Nieuw Nederlands proza
eROMME i De laatste
ader ultrnmontanen
ude Chabrol
-EN DE
BURGERLIJKE WAARDEN
ZATERDAG 15 JANUARI 1972
FILMKRONIEK VAN
DR. H. S. VISSCHER
Op het KVP-congres in mei 1963 kreeg prof. Romme
(toen reeds als partijvoorzitter afgetreden), een applaus. Van
links naar rechts: prof. Romme, mr. C. N. M. Kortmann (com
missaris van de Koningin in Noord-Brabant), staatssecretaris
prof. H. H. Janssen, staatssecretaris (latere minister-presi
dent) P. S. J. de Jong, minister mr. V. G. M. Marijnen, minis
ter J. M. A. H. Luns, minister-president dr. J. E. de Quay (ten
dele zichtbaar), minister J. H. L. Th. Cals. staatssecretaris mr.
Th. H. Bot, staatssecretaris, drs. F. J. Gijzeis en mr. W. K.
N. Schmelzer.
Judicus Verstegen heeft een historische roman geschreven, „De re
voluties" geheten. Verstegen trok met zijn in 1967 uitgekomen eerste
roman „Legt uw hart daarop" al dadelijk sterk de aandacht. Het was
een rijp debuut. De beloften van „Legt uw hart daarop" heeft hij ver
vuld met wat hij sindsdien heeft gepubliceerd. Thans is er dan „De
revoluties".
De roman speelt in de landen ten zuiden van de Kaukasus. een
streek waarvan wij weinig weten. Namen als Georgië, Azerbeidsjan,
Armenië, Tiflfs en Bakoe hebben een geheimzinnige klank. Christenen
en Mohammedanen hebben er elkaar eeuwenlang bestreden. Verstegen
neemt zijn lezers mee naar die nimmer tot rust gekomen landen en
laat ons zien hoe de mislukte revolutie van 1905 en de geslaagde van
1917 in die landen zich hebben ontwikkeld. Het waren nationale re
voluties. zij waren tegen Rusland gericht zowel als tegen de aarts
vijand Turkije. Het waren tevens sociale revoluties, gericht tegen de
heersende klasse van rijke grondbezitters. De tweede revolutie mag
dan ook slechts daarom geslaagd heten, omdat zij tevens een sociale
revolutie was. Want de landen ten zuiden van de machtige Kaukasus
hebben hun vrijheid niet gekregen Hun autonomie binnen het grote
Rusland betekent niet zo veel
Verstegen heeft begrepen dat wie de tran3kaukasische revolutie van
1917 wil begrijpen, iets van de voorgeschiedenis moet afweten. Hij
verschaft een beeld van de sociale en politieke structuur van die lan
den. Er heerste grote armoede naast grote rijkdom bij sommigen; af
stammelingen van de oude feodale vorstelijke geslachten droomden
van een zelfstandig Georgië; er was de tegenstelling tussen de berg
stammen en de bewoners van de laagvlakte, vetes werden op wrede
wijze uitgevochten.
Van meet af aan was de revolutie van 1917 gedoemd als nationale
revolutie te mislukken: Georgië was te zwak en innerlijk te verscheurd
doorJ. van Doorne
om ook maar een schijn van kans te maken zelfstandigheid van de
nieuwe machthebbers af te dwingen.
Daar kwam iets bij. Onder de revolutionairen waren er die bolsje
wistisch dachten: het ging niet om de bevrijding van Georgië, maar
allereerst om de bevrijding van de arbeiders en boeren. Juist deze fi
guren schrokken niet voor geweld terug. Onder hen was een jonge
seminarist, Jozef Vissarionovitsj Dsjoegasjvili, die later zijn naam in
Stalin zou veranderen. Hij is een van de hoofdfiguren in „De revolu
ties".
Aanvankelijk dachten de geweldlozen en gematigden dat zij voor
Georgië zouden kunnen bereiken wat Polen en Finland bereikt hadden:
nationale zelfstandigheid. Het was de latere Stalln een doorn in het
oog dat Lenin, wiens opvatting van wat er gebeuren moest veel hu
maner was dan die van hem, zich had laten verleiden het recht op
zelfstandigheid te erkennen. De jonge Jozef was bang dat de Oekraine
en kleine landen als Georgië en Armenië eveneens zelfstandigheid
zouden verkrijgen. De kracht van de revolutie zou dan gebroken zijn.
