OE OVERSCHREEUWDE MEERDERHEID KI W. F. Hermans over de mens en zijn lot 1JfHB PROGRESS... Kr r-fm v RtODBB NATIONAL PRIDE VRIJDAG 24 DECEMBER 1971 Ron Cobb, die weigert zich een politiek tekenear te noemen, wordt ge fascineerd door de mens in z(Jn relatie tot de werklljkheid. Daarvan maakt hij caricaturen, soms zo sarcastisch, dat hij er zelf van zegt: Ik heb liever dat het In de kranten gebeurt, dan op straat". Hier twee voorbeelden: „Vooruitgang" (links) en „Nationale trots". terld J hetl astbuj briei \R I chrijJ •rs e Op het afscheidsfeestje, dat aan de voor avond van mijn vertrek uit Westerville werd gegeven, kwam een van mijn gastvrouwen met een knipsel in haar hand naar me toe. 'Ben je er nu al achter wat Amerika voorstelt?' vroeg ze spottend. 'Bij ons thuis had je pech, want het football-seizoen was net,begonnen en veel tijd om te praten hebben we daarom niet gehad'. Dat was waar. Voor een footbalI- gek en dat schijnt hier iedereen te zijn is een week gewoon tekort om alle wedstrijden op de tv of op het veld te volgen. eerste dag van mijn lijf, enkele weken voordat tompetitie begon, was ik on- (dellijk door mijn gastheer het stadion van Columbus waar ik alle trofeeën |st bewonderen en hij met g ontzag toekeek hoe werk- i een kunstgrastapijt aan- „De kerk van Colum- had ds. John Cooper Jnper opgemerkt. „Iedereen jat over football, basketball, aall. Zo was het ook in Cle- In Cleveland was de plaats waar iedereen i kwam en één en hetzelf- beleed: de wedstrijden van Cleveland footballteam. En is iets heel aparts: 80.000 zwart en blank, joods, fcoliek en protestants komen imen en schreeuwen voor Ifde". it is de ware kerk", meen- ie predikant. „Ik was ver- hoeveel opwindender die id was dan de kerk. Zon- gewetensbezwaar blijft men uit de kerk om zo'n sport- ijd bij te wonen. Het dan ook alles in zich. Het alle praal, een zekere li- ie en er is ook iets van red- En het speelt een vereni- fade rol in de gemeenschap. j$: mensen uiten hun gevoelens ze voelen zich na afloop lek- S omdat ze ofwel een goede gedie ofwel een goede kome- hebben gezien", r wordt door veel vrouwen tgrondig gemopperd op de tballmaniakken, maar toch en ze een belangrijk aan- in het overbruggen van de jfteratiekloof. „Er is een jeugd- rVl tuur in dit stadje", zei me leraar op zo'n vertrouwelij- loon, dat ik de indruk kreeg hij me het weet niet wat gaan onthullen. „Ik kan die dcultuur niet exact om- rijven, maar in ieder geval eei t ze met de cultuur van de rassenen. Er zijn steeds kinderen, die drugs ge ien, maar het belangrijkste /die jeugdcultuur is dat ze i soort levenshouding is. Ze .eft de neiging hen van de te isoleren, van ouders, de politie, de joolfunctionarissen. Ze drijft wig. Maar het football ngt de jongeren weer terug de volwassenencultuur en de wassenen hier zijn onverzet- jke supporters van het foot- 1". >e volwassenen en hun kin- en gaan zelfs zo op in het tball, dat er niet veel tijd ïrblijft voor gesprekken: de inige gesprekken die plaats den. gaan over football. Tij- het afscheidsfeestje, waar het over had, zaten de man- jhjji in de kelder naar het slot een footballreportage te en. „Dit moet je maar eens zei mijn gastvrouw, ze mij het knipsel over- igde. „Ik Jieb het uit een blad gescheurd, maar het geeft mijn gevoelens voor 99 procent weer". De titel deed me verbaasd op kijken: „Ik ben een zieke Ame rikaan', want ik had haar als een oprechte patriot leren ken nen. „Er zijn mensen die bewe ren dat onze maatschappij ziek is, dat wij ziek zijn. Wel, mis schien hebben ze gelijk. Ik geef toe dat ik ziek ben", zo begon het. Maar het vervolgde: „Ik ben er ziek van dat de politie belachelijk wordt gemaakt en pigs wordt genoemd, terwijl hun moordenaars als volkshel den worden bejubeld. Ik ben er ziek van dat me verteld wordt dat godsdienst opium is voor het volk, maar dat marihuana gelegaliseerd