OE OVERSCHREEUWDE MEERDERHEID
KI
W. F. Hermans over de mens en zijn lot
1JfHB
PROGRESS...
Kr
r-fm v
RtODBB
NATIONAL PRIDE
VRIJDAG 24 DECEMBER 1971
Ron Cobb, die weigert zich een
politiek tekenear te noemen, wordt ge
fascineerd door de mens in z(Jn relatie
tot de werklljkheid. Daarvan maakt hij
caricaturen, soms zo sarcastisch, dat hij
er zelf van zegt: Ik heb liever dat het In
de kranten gebeurt, dan op straat". Hier
twee voorbeelden: „Vooruitgang" (links)
en „Nationale trots".
terld
J hetl
astbuj
briei
\R I
chrijJ
•rs e
Op het afscheidsfeestje, dat aan de voor
avond van mijn vertrek uit Westerville werd
gegeven, kwam een van mijn gastvrouwen
met een knipsel in haar hand naar me toe.
'Ben je er nu al achter wat Amerika voorstelt?'
vroeg ze spottend. 'Bij ons thuis had je pech,
want het football-seizoen was net,begonnen
en veel tijd om te praten hebben we daarom
niet gehad'. Dat was waar. Voor een footbalI-
gek en dat schijnt hier iedereen te zijn
is een week gewoon tekort om alle wedstrijden
op de tv of op het veld te volgen.
eerste dag van mijn
lijf, enkele weken voordat
tompetitie begon, was ik on-
(dellijk door mijn gastheer
het stadion van Columbus
waar ik alle trofeeën
|st bewonderen en hij met
g ontzag toekeek hoe werk-
i een kunstgrastapijt aan-
„De kerk van Colum-
had ds. John Cooper
Jnper opgemerkt. „Iedereen
jat over football, basketball,
aall. Zo was het ook in Cle-
In Cleveland was de
plaats waar iedereen
i kwam en één en hetzelf-
beleed: de wedstrijden van
Cleveland footballteam. En
is iets heel aparts: 80.000
zwart en blank, joods,
fcoliek en protestants komen
imen en schreeuwen voor
Ifde".
it is de ware kerk", meen-
ie predikant. „Ik was ver-
hoeveel opwindender die
id was dan de kerk. Zon-
gewetensbezwaar blijft men
uit de kerk om zo'n sport-
ijd bij te wonen. Het
dan ook alles in zich. Het
alle praal, een zekere li-
ie en er is ook iets van red-
En het speelt een vereni-
fade rol in de gemeenschap.
j$: mensen uiten hun gevoelens
ze voelen zich na afloop lek-
S omdat ze ofwel een goede
gedie ofwel een goede kome-
hebben gezien",
r wordt door veel vrouwen
tgrondig gemopperd op de
tballmaniakken, maar toch
en ze een belangrijk aan-
in het overbruggen van de
jfteratiekloof. „Er is een jeugd-
rVl tuur in dit stadje", zei me
leraar op zo'n vertrouwelij-
loon, dat ik de indruk kreeg
hij me het weet niet wat
gaan onthullen. „Ik kan die
dcultuur niet exact om-
rijven, maar in ieder geval
eei t ze met de cultuur van de
rassenen. Er zijn steeds
kinderen, die drugs ge
ien, maar het belangrijkste
/die jeugdcultuur is dat ze
i soort levenshouding is. Ze
.eft de neiging hen van de
te isoleren, van
ouders, de politie, de
joolfunctionarissen. Ze drijft
wig. Maar het football
ngt de jongeren weer terug
de volwassenencultuur en de
wassenen hier zijn onverzet-
jke supporters van het foot-
1".
>e volwassenen en hun kin-
en gaan zelfs zo op in het
tball, dat er niet veel tijd
ïrblijft voor gesprekken: de
inige gesprekken die plaats
den. gaan over football. Tij-
het afscheidsfeestje, waar
het over had, zaten de man-
jhjji in de kelder naar het slot
een footballreportage te
en. „Dit moet je maar eens
zei mijn gastvrouw,
ze mij het knipsel over-
igde. „Ik Jieb het uit een
blad gescheurd, maar het geeft
mijn gevoelens voor 99 procent
weer".