Hij stelde alles in het werk dit te verhinderen. Dat hem dit Is gelukt,
leert de geschiedenis. Hij was een heel scherpzinnige, onscrupuleuze
jongeman die, overigens terecht, inzag dat in achterlijke landen met
een primitieve, door geschillen verscheurde bevolking de sociale re
volutie zou ondergaan in de nationale. Uit de Georgiër Jozef Vissario
novitsj zou de wrede Russische heerser Stalin groeien.
Verstegen heeft in zijn roman door middel van het opvoeren van
een groot aantal personen de vele tegenstellingen duidelijk gemaakt
die Georgië onmachtig maakten. Het is een boeiende roman geworden.
De mensheid lijdt er nameloos in. Ook uit deze roman klinkt de
schreeuw om gerechtigheid op die, zolang de mensheid bestaat, op
geklonken heeft.
Van Adriaan van Leent is een merkwaardige roman verschenen: „De
bisschop van Den Haag" geheten. Het is zijn eerste echte roman zegt
de uitgever ons en wat mij betreft mag het ook zijn laatste zijn.
in de opnieuw in bisdommen verdeelde kerkprovincie Nederland is
een bisdom Den Haag gecreëerd. Het hoofd ervan is een betrekkeliik
jonge'man. voortgekomen'uit een streng rooms-katholieke familie. De
bisschop heeft een broer die missionaris is en een zuster die non is.
Zijn moeder is een bigotte vrouw, die mateloos gelukkig is met het
feit dat zij een bisschop heeft voortgebracht. Maar er loopt een lelijke
barst door het gezin. Er is een schoonzoon die niet meer gelooft en
er is een zoon die het tot bankier heeft gebracht en alle geboden Gods
aan zijn laars lapt. En die van de kerk daarbij.
De bisschop, Anton Backx, Is er een van de vooruitgang. Hij is het
enfant terrible van de kerkprovincie. Het liefst zou hij het celibaat on
verplicht stellen. „Utrecht" heeft dan ook heel wat met hem te stellen.
De roman schetst de ondergang van Anton Backx. Al in het begin
van de roman blijkt dat hij In feite niet meer gelooft. Maar wat moet
een bisschop als hij niet meer gelooft? Een baantje zoeken? Hij be
sluit zich gewoon te werpen op bestuurlijke aangelegenheden, maar
hij blijft wat het celibaat betreft de leiding van de kerk dwarszitten.
Hij wordt zelfs naar Rome geroepen, waar hij voorzichtig op zijn nek
krijgt en netjes wordt ingesponnen Dat reisje naar Rome zou Antor»
echter lelijk opbreken, zij het niet omdat hij in het gareel werd ge
bracht.
Wat is het geval? De broer, de bankier, heeft een gloeiende hekel
aan Anton, omdat die hem toen ze beiden nog kinderen waren, voor
iets heeft laten opdraaien dat hijzelf heeft gedaan. Dat heeft de ban
kier hem nooit vergeven. Nu is die bankier een „versierder" van vroiA
wen, die echter tussen zijn erotische bedrijven door er een vaste
vriendin op na houdt, een doctoranda in de kunstgeschiedenis.
Zij wordt verliefd op Anton en hij op haar. Als Anton in Rome is
zoekt zij hem op en verleidt hem. Daar komt de broer achter en die
dreigt Anton aan de schande over te geven door het gebeurde publiek
te maken, tenzij Anton in de kring der familie verklaart dat hij het
kwaad heeft bedreven, waarvoor hij zijn broer heeft laten opdraaien.
Dat is te veel voor Anton. Hij wordt krankzinnig.
Anton is van het begin af aan een alcoholist, die zijn werk verwaar
loost en iedereen tegen de haren Instrijkt. Daar is op zichzelf niets op
tegen; een auteur heeft het recht zijn figuren te maken zoals ze zijn.
