Nieuw Nederlands proza eROMME i De laatste ader ultrnmontanen ude Chabrol -EN DE BURGERLIJKE WAARDEN ZATERDAG 15 JANUARI 1972 FILMKRONIEK VAN DR. H. S. VISSCHER Op het KVP-congres in mei 1963 kreeg prof. Romme (toen reeds als partijvoorzitter afgetreden), een applaus. Van links naar rechts: prof. Romme, mr. C. N. M. Kortmann (com missaris van de Koningin in Noord-Brabant), staatssecretaris prof. H. H. Janssen, staatssecretaris (latere minister-presi dent) P. S. J. de Jong, minister mr. V. G. M. Marijnen, minis ter J. M. A. H. Luns, minister-president dr. J. E. de Quay (ten dele zichtbaar), minister J. H. L. Th. Cals. staatssecretaris mr. Th. H. Bot, staatssecretaris, drs. F. J. Gijzeis en mr. W. K. N. Schmelzer. Judicus Verstegen heeft een historische roman geschreven, „De re voluties" geheten. Verstegen trok met zijn in 1967 uitgekomen eerste roman „Legt uw hart daarop" al dadelijk sterk de aandacht. Het was een rijp debuut. De beloften van „Legt uw hart daarop" heeft hij ver vuld met wat hij sindsdien heeft gepubliceerd. Thans is er dan „De revoluties". De roman speelt in de landen ten zuiden van de Kaukasus. een streek waarvan wij weinig weten. Namen als Georgië, Azerbeidsjan, Armenië, Tiflfs en Bakoe hebben een geheimzinnige klank. Christenen en Mohammedanen hebben er elkaar eeuwenlang bestreden. Verstegen neemt zijn lezers mee naar die nimmer tot rust gekomen landen en laat ons zien hoe de mislukte revolutie van 1905 en de geslaagde van 1917 in die landen zich hebben ontwikkeld. Het waren nationale re voluties. zij waren tegen Rusland gericht zowel als tegen de aarts vijand Turkije. Het waren tevens sociale revoluties, gericht tegen de heersende klasse van rijke grondbezitters. De tweede revolutie mag dan ook slechts daarom geslaagd heten, omdat zij tevens een sociale revolutie was. Want de landen ten zuiden van de machtige Kaukasus hebben hun vrijheid niet gekregen Hun autonomie binnen het grote Rusland betekent niet zo veel Verstegen heeft begrepen dat wie de tran3kaukasische revolutie van 1917 wil begrijpen, iets van de voorgeschiedenis moet afweten. Hij verschaft een beeld van de sociale en politieke structuur van die lan den. Er heerste grote armoede naast grote rijkdom bij sommigen; af stammelingen van de oude feodale vorstelijke geslachten droomden van een zelfstandig Georgië; er was de tegenstelling tussen de berg stammen en de bewoners van de laagvlakte, vetes werden op wrede wijze uitgevochten. Van meet af aan was de revolutie van 1917 gedoemd als nationale revolutie te mislukken: Georgië was te zwak en innerlijk te verscheurd doorJ. van Doorne om ook maar een schijn van kans te maken zelfstandigheid van de nieuwe machthebbers af te dwingen. Daar kwam iets bij. Onder de revolutionairen waren er die bolsje wistisch dachten: het ging niet om de bevrijding van Georgië, maar allereerst om de bevrijding van de arbeiders en boeren. Juist deze fi guren schrokken niet voor geweld terug. Onder hen was een jonge seminarist, Jozef Vissarionovitsj Dsjoegasjvili, die later zijn naam in Stalin zou veranderen. Hij is een van de hoofdfiguren in „De revolu ties". Aanvankelijk dachten de geweldlozen en gematigden dat zij voor Georgië zouden kunnen bereiken wat Polen en Finland bereikt hadden: nationale zelfstandigheid. Het was de latere Stalln een doorn in het oog dat Lenin, wiens opvatting van wat er gebeuren moest veel hu maner was dan die van hem, zich had laten verleiden het recht op zelfstandigheid te erkennen. De jonge Jozef was