De titel deed me verbaasd op
kijken: „Ik ben een zieke Ame
rikaan', want ik had haar als
een oprechte patriot leren ken
nen. „Er zijn mensen die bewe
ren dat onze maatschappij ziek
is, dat wij ziek zijn. Wel, mis
schien hebben ze gelijk. Ik geef
toe dat ik ziek ben", zo begon
het. Maar het vervolgde: „Ik
ben er ziek van dat de politie
belachelijk wordt gemaakt en
pigs wordt genoemd, terwijl
hun moordenaars als volkshel
den worden bejubeld. Ik ben er
ziek van dat me verteld wordt
dat godsdienst opium is voor
het volk, maar dat marihuana
gelegaliseerd moet worden. Ik
ben ziek van commentatoren en
columnisten, die anarchisten,
revolutionairen en aanranders
verontschuldigen, maar die de
gezagsdragers veroordelen als
ze die lui voor het gerecht
brengen".
En zo ging het nog een eind
verder. Gal werd gespuwd op
pornografie, terwijl op de scho
len niet meer uit de bijbel mag
worden voorgelezen; op "de on-
derwijsbelastingen, terwijl on-
derwijsfunctionarissen studen
ten aanmoedigen de boel plat te
branden; op het Hooggerechts
hof, dat misdadigers en niet de
weerloze burgers in bescher
ming neemt; op de protesten te
gen de oorlog in Vietnam; op de
cynische houding tegenover pa
triottisme en op het verval van
oprechtheid en persoonlijke in
tegriteit. „Maar bovenal ben ik
er ziek van dat me gezegd
wordt dat ik ziek ben. Ik ben er
THE CARILLON -OCT 1.1966.
w* n»H i eoi tun re/o
ziek van dat me gezegd wordt
dat mijn land ziek is terwijl
we de grootste natie hebben, die
de mens ooit op deze aardbo
dem heeft voortgebracht. Ruim
50 procent van de mensen op
aarde zou graag willen ruilen
met de meest onderdrukten, de
meest ellendigen onder ons".
Ik bedankte mijn gastvrouw
hartelijk, want het stuk gaf uit
stekend weer, wat de Midden
amerikanen dwars zit en zo te
zien is dat heel wat. De Midden
amerikanen zijn trots, maar
ook verward en onzeker. Ze
worden geplaagd door twijfels,
soms ook door bitterheid, af
gunst en wrevel. Hun woede
treft vooral progressieve politi
ci, radicale studenten, doktoren,
grote zakenlieden en de nieuws
media. „Ik walg van die zoge
naamde liberalen, die tranen
met tuiten huilen over het lpt
van de negers en de indianen,
maar die de arbeiders uitbuiten
met schandelijk lage lonen en
gillen van verontwaardiging als
de arbeiders eens wat langha
rig tuig onder handen nemen",
mopperde zo'n Middenameri
kaan.
Maar ook de opiniepeiler, die
„nooit onze mening vraagt" en
de „herrieschoppers", aan wie
de tv veel te veel aandacht be
steedt, hebben zijn diepe
minachting. „De hele wereld
hoort mij niet en hoort nie
mand, die ik ken. Er lopen vol
gens mij in Washington wat ho
ge pieten rond, die alle beslui
ten nemen en het dan aan ons
overlaten om onze jongens weg
te sturen om te vechten en om
de hoge prijzen te betalen, die
de politici hebben veroorzaakt.
Wat wij ervan denken, doet er
niet toe. Naar een kerel als ik
luistert niemand. Als ik probeer
iemand in Washington fë bellen,
hoor ik een in-gesprek-signaal
of doet dat vervloekte ding het
helemaal niet. Soms geloof ik
dat er alleen naar je geluisterd
wordt als je geld hebt, stapels
geld".