Maar ik behoef die figuren niet au sérieux te nemen. Van Leent heeft
karikaturen geschapen. Dè bankier, nïaar vóoral Ook de bisschop. De
in de roman getekende bisschop is eenvoudig onmogelijk. Niemand
wordt zo maar bisschop.
Een lang en nauwgezet onderzoek gaat eraan vooraf. Figuren die
bisschop worden zullen, als ze bemerken dat ze hun geloof definitief
kwijt zijn, hun ambt opgeven, er kome van wat ervan komt. Ik geloof
voor geen cent in die door Van Leent getekende Backx.
Dan spookt er in de roman nóg een vreemde figuur rond, een her
mafrodiet compleet met baardje en borsten, die In het leven van An
ton een ongeloofwaardige rol speelt. De shag rokende, schutting
woorden gebruikende, zijn geloof kwijt zijnde en verliefde bisschop
verbergt zelfs voor enkele ogenblikken zijn geteisterd hoofd tussen
zijn (haar) borsten. Enfin, de bisschop raakt In een psychiatrische in
richting. Of het schandaal werkelijk is ontketend, krijgt de lezer niet
te horen.
Het grootste bezwaar tegen de roman Is wel dat er twee niets met
elkaar te maken hebbende ontwikkelingen worden vervlochten. De ene
is de ontwikkeling in de rooms-katholieke kerk en de moeilijkheden
van vooruitstrevende bisschoppen; de andere is het zuiver persoon
lijke leven van Anton Backx. De roman suggereert een samenhang tus
sen die twee thema's. Ik heb die niet kunnen vinden, mede al omdat
ik. zoals ik al zei, niet geloof in de figuur van Backx.
Wat heeft de auteur bezield? Ik weet het niet. Als hij de onhoud
baarheid van het celibaat voor gezonde kerels had willen aantonen,
had hij een „echte" bisschop ten tonele moeten voeren. En als hij de
moeilijkheid van eon vooruitstrevende bisschop had willen schetsen,
had hij zijn relaas niet mogen vertroebelen door niets terzake doende
persoonlijke aangelegenheden te laten meespelen in de ondergang
van zijn hoofdfiguur.
Ik vind „De bisschop van Den Haag" niet alleen een mislukte, maar
ook een nare roman.
Judicus Verstegen: „De Revoluties". Querido, 15,90, 284 blz.
Adriaan van Leent: „De Bisschop van Den Haag". Querido, f 13,90,
191 blz.
Doctor Carl Paul Maria Romme, die vijftien jaar lang, van minister Van staat benoemd, nadat hij zich uit de Raad van
le g)946 tot 1961het Nederlandse politieke leven heeft beheerst State had teruggetrokken. Er is alle aanleiding zich af te vra-
ori" zijn functie van voorzitter van de Tweede-Kamerfractie gen wat de historische betekenis van de grote politieke figuur
stc ,an de KVP werd de vorige week door koningin Juliana tot prof. mr. C. P. M. Romme is geweest.
verrichtingen in de keuken en de zorgen
voor het kerstfeest besteedt Chabrol de
grootste aandacht. De ouders sluipen 's mor
gens vroeg met armen vol cadeaus naar de
kerstboom. Afschuwelijk moment, later op
de dag, als de man verdroomd en vals een
kerstlied zingt, krampachtig en verstard als
een ledepop.
De vrouw die hij vermoord heeft, is Laura,
de echtgenote van zijn vriend en buurman
Francois. De masochistische perversiteit van
Laura heeft de moord uitgelokt d.w.z. er
is in de man iets losgemaakt, een drift, een
instinkt tot zelfbehoud, iets dat hij niet be
heersen kon. En plotseling ontdekt hij dat
hij haar vermoord had. Zo vertelt hij 't later
aan Hélène, zijn vrouw. Want al lijken de
dingen onveranderd en al is de gang van
het familieleven onaantastbaar het lukt
de man niet meer om zich op de gewende
manier daarin thuis te vinden. Hij loopt als
een vreemde rond. hij vervalt in duistere
stilten, hij lijkt onderhevig aan een onstuit
baar desintegratieproces. Tenslotte bekent
hij zijn vrouw, wat er gebeurd is.
