijn uiterste
ist te doen de goede naam, die
esident Nyerere in binnen- en
litenland heeft opgebouwd, snel
ldrji vakkundig weer af te breken.
De analfabeet Karume, ex-stoker
een vrachtschip, kwam in 1964 op
nzibar aan de macht, nadat onder
leiding de Arabische sultan was
t ;rjaagd en diens volgelingen mas-
al waren afgeslacht in een van de
edigste opstanden uit de geschie-
ds. Op een dag zijn toen duizen-
mensen zonder pardon gedood,
een klap was de grote Arabische
jmeenschap op het eiland verdwe-
b n
doe in
Aanvankelijk had het er een beetje
de schijn van dat er zich op Zanzibar
een revolutie a la Cuba had afge
speeld. Een oude, feodale macht was
verdreven door jonge, bezielde revo
lutionairen die voor een deel hun op
leiding op Cuba hadden genoten.
Nyerere zou de nieuwe leiders op
door
Harm Lamberts
Zanzibar een federatie voorgesteld
hebben om het vasteland ook in dit
elan te laten delen. Maar voor een
intelligent man als Nyerere moet
toch snel duidelijk zijn geweest dat
het pseudo-linkse en revolutionaire
gepraat van Karume weinig uit te
stasn had met de idealen die hij voor
ogen had. Met socialisme had het 'ge-
teal van Karume niets te maken. l'
Volgens anderen was de reden van
Nverere's vrijage dan ook geen lief
de. maar berekening. Nyerere zou
bang zijn geweest dat het nieuwe re
gime op Zanzibar voor al te grote
verrassingen en opwinding zou kun
nen zorgen en wilde daarom graag
een woordje meespreken in de gang
van zaken op het eiland. Door Karu
me tot eerste vice-president van de
federatie Tanzania te bombarderen,
kon dat. Het blijven speculaties.
Wat er zich heeft afgespeeld en
nog altijd op Zanzibar afspeelt is erg
duister. Vanuit Dar-es-Salaam mocht
ik wel naar het eiland toe, maar als
ik er maar voor zorgde 's avonds op
het vasteland terug te zijn. Dat zou
een wat al te korte en kostbare ex
peditie zijn geweest. Hoewel er een
sfeer van geheimzinnigheid om het
eiland hangt en de leiders daar pro
beren dat zo te houden door bezoek
van vreemdelingen tot het uiterste te
beperken, dringt er toch zo nu en
dan wat nieuws naar buiten door.
Toen ik in Tanzania aankwam,
was iedereen nog vol van de laatste
opzienbarende opmerkingen van
eerste vice-president Karume. Vol
slagen in strijd met de wetten van
het land en met de officiële politiek
van president Nj'erere, had Karume
verkondigd dat alleen zwarte Afrika
nen of halfbloeden, die konden be
wijzen dat een van hun ouders zwart
was, burgers van Tanzania konden
zijn. „Als jullie op het vasteland dit
feit voor anderen verborgen houden,
i' wij op het eiland doen dat niet. We
weten zeker dat dit land voor zwarte
Afrikanen is en het is in feite een
misdaad om mensen die niet zwart
zijn te vertellen dat ze ook Tanza-
niaan zijn", aldus Karume.
Dit staaltje onvervalst zwart ra
cisme kwam hard aan bij de naar
schatting 105.000 Aziaten in Tanza
nia, van wie er zo'n 35.000 het staats
burgerschap van het land bezitten.
Hoe ongelukkig Nyerere geweest
moet zijn met Karumes uitval kan
men zich voorstellen als men weet
dat zijn vriend, de Aziaat Amir Ja-
mal, al jarenlang een uiterst be
kwaam minister van financiën is in
het Tanzaniaanse kabinet. Ook Derek
Bryceson, afkomstig uit Europa,
maar al jarenlang Tanzaniaan én
minister van landbouw in Nyerere's
regering, zal onaangenaam getroffen
zijn.
Nu waren ze wel wat gewend van
Karume. De „Zansabijnse maagden
roof" lag immers nog vers in het ge
heugen. Karume heeft eind vorig
jaar vier jonge meisjes twee wa
ren pas zestien van Perzische af
komst gedwongen te trouwen met le
den van zijn Revolutionaire Raad.
