HOOGNODIG (MAAR ERG SLORDIG) SIGNAAL
FRANKRIJK MIKT OP 2000
Nieuwe lestechniek
lokt skiërs, maar
die taalbarrière
blijft 'n handicap
door prof. dr. H. M. Kuitert
dr. W. A. de Pree:
ZATERDAG 11 DECEMBER 1971
door
Jaap Stigter
'Frankrijk bouwt aan de wintersport voor het jaar 2000'. Deze slogan
doet thans in de Franse Alpen (Haute Savoie, Dauphiné) met het nodige pro-
pagandageroffel opgeld. Er is in Morzine, Megève, Courchevel, Val d' Isère
St. Gervais, les Contamines-Montjoie enz. een merkwaardige ontwikkeling
aan de gang, die duidelijk illustreert, dat de Fransman (die van nature lui,
maar zeer vindingrijk is) de stevig in het 'gouden' zadel zittende andere
Europese skigebieden naar de kroon wil steken, ledereen verkondigt ronduit:
'We nemen deze concurrentie niet langer. We gaan het beter doen véél
beter.'
Hoewel de Fransen toegeven, dat ze de geheimen van de skisport na de
tweede wereldoorlog in Oostenrijkse skischolen hebben afgekeken, vinden ze
het heel moeizame (en langdurige) lessysteem van sneeuwploeg tot wedelen
de lesopbouw van de zgn. Alpendisciplines volkomen 'uit de tijd' en
'pure geldklopperij'.
niets anders leest dan: "Engels heeft verschil
lende malen over het oudste christendom ge
schreven". Punt. Zoiets moest een auteur niet
overkomen.
Ik zwijg dan maar verder over de verwarring
rond Pannenbergs publikaties (De Pree citeert
zelfs uit een boek dat niet bestaat), de ver
warrende verwijzingen naar tijdschriften en de
afwezigheid van heel wat literatuur die de schrij
ver zonder enige twijfel had moeten nalezen om
in een dergelijk belangrijk onderwerp beslagen
ten ijs te komen.
Mijn belangrijkste kritiek heeft intussen be
trekking op de grondstelling van de schrijver,
namelijk dat alle ellende waaraan kerk, theolo
gie en godsdienst ten prooi gevallen zijn te
herleiden Is tot een dualisme, dat zichtbaar
wordt op welhaast elk levensterein en dat de
oorzaak is van een belangrijk stuk vervreem
ding waardoor onze tijd wordt gekenmerkt (137).
In eerste instantie moet ik zeggen dat Ik veel
van wat de schrijver vervolgens als dualisme
aanwijst, kan begrijpen en beamen. Subject
objekt, geloof geschiedenis (existentie en
geschiedenis zal bedoeld zijn), kerk wereld,
heden toekomst, theorie praxis Ik noem
nu maar een rijtje verhoudingen op waarmee het
volgens De Pree niet goed zit, en als het met het
woordje dualisme alleen daarom ging, zou ik
hem aanstonds in zijn spraakgebruik volgen.
Theorie en praxis verhouden zich niet goed met
elkaar; daar moet grondige heroriëntering In
Soms li|kt het alsof De Pree dit ook bedoelt
(177), maar even vaak wekt hij de indruk (op
zeer ondialectische manier, om hem met zijn ei
gen termen tegen te spreken) de tweeheid te
willen opheffen. Tot welke slotsom hij dan komt,
lezen we bij zijn notitie over de menswording
Gods in Jezus van Nazareth. Ook hier gaat het
weer om het dualisme. Enerzijds datgene wat het
christendom met God bedoelt, anderzijds de
mens. Over beide spreekt men in de theologie
dualistisch, zegt De Pree.
Maar wat is dan niet-dualistisch over God
spreken? Hier kan de leer van de Incarnatie ons
helpen, lezen we op blz. 167. De incarnatie be
tekent: dat wat de bijbel met God bedoelde, krijgt
gestalte in de concrete werkelijkheid. „God be
staat niet meer als een aparte realiteit". Ophef
fing van het dualisme betekent hier in elk geval:
opheffing van de tweeheid door verdwijning van
één van beide componenten. Waarmee De Pree
zover over zijn doel heenschiet, dat hij zijn eigen
boek overbodig maakt. Want het probleem
waarover hij zich druk maakt (dualisme) bestaat
immers niet. Zo valt het betoog met een harde
smak te gruizel.
Men kan zeggen dat dit een ontsporing is die
de schrijver niet wil. Ik ben daar niet zo zeker
van. Of liever: ik ben er zeker van dat de
schrijver te kort over dit vraagstuk heeft nage
dacht om zeker te weten wat hij nu eigenlijk
met dat dualisme wil, en dus de mist ingaat
als het erop aankomt.
[anneer in een kerk politieke vragen
de orde worden gesteld, betekent
iherroepelijk de verbreking van de
d en daarmee de afbraak van de
inte. Daarom houdt men in de
de politieke vragen ook zo ver
dijk buiten de deur.
ize regels, die ik bijna letterlijk ci-
geven een waarheid weer, die
reen vandaag met de handen kan
Ik haal ze intussen uit een wat
•aardig en ongebruikelijk boek,
inlangs verschenen is van dr. W. A.
(oorspronkelijk was het zijn dis-
lie) onder de titel Maatschappijkri-
en Theologiekritiek (uitg. Van Gor-
Assen, ƒ18,—).
el boek houdt zich In de grond van de zaak
[de marxistische godsdienstkritiek bezig,
;dan niet op de manier die we gewend
larbij marxisten en christenen langs el-
plegen te praten omdat hun een ge-
ippelijke gespreksbasis ontbreekt.