bang dat de Oekraine en kleine landen als Georgië en Armenië eveneens zelfstandigheid zouden verkrijgen. De kracht van de revolutie zou dan gebroken zijn. Hij stelde alles in het werk dit te verhinderen. Dat hem dit Is gelukt, leert de geschiedenis. Hij was een heel scherpzinnige, onscrupuleuze jongeman die, overigens terecht, inzag dat in achterlijke landen met een primitieve, door geschillen verscheurde bevolking de sociale re volutie zou ondergaan in de nationale. Uit de Georgiër Jozef Vissario novitsj zou de wrede Russische heerser Stalin groeien. Verstegen heeft in zijn roman door middel van het opvoeren van een groot aantal personen de vele tegenstellingen duidelijk gemaakt die Georgië onmachtig maakten. Het is een boeiende roman geworden. De mensheid lijdt er nameloos in. Ook uit deze roman klinkt de schreeuw om gerechtigheid op die, zolang de mensheid bestaat, op geklonken heeft. Van Adriaan van Leent is een merkwaardige roman verschenen: „De bisschop van Den Haag" geheten. Het is zijn eerste echte roman zegt de uitgever ons en wat mij betreft mag het ook zijn laatste zijn. in de opnieuw in bisdommen verdeelde kerkprovincie Nederland is een bisdom Den Haag gecreëerd. Het hoofd ervan is een betrekkeliik jonge'man. voortgekomen'uit een streng rooms-katholieke familie. De bisschop heeft een broer die missionaris is en een zuster die non is. Zijn moeder is een bigotte vrouw, die mateloos gelukkig is met het feit dat zij een bisschop heeft voortgebracht. Maar er loopt een lelijke barst door het gezin. Er is een schoonzoon die niet meer gelooft en er is een zoon die het tot bankier heeft gebracht en alle geboden Gods aan zijn laars lapt. En die van de kerk daarbij. De bisschop, Anton Backx, Is er een van de vooruitgang. Hij is het enfant terrible van de kerkprovincie. Het liefst zou hij het celibaat on verplicht stellen. „Utrecht" heeft dan ook heel wat met hem te stellen. De roman schetst de ondergang van Anton Backx. Al in het begin van de roman blijkt dat hij In feite niet meer gelooft. Maar wat moet een bisschop als hij niet meer gelooft? Een baantje zoeken? Hij be sluit zich gewoon te werpen op bestuurlijke aangelegenheden, maar hij blijft wat het celibaat betreft de leiding van de kerk dwarszitten. Hij wordt zelfs naar Rome geroepen, waar hij voorzichtig op zijn nek krijgt en netjes wordt ingesponnen Dat reisje naar Rome zou Antor» echter lelijk opbreken, zij het niet omdat hij in het gareel werd ge bracht. Wat is het geval? De broer, de bankier, heeft een gloeiende hekel aan Anton, omdat die hem toen ze beiden nog kinderen waren, voor iets heeft laten opdraaien dat hijzelf heeft gedaan. Dat heeft de ban kier hem nooit vergeven. Nu is die bankier een „versierder" van vroiA wen, die echter tussen zijn erotische bedrijven door er een vaste vriendin op na houdt, een doctoranda in de kunstgeschiedenis. Zij wordt verliefd op Anton en hij op haar. Als Anton in Rome is zoekt zij hem op en verleidt hem. Daar komt de broer achter en die dreigt Anton aan de schande over te geven door het gebeurde publiek te maken, tenzij Anton in de kring der familie verklaart dat hij het kwaad heeft bedreven, waarvoor hij zijn broer heeft laten opdraaien. Dat is te veel voor Anton. Hij wordt krankzinnig. Anton is van het begin af aan een alcoholist, die zijn werk verwaar loost en iedereen tegen de haren Instrijkt. Daar is op zichzelf niets op tegen; een auteur heeft het recht zijn figuren te maken zoals ze zijn. Maar ik behoef die figuren niet au sérieux