Het moest maar eens uit zijn met de
eigenaardige gewoonte van de kleine
Perzische gemeenschap op het eiland
alleen met elkaar te trouwen. De
ouders van de kinderen, die toestem
ming tot de huwelijken weigerden,
werden veroordeeld tot een jaar ge
vangenisstraf en 24 stokslagen en
toen de meisjes na hun gedwongen
huwelijk de echtelijke plichten niet
wilden nakomen, werden ze ook 'n
de cel gestopt.
Sjeik Abeid Karume, de leider van Zanzibar.
Toen op het vasteland een storm
van verontwaardiging opstak en in
de kranten brieven verschenen van
een van de vier meisjes, die ze kans
had gezien naar buiten te smokkelen
en waarin ze haar nood klaagde, liet
Karume weten dat iedereen die te
gen gemengde huwelijken was, vrij
was te vertrekken. Dat gold speciaal
voor de Aziaten. Wel moesten ze
eerst de staat eventjes ongeveer
25.000 gulden betalen als ze hun
vrouw mee wilden nemen. Die
vreemde maatregel werd verklaard
met de redenering dat die som de
mannen er van moest weerhouden al
te lichtvaardig de benen te nemen.
„Wat denkt u dat die vrouwen in een
vreemd land moeten doen als hun
mannen hen daar verlaten?", merk
ten de Zansabijnse leiders op. Na de
ze geruchtmakende zaak verdween
het eiland weer uit het nieuws. Nie
mand weet hoe het allemaal is afge
lopen met de bruiden van de leden
van de Revolutionaire Raad.
Nu is Karume niet de enige, die
een hekel heeft aan de Aziaten en
andere minderheden in Tanzania. De
dictator van' Zanzibaris dan wel
eerste vice-president van hëel Tan
zania, maar hij is op het vaste land
bepaald niet geliefd. Maar als hij te
gen de Aziaten uitpakt, kan hij op
heel veel steun rekenen. Behalve de
35.000 Aziaten die de Tanziaanse na
tionaliteit bezitten, zijn er nog 5.000
die het Indiase staatsburgerschap
hebben. 50.000 die een Brits paspoort
bezitten, en ongeveer 12.000 die of
statenloos zijn of van wie de status
nog niet vastgesteld is. De Tanza
niaanse grondwet maakt geen onder
scheid tussen Afrikaanse en Aziati
sche Tanzanianen. D'ie vertolkt wat
president Nyerere onder meer zo ge
formuleerd heeft: „Socialisme is er
niet alleen voor het welzijn van de
zwarte man, of alleen voor de witte
of de gele. Het doel van het socia
lisme is de mens te dienen ongeacht
de kleur, grootte, vorm, bekwaam
heid, eigenschappen of wat dan ook".
De meeste mensen die ik in Tanza
nia heb gesproken waren het daar in
theorie wel mee eens. maar zowel
Afrikanen als Europeanen schoren in
de praktijk alle Aziaten over een
kam: ze hadden een verschrikkelijke
hekel aan ze.
En gezegd moet worden dat de
Aziaten in het algemeen ook weinig
gedaan hebben om zich geliefd te
maken. Toen Tanzania onafhankelijk
werd, was nagenoeg de hele groot-,
en kleinhandel in hun handen. Na de
nationalisering van de groothandel is
de Afrikaanse invloed in die tak van
de economie aanzienlijk toegenomen,
maar de meeste winkels in Dar-es-
Salaam zijn in handen van Aziaten
en ze heten dan ook duka's, naar het
Indiase dukan voor winkel. De eige
naars heten dukawalla's, de bazarhou-
ders. Ze vormen een klasse apart in
Tanzania al was het alleen maar om
dat hun welvaart anzienlijk hoger
ligt dan die van de meerderheid van
de Afrikaanse bevolking. Dat zet na
tuurlijk kwaad bloed. Daar komt dan
nog bij dat de Aziaten zeer sterke
familiebanden hebben, bij elkaar
gingen wonen, waardoor getto's ont
stonden en hun handelspraktijken
lang niet altijd door de beugel kon
den. Veel dukawalla's hebben zich
schuldig gemaakt aan uitbuitings
praktijken en doen dat nog altijd. De
Aziaten hebben er ook nooit een ge
heim van gemaakt dat ze de Afrika
nen niet erg hoog hadden zitten. Een
Europese vrouw vertelde me in Dar-
?s-Salaam dat het haar meermalen is
overkomen dat zij een winkel bin
nenging die al vol stond met Afrika
nen en dat de Aziatische eigenaar
haar dan eerst wilde helpen. De man
was zeer verbaasd als ze op haar
beurt wilde wachten.