„Wij zijn de echte Amerika
nen", zeggen Middenamerika-
nen graag. En daarin hebben ze
gelijk. Ze vormen de grote mas
sa, de mid-stream, maar ze
worden overschreeuwd door de
koortsende steden. Inwoners
van voorsteden als Westerville
vormen kwantitatief de meer
derheid van het Amerikaanse
volk. De steden herbergen 59
milioen Amerikanen, het platte
land 71 miljoen, maar de voor
steden 76 miljoen. Maar hoe
lang zal het duren voordat
voorsteden als Westerville tot
ware steden zijn uitgegroeid?
Volgens de berekeningen zal
Westerville binnen tien jaar
25.000 inwoners tellen.
Amerika wordt hier nog
steeds gezien als een boeren
land, het „land van melk en ho
ning", „het nieuwe Kanaan", de
kolonisten hadden de grond ge
kust van hun nieuwe vaderland,
waar ze hoopten door noeste ar
beid een nieuwe wereld op te
bouwen, die in niets zou lijken
op de poel des verderfs, het Ba
byion, dat zij verlaten hadden.
Deze hartgrondige afkeer van
de stad leeft nog steeds voort in
het denken van de Midden
amerikanen en wie de kans
heeft vlucht naar de voorsteden.
Als we voorsteden niet tot echte
steden rekenen, zijn de stede
lingen veruit in de minderheid:
59 miljoen van de 206 miljoen
Amerikanen, maar desondanks
overheersen ze Amerika. Zo erg
zelfs dat voor vele buitenlan
ders de wolkenkrabbers van
New York typerend zijn voor
Amerika.
De steden werden niet alleen
de bakermat van de Ameri
kaanse cultuur en wetenschap,
maar vanuit de steden werden
deze geestesgoederen via de
massamedia tot in alle uithoe
ken van het land verspreid. De
commentatoren en de columnis
ten, van wie de Middenameri
kanen zo ziek zijn, doorbraken
het veilige isolement van voor
steden als Westerville met hun
voortdurend „gejammer" over
de problemen, die de Verenigde
Staten kwellen. Maar bovendien
werden in de steden de sociaal-
economische wetten gedicteerd,
waarvoor hier zo'n diepe afkeer
bestaat. „Bestrijd de armoede:
werk", is hier een populaire slo
gan.
Het overgrote deel van de so
ciale steun gaat naar steden als
New York, maar het schijnt he
lemaal niets te helpen. Ondanks
al dat belastinggeld woekert de
misdaad onverdroten voort als
een gevaarlijk kankergezwel en
tegenwoordig schijnt de maat
schappij zelfs nog niet van haar
misdadigers af te zijn als ze op
gesloten zitten in de gevange
nissen. Het wereldje van de
Middenamerikanen ligt tegen
woordig niet zo ver meer van
de stad, het nieuwe Babyion. En
nu de kwellingen van de steden
de vervuiling, het rassenpro
bleem, de drugs en het links-ra-
dicalisme ook hem beginnen
te bedreigen, voelt hij zich on
zeker.
Als de Middenamerikaan zegt
dat hij de „echte Amerikaan"
is, dan bedoelt hij voornamelijk
dat hij nog de pioniersgeest in
zich voelt bruisen, dat hij wil
leven van hetgeen hij zelf ge
presteerd heeft, dat hij zelf wil
verdedigen wat hij gebouwd
heeft en dat hij van niemand
afhankelijk wil zijn en zeker
niet vah de staat. Hij is trots op
zijn huis, zijn tuin, zijn ge
meenschap en hij gelooft fana
tiek in de „Amerikaanse
droom", dat hard werken zal
worden beloond. „Hard werk is
het enige soort werk voor een
man met een beetje trots", zegt
hij, maar diep in zijn hart weet
hij dat hij niet zo vrij is als hij
zelf beweert. Hij heeft geen
„koning klant" Ralph Nader no
dig om erachter te komen dat
zijn broodrooster en zijn auto zo
worden gemaakt, dat ze maar
een beperkte tijd meegaan, zo
dat hij blijft hollen in de Ame
rikaanse produktiemolen.