te nemen. Van Leent heeft karikaturen geschapen. Dè bankier, nïaar vóoral Ook de bisschop. De in de roman getekende bisschop is eenvoudig onmogelijk. Niemand wordt zo maar bisschop. Een lang en nauwgezet onderzoek gaat eraan vooraf. Figuren die bisschop worden zullen, als ze bemerken dat ze hun geloof definitief kwijt zijn, hun ambt opgeven, er kome van wat ervan komt. Ik geloof voor geen cent in die door Van Leent getekende Backx. Dan spookt er in de roman nóg een vreemde figuur rond, een her mafrodiet compleet met baardje en borsten, die In het leven van An ton een ongeloofwaardige rol speelt. De shag rokende, schutting woorden gebruikende, zijn geloof kwijt zijnde en verliefde bisschop verbergt zelfs voor enkele ogenblikken zijn geteisterd hoofd tussen zijn (haar) borsten. Enfin, de bisschop raakt In een psychiatrische in richting. Of het schandaal werkelijk is ontketend, krijgt de lezer niet te horen. Het grootste bezwaar tegen de roman Is wel dat er twee niets met elkaar te maken hebbende ontwikkelingen worden vervlochten. De ene is de ontwikkeling in de rooms-katholieke kerk en de moeilijkheden van vooruitstrevende bisschoppen; de andere is het zuiver persoon lijke leven van Anton Backx. De roman suggereert een samenhang tus sen die twee thema's. Ik heb die niet kunnen vinden, mede al omdat ik. zoals ik al zei, niet geloof in de figuur van Backx. Wat heeft de auteur bezield? Ik weet het niet. Als hij de onhoud baarheid van het celibaat voor gezonde kerels had willen aantonen, had hij een „echte" bisschop ten tonele moeten voeren. En als hij de moeilijkheid van eon vooruitstrevende bisschop had willen schetsen, had hij zijn relaas niet mogen vertroebelen door niets terzake doende persoonlijke aangelegenheden te laten meespelen in de ondergang van zijn hoofdfiguur. Ik vind „De bisschop van Den Haag" niet alleen een mislukte, maar ook een nare roman. Judicus Verstegen: „De Revoluties". Querido, 15,90, 284 blz. Adriaan van Leent: „De Bisschop van Den Haag". Querido, f 13,90, 191 blz. Doctor Carl Paul Maria Romme, die vijftien jaar lang, van minister Van staat benoemd, nadat hij zich uit de Raad van le g)946 tot 1961het Nederlandse politieke leven heeft beheerst State had teruggetrokken. Er is alle aanleiding zich af te vra- ori" zijn functie van voorzitter van de Tweede-Kamerfractie gen wat de historische betekenis van de grote politieke figuur stc ,an de KVP werd de vorige week door koningin Juliana tot prof. mr. C. P. M. Romme is geweest. verrichtingen in de keuken en de zorgen voor het kerstfeest besteedt Chabrol de grootste aandacht. De ouders sluipen 's mor gens vroeg met armen vol cadeaus naar de kerstboom. Afschuwelijk moment, later op de dag, als de man verdroomd en vals een kerstlied zingt, krampachtig en verstard als een ledepop. De vrouw die hij vermoord heeft, is Laura, de echtgenote van zijn vriend en buurman Francois. De masochistische perversiteit van Laura heeft de moord uitgelokt d.w.z. er is in de man iets losgemaakt, een drift, een instinkt tot zelfbehoud, iets dat hij niet be heersen kon. En plotseling ontdekt hij dat hij haar vermoord had. Zo vertelt hij 't later aan Hélène, zijn vrouw. Want al lijken de dingen onveranderd en al is de gang van het familieleven onaantastbaar het lukt de man niet meer om zich op de gewende manier daarin thuis te vinden. Hij loopt als een vreemde rond. hij vervalt in duistere stilten, hij lijkt onderhevig aan een onstuit baar desintegratieproces. Tenslotte bekent hij zijn