Ondergronds christendom in Rusland
't Staat in Voorlopig
TANZANIA
'erschrikkelijk veel koeien, maar groot gebrek aan vlees
HET LAND VAN
JULIUS NYERERE
ZATERDAG 15 JANUARI 1972
Sinds onheugelijke tijden hebben
ien v in Rusland naast de officiële
»oor rken min of meer ondergrondse
eespi
ït m rmen van christendom bestaan.
e re politiek van de Tsaren was er
iiwn J® een van fanatieke vervolging
wo nollen, die niet bij de orthodoxe
g re< 1
er i latskerk wilden horen, soms was
is trie een soort repressieve tolerantie,
jijvaIar n00'* ^ende Rusland werkelij-
innds vrijheid van godsdienst. Even
Izoei^ het er na de revolutie van
kunr 17 op geleken, dat er vrijheid
steejn godsdienst zou komen, maar al
"boei Dedig begon ook het Sowjetbe-
jn nd zich te bewegen tussen ver-
ipasi
khed Iging en repressieve tolerantie.
leen voor geregistreerde kerken
de gemeenten bestaat een be-
ie h rkte vrijheid van eredienst,
iar er zijn nog al wat voorwaar-
ïdbo; n aan deze registratie verbonden
zelfs de geregistreerde kerken
|e nj n machteloos, als met ingewik-
;e v Ide administratieve maatregelen
rkgebouwen en seminaries wor-
ar»4n gesloten,
weii
JschiEr zijn hle gebieden, vaak groter
ia! r n de grootste Nederlandse provin-
ïniel» Waar geen enkel geopend kerk-
n bouw meer is. Maar er zijn wel
jn. ;t-geregistreerde en dus eigen-
slui i k illegale huisgemeenten; er ko-
kujen wel ongeregistreerde reizende
n iesters en evangelisten; ja, er is
1 S1' Ifs een hele bonte wereld van vaak
icere vreemdste sekten, met genezers
vc zieners. Het is allemaal niet-offi-
zal (pei en min Qf meer klandestien.
:t dc^r mensen als Wurmbrand en voor
nen! latieke communistische partij-
ich" rctionarissen is het makkelijk om
Kkallemaal onder één noemer te
lebbgngen, want zij leven bij de een-
nenl udige formule: christendom an-
communisme. In werkelijkheid is
t veel ingewikkelder en onmogelijk
lanet één Geologisch Woord te be-
ovl hrijven: waansystemen komen voor
ov ast diepe spirituele eenvoud; totale
"la rvreemding va" de Sowjet-maat-
j happij naast deemoedige dienst aan
iefri ar menselÜk welzijn-
eskundig
leut Het is daarom zeer toe te juichen,
uxg t na vele waardeloze en eenzijdige
"s blikaties, die nooit aan de bronnen
e z ntroleerbaar waren, eindelijk een
gaghtenschappelijke studie is versche
en met duidelijke en kontroleerbare
ronvermeldingen De schrijver is
illiam C. Fletcher, een van de vier
f vijf werkelijk deskundigen terza-
e van de godsdienst in de Sowjet-
nie. Hij js directeur van een Rus-
ndkunde-instituut aan de universi-
!it van Kansas, dat uitblinkt door
in geweldige documentatie op het
■bied van de godsdienst in de Sow-
t-unie.
Het boek beperkt zich niet, zoals
e titel zou kunnen doen vermoeden,
>t de Russisch orthodoxe kerkvor-
len en geloofsbeleving, voorzover
eze „ondergronds" bestaan. Zo gauw
tuners kerken „onderduiken", raken
i alle officiële kontakten met de bo-
mgrondse kerkorganisatie kwijt, in
it geval dus met de kerken van het
loskouse patriarchaat.. Ze moeten
et meestal stellen met een mini-
ium aan gewijde bisschoppen en
riesters, soms zelfs helemaal zonder.
HfifiÈ
iSèO
Cartoon uit het satirisch Sowjettijdschrift Krokodil van 29 februari 1960. Het
bijschrift luidt: "O Heer, stuur tenminste één anti-godsdienstige spreker naar ons
distrikt" (overgenomen uit "Godsdienst in de Sowjet-Unie" van Walter Kolarz, uitg.
Ned. Boekhuis, Tilburg).