moet worden. Ik ben ziek van commentatoren en columnisten, die anarchisten, revolutionairen en aanranders verontschuldigen, maar die de gezagsdragers veroordelen als ze die lui voor het gerecht brengen". En zo ging het nog een eind verder. Gal werd gespuwd op pornografie, terwijl op de scho len niet meer uit de bijbel mag worden voorgelezen; op "de on- derwijsbelastingen, terwijl on- derwijsfunctionarissen studen ten aanmoedigen de boel plat te branden; op het Hooggerechts hof, dat misdadigers en niet de weerloze burgers in bescher ming neemt; op de protesten te gen de oorlog in Vietnam; op de cynische houding tegenover pa triottisme en op het verval van oprechtheid en persoonlijke in tegriteit. „Maar bovenal ben ik er ziek van dat me gezegd wordt dat ik ziek ben. Ik ben er THE CARILLON -OCT 1.1966. w* n»H i eoi tun re/o ziek van dat me gezegd wordt dat mijn land ziek is terwijl we de grootste natie hebben, die de mens ooit op deze aardbo dem heeft voortgebracht. Ruim 50 procent van de mensen op aarde zou graag willen ruilen met de meest onderdrukten, de meest ellendigen onder ons". Ik bedankte mijn gastvrouw hartelijk, want het stuk gaf uit stekend weer, wat de Midden amerikanen dwars zit en zo te zien is dat heel wat. De Midden amerikanen zijn trots, maar ook verward en onzeker. Ze worden geplaagd door twijfels, soms ook door bitterheid, af gunst en wrevel. Hun woede treft vooral progressieve politi ci, radicale studenten, doktoren, grote zakenlieden en de nieuws media. „Ik walg van die zoge naamde liberalen, die tranen met tuiten huilen over het lpt van de negers en de indianen, maar die de arbeiders uitbuiten met schandelijk lage lonen en gillen van verontwaardiging als de arbeiders eens wat langha rig tuig onder handen nemen", mopperde zo'n Middenameri kaan. Maar ook de opiniepeiler, die „nooit onze mening vraagt" en de „herrieschoppers", aan wie de tv veel te veel aandacht be steedt, hebben zijn diepe minachting. „De hele wereld hoort mij niet en hoort nie mand, die ik ken. Er lopen vol gens mij in Washington wat ho ge pieten rond, die alle beslui ten nemen en het dan aan ons overlaten om onze jongens weg te sturen om te vechten en om de hoge prijzen te betalen, die de politici hebben veroorzaakt. Wat wij ervan denken, doet er niet toe. Naar een kerel als ik luistert niemand. Als ik probeer iemand in Washington fë bellen, hoor ik een in-gesprek-signaal of doet dat vervloekte ding het helemaal niet. Soms geloof ik dat er alleen naar je geluisterd wordt als je geld hebt, stapels geld". „Wij zijn de echte Amerika nen", zeggen Middenamerika- nen graag. En daarin hebben ze gelijk. Ze vormen de grote mas sa, de mid-stream, maar ze worden overschreeuwd door de koortsende steden. Inwoners van voorsteden als Westerville vormen kwantitatief de meer derheid van het Amerikaanse volk. De steden herbergen 59 milioen Amerikanen, het platte land 71 miljoen, maar de voor steden 76 miljoen. Maar hoe lang zal het duren voordat voorsteden als Westerville tot ware steden zijn uitgegroeid? Volgens de berekeningen zal Westerville binnen tien jaar 25.000 inwoners tellen. Amerika wordt hier nog steeds gezien als een boeren land, het „land van melk en ho ning", „het nieuwe Kanaan", de kolonisten hadden de grond ge kust van hun nieuwe vaderland, waar ze hoopten door noeste ar beid een nieuwe wereld op te bouwen, die in niets zou lijken op de poel des verderfs, het Ba byion, dat zij verlaten hadden. Deze hartgrondige afkeer van de stad leeft nog steeds voort in het denken van de Midden amerikanen en wie de kans heeft vlucht naar de voorsteden. Als we voorsteden niet tot echte steden rekenen, zijn de stede lingen veruit in de minderheid: 59 miljoen van de 206 miljoen Amerikanen, maar desondanks overheersen ze Amerika. Zo erg zelfs dat voor vele buitenlan ders de wolkenkrabbers van New York typerend