Maar noch de bekentenis van zijn ontrouw,
noch later die van de moord, tast de status
quo van het gezin en het milieu aan. Hélène
zegt dat ze hem vergeeft en wil er verder
niet meer over spreken; en als Charles later
aan Francois bekent dat hij met diens echt
genote overspel gepleegd heeft en haar heeft
vermoord, gebeurt hetzelfde: Francois, die
al eerder een voor Charles belastende ver
klaring heeft ontzenuwd, zegt „dat hij het
begrijpt" en wil eigenlijk niets anders dan
gewoon het leven en de vriendschap op de
oude voet voortzetten.
Alleen de man zélf past niet meer in dat
oude leven, sedert vanachter de burgerlijke
buitenkant het beest dat in hem leefde
zichtbaar is geworden. (Eén van Chabrols
films heeft tot titel "Que la béte meure").
Op een nacht waarin hij de slaap niet kan
vatten, vertelt hij zijn vrouw dat hij de
volgende dag alles aan de politie wil be
kennen. Hij verlangt naar zijn straf. Op dat
moment neemt de vrouw die toch de hele
film door een charmante en liefhebbende
echtgenote bleek eep keiharde beslissing.
Ze doet een overgrote dosis van zijn slaap
middel in het glas dat ze voor hem gereed
maakt. Hand in hand leggen man en vrouw
zich dan ter rusteDe slotpassage maakt
ons duidelijk, dat Charles inderdaad gestor
ven is. Het „heilige gezin" is gered, de sta
tus quo gehandhaafd, het burgerlijk aanzien
onveranderd gebleven
Sedert „Les Biches" kan men zich niet
meer in de stijl-Chabrol vergissen. Gemaakt
met een grote trefzekerheid en een feilloos
gevoel voor de psychologische duur der ob
servaties, kenmerkt zijn film zich door een
zeer specifieke, eigen blik op het gegoede
burgermilieu. Enerzijds kan Chabrol niet
cynisch genoeg zijn to.v. de burgerlijke
waarden anderzijds ontdekt men in zijn
waarneming eveneens sporen van tederheid
voor zijn personages. Tenslotte is Chabrol
uit datzelfde milieu afkomstig en voelt hij
er zich toch nauwer en emotioneler bij be
trokken dan hij wellicht zou willen toe
geven.
„Just avant la nuit" is de film van een
grootmeester. Er zijn wel eens misverstan
den over Chabrol geweest door de richting
die hij na zijn eerste fil/ns insloeg: het leek
allemaal wat goedkoper en „commerciëler"
dan wat Resnais, Godard en Truffaut deden.
Achteraf valt niet te ontkennen dat Chabrol
de juiste weg voor zichzelf koos. Werkend
in een genre dat commerciëel verantwoord
is, werd het hem mogelijk een heel eigen
stijl en een heel eigen universum te creëren.
Zijn film is een adembenemende, grandioze
ervaring.
ven
De Engelse geschiedschrijver
zi Caye heeft eens gezegd: voor de
listoricus zijn alle mensen
d. Men moet een flegmatieke
jelsman zijn om zo te kun-
Len schrijven. Gelukkig leeft
Ejjr Romme nog en behoef ik
mij dus ook niet te storen aan
g le stelregel van de Romeinen
j" ran de doden niets dan goeds.
%r is na de Tweede Wereldoor-
1 n og geen politicus geweest die
'lan nij meer intrigeerde dan Rom-
ne. Er waren er meer bij wie
j dit zo was.
na" „De mensen zeggen, dat ik in
nni aadselen spreek, laten het dan
bei naar raadsels blijven", merkte
t tomme eens op. Dr. Bruins Slot
tarakteriseerde hem als „de
finx van Overveen". daarmee
S loeiend op de vaak onbegrijpe-
mo< ijke hoofdartikelen, die de
in t
k
ie ÜDocr
=aaJAC S. HOEK
Jac. S. Hoek is lange tijd par-
ementair redacteur van
.Trouw" geweest en daarna
was hij perschef van het Euro-
te Jfiese parlement in Straatsburg.