Dat betekent, dat de traditioneel or
thodoxe, hiërarchisch-bisschoppelijke
kerkorganisatie niet kan worden ge
handhaafd. De „noodoplossing" van
een lekenkerk, eerst als voorlopig
aanvaard, heeft de neiging definitief
te worden en zo ontstaan er kerkty
pen, die niet meer bisschoppelijk-
hiërarchisch zijn. De „ware ortho
doxe kerk", die nog het meest en het
langst aan de traditionele kerkvorm,
ook ondergronds^ vasthield, is sinds
1953 praktisch verdwenen, terwijl de
(de naam duidt het al aan) veel los
ser georganiseerde beweging van de
„ware orthodoxe christenen" telkens
opnieuw groeit in perioden van een
rigoureuze anti-kerkpolitiek van de
kant van de staat, zoals bijvoorbeeld
in de jaren van v1959 tot 1966 met
zijn massale kerksluitingen.
sekten
Maar ook alweer door deze veel
meer congregationalistische kerk
vorm, komen vele „ware orthodoxe
christenen" in open kontakten (veel
meer dan de bovengrondse orthodoxe
kerk) met niet-orthodoxe sekten en
bewegingen. Er ontstaan mengvor
men, nieuwe sekten en ook deze
worden in de studie van Fletcher
besproken, mits er betrouwbare ge
gevens over zijn. Het boek geeft dus
nog meer dan de titel belooft. Zo ho
ren we bijvoorbeeld ook van de sekte
der penitenten, oorspronkelijk voort
gekomen uit de rooms-katholieke
kerk. Deze sekte overtrad door haar
totale weigering om haar leden te
doen deelnemen aan het maatschap
pelijk leven, vele Sow jet-wetten,
zoals de leerplichtwet, de wet op de
burgerlijke stand enz. Typerend zijn
bijvoorbeeld de antwoorden, door een
aanhanger van deze sekte gegeven
bij een verhoor. Het protokol van dit
verhoor begint aldus:
uw naam?
„boeteling"
uw voornaam?
„uitverkorene"
wanneer geboren
„drie jaar geleden"
waar werkzaam?
„in Gods wijngaard
op welke arbeidsplaats?
„op Gods heilige berg"
Enzovoorts.
Hier is een voorbeeld van bijna
totale vervreemding van de maat
schappij. Bijna totaal; het kan nog
totaler, zoals bij de sekte van de
„Zwijgers", die met niemand meer
praten tot de wederkomst des Heren.
Als sekte is ze nu vrijwel verdwe
nen, maar onder de „ware orthodoxe
christenen" komt de zwijggelofte als
optie nog wel voor.
Minder spektakulaire tekenen van
vervreemding van de moderne maat
schappij onder de „ware orthodoxe
christenen" zijn de afwijzing van de
techniek, soms met de konsekwentie,
dat men in kleding, schoeisel en
voedsel teruggrijpt op de voor-indus
triële mode en in geschriften niet zo
zeer het communisme als wel de mo
derne wetenschap, techniek en in
dustrie, die de hele wereld veroverd
heeft, aanvalt. Maar dit geldt na
tuurlijk niet van alle „ware ortho
doxe christenen". Er valt vrijwel
niets te generaliseren. In het spek-
trum van de sociale vervreemding
komen alle graden van bijna totale
aanpassing tot bijna totale afwijzing
van de moderne maatschappij in het
algemeen en de sowjet-maatschappij
in het bijzonder, voor.
enorm reservoir
Eenzelfde gradatie vindt men in de
verhouding tot de bovengrondse ker
ken. Voor sommigen zijn dit eenvou
dig „satanskerken", anderen nemen
graag aan haar erediensten deel, als
ze er door verhuizing of reizen de
kans toe krijgen. In het algemeen
komt Fletcher zelfs tot de conclusie,
dat de „ondergrondse christenheid"
in Rusland een enorm reservoir heeft
gevormd en nog vormt voor de offi
ciële kerken, waaruit onmiddellijk
geput kan worden in tijden van een
wat royaler regeringspolitiek tegen
over de kerken. Dit is gébleken in de
jaren vlak na de tweede wereldoor
log en ook in de periode van 1953 tot
1957, die er ook een van matiging
was.