vrouw, wat er gebeurd is. Maar noch de bekentenis van zijn ontrouw, noch later die van de moord, tast de status quo van het gezin en het milieu aan. Hélène zegt dat ze hem vergeeft en wil er verder niet meer over spreken; en als Charles later aan Francois bekent dat hij met diens echt genote overspel gepleegd heeft en haar heeft vermoord, gebeurt hetzelfde: Francois, die al eerder een voor Charles belastende ver klaring heeft ontzenuwd, zegt „dat hij het begrijpt" en wil eigenlijk niets anders dan gewoon het leven en de vriendschap op de oude voet voortzetten. Alleen de man zélf past niet meer in dat oude leven, sedert vanachter de burgerlijke buitenkant het beest dat in hem leefde zichtbaar is geworden. (Eén van Chabrols films heeft tot titel "Que la béte meure"). Op een nacht waarin hij de slaap niet kan vatten, vertelt hij zijn vrouw dat hij de volgende dag alles aan de politie wil be kennen. Hij verlangt naar zijn straf. Op dat moment neemt de vrouw die toch de hele film door een charmante en liefhebbende echtgenote bleek eep keiharde beslissing. Ze doet een overgrote dosis van zijn slaap middel in het glas dat ze voor hem gereed maakt. Hand in hand leggen man en vrouw zich dan ter rusteDe slotpassage maakt ons duidelijk, dat Charles inderdaad gestor ven is. Het „heilige gezin" is gered, de sta tus quo gehandhaafd, het burgerlijk aanzien onveranderd gebleven Sedert „Les Biches" kan men zich niet meer in de stijl-Chabrol vergissen. Gemaakt met een grote trefzekerheid en een feilloos gevoel voor de psychologische duur der ob servaties, kenmerkt zijn film zich door een zeer specifieke, eigen blik op het gegoede burgermilieu. Enerzijds kan Chabrol niet cynisch genoeg zijn to.v. de burgerlijke waarden anderzijds ontdekt men in zijn waarneming eveneens sporen van tederheid voor zijn personages. Tenslotte is Chabrol uit datzelfde milieu afkomstig en voelt hij er zich toch nauwer en emotioneler bij be trokken dan hij wellicht zou willen toe geven. „Just avant la nuit" is de film van een grootmeester. Er zijn wel eens misverstan den over Chabrol geweest door de richting die hij na zijn eerste fil/ns insloeg: het leek allemaal wat goedkoper en „commerciëler" dan wat Resnais, Godard en Truffaut deden. Achteraf valt niet te ontkennen dat Chabrol de juiste weg voor zichzelf koos. Werkend in een genre dat commerciëel verantwoord is, werd het hem mogelijk een heel eigen stijl en een heel eigen universum te creëren. Zijn film is een adembenemende, grandioze ervaring. ven De Engelse geschiedschrijver zi Caye heeft eens gezegd: voor de listoricus zijn alle mensen d. Men moet een flegmatieke jelsman zijn om zo te kun- Len schrijven. Gelukkig leeft Ejjr Romme nog en behoef ik mij dus ook niet te storen aan g le stelregel van de Romeinen j" ran de doden niets dan goeds. %r is na de Tweede Wereldoor- 1 n og geen politicus geweest die 'lan nij meer intrigeerde dan Rom- ne. Er waren er meer bij wie j dit zo was. na" „De mensen zeggen, dat ik in nni aadselen spreek, laten het dan bei naar raadsels blijven", merkte t tomme eens op. Dr. Bruins Slot tarakteriseerde hem als „de finx van Overveen". daarmee S loeiend op de vaak onbegrijpe- mo< ijke hoofdartikelen, die de in t k ie ÜDocr =aaJAC S. HOEK Jac. S. Hoek is lange tijd par- ementair redacteur van .Trouw" geweest en daarna was hij perschef van het Euro- te Jfiese parlement in Straatsburg. In 1970 verscheen van zijn hand .Politieke geschiedenis van Ne- r 0 derland. oorlog en herstel". zij VP-fractieleider in