zijn voor Amerika. De steden werden niet alleen de bakermat van de Ameri kaanse cultuur en wetenschap, maar vanuit de steden werden deze geestesgoederen via de massamedia tot in alle uithoe ken van het land verspreid. De commentatoren en de columnis ten, van wie de Middenameri kanen zo ziek zijn, doorbraken het veilige isolement van voor steden als Westerville met hun voortdurend „gejammer" over de problemen, die de Verenigde Staten kwellen. Maar bovendien werden in de steden de sociaal- economische wetten gedicteerd, waarvoor hier zo'n diepe afkeer bestaat. „Bestrijd de armoede: werk", is hier een populaire slo gan. Het overgrote deel van de so ciale steun gaat naar steden als New York, maar het schijnt he lemaal niets te helpen. Ondanks al dat belastinggeld woekert de misdaad onverdroten voort als een gevaarlijk kankergezwel en tegenwoordig schijnt de maat schappij zelfs nog niet van haar misdadigers af te zijn als ze op gesloten zitten in de gevange nissen. Het wereldje van de Middenamerikanen ligt tegen woordig niet zo ver meer van de stad, het nieuwe Babyion. En nu de kwellingen van de steden de vervuiling, het rassenpro bleem, de drugs en het links-ra- dicalisme ook hem beginnen te bedreigen, voelt hij zich on zeker. Als de Middenamerikaan zegt dat hij de „echte Amerikaan" is, dan bedoelt hij voornamelijk dat hij nog de pioniersgeest in zich voelt bruisen, dat hij wil leven van hetgeen hij zelf ge presteerd heeft, dat hij zelf wil verdedigen wat hij gebouwd heeft en dat hij van niemand afhankelijk wil zijn en zeker niet vah de staat. Hij is trots op zijn huis, zijn tuin, zijn ge meenschap en hij gelooft fana tiek in de „Amerikaanse droom", dat hard werken zal worden beloond. „Hard werk is het enige soort werk voor een man met een beetje trots", zegt hij, maar diep in zijn hart weet hij dat hij niet zo vrij is als hij zelf beweert. Hij heeft geen „koning klant" Ralph Nader no dig om erachter te komen dat zijn broodrooster en zijn auto zo worden gemaakt, dat ze maar een beperkte tijd meegaan, zo dat hij blijft hollen in de Ame rikaanse produktiemolen. Om mij te helpen bij mijn analyse besprak een groep psychiaters en maatschappelijke werkers, verbonden aan een psychiatrische kliniek in Co lumbus, met mij de problemen van de Middenamerikaan. „Hij is zo op produceren inge richt, dat zelfs in deze kliniek de mening bestaat dat discus siëren onzin is", zegt de direc teur. „Stafvergaderingen als de ze, waarop we allerhande pro blemen bespreken, worden dik wijls gezien als geld- en tijd verspilling, terwijl ze toch bij zonder nuttig zijn. Die Kent-ge- geschiedenis maakt dat ook dui delijk. Naar het oordeel van de Middenamerikanen werd er door „die smerige studenten en professoren" te veel gekletst en te weinig gepresteerd en had den ze wel eens een lesje ver diend". „Hij is moeilijk te definië ren", zegt een ander, „hoewel hij een grote behoefte heeft aan een duidelijke definitie. Als iemand zich bedreigd voelt, grijpt hij naar wat hem samen bindt met andere verdrukten. De joden hebben hun gods dienstige inslag en als ze in verdrukking komen, klampen ze zich vast aan hun geloof en hun identiteit. De negers, wier iden titeit was afgenomen, zijn nu bezig die te hervinden i n de zwarte geschiedenis en zich op die manier sterk te maken. Black Power heeft een vereni gende uitwerking op dc negers. Maar waarmee kan de Midden amerikaan zich identificeren? Hij kan zich wel de echte Ame rikaan noemen, maar hij weet zelf ook wel dat wij allemaal echte Amerikanen zijn. Of alle maal onechte. Hij kan zich pa triot noemen, maar daar zijn er ook meer van. Nu hij zich in een hoek gedrongen voelt, heeft de Middenamerikaan psycho logisch ook behoefte aan een identiteit, die hij fanatiek kan verdedigen en die hem samen bindt met anderen". „En daarom grijpt hij vast aan waarden, die geen echte waarden