Dit geldt natuurlijk niet voor de
extreme sekten, die alle staatsvor
men en alle kerkvormen principieel
verwerpen, ook de meest democrati
sche en tolerante staat en de meest
traditioneel liturgische of schriftuur
lijke kerk.
de politiek
Wat de houding van de leden der
ondergrondse religieuze gemeen
schappen in politiek opzicht betreft,
komt de schrijver tot de conclusie,
dat politieke vijandigheid jegens het
sowjet-regiem niet oorzaak, maar
wel vaak gevolg is van hun conflict
situatie ten aanzien van de staat.
Letterlijk zegt hij:
„Onrechtvaardige straffen jegens
hen. die alleen maar religieuze over
tuigingen willen naleven kan resul
teren in een negatieve reactie bij het
slachtoffer en een gelovige sovjet
burger, die totnogtoe politiek neu
traal of zelfs positief loyaal tegen
over de regering stond, kan tengevol
ge van het ondergaan van een on
rechtvaardige behandeling politiek
vijandig tegenover het regime wor-
doxe christenen", die apologetische
en stichtelijke lektuur vervaardigen
en verspreiden en daarbij filosofische
vragen niet uit de weg gaan. Een
voorbeeld uit de inleiding van een
traktaat:
„Waf is materie? Waar kwam voor
het eerst de beweging in de materie
vandaan? Waar vandaan kwam le
ven op de aarde en wat is leven?
Waar komt het menselijk bewustzijn
vandaan en de menselijke intelligen
tie? Wat is het doel van het mense
lijk leven op aarde? Al deze vragen
blijven tot op heden onverklaarbaar
door de wetenschap. Wij geloven
vast, dat een juist antwoord alleen in
geloof kan worden gegeven. Alleen
in geloof in God kan de mens het
doel en de bestemming van zijn be
staan correct verstaan, hem boven
het niveau van het dier uitheffen en
hem in staat stellen tot het bereiken
van wijze en edele doeleinden."
kleine fractie
Hoe interessant ook, de bewegin
gen van ondergronds werkende
christenen tellen hun leden niet bij
tientallen miljoenen. Ze maken op de
totale bevolking van 250 miljoen sov
jetburgers niet meer dan een uiterst
kleine fractie uit. De schrijver komt
tot de slotsom, dat al deze groepen
samen nog niet de omvang hebben
bereikt, die de eveneens clandes
tiene oud-gelovigen hadden op
hun hoogtepunt in de Tsarentijd (on
geveer tien procent). De officiële
Russisch orthodoxe kerk heeft zich
nog altijd kunnen permitteren de
„ware orthodoxe christenen" te nege
ren en in het buitenland zelfs hun
bestaan te ontkennen.
Veel eerlijker is in dit opzicht al
tijd het tijdschrift van de atheïsten,
door prof. dr. J. de Graaf
den. In vele gevallen heeft de antire
ligieuze aktiviteit van de staat poli
tieke vervreemding teweeggebracht
bij talrijke burgers, die anders waar
schijnlijk onberoerd zouden zijn ge
bleven door welke politieke afkeer
dan ook."
vicieuze cirkel
Daar komen nog twee omstandig
heden bij, die de schrijver ook
noemt. Ten eerste is ondergronds re
ligieus bestaan niet zo eenvoudig te
organiseren als men misschien op
grond van het voorgaande zou den
ken. Het vereist een grote ervaring
in het vermijden van ontdekking en
opsporing en hierdoor is de leiding
vaak in handen van uitgesproken te
genstanders van het regime, die im
mers vaak de meeste ervaring heb
ben in clandestiniteit.
Ten tweede zijn er in elke onder-.,
grondse groepering van christenen
van enige omvang zeker wel een
paar, die in gevangenissen en kam
pen zijn geweest en het daar gevolg
de strenge systeem pleegt geen poli
tiek enthousiaste communisten te
kweken, integendeel.
Zo is er een vicieuze cirkel: de an
tireligieuze politiek van de staat
drijft christenen in de illegaliteit,
waar ze door allerlei omstandigheden
politiek vijandig tegenover het sys
teem worden en deze politieke vijan
digheid is dap weer oorzaak voor
versterkte antireligieuze aktiviteit
van de staat.
traktaat
De ondergrondse christenen evan
geliseren natuurlijk ook en wel in
sterkere mate dan de leden van de
bovengrondse kerken. Er zijn bepaal
de groeperingen van de „ware ortho
„Wetenschap en religie". In 1961,
toen het proces van kerksluitingen,
sluiten van seminaries, wettelijke en
administratieve maatregelen tegen de
kerken in volle gang was, schreef A.'