de Volks krant schreef. Je kon er vele en1kanten mee uit. Maar niemand die de politieke ontwikkeling moest of wilde volgen kon zich veroorloven zijn stukken niet te zen. Met zijn redevoeringen was nk&et niet anders. Zei men van 0j| :ijn socialistische tegenvoeter jmr. Burger dat hij als een oli fant door de porseleinkast stap- b e, Romme maakte van elke re- OVfle in het parlement en daarbui- en een adembenemende alpen- nacht, waarbij de ene steile berghelling na de andere door de geroutineerde alpinist geno men werd, in de afdaling een enkele vrolijke berggeit werd opgejaagd en tenslotte via gletschers van bijzinnen, toch n '5 ren to nac nog het dal van de verademing j zi werd bereikt. Indrukwekkend, -,f j cerebraal, briljant en ver moeiend. Thuis in Rome Men moest met Romme in derdaad „over de bergen", ultra montes. Hij behoort tot de slin kende groep van „de laatsten der ultramontanen". In Rome hoort hij thuis. In 1956 bracht ik na de langste kabinetsforma tie die Nederland heeft gekend, met mijn collega van de Volks krant de latere Wandelganger Henry C. Faas, een bezoek aan d o de Sintpieterskerk. Wij woon- jperuden daar de mis bij voor de dri curie, het college van kardina len. Een indrukwekkend gezel schap knappe koppen. Op wie lijken deze mensen, vroegen wij elkaar fluisterend. Ik zei: Mendes France, Faas, Romme. En zo was het. De sleu tel van het raadsel Romme ligt in Rome. Hij was de man 'van de Heilige Stoel, maar dan meer van de pausen van de grote en cyclieken Leo XIII, Pius XI en XII of Paulus IV dan van Jo hannes XXIII. De oecumene lag -Jé Prof. mr. C. P. Romme, geboren in 1896 te Oirschot, was van 1921 tot 1937 lid van de Amsterdamse gemeenteraad. Tevens werd hij lid van pro vinciale staten van Noord-Holland en was hij in 1933 korte tijd lid van de Tweede Kamer. Van 1937 tot 1939 was hij minister van sociale zaken in het vierde kabinet-Coiijn. In de oorlogsjaren werd hij lid van het college van rijksbemiddelaars, van 1945 tot 1946 was hij daarvan voorzitter. Van 1945 tot 1952 was hij staatkundig hoofdredacteur van De Volkskrant, in mei 1946 werd hij weer in de 'Tweede Kamer gekozen waar hij tot 1961 de KVP-fractie leidde. Prof. Romme trad op als formateur van het tweede mi- nisterie-Drees in 1951. In 1962 werd hij benoemd tot lid van de Raad van State, uit welke functie hij zich onlangs terugtrok. Koningin JuJIiana be noemde hem toen tot minister van Staat. Deze uit 1955 daterende foto toont prof. Romme als KVP-voorzitter tijdens het toespreken van een partijcongres. Romme niet, evenmin al§ de vooroorlogse christelijke coalitie of een eventuele christen-demo cratische samenwerking. De Roomse wereldkerk was voor Romme de echte oecumene. Te genover protestanten liet hij een sterk meerderwaardigheids gevoel blijken. Tegenover de Roomse eenheid, waarvan hij in ons land de politieke exponent was, stak de protestantse ver deeldheid ook deerniswekkend af. Romme vond de samenwer king met socialisten, humanis ten en protestanten „monster verbonden", al zag hij in de christelijke coalitie van Kuyper en Schaepman in politiek op zicht „voorshands" iets anders dan in de samenwerking tussen katholieken en socialisten. Hij zag er ook wel wat meer in, zij het dat er volgens hem tussen katholieken en protestanten „te weinig gemeenschappelijkheid aan zedelijke ondergrond is, om in één partijverband samen te gaan." Je zou kunnen zeggen dat naar de kant van de GENADE in Jesus Christus volgens Rom me er een duidelijke eenheid met de protestanten