Om mij te helpen bij mijn
analyse besprak een groep
psychiaters en maatschappelijke
werkers, verbonden aan een
psychiatrische kliniek in Co
lumbus, met mij de problemen
van de Middenamerikaan.
„Hij is zo op produceren inge
richt, dat zelfs in deze kliniek
de mening bestaat dat discus
siëren onzin is", zegt de direc
teur. „Stafvergaderingen als de
ze, waarop we allerhande pro
blemen bespreken, worden dik
wijls gezien als geld- en tijd
verspilling, terwijl ze toch bij
zonder nuttig zijn. Die Kent-ge-
geschiedenis maakt dat ook dui
delijk. Naar het oordeel van de
Middenamerikanen werd er
door „die smerige studenten en
professoren" te veel gekletst en
te weinig gepresteerd en had
den ze wel eens een lesje ver
diend".
„Hij is moeilijk te definië
ren", zegt een ander, „hoewel
hij een grote behoefte heeft aan
een duidelijke definitie. Als
iemand zich bedreigd voelt,
grijpt hij naar wat hem samen
bindt met andere verdrukten.
De joden hebben hun gods
dienstige inslag en als ze in
verdrukking komen, klampen ze
zich vast aan hun geloof en hun
identiteit. De negers, wier iden
titeit was afgenomen, zijn nu
bezig die te hervinden i n de
zwarte geschiedenis en zich op
die manier sterk te maken.
Black Power heeft een vereni
gende uitwerking op dc negers.
Maar waarmee kan de Midden
amerikaan zich identificeren?
Hij kan zich wel de echte Ame
rikaan noemen, maar hij weet
zelf ook wel dat wij allemaal
echte Amerikanen zijn. Of alle
maal onechte. Hij kan zich pa
triot noemen, maar daar zijn er
ook meer van. Nu hij zich in
een hoek gedrongen voelt, heeft
de Middenamerikaan psycho
logisch ook behoefte aan een
identiteit, die hij fanatiek kan
verdedigen en die hem samen
bindt met anderen".
„En daarom grijpt hij vast
aan waarden, die geen echte
waarden zijn, maar Agnew-
waarden. En dat zijn bijvoor
beeld Orde en Gezag. Hij heeft
hard gewerkt want dat is
zijn voornaamste filosofie en
hij wenst natuurlijk niet dat al
les wat hij bereikt heeft onder
zijn vingers vandaan gehaald
wordt. Eerbied voor de wet, dat
wil zeggen eerbied voor mijn
bezit. Laat me met rust en stoor
de buren niet. En die produktie-
filosofie, die in hem geworteld
zit, brengt hem vanzelfsprekend
in conflict met de jongere gene
ratie, die wat meer plezier in
het leven wil. Hij eist van de
jongeren, dat ze net zo hard
werken als hij. En hij vindt het
grote onzin, dat je uren op bed
kan liggen om naar grammo
foonplaatjes te luisteren".
„TYperend is ook hoe de men
sen hier hun vrije tijd door
brengen", merkt een ander op.
„Door de mechanisatie is er veel
vrije tijd gekomen, die men
vroeger niet kende. Maar hij
gebruikt zijn vrije tijd niet voor
ontspanning, maar voor een
doel. Tennissen doe je niet voor
je lol, nee je moet meedraaien
in de competitie en eigenlijk
moet je nog kampioen worden
ook. Je begrijpt wel dat dat
frustraties geeft, maar het zit
geworteld in de protestantse e-
thiek. Wat neem je er van mee
Wat levert het op? Mijn buur
man heeft een kamer in zijn
kelder gemaakt. Nou, daar heeft
hij het heel druk mee gehad. Je
kan zoiets natuurlijk rustig
aandoen, maar nee, het moest
snel klaar, want dan kon hij het
de buren laten zien. Hij is im
mers trots op zijn arbeid. Daar
om Spreekt hij met zijn kennis
sen een datum af voor een
'open huis'. En dat moet een flin
ke tijd van te voren gebeuren,
want iedereen heeft het druk.