Wat de Tanziaanse autoriteiten
vooral heeft geërgerd is dat zoveel
Aziaten geweigerd hebben de Tanza
niaanse nationaliteit te kiezen toen
ze daar na de onafhankelijkheid
twee jaar de tijd voor kregen. En
degenen die het wel deden, hebben
vaak tot het laatste moment ge
wacht. Hun wordt verweten dat ze
alleen maar „papieren staatsburgers"
zijn, die uit opportunisme hebben ge
handeld.
Hoewel de positie van de Aziaten
in Tanzania vergeleken met die in
Kenya en Oeganda nog redelijk is te
noemen, zijn ze toch allerminst te
benijden. Ze worden steeds verder
teruggedrongen uit het economische
leven en de conclusie moet wel zijn
dat er voor hem eigen toekomst is in
Oost-Afrika.
Dit is het vierde artikel van een
serie van vijf.
Prof. dr. A. Kuyper
ft
ge Stel dat je een verontruste
'tie !re^orrneerc^e bent. Niet zo
aa(jimand die forse ingezonden
mai ukken naar de krant stuurt,
,rdfok niet iemand die met be-
ivaarschriften doende is,
t d i
he se, ;e timmert niet aan de
i iikeg, je stort op z'n hoogst je
ntj art eens uit bij dominee
reugdenhil van Waarheid en
ih enheid. Nu, dan lees je eind
srige week het volgende in
,|lefe krant: gereformeerde syno-
iuwib wijst bezwaren tegen drs.
Leolaarda af, deputaten spreken
professor Kuitert de kwes-
ech-es verc*er door, Amsterdamse
vindt dat dr. Wier-
zelf nga niet ontrouw is aan de
nsti
e' Dat heb je allemaal gelezen en
eeiiar zit je dan. In het kerkblad van
keuze en in de kring van je
di>estverwanten heb je gelezen en
ib je gehoord (en je hebt het zelf
ok meermalen gezegd): wat men-
in als Kuitert, Baarda en Wiersin*
ech i beweren, kan niet, dat is on-
in ihriftuurlijk, daarmee schoppen ze
eei i belijdenis van de kerk in een
3an >ek. Je bent zelf niet zo'n gewei-
ge activist, maar je bent ervan
dfyertuigd dat hier iets aan gedaan
idsejent te worden en daarom ben je
bk.lij dat anderen hun verhalen hiel-
3n en hun bezwaarschriften naar
6 synode stuurden.
En wat is het resultaat? Nul
imma nul. Met Baarda is er blijk
bar gèen vuiltje aan de lucht, niet
Prof. dr. H. M. Kuitert
hij maar zijn bestrijder zal een
standje krijgen. Met Kuitert zal er
pp wetenschappelijk plan, in de
verte dus, geredeneerd worden
over humaniteit en dergelijke... en
laten we wel wezen, zo'n beslis
sing lijkt ook niet erg op een wei-
gebaande weg in de richting van
een tuchtmaatregel. Wat Wiersinga
betreft, over hem is nog niet ge
praat op de synode, maar de hoog
eerwaarde zusters en broeders
kunnen zich nu al voor gezegd
houden dat er in Amsterdam heus
niets aan de knikker is... Dit laat je
allemaal op je afkomen en dan sta
je voor de vraag: wat nu?
De gereformeerde synode heeft
de vorige week in openbare zitting
over twee van de genoemde theo
logen gepraat. Als ik hem goed
verstond, was de Kamper profes
sor Herman Ridderbos daar wat
knorrig over en eerlijk gezegd,
krijg ik ook altijd een beetje een
gênant gevoel als voor Ieders fo
rum over de merites van lector X
of profssor Y bedisseld zal wor-
dan. Achteraf zeg ik: het was bij
zonder goed dat de deuren open
bleven, want er vielen goede dis
cussies mee te maken.