Valentinov in dit blad een artikel
over „sovjetwetgeving aangaande
erediensten" en daarin zegt hij onder
meer:
„Het intrekken van geregistreerde
status (voor gemeenten) resulteert
heel vaak in een pure toename van
ongeregistreerde, maar wel functio
nerende religieuze gemeenschappen
en groepen. Het is geen succes voor
atheïstische inspanning, als je de ge
tallen van de ene kolom vermeerdert,
omdat je de getallen van een andere
kolom hebt verminderd,"
Het lijkt Fletcher, die in zijn con
clusies zeer voorzichtig is, niet onmo
gelijk, dat de wetenschap, dat het in
de weg leggen van grote belemme
ringen voor de kerken meestal alleen
maar de groei van veel oncontroleer
baarder religieuze gemeenschappen
ten gevolge heeft, het behoud van
althans een stuk vrijheid voor de
„bovengrondse Russische kerk" bete
kent.
De phoenixachtige manier van het
telkens weer opduiken van onder
grondse religieuze bewegingen is het,
die de de prijs van door vele atheïs
ten gewenste drakonischer maatrege
len tegen de kerk te hoog maakt.
Het boek van Fletcher gaat ui
teraard niet in op de kerkelijke op
positie, die immers niet „onder
gronds" is, evenals de hele democra
tische oppositie in Rusland niet „on
dergronds" is. Daarover schreef de
Engelsman M. Bourdeaux een goed
boek: „Patriarch and Prophets", twee
jaar geleden in Londen verschenen.
William C. Fletcher, The Russian
church underground 1917-1970, Ox
ford university press, 1971.
De gereformeerde synode is de afgelopen week doende geweest met pro
fessor Kuitert. de hervormde synode sprak en zal spreken over het getuigenis
van professor Van Niftrik c.s., maar niemand kan beweren dat aller gemoederen
heftig door deze affaires bewogen worden. O ja, verscheiden kerkmensen praten
erover mee. en opvattingen zus en meningen zo zijn moeiteloos uit kerkbladen
bij elkaar te harken. Maar het gros van de gemeente, tot welker gerief die dis
cussies toch plaatsvinden, zegt niks of haalt de schouders op: ze doen maar...
Er komen namelijk steeds meer mensen die hun geloof en hun christen-zijn niet
(meer) beleven via de kategorieën en in de kaders, waarmee en waarbinnen sy
nodale debatten gevoerd worden.
Hier hoef je, lijkt me, op zichzelf nog niet erg over in te zitten. Want wie be
lijdt dat we maar ten dele kennen, moet ook kunnen zeggen; wie zijn wij met
onze denkkaders? Een veel naarder verschijnsel is dat ook de onderlinge ver
vreemding toeneemt en wel zó sterk dat mensen van een en dezelfde gemeente
elkaar over en weer nauwelijks als mede-gelovige herkennen en (want dat krijg
je dan ook) niet wénsen te herkennen. We kunnen daarom deze zaak niet meer
afdoen door er het etiket ..verschil in geloofsbeleving" op te plakken.
Nu zien we de laatste tijd dat synodes zich vriendelijker dan ooit voorover bui
gen naar degenen, die met de vertrouwde kaders wél overweg kunnen en kla
gen dat zij in de tocht zijn komen te staan. Begrijpelijk is deze aandacht in
zoverre wel, dat hier sprake is van een reactie op een al te uitbundige vorm
van apostolaat, waarbij ar- en ch-stemmers in trouw door hen bezochte kerk
diensten om de oren werden geslagen en waarbij iedereen die de opvatting
praktiseerde dat het 'em in kcragaan niet zit maar zaterdags met elke demon
stratie meesjouwde, over de bol werd geaaid (ik overdrijf, maar we weten
waarover we het hebben). Vandaag worden de rollen omgekeerd, is wat men
noemt het gewone kerkvolk „In" en staat de man met het spandoek beteuterd
te kijken.