In 1970 verscheen van zijn hand
.Politieke geschiedenis van Ne-
r 0 derland. oorlog en herstel".
zij
VP-fractieleider in de Volks
krant schreef. Je kon er vele
en1kanten mee uit. Maar niemand
die de politieke ontwikkeling
moest of wilde volgen kon zich
veroorloven zijn stukken niet te
zen.
Met zijn redevoeringen was
nk&et niet anders. Zei men van
0j| :ijn socialistische tegenvoeter
jmr. Burger dat hij als een oli
fant door de porseleinkast stap-
b e, Romme maakte van elke re-
OVfle in het parlement en daarbui-
en een adembenemende alpen-
nacht, waarbij de ene steile
berghelling na de andere door
de geroutineerde alpinist geno
men werd, in de afdaling een
enkele vrolijke berggeit werd
opgejaagd en tenslotte via
gletschers van bijzinnen, toch
n '5
ren
to
nac nog het dal van de verademing
j zi werd bereikt. Indrukwekkend,
-,f j cerebraal, briljant en ver
moeiend.
Thuis in Rome
Men moest met Romme in
derdaad „over de bergen", ultra
montes. Hij behoort tot de slin
kende groep van „de laatsten
der ultramontanen". In Rome
hoort hij thuis. In 1956 bracht
ik na de langste kabinetsforma
tie die Nederland heeft gekend,
met mijn collega van de Volks
krant de latere Wandelganger
Henry C. Faas, een bezoek aan
d o de Sintpieterskerk. Wij woon-
jperuden daar de mis bij voor de
dri curie, het college van kardina
len. Een indrukwekkend gezel
schap knappe koppen.
Op wie lijken deze mensen,
vroegen wij elkaar fluisterend.
Ik zei: Mendes France, Faas,
Romme. En zo was het. De sleu
tel van het raadsel Romme ligt
in Rome. Hij was de man 'van
de Heilige Stoel, maar dan meer
van de pausen van de grote en
cyclieken Leo XIII, Pius XI en
XII of Paulus IV dan van Jo
hannes XXIII. De oecumene lag
-Jé Prof. mr. C. P. Romme, geboren in 1896 te Oirschot, was van 1921 tot
1937 lid van de Amsterdamse gemeenteraad. Tevens werd hij lid van pro
vinciale staten van Noord-Holland en was hij in 1933 korte tijd lid van de
Tweede Kamer. Van 1937 tot 1939 was hij minister van sociale zaken in
het vierde kabinet-Coiijn. In de oorlogsjaren werd hij lid van het college
van rijksbemiddelaars, van 1945 tot 1946 was hij daarvan voorzitter. Van
1945 tot 1952 was hij staatkundig hoofdredacteur van De Volkskrant, in
mei 1946 werd hij weer in de 'Tweede Kamer gekozen waar hij tot 1961 de
KVP-fractie leidde. Prof. Romme trad op als formateur van het tweede mi-
nisterie-Drees in 1951. In 1962 werd hij benoemd tot lid van de Raad van
State, uit welke functie hij zich onlangs terugtrok. Koningin JuJIiana be
noemde hem toen tot minister van Staat. Deze uit 1955 daterende foto
toont prof. Romme als KVP-voorzitter tijdens het toespreken van een
partijcongres.
Romme niet, evenmin al§ de
vooroorlogse christelijke coalitie
of een eventuele christen-demo
cratische samenwerking. De
Roomse wereldkerk was voor
Romme de echte oecumene. Te
genover protestanten liet hij
een sterk meerderwaardigheids
gevoel blijken. Tegenover de
Roomse eenheid, waarvan hij in
ons land de politieke exponent
was, stak de protestantse ver
deeldheid ook deerniswekkend
af.
Romme vond de samenwer
king met socialisten, humanis
ten en protestanten „monster
verbonden", al zag hij in de
christelijke coalitie van Kuyper
en Schaepman in politiek op
zicht „voorshands" iets anders
dan in de samenwerking tussen
katholieken en socialisten. Hij
zag er ook wel wat meer in, zij
het dat er volgens hem tussen
katholieken en protestanten „te
weinig gemeenschappelijkheid
aan zedelijke ondergrond is, om
in één partijverband samen te
gaan."