bestaat. Naar de kant van de NATUUR de mens is van nature chris telijk, katholiek, zo stelt het ka tholieke dogma is samenwer king met de socialisten en met alle politieke groeperingen mo gelijk, mits zij zich niet richten tegen de boodschap en de leer stellingen van de Kerk. Zo werd met de communisten elke samenwerking uitgesloten. Op grond van dit natuurlijk ze delijk besef en van hun sociaal program viel er in Rommes vi sie meer te bereiken met de so cialisten dan met de anderen Bovendien hadden na de oorlog de socialisten evenals de katho lieken in de ogen van Romme nog een behoorlijke emancipa tie-achterstand in te halen. „Sociale leringen" Het „mangelt" de protestant se Christenheid niet aan eman cipatie, zo zei Romme. Beel werd dan ook de eerste katho lieke vice-president van de Raad van State en de socialis ten werden na de tweede we reldoorlog tot de hoogste posi ties geroepen. Maar niet alleen deze drang naar emancipatie betekende voor Romme een re den tot samenwerking, veel meer mogelijkheden zag hij hierin vanwege de noodzaak tot een „radicale doorvoering van de sociale leringen van de Kerk" te komen, waartoe de pausen en de bisschoppen op nieuw hadden opgeroepen. Maar met het radicalisme mocht het natuurlijk van pau sen en bisschoppen ook niet te gek worden. Romme voelde zich dan ook meer aangetrokken tot de constructieve en gematigde benadering van de sociale vraagstukken, zoals hij die tij dens zijn vooroorlogse lidmaat schap van de Amsterdamse ge meenteraad bij de socialistische wethouders had aangetroffen. Met name de grote Wibaut had hem daarin tot bewondering ge bracht. Was het wonder dat zijn oog na de oorlog met welgevallen rustte op de Haagse wethouder Willem Drees? De verhouding tussen beide staatslieden werd er een die doet denken aan een ets van Escher. Wie was nu eigenlijk de jockey en wie het paard? Deze harmonie vormde voor de-brede-basis-politiek, die Romme en Drees zo vruchtbaar hebben kunnen volvoeren en waaraan ook de protestants- christelijke partijen con amore hébben meegewerkt. Ik denk met name aan de belangrijke wetgeving op sociaal terrein. Konvooi Men zou de verhouding tus sen de partijen in Nederland kunnen vergelijken met het va- ren-in-konvooi in oorlogstijd, Romme was de man die de log ge K.V.P.-vloot met paus, bis schoppen en zichzelf als admi raliteit het nationaal konvooi binnenloodste, waar hem de ru moerige en zelfbewuste driftig op de golven dansende schoe ners van het socialisme misprij zend opwachtten. Men begreep dat het tempo van het konvooi bepaald werd door de snelheid van de lang zaamste schepen en steeds vroeg men zich op de socialisti sche commandotoren af of men niet het katholieke contingent uit elkaar moest drijven om daarna met de snelste schepen van de partner verder te varen. Maar het was duidelijk dat Drees en Burger tenslotte in hun club de eensgezindheid en de greep op hun mensen misten, die er bij paus, bisschoppen en Romme enerzijds en hun volge lingen anderzijds wel beston den. Tussen Drees, Mansholt, Vos, Lieftinck, De Kadt en Bur ger lagen werelden van verschil in karakter, inzicht, afkomst en politieke conceptie, terwijl de socialistische ideologie hoe lan ger hoe meer in een nevelig verschiet opging. Zodra Chabrols film „Juste avant la nuit" begint, proeft de toeschouwer het genre. Het cameraoog vindt een Parijse straat, dwaalt langs de huizengevels en dringt met de zoom-lens in op een appar tement waarvan de luiken gesloten zijn. Het is een „geladen" beeld, ongetwijfeld ook door de kleurkwaliteit en de bege leidende muziek. Er wordt een duidelijke spanning gescha pen en voor de insiders misschien nog sterker doordat dat begin zo sterk herinnert aan het begin van Hitchcocks „Psycho". Dan is de camera in het appartement. Een liefdessamenzijn. Een duidelijk „gekwelde" minnaar. Een vrouw die graag masochis tische spelletjes speelt en de minnaar bijna dwingt zijn handen om haar nek te leggen. Dan raakt het beeld uit focus en tegen een wazige achtergrond verschijnen de titel en de aankondigingen. Als deze voorbij zijn. wordt het beeld weer scherp: het is nu ge richt op een schilderij aan de wand. maar wanneer de camera achteruit gaat, ontdek ken we de vrouw. Ze is dood de moord is buiten ons gezichtsveld gebeurd, tijdens de générique. Het geweld, de misdaad, is compleet bui ten de film gehouden. En het genre „mis daadfilm", dat ons direct bij de aaanvang te vermoeden werd gegeven, wordt eigenlijk onmiddellijk ontkracht. De misdaad is al ge weest; we weten wie de moordenaar is. Hooguit zou nu de vraag kunnen resteren, hoe tenslotte de moordenaar ontdekt wordt door de politie. FoutHij wórdt niét ont dekt. Dat is juist de essentie van de film. Er is overigens wel een polltie-inspecteur, die de zaak onderzoekt, maar hij moet op een gegeven moment bekennen dat hij maar bitter weinig met zijn onderzoek is opge schoten. Chabrols films horen altijd op de een of andere maner bij het genre ..misdaadfilms" en tegelijk onttrekken zij zich daar altijd weer aan: een wisselbeweging die kenmer kend is voor de films van Alfred Hitchcock, aan wie Chabrol ooit een scherpzinnig en onthullend boek heeft gewijd. Er zit in Cha brols oeuvre een merkwaardige continuïteit. Bijna altijd heet de vrouw Hélène; bijna altijd is er een Charles. Dikwijls zijn de ac teurs gelijk: Stéphane Audran, Michel Bou quet. Heel vaak neemt een gezamenlijke maaltijd een centrale plaats in de film in: ontmoetingspunt van alle leden van de fa milie en het is kennelijk „de familie" die Chabrol zo bijzonder intrigeert. En steeds vindt men het thema terug van de tegen stelling tussen een gepolijste schijn van leven en de werkelijkheid daarachter. Chabrols personages spreken meestal op gedempte en wellevende toon met elkaar; ze leven in fraaie, weelderige milieus waarin ze zich met een achteloos gemak bewegen. Hun omgangsvormen hebben iets zielloos dikwijls doen ze denken aan kostbare en gracieuze marionetten. „Les Biches" was de eerste film waarin Chabrol zijn stijl met grote perfektie beheerste: een koele ge dempte en gedistantieerde stijl waarmee hij -Jé Scène uit „Juste avant la nuit" het bourgeoismilieu, dat hij met zoveel zorg en sarcasme op het doek zet, ontleedt. Al die kenmerken vindt men terug in „Juste avant la nuit". Door de misdaad te laten gebeuren voor de film echt begint, creëert Cabrol een Hitchcockiaanse „sus pense": wij, toeschouwers, weten wat er ge beurd is en liggen daardoor voor op de mensen waarmee de moordenaar in contact komt. Maar het wordt gaandeweg duidelij- keh dat het niet zal gaan om de ontdekking van de moordenaar. Het gaat om wat er in de man plaats grijpt, terwijl hij zijn leven voortzet in de oude vertrouwde omgeving van riante bungalow en toegewijd, keurig gezin. Juist daar, in die omgeving, creëert Chabrol een afschuwelijke eenzaamheid rondom zijn hoofdpersoon. De dingen gaan gewoon door, de maaltijden, de visites, kerstfeest. Aan de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1972 | | pagina 15