Dèt het zo goed liep, had, naar
mij voorkomt, verschillende oorza-
-X- Prof. dr. C. Augustijn
ken. Ten eerste bleven we door de
weg, waarlangs de problemen op
tafel kwamen, vèr uit de buurt van
het anecdotische en zaten ze daar
in Lunteren elkaar geen 6terke ver
halen te vertellen, zo van: weet je
nog dat Kuitert toen dit zei en dat
Baarda toen dat schreef? Via een
paar nota's over gesprekken over
het theologiseren van deze beiden
kwam de vraag aan de orde: van
waar komt zulk een gepraat en ge
schrijf? (let wel- vrijelijk zondag 3
citerend laat ik het woordje „ver
dorven" weg). Dus niet: wat zeg je
ervan, maar: welke visie zit er ach
ter? Op die manier werd het debat
uitgetild boven het persoonlijke, al
was het voor de publieke tribune
misschien moeilijk te verteren dat
met over Kuitert werd gesproken
in rechtstreeks verband met, zeg
maar, abortus of Bomans, maar in
verband met moeilijk vast te oak-
<en zaken als: latent koninkri|k,
3noniem belofte-woord en zo. Want
daar valt weinig over naar huis te
schrijven.
Een andere oorzaak voor het
goede verloop van de openbare
discussie was dat geen der synode
leden het gevoel hoefde te hebben
dat hij voor het blok zat: hij had
niet het vooruitzicht van straks te
moeten stemmen voor of tegen een
of andere (tucht)maatregel. Ik be
weer vooral niet dat er vrijblijvend
is geredeneerd, maar vind wel dat
het debat hierdoor ontspannen kon
zijn.
Voorts meen ik dat de ontspan
nen sfeer ook voor een gewichtig
deel bepaald werd door het ont
spannen optreden van voorzitter
dr. A. Kruyswijk. Een voorbeeld.
-M- Drs. Tj. Baarda
Op een gegeven moment verklaar
de ouderling Kraan uit Visvliet met
fikse stem dat er nu toch eindelijk
eens duidelijke taal gesproken zou
moeten worden. Prompt volgde ap
plaus op de (verontruste) tribune.
De reactie van dr. Kruyswijk: ik
dacht dat we afgesproken hadden
dat er niet geklapt zou worden,
maar ik stem toe. het is eigenlijk al
weer even geleden dat ik dat ge
zegd heb...
Me dunkt, een voortreffelijke re
actie. Het applaus werd geen
zaak (zo van: als het nog eens ge
beurt, zal ik de tribune laten ontrui
men) en tegelijk kregen de suppor
ters van broeder Kraan het gevoel
dat het niet aanging deze praeses
met handgeklap voor de voeten te
lopen. In dit verband kan ik melden
dat toen „oubaas" dr. P. G. Kunst
ter synode kwam, verscheidene sy
nodeleden hem vertelden hoe goed
zijn opvolger het deed.
De eerlijkheid gebiedt mij overi
gens mee te delen dat dr. Kruys
wijk zélf wel voor enige spanning
heeft gezorgd, nl. toen hij bij het
benen-strekken tussen de middag
in de Lunterense bossen verdwaald
was en drie kwartier te laat voor
de middagzitting terugkeerde. Een
diaken was de wildernis al inge
stoven om hem op te speuren...
(en dan vragen mensen me wel
eens: vervéél jij je nooit op de
synode?)
Terug naar de verontruste die ik
aan het begin van dit verhaal ten
tonele voerde. Niet iemand die er
op los stormt en her en der zijn
ongenoegen kwijt moet, maar wel
iemand die met grote zorg de ene
gereformeerde zekerheid na de an-
-#■ Dr. H. Wiersinga
-#■ Prof. dr. H. Ridderbos
der ziet wegglijden. Mijn vraag:
hoe heeft hij de afgelopen sy
nodeweek beleefd? Hij heeft er
over gelezen, heeft erover gehoord
van mensen die er bij waren. Mis
schien was hij zelf naar Lunteren
gereisd. Kijkt hij nu anders tegen
bepaalde dingen aan? Zegt hij op
grond van wat er allemaal betoogd
is dat hij, zonder nu meteen al zijn
bezwaren over boord te (kunnen)
gooien, toch wel wat anders over
deze of gene denkt?