Je zou kunnen zeggen dat
naar de kant van de GENADE
in Jesus Christus volgens Rom
me er een duidelijke eenheid
met de protestanten bestaat.
Naar de kant van de NATUUR
de mens is van nature chris
telijk, katholiek, zo stelt het ka
tholieke dogma is samenwer
king met de socialisten en met
alle politieke groeperingen mo
gelijk, mits zij zich niet richten
tegen de boodschap en de leer
stellingen van de Kerk.
Zo werd met de communisten
elke samenwerking uitgesloten.
Op grond van dit natuurlijk ze
delijk besef en van hun sociaal
program viel er in Rommes vi
sie meer te bereiken met de so
cialisten dan met de anderen
Bovendien hadden na de oorlog
de socialisten evenals de katho
lieken in de ogen van Romme
nog een behoorlijke emancipa
tie-achterstand in te halen.
„Sociale leringen"
Het „mangelt" de protestant
se Christenheid niet aan eman
cipatie, zo zei Romme. Beel
werd dan ook de eerste katho
lieke vice-president van de
Raad van State en de socialis
ten werden na de tweede we
reldoorlog tot de hoogste posi
ties geroepen. Maar niet alleen
deze drang naar emancipatie
betekende voor Romme een re
den tot samenwerking, veel
meer mogelijkheden zag hij
hierin vanwege de noodzaak tot
een „radicale doorvoering van
de sociale leringen van de
Kerk" te komen, waartoe de
pausen en de bisschoppen op
nieuw hadden opgeroepen.
Maar met het radicalisme
mocht het natuurlijk van pau
sen en bisschoppen ook niet te
gek worden. Romme voelde zich
dan ook meer aangetrokken tot
de constructieve en gematigde
benadering van de sociale
vraagstukken, zoals hij die tij
dens zijn vooroorlogse lidmaat
schap van de Amsterdamse ge
meenteraad bij de socialistische
wethouders had aangetroffen.
Met name de grote Wibaut had
hem daarin tot bewondering ge
bracht.
Was het wonder dat zijn oog
na de oorlog met welgevallen
rustte op de Haagse wethouder
Willem Drees? De verhouding
tussen beide staatslieden werd
er een die doet denken aan een
ets van Escher. Wie was nu
eigenlijk de jockey en wie het
paard? Deze harmonie vormde
voor de-brede-basis-politiek, die
Romme en Drees zo vruchtbaar
hebben kunnen volvoeren en
waaraan ook de protestants-
christelijke partijen con amore
hébben meegewerkt. Ik denk
met name aan de belangrijke
wetgeving op sociaal terrein.
Konvooi
Men zou de verhouding tus
sen de partijen in Nederland
kunnen vergelijken met het va-
ren-in-konvooi in oorlogstijd,
Romme was de man die de log
ge K.V.P.-vloot met paus, bis
schoppen en zichzelf als admi
raliteit het nationaal konvooi
binnenloodste, waar hem de ru
moerige en zelfbewuste driftig
op de golven dansende schoe
ners van het socialisme misprij
zend opwachtten.
Men begreep dat het tempo
van het konvooi bepaald werd
door de snelheid van de lang
zaamste schepen en steeds
vroeg men zich op de socialisti
sche commandotoren af of men
niet het katholieke contingent
uit elkaar moest drijven om
daarna met de snelste schepen
van de partner verder te varen.
Maar het was duidelijk dat
Drees en Burger tenslotte in
hun club de eensgezindheid en
de greep op hun mensen misten,
die er bij paus, bisschoppen en
Romme enerzijds en hun volge
lingen anderzijds wel beston
den. Tussen Drees, Mansholt,
Vos, Lieftinck, De Kadt en Bur
ger lagen werelden van verschil
in karakter, inzicht, afkomst en
politieke conceptie, terwijl de
socialistische ideologie hoe lan
ger hoe meer in een nevelig
verschiet opging.
Zodra Chabrols film „Juste avant la
nuit" begint, proeft de toeschouwer het
genre. Het cameraoog vindt een Parijse
straat, dwaalt langs de huizengevels en
dringt met de zoom-lens in op een appar
tement waarvan de luiken gesloten zijn.