En daarmee heeft hij zichzelf
weer iets dwingends opgelegd,
want nu moet het klaar zijn
voor die datum. Ontspanning is
er helemaal niet meer bij."
„Vind je hard werken dan
verkeerd?", wordt er gevraagd.
Nee", is het antwoord „maar
het moet wel zin hebben. Vroe
ger werkte men hard om er zo
snel mogelijk bovenop te ko
men, maar al die materiële za
ken zijn nu bereikt en het zou
best wat kalmer aan kunnen.
Bovendien heeft het werk veel
van zijn aantrekkingskracht
verloren, omdat het teveel rou
tine is geworden. Maar zelfs in
hun vrije tijd kunnen ze niet
stil zitten. Er zijn honderd-en-
een-dingen te doen. Daardoor
wordt ook de gezinsband steeds
losser. Er is altijd wel iemand,
die 's avonds weg moet voor het
een of ander. En wat komt er
voor in de plaats? De gemeen
schap, het plaatsje waar je
woont. Je zet je in voor de foot-
ballclub, of voor de school, of
voor ik weet niet wat, want dan
komt het tenslotte ook weer je
kinderen ten goede. En natuur
lijk ook jezelf, want een fijne,
nette buurt is de beste bescher
ming voor je eigen huis."
Eén van mijn gastgezinnen
ontbrak op het afscheidsfeestje,
maar ze belden op. „We konden
helaas niet komen. We hadden
het zo verschrikkelijk druk dit
weekeinde en we zijn net
thuis", was het excuus. „Ik be
grijp het volkomen", kon ik op
recht zeggen. Toen de volgende
dag het vliegtuig hoogte zocht
boven Columbus, zag ik Wester
ville beneden liggen. Huisjes in
gepakt in groen aan brede stra
ten. En daaromheen het web
van snelwegen, de tentakels van
de grote stad, die langzaam
maar zeker het tegenspartelen-
de stadje naar zich toe zullen
trekken.
Dit is het laatste artikel
in een serie van zes. De
voorgaande artikelen wer
den gepubliceerd op 18, 20,
22 en 23 december.
De nieuwe roman van Willem Fre-
derik Hermans: „Herinneringen van
een engelbewaarder" speelt zich af
in het Nederland van vlak voor en
tijdens de laatste oorlog. De hoofd
figuur is een officier van justitie,
Alberegt geheten, een doodgewone,
zwakke man, die een tijdlang met
een naar Nederland gevluchte Duitse
jodin heeft samengeleefd en haar
weer heeft moeten afstaan. Alberegt
is een kleine persoonlijkheid; tot een
huwelijk is hij niet kunnen komen,
tot werkelijk leven evenmin.
De roman begint met het .vertrek van de
vriendin naar Amerika; zij scheept zich In
op een vrachtboot met passagiers-accom
modatie. Alberegt beseft dat hij niet in
staat is geweest, haar eens zo grote liefde
in te boezemen, dat ze hem niet verlaten
wil. Hij speelt met de gedachte, haar van
het schip te laten weghalen. Hij zou dat
kunnen: een enkele wenk van zijn kant zou
de politie aan het werk zetten. Hij doet dat
niet.
Nadat hij de vriendin heeft weggebracht,,
beseft hij, dat hij in tijdnood verkeert; hij
moet die middag nog een requisitoir hou
den.
In zijn wanhoop en in zijn haast slaat hij
een zijweg in, die van die kant niet bere
den mag worden. Hij rijdt op die weg een
kind dood, een meisje, dat een brief in
haar handen heeft. Hij raakt volkomen de
kluts kwijt, neemt het meisje op en gooit
het in de struiken. Daarna rijdt hij verder
en houdt (in Utrecht) zijn requisitoir. Een
journalist is aangeklaagd vanwege een arti
kel dat beledigend geacht werd voor een
bevriend staatshoofd: Hitier. Alberegt
vraagt na met drogredenen de journalist te
hebben afgeschilderd als een man die een
ergerlijk kwaad had gedaan, tenslotte ont
slag van rechtsvervolging. Alberegt is na
melijk begonnen met zijn zelfberechtlng
Hij heet niet voor niets Alberegt. Hi| is
volkomen in de war. En dat blijft hij gedu
rende de dagen daarna: de vijf oorlogsda
gen.