Ze houden er tegenwoordig een
andere bijbelbeschouwing op na...
maar wat professor Augustijn ver
telde over de discussie tussen
Kuyper en Gunning en over wat de
laatste opmerkte over Kuypers in-
spiratieleer, hoe is dat bij onze
verontruste aangekomen? (Tussen
haken: kan het opstel over Kuyper
en de schriftkritiek, dat dr.
Augustijn in het voorjaar van 1969
in twee nummers van het gerefor
meerd theologisch tijdschrift publi
ceerde, niet eens als een cahier
voor de gemeente de wereld in?
Alleen al de voetnoten bieden ver
rukkelijk materiaal!)
Je bent geschrokken van wat dr.
Kuitert soms zomaar zegt... maar
hoe verwerk je wat deze hoogle
raar zei over het waaróm van zijn
optreden? En keek je er niet een
beetje beschaamd van op toen pro
fessor Kuitert tussen de bedrijven
door bekende dat zijn vaak bekriti
seerde „jongensachtigheid" ook
hiervandaan komt, dat hij toch er
gens zijn reactie op het aldoor-on-
der-vuur-staan (en wét voor vuur
somsl) kwijt moet?
Er staan ernstige dingen op het
spel... maar kon je met de anderen
meelachen toen de heer Baarda,
doende met de aantallen ezels Wi
de verschillende evangeliën, open
baarde dat „sommigen mij meete1-
len en dan op vier ezels komen"?
Een vooraanstaand man onder
dezelfde problemen aanloopt. Je
kunt het al horen: bij de christelijk
gereformeerden is het ook niet al
les meer, kijk maar naar professor
Oosterhoff.
Maar nogmaals: is dat van kerk
de georganiseerde gereformeerde
verontrusten verzekerde mij in Lun
teren: ze (de verontrusten dus) lo
pen bij duizenden de kerk uit. nu
het er zo duidelijk in zit dat ook
deze synode niet zal ingrijpen. Zou
dat waar zijn? Zal inderdaad een
flink aantal gereformeerden ver
trekken en het gaan zoeken in de
christelijke gereformeerde kerken
of bij de buiten verbandse vrijge-
maakten? En moeten we hieruit
concluderen dat voor niemand of
nagenoeg niemand het synodede
bat aanleiding is geweest om zijn
eigen standpunt nee, niet buiten
de deur te zetten, maar: te her
zien? Of zijn we allen In onze
eigen straatjes vastgevroren? Mis
schien wel.
Er zijn mensen die ach en wee
roepen als ze van dit aanstaand
eruitlopen vernemen. Dat komt me
overdreven voor. Ik zal er wel een
kerkbegrip van niks op na houden,
maar is dat nu écht zo verschrikke
lijk als iemand van het ene kerkge
nootschap naar een ander verhuist,
waar naar zijn overtuiging niet aan
de bijbel tekort wordt gedaan? O
ja. 't zal best zo zijn dat hij in die
andere kerk vroeg of laat tegen
veranderen werkelijk zo erg? Laten
we wel wezen: naar de overtuiging
van de verontrusten worden van
daag in de gereformeerde kerken
precies dezelfde dingen gezegd als
waarom hun voorvaderen in de vo
rige eeuw op een draf de hervorm
de kerk uitgelopen zijn, en strikt
genomen hebben ze, met het zo te
stellen, niet eens ongelijk. In mijn
boekenkast staat een „bijbei voor
jongelieden" uit de negentiende
eeuw, geschreven door Oort en
Hooykaas, met medewerking van
niemand minder dan Kuenen. Ik
heb wel eens beweerd dat als je
dit werkje een goeie opknapbeurt
geeft, er een gereformeerd cahier
voor de gemeente anno 1972 uit de
bus komt. Ik weet drommels goed
dat ik het niet zo mag stellen, ik
deed het alleen omdat zowel Kui
tert (in een ingezonden stuk in de
ze krant) al3 Kuenen eens een Go
liath genoemd zijn (de laatste was
voor velen een honende Goliath,
blijkens A. Pierson in „Onver
draagzaamheid"). Maar hiermee
houdt de vergelijking op, want wie
op de gereformeerde synode goed
geluisterd heeft kan weten dat Kui
tert en Baarda, om ons nu tot hen
te bepalen, vèr uit de buurt zijn
van negentiende-eeuwse betweterij,
van hoe voornaam gehalte ook. Zij
hebben niet onduidelijk verhaald
van hun motieven.