Nu zal geen mens van mij horen dat je dat trouwe kerkvolk maar moet laten
zwemmen, stel je voor. Maar onder degenen die zo druk doende zijn met de
empirische gemeente (ook zo'n mooi woord in het debat) zijn er, vrees ik, veel
die argeloos denken: straks draai ik me wel weer eens naar de ander om.
en geen rekening houden met de mogelijkheid dat die ander dan al hoog en
breed uit z'n gezichtsveld verdwenen zal zijn.
Er is méér aan de hand dan een verschil in geloofsbeleving, het gaat om
iets anders dan om meer of minder accent op dit of dat. Het gewone kerkvolk
(ik houd deze term nu maar even aan) heeft niet altijd ongelijk als het meent
bij de ander geen geloof meer te kunnen bespeuren, want onder die anderen
zijn er die hun geloof kwijt zijn. Zij draaien nog wel mee, ze sputteren wat, ze
duiken eens in een actie maar met hun geloof zit het niet goed Misschien
moeten we zeggen: ze zijn God kwijt. Je hebt er die dat als een opluchting er
varen en de hele boel graag van zich afschudden, je hebt er ook die „daar ver
driet van hebben of er onzeker door geworden zijn in hun bestaan, en zich in
godsdienstig opzicht langzamerhand naar de rand van kerk en christendom zien
schuiven" De geciteerde woorden zijn van prof. dr. H. M. Kuitert, uit een ar
tikel dat staat ih het decembernummer van het blad Voorlopig.
Wie dit opmerkt; dat er veel mensen zijn en hun aantal groeitl die
geestelijk niet op de been zijn te brengen met een woordje over de betrekke
lijkheid van onze denkkaders en zo, die weet meteen dat we er niet zijn met
nu eens een aai naar links en dan eens een knipoog naar rechts. Dan zie je
dat je met de zo gemakkelijk te hanteren tegenstelling tussen horizontalisten
en vertikalisten niet tot deze situatie doordringt. We zullen onder ogen moeten
zien dat steeds meer mensen God kwijt zijn en Hem niet terugvinden: in een
stevige preek niet en in een leuke actie niet.
Prof. Kuitert is hiermee bezig in zijn artikel In Voorlopig, op een even eerlijke
als pastorale manier, en hij stuurt aan op wat ik een modern soort bevindelijk
heid zou willen noemen. Ik geef een citaat uit zijn verhaal (dat de titel „Rondom
de leegte?" kreeg):
„Moeten wij werkelijk rondom de leegte staan of staan we misschien
op de verkeerde plaats en zouden we, als we maar heel anders leerden
kijken, bij bepaalde ervaringen weer het woord Gods leren uitspreken?
Dat laatste zou ik voorshands willen volhouden. God is niet verdwenen,
maar wij moeten als het ware heel anders kijken dan wij onszelf voor
houden om Hem in onze ervaringswereld (weer) aan het werk te zien.
Waarom wij het woordje God niet met bepaalde ervaringen verbinden
komt omdat wij daarvoor nauwelijks de kans krijgen, laat staan dat wij
daartoe aangemoedigd worden. De dominee spreekt wel veel over God,
maar hij verwijst met de invoering van dit woordje in de regel niet
naar welomschreven gebeurtenissén of belevingen die mensen zouden
kunnen meemaken of die ze zonder er eigenlijk op te letten al
vaak hebben meegemaakt. Integendeel, wij zijn eraan gewend, dat de
dominee met het woordje God naar andere woorden verwijst, en wel:
naar de woorden van de dogmatiek of van de leer of van de catechis
mus."
Hiermee is prof. Kuitert niet uitgepraat en voordat wij als theoloogjes mis
schien zorgelijk vragen of we zo niet weer de kant van de natuurlijke theologie
oplopen, moeten we het héle artikel lezen. Dat kén: wie schrijft naar antwoord
nummer 101 in Delft krijgt gratis het decembernummer van Voorlopig thuisge
stuurd. A. J. KLEI
jlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllDIIIIIIIIINIIllllllllllllllllilIM
„Zo zeker als het teekvogeltje de
ushoorn volgt, zal mijn hoofd
ha*>llen als ik er niet in slaag althans
in deel van de aspiraties te ver
wezenlijken, die bij hèt Tanzaniaan-
lrocle volk zijn gewekt". President
lulius Nyerere, die dit gezegd
Meeft, staat nu tien jaar aan het
ioofd van een onafhankelijk Tan-
Unia en zijn hoofd zit nog steeds
■®>p de plaats waar het hoort. Dat
iag een wonder heten, want één
ing is wel duidelijk geworden in
afgelopen jaren: de ontwikke-
ng gaat uiterst langzaam en de
égenslagen zijn legio.