Het is een „geladen" beeld, ongetwijfeld
ook door de kleurkwaliteit en de bege
leidende muziek.
Er wordt een duidelijke spanning gescha
pen en voor de insiders misschien nog
sterker doordat dat begin zo sterk herinnert
aan het begin van Hitchcocks „Psycho".
Dan is de camera in het appartement. Een
liefdessamenzijn. Een duidelijk „gekwelde"
minnaar. Een vrouw die graag masochis
tische spelletjes speelt en de minnaar bijna
dwingt zijn handen om haar nek te leggen.
Dan raakt het beeld uit focus en tegen een
wazige achtergrond verschijnen de titel en
de aankondigingen. Als deze voorbij zijn.
wordt het beeld weer scherp: het is nu ge
richt op een schilderij aan de wand. maar
wanneer de camera achteruit gaat, ontdek
ken we de vrouw. Ze is dood de moord is
buiten ons gezichtsveld gebeurd, tijdens de
générique.
Het geweld, de misdaad, is compleet bui
ten de film gehouden. En het genre „mis
daadfilm", dat ons direct bij de aaanvang te
vermoeden werd gegeven, wordt eigenlijk
onmiddellijk ontkracht. De misdaad is al ge
weest; we weten wie de moordenaar is.
Hooguit zou nu de vraag kunnen resteren,
hoe tenslotte de moordenaar ontdekt wordt
door de politie. FoutHij wórdt niét ont
dekt. Dat is juist de essentie van de film.
Er is overigens wel een polltie-inspecteur,
die de zaak onderzoekt, maar hij moet op
een gegeven moment bekennen dat hij maar
bitter weinig met zijn onderzoek is opge
schoten.
Chabrols films horen altijd op de een of
andere maner bij het genre ..misdaadfilms"
en tegelijk onttrekken zij zich daar altijd
weer aan: een wisselbeweging die kenmer
kend is voor de films van Alfred Hitchcock,
aan wie Chabrol ooit een scherpzinnig en
onthullend boek heeft gewijd. Er zit in Cha
brols oeuvre een merkwaardige continuïteit.
Bijna altijd heet de vrouw Hélène; bijna
altijd is er een Charles. Dikwijls zijn de ac
teurs gelijk: Stéphane Audran, Michel Bou
quet. Heel vaak neemt een gezamenlijke
maaltijd een centrale plaats in de film in:
ontmoetingspunt van alle leden van de fa
milie en het is kennelijk „de familie" die
Chabrol zo bijzonder intrigeert. En steeds
vindt men het thema terug van de tegen
stelling tussen een gepolijste schijn van
leven en de werkelijkheid daarachter.
Chabrols personages spreken meestal op
gedempte en wellevende toon met elkaar; ze
leven in fraaie, weelderige milieus waarin
ze zich met een achteloos gemak bewegen.
Hun omgangsvormen hebben iets zielloos
dikwijls doen ze denken aan kostbare en
gracieuze marionetten. „Les Biches" was de
eerste film waarin Chabrol zijn stijl met
grote perfektie beheerste: een koele ge
dempte en gedistantieerde stijl waarmee hij
-Jé Scène uit „Juste avant la nuit"
het bourgeoismilieu, dat hij met zoveel zorg
en sarcasme op het doek zet, ontleedt.
Al die kenmerken vindt men terug in
„Juste avant la nuit". Door de misdaad te
laten gebeuren voor de film echt begint,
creëert Cabrol een Hitchcockiaanse „sus
pense": wij, toeschouwers, weten wat er ge
beurd is en liggen daardoor voor op de
mensen waarmee de moordenaar in contact
komt. Maar het wordt gaandeweg duidelij-
keh dat het niet zal gaan om de ontdekking
van de moordenaar.
Het gaat om wat er in de man plaats
grijpt, terwijl hij zijn leven voortzet
in de oude vertrouwde omgeving van riante
bungalow en toegewijd, keurig gezin.
Juist daar, in die omgeving, creëert Chabrol
een afschuwelijke eenzaamheid rondom zijn
hoofdpersoon. De dingen gaan gewoon door,
de maaltijden, de visites, kerstfeest. Aan de