Maar goed, het komt bij de ver
ontrusten niet over en zij kunnen
synodale zorg en behoedzaamheid
alleen maar vertalen met: slapheid.
Alweer mijn vraag: moet men dan
van slag raken als zij uitkijken naar
een kerkelijk onderdak dat naar
hun overtuiging deugdelijker is?
Met Kuypers Idee van de plurlfor-
miteit van de kerk kunnen zij (en
wij) een eind uit de voeten. Maar 't
zou natuurlijk prettiger zijn als ze
bleven om mee te tillen aan de
problemen, die Baarda, Kuitert en
de anderen niet verzonnen hebben,
maar waar de gereformeerden veel
te lang met een boog omheen ge
lopen hebben.
- Lachen tegen 't duimpje is de
nÜtel van een bloemlezing uit Van
Stoeps publicistisch werk,
hemzelf samengesteld op
[erzoek van de Uitgeverij Bosch
Keuning N.V. te Baarn. De
[anleiding daartoe is geweest
ngemans afscheid als directeur
jegens het bereiken van de pen-
poengerechtigde leeftijd. Met in-
ng van dezelfde datum is hij
commissaris benoemd.
„De heer Van der Stoep wil liever
een officieel afscheid nemen en
aarom is het ons een genoegen zijn
ertrek uit ons bedrijf en uit het
oekenvak op een andere manier te
unnen markeren", aldus het officië-
commentaar. Dit aardige ideetje
eeft geleid tot een gezellig boekje
an 152 bladzijden, dat evenwel niet
de handel is. De slimme schrijver-
itgever heeft aldus voor de onbe-
ralbaarheid van zijn humor gezorgd,
tent Dingeman van der Stoep is in
nze kringen vrijwel de enige echte
umorist geweest. Vooral zijn August
n Allda-scrie is er ingegaan als
oek en deze stukjes zijn nog lang
iet dood en vergeten, al is sinds de
aren vijftig het levensklimaat een
tuk grimmiger geworden. Alleen
tomans is. zou hem onrecht doen.
de het zelf geprobeerd heeft, kan
weten hoe moeilijk het is goede cur
siefjes te schrijven.
Natuurlijk schuilt er onder dc ma
nifeste humor altijd latente ernst.
Deze laatste is manifest geworden in
de preciesheid waarmee het boek is
ingedeeld: Kerk, Samenleving, Ver
halen, Schrijverij ,Boek 1 en Boek 2.
En in de nauwkeurige verwijzing
naar de herkomst van de stukjes.
Toch leuk om dit alles zo keurig
geëtaleerd als in een boekenstand
aangeboden te krijgen, zonder een
ironisch cursiefje achteraf dat deze
nauwkeurige documentatie relati
veert.
De lezer zal vragen wat voor zin
het heeft een uitgave te bespreken
die alleen voor een kring van vrien
den en vakgenoten bestemd is. Deze
zin zit ditmaal minder in het boek
dan in de man die het schreef en die
erin zit en erachter staat. Want dit
artikeltje bedoelt te zijn een kleine
hommage, een eenvoudig eerbetoon
aan een literair begaafd man, wiens
talent onvermijdelijk in de verdruk
king moest komen door zijn, de hele
mens opeisend, bedrijf.
Met opzet ga ik niet vergelijken.
Men denkt iemand met een vergelij
king te vleien, maar in feite vernet
dert men hem daarmee. Van der
Stoep te zeggen dat hij een christe
lijke Carmiggelt of een protestantse
Asjeblieft geen „christelijke tegen
hanger" (dc term is van wijlen me
vrouw H. Kuyper-van Oordt)! Hoe
wel er verwantschap is omdat alle
humor onderling verwant is is
Van der Stoeps instelling helemaal
en alleen van hem. Ook al omdat de
lezers van onze krant het boekje niet
zo gemakkelijk in handen kunnen
krijgen, zal ik enkele uitspraken
voor hen overschrijven, om de glim
lach van herkenning op te roepen bij
allen die zijn boeken en krantestuk
jes soms of vaker onder dc ogen heb
ben gehad.