zijn, maar Agnew- waarden. En dat zijn bijvoor beeld Orde en Gezag. Hij heeft hard gewerkt want dat is zijn voornaamste filosofie en hij wenst natuurlijk niet dat al les wat hij bereikt heeft onder zijn vingers vandaan gehaald wordt. Eerbied voor de wet, dat wil zeggen eerbied voor mijn bezit. Laat me met rust en stoor de buren niet. En die produktie- filosofie, die in hem geworteld zit, brengt hem vanzelfsprekend in conflict met de jongere gene ratie, die wat meer plezier in het leven wil. Hij eist van de jongeren, dat ze net zo hard werken als hij. En hij vindt het grote onzin, dat je uren op bed kan liggen om naar grammo foonplaatjes te luisteren". „TYperend is ook hoe de men sen hier hun vrije tijd door brengen", merkt een ander op. „Door de mechanisatie is er veel vrije tijd gekomen, die men vroeger niet kende. Maar hij gebruikt zijn vrije tijd niet voor ontspanning, maar voor een doel. Tennissen doe je niet voor je lol, nee je moet meedraaien in de competitie en eigenlijk moet je nog kampioen worden ook. Je begrijpt wel dat dat frustraties geeft, maar het zit geworteld in de protestantse e- thiek. Wat neem je er van mee Wat levert het op? Mijn buur man heeft een kamer in zijn kelder gemaakt. Nou, daar heeft hij het heel druk mee gehad. Je kan zoiets natuurlijk rustig aandoen, maar nee, het moest snel klaar, want dan kon hij het de buren laten zien. Hij is im mers trots op zijn arbeid. Daar om Spreekt hij met zijn kennis sen een datum af voor een 'open huis'. En dat moet een flin ke tijd van te voren gebeuren, want iedereen heeft het druk. En daarmee heeft hij zichzelf weer iets dwingends opgelegd, want nu moet het klaar zijn voor die datum. Ontspanning is er helemaal niet meer bij." „Vind je hard werken dan verkeerd?", wordt er gevraagd. Nee", is het antwoord „maar het moet wel zin hebben. Vroe ger werkte men hard om er zo snel mogelijk bovenop te ko men, maar al die materiële za ken zijn nu bereikt en het zou best wat kalmer aan kunnen. Bovendien heeft het werk veel van zijn aantrekkingskracht verloren, omdat het teveel rou tine is geworden. Maar zelfs in hun vrije tijd kunnen ze niet stil zitten. Er zijn honderd-en- een-dingen te doen. Daardoor wordt ook de gezinsband steeds losser. Er is altijd wel iemand, die 's avonds weg moet voor het een of ander. En wat komt er voor in de plaats? De gemeen schap, het plaatsje waar je woont. Je zet je in voor de foot- ballclub, of voor de school, of voor ik weet niet wat, want dan komt het tenslotte ook weer je kinderen ten goede. En natuur lijk ook jezelf, want een fijne, nette buurt is de beste bescher ming voor je eigen huis." Eén van mijn gastgezinnen ontbrak op het afscheidsfeestje, maar ze belden op. „We konden helaas niet komen. We hadden het zo verschrikkelijk druk dit weekeinde en we zijn net thuis", was het excuus. „Ik be grijp het volkomen", kon ik op recht zeggen. Toen de volgende dag het vliegtuig hoogte zocht boven Columbus, zag ik Wester ville beneden liggen. Huisjes in gepakt in groen aan brede stra ten. En daaromheen het web van snelwegen, de tentakels van de grote stad, die langzaam maar zeker het tegenspartelen- de stadje naar zich toe zullen trekken. Dit is het laatste artikel in een serie van zes. De voorgaande artikelen wer den gepubliceerd op 18, 20, 22 en 23 december. De nieuwe roman van Willem Fre- derik Hermans: „Herinneringen van een engelbewaarder" speelt zich af in het Nederland van vlak voor en tijdens de laatste oorlog. De hoofd figuur is een officier van justitie, Alberegt geheten, een doodgewone, zwakke man, die een tijdlang met een naar Nederland gevluchte Duitse jodin heeft samengeleefd en haar weer heeft moeten afstaan. Alberegt is een kleine persoonlijkheid; tot een huwelijk is hij niet kunnen komen, tot werkelijk leven evenmin. De roman begint met het .vertrek van de vriendin naar Amerika; zij