Alles loopt bij hem door elkaar heen:
zijn wanhoop en verdriet om wat hij ge
daan heeft, zijn angst, zijn plichtsgevoel,
zijn lafheid. Hij tracht naar Engeland te
vluchten omdat hij,Izich wijsmakend dat hij
belangrijk Is, aan de plicht om zich aan te
geven, ontkomen wil. Goed en kwaad
worstelen in hem.
Het gelukt hem niet, uit Nederland te
komen. Zijn verwarring neemt toe. vooral
ook doordat hij van zijn substituut hoort,
dat er op een geheime lijst een Alberegt
voorkomt, ene R. Alberegt die door de
Duitsers gezocht wordt. Dat moet zijn
broer zijn, een vreemde man, een kunst
schilder, even onmachtig als hij. Bert Albe
regt.
Zou het geen verschrijving zijn? Kwam
hijzelf niet veel eer in aanmerking om ge
arresteerd te worden? Toch waarschuwt hij
zijn broer voor alle zekerheid. Aan het
einde van het boek blijkt, dat noch de
broer, noch hij gezocht werd: Iemand had
de naam verkeerd gelezen. Maar dan heeft
de broer al zelfmoord gepleegd.
De zaak wordt er voor Bert Alberegt
nog heel wat beroerder op omdat zi|n hulp
wordt ingeroepen om na te gaan waar een
Tsjechisch meisje gebleven kan zijn, dat
plotseling verdwenen is. Ze was in huis bij
clandestien in Nederland verblijvende jo
den. Ze zou een brief wegbrengen, maar
keerde niet terug. De normale weg kon
niet bewandeld worden, want dan zou uit
komen dat het kind en de pleegouders
onwettig in Nederland verbleven. Mis
schien dat Bert, alom bekend als een goed
vaderlander en daarenboven officier van
justitie, iets kon doen.
Het heeft geen zin. nog meer te zeggen
over de inhoud van deze boelende roman.
Wel nog even dit: de roman heeft een
volstrekt open einde. Of Alberegt er nog
toe gekomen is, zichzelf aan te geven,
weet de lezer niet.
Ik schrijf dit opzettelijk zo. Men zou mij
namelijk kunnen tegenwerpen dat, een ro
manfiguur ophoudt te bestaan na de laat
ste pagina van het boek.
De hoofdfiguur van dit boek is echter zo
overtuigend tot leven gekomen, dat hij een
bestaand mens geworden is. Het is vol
strekt niet zo, dat Hermans met zijn stof
geen raad geweten heeft en de lezer daar
om maar met een kluitje in het riet stuurt,
zoals Roest Crollius doet In zijn roman
„De wrede idealist" die een rechter tot
hoofdfiguur heeft. Bij Hermans is niets te
vinden van symbolisme, van abstraheren.
Hermans is een realist.
Evenals dat het geval is bij zijn roman
„Nooit meer slapen", is deze roman de
verbeelding van een integrale mislukking,
van integrale morele mislukking allereerst.
Deze mijns Inziens zeer knappe roman
bracht mij een bijbeltekst In herinnering:
God zoekt de verlorene.
Het is niet zo, dat deze tekst het motief
van de roman zou aangeven. Maar de ro
man tekent iemand die in de meest vol
strekte zin verloren is. Hermans heeft hier
voor een mens genomen die ambtshalve
verplicht Is. zijn naasten die misdaden be
gaan hebben, aan te klagen. Hij maakt van
zijn hoofdfiguur niet een geestelijk ziek
mens, niet een afgedwaalde, maar een ge
woon. redelijk en zich zijn verantwoorde
lijkheid bewust mens. Het knappe van de
roman is. dat de lezer zichzelf herkent In
die zwakkeling, die vreesachtige Alberegt.
