Hieuwjaar Wensch Aangrijpend rechten van pleidooi voor Sowjetburger Wensen van weleer VRIJDAG 24 DECEMBER 1971 Gelukkig Nieuwjaar, Voorspoedig Nieuw- r, Zalig Nieuwjaar, Veel Heil en Zegen de posterijen hebben het er elk jaar ikker mee. Toch zullen er velen zijn, die a het Sinterklaasfeest zich telkens weer jrnemen 7/er dit keer niets aan te doen", aar dan realiseert men zich op 't laatste iment, dat Leo altijd trouw een kaartje lurt en dat Jos het ook nooit vergeet. En Dor Ger Kruis ton zijn er nog de kaartjes waar- Ib.v.) de „bezorger van dit blad" zijn beste wensen aanbiedt. Die en zeker gemeend zijn, maar iben daarnaast toch altijd nog een Iere, 'n tikkeltje verborgen, maar duidelijke bedoeling. En eigen- zijn dat nog zo'n beetje de laat- uitlopers van de goede wensen, in vroeger eeuwen werden rond- keld door lantaarnopstekers, to- yiachters, porders, „clapperwag- of tamboers en trompetters van ChutterijDie maakten er echter wat meer werk van:, daarvan nu tot eind januari curieu- oorbeelden te zien in het West- Museum te Hoorn, alleen nieuwjaarswensen ove- maar ook „Kers-brieven" aan e Geachte Peet" of aan Mijne Voider en. Moeder", aandoenllj- stqaltjes van met de tong tussen tanden lot stand gekomen loonschrift" in dik en dun, met eel krullen en tierlantijnen soms, je moeite hebt met het ontcijfe- aar eerst die Nieuwjaarswensen, zijn vooral zo boeiend omdat Tin de gebeurtenissen van het afgelopen jaar een grote rol en. De nationale en internationu- wlitiek bijvoorbeeld. )e er op voorkomende teksten wa- altijd in een hoogdravende dicht- m, verrukkelijke kreupelrijmen is, vervaardigd vooral door oolmeesters, wier status het niet liet zelf wensen te vespreïden, ar op deze manier toch ook hun tl verwierven van de fooien die ir de „Achtbare Heeren Coopluy- en Borgers der Stadt" werden geschoven. lie kregen dan in 1787, toen het er 'r de Prinsgezinden donker uitzag gt Goejanverwellesluis U nog 0 in de wens van de Tamboers Schutterij te lezen: „Het is vol iit en haat; O! smert aan alle kan- Vol tweedracht en vol twist; <rt Nederlant bevonden". Maar in 1 grijpt de zwager van Willem V, iderik Willem II, koning van Prui- en vluchtten de Patriotten. en jubelden de tamboers: „De God Nederlant is niet. van ons gewee- Zo ziet men dat God's trouw dan koop je maar gelijk een nèt-echte re- produktie van een Delftsblauw tegeltje voor de familie in Amerika, 't beetje artistieke kaart voor de meer kunstzinnige vrienden, terwijl de meeste anderen want het wordt toch weer een hele zending ver rast worden met kaarten van de Unesco, ,,Voor het Kind" of „Met de mond geschil derd". Dan is het goeie doel er ook nog bij gebaat gaat vlieden; Vorst Willem van Nas sau wil Hy nog bystand bieden". Een paar jaar later ging het toch mooi fout. De Fransen zetten nu werkelijk door en Pichegru trok be gin 1795 met een leger over de be vroren rivieren ons land binnen. Nu waren de tamboers niet zo goed bij kas, dat ze voor hun „wensch" ieder jaar een andere illustratie kon den laten maken. Jaren en jaren lang gebruikten ze daarvoor dezelfde houtsnede, die dan snel en slordig met de hand werd ingekleurd. Maar goed. Pichegru kwam dan binnen en de Bataafse Republiek werd uitge roepen: „Vrijheid, gelijkheid, broe derschap"... Echter op de houtsnede van de tamboers stond een boom met oranjeappeltjes afgebeeld, het sym bool van de Prinsgezinden. Dat kon in 1796 niet meer. De tamboers be schikten helaas niet over fondsen en vonden waarschijnlijk ook dat het een kniesoor was, die van zoiets een probleem maakte. Uit het oude hout blok stak men de oranjeappeltjes [Een „Kers-briev" aan „mijn Waarde Grootvader en Grootmoeder". weg en in plaats daarvan bekroonde men een en ander met een vrijheids- hoed: zo werd, zonder dat het veel hoefde te kosten, de oranjeboom een vrijheidsboom... Ook de religie kwam meermalen in het geding. Wensen als deze toerden uiteraard hoofdzakelijk verspreid door beroepsgroepen die de eraan verbonden fooi als extraatje echt wel nodig hadden:'de „kleine luyden". En hoewel onder de „hogere standen" destijds vele nieuwe filosofische ideeën ingang vonden (samengevat: een algemeen Christendom en geen geloofsverdeeldheidbleven de kleine luyden zich nog lang hevig anti rooms opstellen. Op een van de hier getoonde wen sen neemt men dan stelling tegen de vrijzinnige milieus bepleit tegen de tolerante houding die men in meer rooms-katholieken. Die wens is wél gedrukt, maar niet verspreid. Het in Hoorn aanwezige exemplaar zal wel het enig overgeblevene zijn. Want de drukker-uitgever was kennelijk zelf wut het meest ivaarschijnlijk is gewoon een voorzichtige figuur. On deraan het blad maakte hij de aan tekening: "Dese syn afgekeurt cn verbrand om de 4 regels met streep jes van mij aangebracht, siende op ie famieljariteit van eenige regerende burgemeesters met roomsgesinden". (Die vier regels: „Maar 't is in onse tyt Helaas zoo ver gekoome, Soo dat het onderscheit tusschen Calvyn en Roome, Bij veel wert klein geagt men leeft nu heel gemeen. En was het in haar magt men bragt het wel tot een...") Met de mensen in het begin van de negentiende eeuw werden ook de wensen meer en meer slaperig en suffig, met af en toe een opleving. Zo werden de langzamerhand al wat duf geworden gemoederen nog even door elkaar geschud door de Belgische op stand. Restjes „heldenmoed" kwamen weer bovendrijven: „Te wapen! was de kreet, te wapen Batoos telgen: Bescherm Uw dierb'ren grond, be waak Noord-Nederland! Bestrij de woeste drift, straf de overmoed dier Belgen! Er u-orden zelfs schutters uit Hoorn naar het Zuiden gestuurd om de „overmoed dier Belgen" te straf fen: „Niet woest, uitbundig, los, maar zoo als 't helden past. Vol geestdrift, om èn Vorst, èn Land tot nut te strekken..." Maar vooral ook plaatselijke ge beurtenissen weerspiegelen zich in de wensen. In 1838 brandt de grote, middeleeuwse kerk van Hoorn af en zonder toren geen torenwachters: „Ge hoort niet meer de stem, die waarschuwt van de toren..." Een stuk sociaal beleid spreekt ook nog uit- de wens van 1840 met de prent van een wenende met een enorme zak doek uitgeruste torenwachter bij een graftombe met de afbeelding van de toren „Ja al is nu zijn vak door 't onheil thans verdwenen. Wij zijn van onze Post toch niet geheel ont- -bloot. De Regeering dezer Stad, bleef ons het brood verleenen. Tot nut der werkzaamheid van ieder Stadge noot..." Minder interessant misschien, In ons blad hebben wij de afgelopen jaren herhaaldelijk aandacht besteed aan de strijd, die een toenemend aantal inwoners van de Sowjet-Unie voert om hun land te maken tot een socialistische rechtsstaat. Deze moedige mensen vormen de democratische beweging, ook wel de linkse oppositie genoemd, en hun programma werd op kernachtige wijze uitgedrukt door de jonge natuurkundige Pawel Lituniow, toen hij voor een rechtbank in Moskou zei: „Ik vind het buitengewoon belangrijk dat de burgers van ons land werkelijk vrij zijn. Dit is ook daarom belangrijk omdat ons land de grootste socialistische staat is en omdat alles, wat daar gebeurt, zijn weerklank heeft in de andere socialistische staten, of men dat nu prettig vindt of niet. Hoe meer vrijheid er bij ons is, des te meer vrijheid zal er daar zijn, en bijgevolg in