scheept zich In op een vrachtboot met passagiers-accom modatie. Alberegt beseft dat hij niet in staat is geweest, haar eens zo grote liefde in te boezemen, dat ze hem niet verlaten wil. Hij speelt met de gedachte, haar van het schip te laten weghalen. Hij zou dat kunnen: een enkele wenk van zijn kant zou de politie aan het werk zetten. Hij doet dat niet. Nadat hij de vriendin heeft weggebracht,, beseft hij, dat hij in tijdnood verkeert; hij moet die middag nog een requisitoir hou den. In zijn wanhoop en in zijn haast slaat hij een zijweg in, die van die kant niet bere den mag worden. Hij rijdt op die weg een kind dood, een meisje, dat een brief in haar handen heeft. Hij raakt volkomen de kluts kwijt, neemt het meisje op en gooit het in de struiken. Daarna rijdt hij verder en houdt (in Utrecht) zijn requisitoir. Een journalist is aangeklaagd vanwege een arti kel dat beledigend geacht werd voor een bevriend staatshoofd: Hitier. Alberegt vraagt na met drogredenen de journalist te hebben afgeschilderd als een man die een ergerlijk kwaad had gedaan, tenslotte ont slag van rechtsvervolging. Alberegt is na melijk begonnen met zijn zelfberechtlng Hij heet niet voor niets Alberegt. Hi| is volkomen in de war. En dat blijft hij gedu rende de dagen daarna: de vijf oorlogsda gen. Alles loopt bij hem door elkaar heen: zijn wanhoop en verdriet om wat hij ge daan heeft, zijn angst, zijn plichtsgevoel, zijn lafheid. Hij tracht naar Engeland te vluchten omdat hij,Izich wijsmakend dat hij belangrijk Is, aan de plicht om zich aan te geven, ontkomen wil. Goed en kwaad worstelen in hem. Het gelukt hem niet, uit Nederland te komen. Zijn verwarring neemt toe. vooral ook doordat hij van zijn substituut hoort, dat er op een geheime lijst een Alberegt voorkomt, ene R. Alberegt die door de Duitsers gezocht wordt. Dat moet zijn broer zijn, een vreemde man, een kunst schilder, even onmachtig als hij. Bert Albe regt. Zou het geen verschrijving zijn? Kwam hijzelf niet veel eer in aanmerking om ge arresteerd te worden? Toch waarschuwt hij zijn broer voor alle zekerheid. Aan het einde van het boek blijkt, dat noch de broer, noch hij gezocht werd: Iemand had de naam verkeerd gelezen. Maar dan heeft de broer al zelfmoord gepleegd. De zaak wordt er voor Bert Alberegt nog heel wat beroerder op omdat zi|n hulp wordt ingeroepen om na te gaan waar een Tsjechisch meisje gebleven kan zijn, dat plotseling verdwenen is. Ze was in huis bij clandestien in Nederland verblijvende jo den. Ze zou een brief wegbrengen, maar keerde niet terug. De normale weg kon niet bewandeld worden, want dan zou uit komen dat het kind en de pleegouders onwettig in Nederland verbleven. Mis schien dat Bert, alom bekend als een goed vaderlander en daarenboven officier van justitie, iets kon doen. Het heeft geen zin. nog meer te zeggen over de inhoud van deze boelende roman. Wel nog even dit: de roman heeft een volstrekt open einde. Of Alberegt er nog toe gekomen is, zichzelf aan te geven, weet de lezer niet. Ik schrijf dit opzettelijk zo. Men zou mij namelijk kunnen tegenwerpen dat, een ro manfiguur ophoudt te bestaan na de laat ste pagina van het boek. De hoofdfiguur van dit boek is echter zo overtuigend tot leven gekomen, dat hij een bestaand mens geworden is. Het is vol strekt niet zo, dat Hermans met zijn stof geen raad geweten heeft en de lezer daar om maar met een kluitje in het riet stuurt, zoals Roest Crollius doet In zijn roman „De wrede idealist" die een rechter tot hoofdfiguur heeft. Bij Hermans is niets te vinden van symbolisme, van abstraheren. Hermans is een realist. Evenals dat het geval is bij zijn roman „Nooit meer slapen", is deze roman de verbeelding van een integrale mislukking, van integrale morele mislukking allereerst. Deze mijns Inziens zeer knappe roman bracht mij een bijbeltekst In herinnering: God zoekt de verlorene. Het