De verlaten en verwaarloosde si-
alplantages waar ik doorheen ben
ereden, vormden een triest getuige-
lis van een van die tegenslagen die
'anzania heeft moeten incasseren,
'oen het land onafhankelijk was
eworden, beloofde de sisalproduktie
en bloeiende bedrijfstak te worden
i de landbouw. Tanzania werd de
Xootste sisalproducent ter wereld en
iet product lag goed in de markt.
Van de sca'ol-n* word een ijzerster-
vezel gemaakt, die verwerkt kon
worden tot touw. vloerkleden en tal
'an andere dlnzen. De produktie
teeg in enkele jaren tot onbekende
ïoogte en een groot deel van het
lerste vijfjarenan (19S4-1969) was
lebaseerrl op de verwachting dat er
ln de sisal veel geld verdiend zou
Worden.
m
Maar in de loop van de jaren zes-
- ig is de vraag naar sisal op de we-
Gafeldmarkt drastisch gedaald. De che-
nische industrie in de ontwikkelde
anden was er ?n geslaagd kunstve-
els te vervaardigen, die goedkoper
geproduceerd konden worden dan de
iisal. Darr kwam nog bij, dat Brazi-
ië steeds meer sisal ging verbouwen
in de markten :n Latijns Amerika en
ie Veren'gde Staten veroverde, die
£t dan toe bed'end werden door
Tanzania. Tanzan.a zag zijn inkoms-
uit de sisal scherp dalen. In
'962-1963 voerde Tanzania voor 380
niljoen shilling aan sisal uit. In
1967-1968 was dat nog maar 180 mil
joen.
Een ambtenaar op het ministerie
van landbouw in Dar-es-Salaam ver
telde me dat de prijs van sisal mo
menteel weer iets omhoog gaat en
dat er het afgelopen jaar voor het
eerst sinds lange tijd geen onver
kochte voorraden meer waren. Bo
vendien wordt er in Tanzania druk
geëxperimenteerd met alternatieve
toeoassingsmogelijkheden van de si-
salpulp. Er bestaan plannen om sisal
door
Harm Lamberts
te gaan gebruiken voor het maken
van papier. Als dat zou lukken, kun
nen de plantages misschien weer tot
bloei gebracht worden.
Als belangrijkste agrarische ex-
portprodukt is sisal nu verdrongen
door katoen en koffie. Maar daarmee
zit Tanzania ook niet goed. Ook wat
deze produkten betreft, dreigt
voortdurend overproduktie. Tanzania
heeft de internationale koffie-over-
eenkomst getekend en op grond van
dit verdrag mag de koffieproduktie
jaarlijks maar een klein beetje stij
gen. Tanzania probeert nu de over
produktie af te zetten in Oost-Euro
pa, China en Noord-Korea, maar dat
lukt alleen tegen lage prijzen. Zo
steeg de export van koffie in twee
jaar wel met een derde, maar de
waarde van de koffie daalde met
maar liefst de helft.
En als we dan bedenken dat de
uitvoer van agrarische produkten in
Tanzania tachtig procent van de to
tale export uitmaakt en dat 95 pro
cent van de bevolking er een bestaan
in moet zien te vinden, wordt duide
lijk hoe zwak de economische positie
van Tanzania wel is. En alsof dat
allemaal al niet genoeg was, kampt
Tanzania net als veel andere Afri
kaanse landen nog met een enorm
probleem: de milieuverwoesting. Als
je daar staaltjes van ziet, slaat de
schrik je om het hart en kun je be
grijpen dat een Nederlandse deskun
dige. die al jarenlang in Afrika
werkt, zegt: „Alles wat er in Afrika
gedaan wordt, zal tevergeefs zijn, als
we er niet in slagen de erosie tot
staan te brengen."