de gehele wereld". Met zes landgenoten had Pawel Litwinow op 25 augustus 1968 op het Rode Plein in Moskou gedemonstreerd tegen de inval in Tsjechoslowakije. Zij hadden span doeken bij zich, waarop stond: „Leve een vrij en onafhankelijk Tsjechoslowakije" en „Voor uw en onze vrijheid". De demonstratie duurde maar heel even. Met ruw geweld maakte de staatsveiligheidsdienst er meteen een einde aan. Wegens het deelnemen aan deze demonstratie werd Pawel Litwinow op 11 oktober 1968 ver oordeeld tot verbanning voor vijf jaar. De toespraak, die hij aan het einde van het proces tot de rechtbank hield, drukken wij hierbij volledig af. Litwinows woorden vormen een van de vele documenten, die door de democratische beweging in de Sowjet-Unie worden verspreid. Prof. dr. J. W. Bezemer en drs. M. P. van den Heuvel, beiden verbonden aan het Oost-Europa Instituut van de universiteit van Amsterdam, hebben een aantal van de belangrijkste documenten van de democratische beweging vertaald en gebun deld. Onder de titel „De democratische beweging in de Sowjet-Unie. Documenten" is deze bundel verschenen bij De Bezige Bij te Amsterdam. De prijs bedraagt f 12.50 Dit is niet alleen een buitengewoon interessant boek, dat niemand, die werkelijk belangstelling heeft voor de Sowjet-Unie ongelezen mag laten. Het is tevens een aangrijpend pleidooi voor de rechten van de mens in het algemeen en voor de rechten van de Sowjet-burger in het bijzonder. Ik zal uw tijd niet in beslag nemen met een analyse van het materiaal van het gerechtelijk onderzoek. Ik acht mijzelf niet schuldig. Onze on schuld aan de handelingen, die men ons ten laste heeft gelegd, is zonne klaar. Niettemin is het mij ook zonne klaar, dat mij een veroordeling wacht. Dit vonnis stond voor mij van tevoren vast, reeds toen ik op weg was naar het Rode Plein. Ik ben er vast van overtuigd, dat medewerkers van de Staatsveilig heidsdienst tegenover ons een provo catie hebben bedreven. Ik zag dat ik gevolgd werd. Ik las mijn veroorde ling in de ogen van de man, die sa men met mij in de metro reed. Ik zag deze man in de menigte op het Rode Plein. De man, die mij aanhield en sloeg, had ik ook al eerder gezien. Al bijna een jaar word ik systema tisch gevolgd. Het vervolg van de ge beurtenissen heeft mij in het gelijk gesteld. Niettemin ben ik het Rode Plein opgegaan. Voor mij was het geen vraag van gaan of niet gaan. Ik was van mening, dat ik als Sowjet-burger een blijk moest geven van mijn af keuring voor een zeer grove fout van onze regering, een fout die mij op wond en met verontwaardiging ver vulde: de schending van dc normen •van het internationale recht en van de soevereiniteit van een ander land. Ik kende het vonnis, dat over mij zou worden uitgesproken al toen ik in politiebureau nummer 50 het pro ces-verbaal ondertekende. Reeds in dit proces-verbaal werd gezegd, dat ik een misdrijf had gepleegd in de zin van artikel 190 van het wetboek van strafrecht. „Idioot", zei de poli tieman tegen mij, „had je koest ge houden, dan had je nu een rustig leven." Misschien had hij gelijk. Hij twijfelde er al niet aan, dat ik ie mand was, die zijn vrijheid had ver loren. Wat mijn ons ten laste heeftge- "legdj 'is geen zwaar misdrijf. Er was geen enkele reden ons in hechtenis te houden gedurende het vooronder zoek. Ik hoop, dat niemand van de aanwezigen in twijfel trekt, dat wij ons niet zouden hebben onttrokken aan de rechtszitting en het onder zoek. Het vooronderzoek liep ook vooruit op de uitspraak van de rechtbank. De rechter-commissaris verzamelde slechts die feiten, die als materiaal Pawel Litwinows toespraak tot rechtbank van