is niet zo, dat deze tekst het motief van de roman zou aangeven. Maar de ro man tekent iemand die in de meest vol strekte zin verloren is. Hermans heeft hier voor een mens genomen die ambtshalve verplicht Is. zijn naasten die misdaden be gaan hebben, aan te klagen. Hij maakt van zijn hoofdfiguur niet een geestelijk ziek mens, niet een afgedwaalde, maar een ge woon. redelijk en zich zijn verantwoorde lijkheid bewust mens. Het knappe van de roman is. dat de lezer zichzelf herkent In die zwakkeling, die vreesachtige Alberegt. Immers wie is zonder zonden en wie klaagt nooit zijn naasten aan? In de roman wordt beslist niet gepo neerd. dat er geen recht gesproken mag worden en geen straf gegeven. Daar Is het Hermans In deze roman niet om te doen. Het gaat in het boek om de erbarmelijk heid van de mens, om zijn kleinheid en lafheid, om de altijd aanwezige verstrenge ling van goed en kwaad. En dat niet alleen in het leven van de hoofdpersoon. Nee, het hele leven is bij Hermans een erbar melijke. zielige en ondoorzichtige aangele genheid, waarin niet alleen het kwaad een hoofdrol speelt, maar ook het misverstand. Door een misverstand wordt zijn broer de dood Ingejaagd. Alle cultuurwaarden worden in dit boek ontluisterd. En dat niet op een afstotende wijze, nee, door het oproepen van een levensbeeld, dat wel ieder herkennen moet als natuurgetrouw. Dit laatste houdt uiteraard niet in. dat de lezer het pessimisme van Hermans behoeft over te nemen. De door mij aangehaalde tekst uit Ezechiël Is tegen zulk een pessi misme een heilzaam medicijn. Maar dat neemt niet weg, dat het gete kende beeld juist is. Hermans laat zien. dat het kwaad zichzelf straft. De zondaar wordt door het leven berecht, ook al geeft hij zich niet aan. Heel -het leven is berech ting. Op een paar zaken wil ik nog de aan dacht vestigen. In de roman wordt op een, Ik zou willen zeggen bijna argeloze wijze, een merkwaardig aspect van het leven ge wezen: het vergeten. Door de vele gebeur tenissen in zijn leven, begint Alberegt zijn misdaad te vergeten. En dat is zeer realis tisch. Vandaar dat het open einde van de roman zo juist Is. De lezer zou willen we ten of hij zich nog aangegeven heeft. Hij 'zou wlllen'weten „hoe het afloopt." Het loopt echter niet af, het verzandt, het wordt overwoekerd. Maar het gericht gaat door. De titel is mij niet duidelijk geworden. Alberegt heeft een engelbewaarder, die nu aen dan in kleinigheden ingrijpt, hem soms iets influistert, maar op kritieke momenten niet in staat is, zijn beschermeling te hel pen. Nu en dan komt ook de duivel voor. Ik houd het erop, dat Hermans hier goe de en kwade impulsen van de mens op ietwat middeleeuwse wijze gestalten heeft gegeven. Maar' dan blijf ik toch zitten met de enkele keren, dat de beschermengel buiten de wil van Alberegt ingrijpt. Daar klopt Iets niet. Ik vergeef Hermans zijn gril met ge noegen, ook al kan Ik er geen literaire waardering voor opbrengen. Ik geloof dat de auteur te intelligent Is om op deze wijze de spot te drijven met het geloof in een voorzienigheid door die voorzienigheid té laten falen. Hermans weet natuurlijk dat het dogma van de voor zienigheid iets heel anders inhoudt dan „alles doen". Ik moet dus concluderen tot een niet gelukkige enscènering. iets dat ik toch bij de belangrijkste auteur van het huidige Ne derland niet verwacht had. Wat Ik ook niet verwacht had, vond ik op pagina 341. Daar staat, allereerst, „het zelfde" in plaats van „eender". En dan vind ik daar ook deze regels: „De loop der dingen? zei Ik, maar wie anders dan |l| is het geweest die de dood van het kind verheimelijkt heeft? Ben Ik het dan ook geweest die het kind met opzet heeft doodgereden". Ik heeft vind ik geen goed Nederlands. Deze boeiende en knappe roman Is uit gegeven door De Bezige Bij. HIJ kost f 17.50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 15