Als je van Moshi in .het uiterste
noorden van Tanzania naar Arusha
rijdt, langs de indrukwekkende, met
eeuwige sneeuw bedekte Kilimanja
ro, voert de weg door prachtige kof
fie- en tabaksplantages. De lava-
grond in dat stuk Tanzania is uiterst
vruchtbaar.
Een medewerker van Sluis 'zaad-
handel vertelde me in Arusha, waar
het bedrijf een grote onderneming
heeft, dat in West-Kilimanjaro twee
oogsten per jaar zonder gebruik van
kunstmest heel normaal zijn. De wa
terhuishouding wordt er goed be
heerst en men past er zogenaamde
strip-farming toe: een strook van der
tig veertig meter wordt bebouwd,
daarnaast laat men een strook land
braak liggen en dan bebouwt men
weer een stuk met gewassen.
Het overgrote deel van de Tanza-
niaanse boeren bewerkt de grond
echter zoals ze altijd gedaan hebben.
Een stukje grond, groot genoeg om
van de opbrengst in eigen levenson
derhoud te voorzien, wordt schoonge
maakt door het gras en de struiken
in brand te steken. De as dient als
mest. Als de grond uitgeput is. wordt
een aangrenzend stuk op dezelfde
manier „in cultuur" gebracht.
De gevolgen zijn natuurlijk desas
treus. Als de vegetatie verdwenen is,
ligt de grond in de blakende zon
dood te gaan. Het regent bijna nooit
en als het dat een enkele keer wel
Een lid van de Masai, een stam van
sierlijke veehouders en jagers, die me
nen dat hun god Enkai al het vee op de
hele wereld voor hen gemaakt heeft.
doet, zijn het tropische buien die
naar beneden komen en dan komt
het voor, dat in een paar dagen me
ters diepe spoelgeulen ontstaan.
Er treedt op deze manier een ver
schrikkelijke erosie op. In de land
bouwgebieden doen houtskoolbran-
den de rest. Het maken van houts
kool is een geliefde bezigheid in
Afrika, maar hele streken zijn er al
door ontbost. De woestijn begint
steeds grotere stukken van Afrika in
beslag te nemen. Het is een vicieuze
circel, die slechts met grote moeite
doorbroken kan worden. Het ver
dwijnen van de begroeiing heeft ook
klimatologische gevolgen. De regen
val neemt er nog verder door af.
Onder de indruk van de majestei
telijke aanblik van de Kilimanjaro
en de vruchtbare streek aan de voet
van deze hoogste berg van Afrika,
kom je in Arusha met het idee dat
de landbouw in Tanzania toch wel
een rooskleurige toekomst heeft.
Maar als ik Arusha aan de andere
kant weer uitrijd en naar het westen
trek om een bezoek te brengen aan
het wildreservaat in de Ngorogoro-
krater, is de overgang zo schokkend,
dat de optimistische gevoelens van
de vorige dag een geduchte knauw
krijgen. Ik rijd dan door een streek
die steeds droger en doodser wordt.
Soms staat in de wijde omtrek geen
boom of struik meer; er is al een
halfwoestijn ontstaan.
Hier is dat niet de schuld van de
ontginningsmethoden van de boeren.
Dit is het land van de Masai, de
sierlijke veehouders en jagers, die
menen dat hun god Enkai al het vee
op de hele wereld alleen voor hen
gemaakt heeft. Daaraan ontleenden
ze vroeger het recht om buurmsns
vee te roven en ze „vergissen" zich
nog wel eens een keer. Het zijn no
maden die met hun kudden door het
land trekken, een spoor van ver
woesting achter zjch latend. De bees
ten vreten alles kaal. Omdat er door
de geringe regenval niet zo erg veel
kaal te vreten valt, hebben ze de
ruimte nodig. De koeien zijn dan ook
broodmager en hun economische
waarde is gering. Maar zo redeneren
de Masai niet. Het gaat er niet om
hoe de koeien er uit zien; waai* het
op aan komt is hoeveel je er hebt.
Er zijn verschrikkelijk veel koeien
in Tanzania, wel één op elke inwo
ner. maar er is een groot gebrek aan
goed vlees, aan melk en aan melk-
produkten. Wat voor ons geld is, zijn
voor de Masai koeien. Hun leven
wordt volledig beheerst door het vee.