Moskou die hem tot vijf jaren verbanning veroordeelde voor de tenlastelegging konden die nen. De vraag of ik al dan niet ge loofde in de mening waarvoor ik was opgekomen, interesseerde niemand; die vraag werd in mijn aanwezigheid zelfs niet gesteld. Maar als ik geloof de, dan vervalt automatisch artikel 190 van het wetboek van strafrecht, dat spreekt van de verspreiding van notoir-leugenachtige verzinsels over het Sowjet-systeem. En ik geloofde niet alleen, ik was overtuigd! Het heeft mij dan ook niets ver baasd, dat de akte van beschuldiging zo abstract is geformuleerd: uit de aanklacht blijkt niet, wat in onze leuzen nu precies lasterlijk was voor onze maatschappelijke en staatkun dige orcle. Zelfs de oorspronkelijké aanklacht, die ons in de gevangenis gedurende het vooronderzoek werd voorgelegd, is concreter. In het re quisitoir van de officier van justitie heet het ook, dat wij ons hebben ge keerd tegen de politiek van de partij en de regering, en niet, dat wij ons hebben gekeerd tegen de maatschap pelijke en staatkundige orde. Mis schien zijn sommige mensen van me ning, dat heel onze politiek, daaron der ook de fouten van de regering, een gevolg is van onze maatschappe lijke en staatkundige orde. Dat zal ook de officier waarschijnlijk niet willen beweren, anders zou hij moe ten erkennen, dat alle misdaden uit de tijd van Stalin een gevolg zinj van onze maatschappelijke en staat kundige orde. Wat gebeurt hier? Men gaat voort de rechtsorde te schenden. Voor alles door inbreuk te maken op de openbaarheid van de recht spraak. Ónze vrienden hebben in het geheel geen toegang gekregen tot de rechtszaal, mijn vrouw met moeite. In de zaal zitten buitenstaanders, die minder recht hebben hier aanwezig te zijn, dan onze familie en vrienden. Zowel wij als onze verdedigers hebben tot de rechtbank een aantal verzoeken gericht. Die zijn allemaal afgewezen. Een aantal getuigen, op wier verhoor wij met klem aandron gen, is niet afgeroepen, ofschoon hun verklaringen hadden kunnen bijdra gen tot opheldering van de omstan digheden, waaronder de zaak zich heeft afgespeeld. Over andere schendingen zwijg ik nu maar. Wat ik gezegd heb, is al voldoende. Ik vind het buitengewoon belangrijk, dat de burgers van ons land werkelijk vrij zijn. Dit is ook daarom belangrijk, omdat ons land de grootste socialistische staat is en omdat alles wat daar gebeurt zijn weerklank heeft in de andere socia listische landen, of men dan nu pret tig vindt of niet. Hoe meer vrijheid er bij ons is, des te meer vrijheid zal er daar zijn, en bijgevolg in de gehe le wereld. Toen de officier gisteren artikel 125 van de grondwet aanhaalde, zette hij de tekst enigszins om, misschien met opzet. In de constitutie staat, dat in het belang van de werkers en met het oog op de versterking van het socialistische stelsel aan de bureers worden gegarandeerd: de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van drukpers, de vrijheid van vergade ring, van meeting en van demon straties. Maar de officier wekte de indruk, dat deze vrijheden gegaran deerd worden voor zover zij de ver sterking van het socialistische stelsel dienen. De rechter: Beklaagde Litwhvw, u moet niet in discussie treden, \naar alleen over de zaak zelf spreken. Litwinow: Ik spreek over de,taak zelf. Larisa Bogoraz heeft er ai ge deeltelijk op geantwoord, en ik ben het eens met haar uitleg van dit ar tikel van de grondwet. Zeker, ge woonlijk interpreteert men het zoals de officier doet. Maar zelfs als men die uitleg aanvaardt, wie stelt dan vast wat in het belang is van het socialistische stelsel en wat niet? De officier van