„Iedereen mag meelachen over het
beeld der vaderen, maar men moet
zich wel afvragen of men het niet
moet doen op de manier van de boer
die kiespijn heeft. Kan men zeggen,
dat het tegenwoordige geslacht, we
relds of niet, zich heeft vrijgemaakt
van geestelijke dwingelandij?" (16).
„De gereformeerde zede is dus wel
grondig uitgeroeid. Op de resten ma
ken de antiquairs jacht. Wij zijn, als
iedereen daarop staat, ook wel bereid
het allemaal heerlijk te vinden. En
toch maakt het een beetje triest te
bedenken, dat er niets meer is. Om
dat wij vinden dat er toch wel iets
zou moeten zijn" (17).
„Van dominee Gabe van Duinen
wordt beweerd, dat hij eens, in een
preek over dè verlamde, die door het
dak werd neergelaten in het huis
waar Jezus vertoefde, de drukte die
er rondom deze Israëlitische woning
heerste op een merkwaardige wijze
typeerde. De ene jood, aldus dominee
Van Duinen, vroeg aan de andere:
wat is hier eigenlijk aan de hand. O,
antwoordde die ander, hier preekt
Okke Jager" (19).
„De kerk gaat aan, de kerk gaat
uit. Ik heb eens gelezen dat het
vooral belangrijk is dat de kerk uit
gaat. Men moet dat niet misverstaan
alsof daarmee bedoeld zou zijn. dat
de godsdienstoefening onbelangrijk
is. Want om uit te gaan moet de kerk
aangegaan zijn. Alleen bij de gratie
van het aangaan kan zij uitgaan.
Maar bij het uitgaan richt zij de blik
weer van binnen naar bqiten. Bij het
uitgaan begeeft zij zich weer onder
dc mensen, in de wereld waar zij
thuishoort" (31).
Ergens in zijn verzamel bundeltje
citeert Van der Stoep de prachtige
grap: „In de rooms-katholieke kerk
verandert tegenwoordig alles, behal
ve brood en wijn." En het boekje
eindigt met de volgende verzuchting:
„De postman hij gaat en hij komt,
maar mijn peinzende oog ziet hem
zachter./ Hij laat niet de grijsgrauwe
brij van de eeuwige stencils meer
achter. Tot voor kort was geen ziel
zo verscheurd, geen menselijk lot on
gewisser./ Maar nu aan mijn klop
pende hoofd geen ge-Vrij meer noch
't eeuwig ge-Visser./ De rimpels
gaan weg uit 't gelaat en de glans
keert terug in mijn haar./ 'k Geef
ieder een vrolijk adieu aan 't begin
van 't bevrijdende jaar."
Wie mocht denken dat Van der
Stoep 'alleen maar' humorist is, leze
de novellistische bijdragen die de
middenmoot van het boek vormen.
Bij Van der Stoep denkt men overi
gens onmiddellijk terug aan Ris-
seeuw. Met uw recensent samen was
dat een soort driemanschap. Wij
hebben kort na de oorlog geprobeerd
het protestants-christelijk literaire
leven weer wat op gang te brengen
met een schrijverscontact, conferen
ties en met wijlen het maandblad
Ontmoeting.
Dat er een generatie was wegge
vallen en dat de oorlog ook een door
braak had teweeggebracht, konden
wij niet helpen. Dat het christelijk
volksdeel liever theologisch twist dan
cultureel produceert, schijnt nu een
maal een fatum te zijn. Men kan niet
meer doen dan binnen het kader van
zijn talenten en in dialoog met de
werkelijkheid wat van zijn leven
proberen te maken.
Hoe ouder ik word, hoe minder het
woord .succes' me iets zegt. Eerlijke
arbeid en volharding daarin... tot
veel meer zijn wij nu eenmaal niet
in staat. En wie weet wat een otium
cum dignitate (rust met waardigheid)
nog verrassenderwijs kan opleveren?
We wensen Dingeman van der Stoep
met zijn onafscheidelijke en hartelij
ke Bep nog veel goede en literair-
vruchtbare jaren toe!
KEES RIJNSDORP