Immers wie is zonder zonden en wie
klaagt nooit zijn naasten aan?
In de roman wordt beslist niet gepo
neerd. dat er geen recht gesproken mag
worden en geen straf gegeven. Daar Is het
Hermans In deze roman niet om te doen.
Het gaat in het boek om de erbarmelijk
heid van de mens, om zijn kleinheid en
lafheid, om de altijd aanwezige verstrenge
ling van goed en kwaad. En dat niet alleen
in het leven van de hoofdpersoon. Nee,
het hele leven is bij Hermans een erbar
melijke. zielige en ondoorzichtige aangele
genheid, waarin niet alleen het kwaad een
hoofdrol speelt, maar ook het misverstand.
Door een misverstand wordt zijn broer
de dood Ingejaagd. Alle cultuurwaarden
worden in dit boek ontluisterd. En dat niet
op een afstotende wijze, nee, door het
oproepen van een levensbeeld, dat wel
ieder herkennen moet als natuurgetrouw.
Dit laatste houdt uiteraard niet in. dat de
lezer het pessimisme van Hermans behoeft
over te nemen. De door mij aangehaalde
tekst uit Ezechiël Is tegen zulk een pessi
misme een heilzaam medicijn.
Maar dat neemt niet weg, dat het gete
kende beeld juist is. Hermans laat zien. dat
het kwaad zichzelf straft. De zondaar
wordt door het leven berecht, ook al geeft
hij zich niet aan. Heel -het leven is berech
ting.
Op een paar zaken wil ik nog de aan
dacht vestigen. In de roman wordt op een,
Ik zou willen zeggen bijna argeloze wijze,
een merkwaardig aspect van het leven ge
wezen: het vergeten. Door de vele gebeur
tenissen in zijn leven, begint Alberegt zijn
misdaad te vergeten. En dat is zeer realis
tisch. Vandaar dat het open einde van de
roman zo juist Is. De lezer zou willen we
ten of hij zich nog aangegeven heeft. Hij
'zou wlllen'weten „hoe het afloopt."
Het loopt echter niet af, het verzandt,
het wordt overwoekerd. Maar het gericht
gaat door.
De titel is mij niet duidelijk geworden.
Alberegt heeft een engelbewaarder, die nu
aen dan in kleinigheden ingrijpt, hem soms
iets influistert, maar op kritieke momenten
niet in staat is, zijn beschermeling te hel
pen. Nu en dan komt ook de duivel voor.
Ik houd het erop, dat Hermans hier goe
de en kwade impulsen van de mens op
ietwat middeleeuwse wijze gestalten heeft
gegeven.
Maar' dan blijf ik toch zitten met de
enkele keren, dat de beschermengel buiten
de wil van Alberegt ingrijpt. Daar klopt Iets
niet. Ik vergeef Hermans zijn gril met ge
noegen, ook al kan Ik er geen literaire
waardering voor opbrengen.
Ik geloof dat de auteur te intelligent Is
om op deze wijze de spot te drijven met
het geloof in een voorzienigheid door die
voorzienigheid té laten falen. Hermans
weet natuurlijk dat het dogma van de voor
zienigheid iets heel anders inhoudt dan
„alles doen".
Ik moet dus concluderen tot een niet
gelukkige enscènering. iets dat ik toch bij
de belangrijkste auteur van het huidige Ne
derland niet verwacht had.
Wat Ik ook niet verwacht had, vond ik
op pagina 341. Daar staat, allereerst, „het
zelfde" in plaats van „eender". En dan
vind ik daar ook deze regels: „De loop der
dingen? zei Ik, maar wie anders dan |l| is
het geweest die de dood van het kind
verheimelijkt heeft? Ben Ik het dan ook
geweest die het kind met opzet heeft
doodgereden".
Ik heeft vind ik geen goed Nederlands.
Deze boeiende en knappe roman Is uit
gegeven door De Bezige Bij. HIJ kost
f 17.50.