justitie soms? De officier noemt ons optreden een samenscholing, wij noemen het een vreedzame demonstratie. De officier spreekt goedkeurend, ja haast verte derd over het optreden van de perso nen, die ons hebben aangehouden, beledigd en geslagen. De officier maakt doodkalm melding van de mó gelijkheid, dat men ons aan stukken had kunnen scheuren, als wij niet. waren gearresteerd. Dat zegt een ju rist! Dat is nu juist het verschrikke lijke. Het is zonneklaar, dat het deze mensen zijn, die vaststellen wat so cialisme en wat contra-revolutie is. Dat is het wat mij beangstigt. Dat is het waartegen ik heb gestreden en zal strijden met alle mij bekende wettige middelen. yf, Ct.Al'l'l HVVAC1 ri NliaiWÈ-jAllRSWENS. Alfndi* A.-lstlufïiHerren," Ooupluydm en j aIvi' StSIt j I Oi> K fï, 171 1'.vV'T'- .1 1 A f r r B-W A r. Y r. l Ito Tv»'- I'W»-»» iiLöïiisr. IsRKfflSBC te&etfts». «mi.èu. L"' - U_V 'V; Nieuwjaarswens van de Hoornse klapperwacht uit 1713. De met pieken en ratels uitgeruste klapperwachten vormden een soort nachtveiligheidsdienst. Een voorbeeld van een nieuwjaarswens geschreven op een blad met voorge drukte Biedermeier rand. maar veel aandoenlijker zijn de wensbrieven van kinderen aan ouders, grootouders of peten, meestal geschreven op bladen met een voor gedrukte rand, die dan weer, zij het nogal primitief, een idee geven van allerlei kunststijlen zoals Rococo, Louis Seize, Classicisme of Bieder meier. Maar ook voor dit doel werden de houtsneden en gravures (en later de litho's) jarenlang gebruikt, zodat het helemaal geen uitzondering was, dat in de Biedermeiertijd nog wensen net Rococo- of classicistischce randen rouleerden. De kinderen kleurden ze zelf in en in de meeste gevallen zul len ze wel op schooltijdens de schrijfles, tot stand gekomen zijn. Er zijn overigens ook nog een paar vroegere voorbeelden van de z.g. „penneconste"met zelfgemaakte af beeldingen of ornamenten, die bij voorbeur uit. één doorlopende lijn werden opgebouwd, zonder dus de pen, de ganzeneer, van het papier te lichten. Ook uit de negentiende eeuw zijn er nog een paar heel fraaie zelf getekende wensen. Echte creativiteit is echter niet voor een ieder weggelegd: een zekere Jantje Jans Silver bijvoorbeeld nam het helemaal niet zo nauw. zij (dat lijkt me tenminste) had nog ergens een onbeschreven kers-brievliggen (omgeven met afbeeldingen van Christus' geboorte) en schreef daar zonder dralen haar Paas-wens op uit. Er is ook nog een Kers-briev te zien, die een rand heeft met kruisigings- en opstandingstaferelen.. En dan, keurig tussen de vaak niet eens uitgevlakte potloodlijn tje het gespannen schrift, 't moest in één keer goed, de wens van „Uw liefhebbende zoon. C de Jong", die waarschijnlijk hete tranen gestort heeft toen hij, hoe hij ook zijn best deed. toch de g van vreugde vergat en die er later maar een beetje tus- sengeflanst heeft. Die vergissing en die veronderstelde tranen zijn overigens het enig kinderlijke aan deze wens. die op de le january van hel jaar 1840 waarschijnlijk in vele Hoogkarspelse huizen zal zijn voor gelezen: Een jaar, tn 't niet verzonken Heeft vreugde en leed geschonken Een ander brengt, (wie weet?) Opnieuw ons vreugde en leed Ik ivil dus heden wenschen Met alle brave menschen Dat ook in 't nieuwe jaar U God m 't leven spaar! Wil mijner steeds gedenken Uw liefde en gunst mij schenken Dun treed ik blij van zin Den nieuwe jaarkring in. Deze en vele andere wensen van weleer in Hoorn van 10 - 12 en van 14-17 uur. Niet op zondagen, Eerste Kerstdag en Nieuwjaardag. Dan moet er gewenst worden...

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 13