Ze drinken de melk, vermengd met
het bloed van de beesten en desnoods
drinken ze alleen het bloed. Ze sme
ren zich in met rode aarde, die ze
aanlengen met urine van de koeien
en met vet van geiten, beesten die de
natuur nog meer schade doen dan de
koeien, want de geiten eten niet al
leen het loof, maar ook de wortels.
De Masai gaan hun eigen weg en
trekken zich niets aan van wat de
regering in het verre Dar-es-Salaam
allemaal bedisselt. Als de regering
vindt dat iedereen in Tanzania netjes
gekleed moet gaan en de mannen
toch eigenlijk een broek moeten dra
gen. blijven de Masai-mannen een
kleed omslaan, dat de benen voor
een groot deel onbedekt laat. Ze blij
ven vasthouden aan hun gewoonte
de onderste twee hoektanden uit de
mond te slaan en aan hun oren han
gen ze zware sieraden, waardoor ze
helemaal uitrekken, en in de onder
ste helft van hun oorschelpen snijden
ze een flink gat.
Als de regering de Ngorogorokra-
ter tot natuurreservaat maakt, dan
blijven de Masaiherders er gewoon
hun kudden doorheen trekken. En
wie zo'n Masai, met zijn vee door de
steppe in de krater heeft zien lopen,
dwars tussen de zebra's, de wilde-
beesten, de neushoorns en de leeu
wen heen, die is geneigd te zeggen:
zo hoort het.
Bij het naderen van de Ngorogoro-
krater klimt de Landrover steeds ho
ger. De wolken zijn nu op ooghoogte
en het wordt koud. Plotseling hebben
we een adembenemend uitzicht. We
kijken uit over een grote vlakte van
zo'n vijftien kilometer doorsnee, die
daar tweehonderd meter in de diepte
ligt. Langzaam rijden we naar bene
den. We kunnen steeds meer dieren
onderscheiden. Eerst de grote aantal
len zebra's, dan de wildebeesten. Een
tocht door de Ngorogorokrater is een
uhieke belevenis. Ik waan me in de
oertijd. Alleen de auto valt uit de
toon. Dit is het Afrika zoals je in je
kindertijd dacht dat het Afrika was.
We rijden naar het midden van de
krater waar tienduizenden flamingo's
van het meer een rose vlek hebben
gemaakt. Ze maken een hels kabaal.
Twee hyena's die aan de oever water
drinken, rennen weg als ze ons zien.
We gaan op zoek naar leeuwen. Het
geoefende oog van onze gids ont
waart er opeens twee in de verte.
Onder luid protest van een kolonie
apen, rijden we door een stroompje
en dan zie ik de leeuw en leeuwin
die liggen te slapen in het hoge gras.
Ze hebben zich kennelijk net te goed
gedaan aan een zebra en laten zich
eerst niet door ons in hun siësta sto
ren. Maar als we dichterbij komen,
fototoestel in de aanslag, staat de
leeuw grommend op. De leeuwin laat
het graag aan hem over en verroert
zich niet.
Met een grote boog rijden we om
het meer heen en ontdekken de
neushoorns. Eén heeft een jong. We
blijven een beetje uit de buurt, want
als moeder-neushoorn agressief
wordt moet je hard rijden om haar
voor te blijven. We komen langs een
groepje hutten waar Masai's wonen
en ontmoeten een herder die m zijn
vee door de krater trekt. Als we 's
«vonds tenjgrijden naar Arusha ste
ken ver buiten de krater in het licht
van de koplampen nog giraffen over
en even later een luipaard, die op
jacht is naar prooi Dit is Afrika.
Maar in een wereld waar het recht
van de sterkste geldt, is het leven
voor de mens minder aangenaam. De
revering van Tanzania is vastbeslo
ten ook het lot van de Masai te ver
beteren. Te veel sterven er jong aan
malaria en venerische ziekten. De
ovr.rh.--id staat voor de onmenselijke
taak dit eieanbsche land. met al zijn
cfhakorineen. ziin verschillende vol
ken. ieder met eigen gewoonten en
nnverzpftpliikheid, een ^nd dat ge-
oiaavd wordt d~or droogte en waar
dar weer ct''>rtreCTens de grond weg
snoeien. waar de tse-tse-vl'e? mens
en vee velt. bewoonbaar te maken
voor dert'en milioen mencen En elke
da" komen er meer bij.
Dit is het tweede artikel van een
serie van vijf.