Pree wil dat anders zien. Wakker gemaakt
~io-marxisten als Bloch, Gardavsky e.a.,
dienst verkeerd of alleen een bepaald soort van
godsdienst speelt het boek zich af. De
schrijver maakt er zich terecht niet gemakkelijk
van af door nu maar vlot te zeggen, dat natuur
lijk niet alle godsdienst fout is. De uitweg zou
voor de hand liggen. Alles wordt er ineens weer
wat gemakkelijker door. Nadat men eerst hevig
is geschrokken, kan men tot de orde van de dag
overgaan, d.w.z. blijven doen wat men altijd
deed, en dat is de gemakkelijkste weg.
Maar zoals gezegd: aan deze verleiding biedt
de schrijver weerstand. Hij wil tot op de bodem
toe de vraag behandelen of godsdienst i.e. de
christelijke godsdienst zoals wij die kennen
(maar een andere bestaat nu eenmaal hoogstens
in je gedachten) per definitie een rechtvaardi
ging van bestaande belangen insluit en daar
mee een doorbreking van de menselijke solida
riteit.
De hardnekkigheid waarmee hij deze vraag
aan de orde stelt, hoeft ons in het licht van de
kerkelijke praktijk, niet te verbazen. Ik ben
begonnen met die zin aan te halen waarin De
Pree zegt dat de kerkelijke gemeente haar een
heid (nog) kan bewaren zolang zij de politiek er
buiten houdt en dat omgekeerd de een
heid wordt afgebroken zodra het om politiek
gaat, want dan staan dezelfde mensen die zich
eerst godsdienstig één noemden plotseling als
'rechts' en "links" tegenover elkaar.
De Pree geeft een mijns inziens onweerleg-
„Met onze nieuwe lestechniek
bereikt de laaglander sneller
resultaat. We hebben regelmatig
mensen, die al binnen een week
aardige skiërs zijn", aldus mon
sieur Jacques, skileraar in
Courchevel.
„Hoe we dat doen? Nou, we
slaan het meeste van dat inge
wikkelde schoolse gedoe over.
Skiën is geen kwestie van den
ken; het is een gevoelskwestie.
We zorgen er dus voor, dat de
kandidaat zo snel mogelijk die
lange latten als een natuurlijk
verlengstuk van zijn benen gaat
voelen. Daarnaast doen we aan
psychologische beïnvloeding; de
opbouw van het zelfvertrou
wen. Laaglanders zijn altijd in
de bergen bang en onzeker. Als
je ze gaat vertellen, hoe moei
lijk die sport is, komen ze er
nooit. Wij doen het hier met de
Franse slag; we maken er een
spelletje van. Wedelen is elders
de hoogste sport van de ladder,
die je pas na jaren en mis
schien wel nooit bereikt. Nou,
wij Fransen zijn zo gek om er
na een beetje inleiding dadelijk
mee te beginnen. Belangrijk is
echter, dat onze pistes makke
lijk en veilig zijn. Waar wordt
er zoveel getrimd en gekamd
als hier? Laatst zei iémand die
onze batterijen sneeuwtractoren
zag: Gaan jullie soms een oor
log beginnen?
„Ja", zei ik, „tegen het ver
bijsterende aantal been- en
armbreuken van het Europese
witte slagveld. Men doet met
die afgrijselijke hoge cijfers nog
steeds erg geheimzinnig. Ik heb
bv. in Oostenrijkse topplaatsen
pistes bereden met moeilijk
heidsgraden en verwaarloosde
stukken, waar slechts een
meester niet zijn nek breekt."
Hoewel we zelf konden con
stateren, dat het Franse perfec
tionisme ten aanzien van het
hele wintersportpakket inder
daad een feit is (er waren na
langdurige studie op de zeer
verzorgde pistes naar onze
smaak opvallend weinig valpar
tijen), kan men zich afvragen of
het reislustige publiek zich er
veel van zal aantrekken. Want
men moge dan op een anti-da-
wineplan wijzen en de charmes
van de Franse keuken onder
strepen men blijft toch altijd
zitten met een handicap: de
„taalbarrière". Ook de gemid
delde Nederlander kan beter
met Duits dan met Frans over
weg en stapt dus maar mond
jesmaat in de treinen van de
„Franse Toeristenservice", die
buiten onze grenzen druk be
klant worden door Belgen en
Fransen. Voor deze handicap
probeert men nu naast het per-
Het „skicircus" van Avoriaz.. Geen gebrek aan „indicaties". Boven ziet men enkele van de merkwaardige
„toekomstbouwsels".
fectionisme nog iets anders in
de plaats te stellen onder het
devies: Dat moet u gezien heb
ben.
„Het Napels zien en dan ster
ven" is voor de Fransman al
lang achterhaald door „Avoriaz"
zien (liefst met Brigitte Bardot,
die elk seizoen naar haar
luxueuze chalet terugkeert) en
daar blijven wonen. Want Avq-
riaz, het op 1800 m. gelegen
„dorp van de toekomst", waar
heen de snelste teleferique
(gondellift) ter wereld vanaf het
op 1000 m. hoogte gelegen Mor
zine omhoog pendelt, wordt als
het „paradepaardje" van de
Franse wintersport beschouwd.
Tussen de toppen met eeuwi
ge sneeuw, waaronder ook de
Mont Blanc zichtbaar is, verrij
zen rond een compleet skicircus
merkwaardige bouwsels, waar
van de architectuur met speelse
fantasie aan vorm en structuur
van de rotsen werd aangepast.
De met koperen daken gedekte
flatgebouwen van Canadees
rood cederhout (in feite op een
betonskelet geplakt) worden
omringd door een winkelgalerij,
een bioscoop. bars, twee
luxueuze hotels, een sauna en
nog zoveel meer.
Toen Jean Vuarnet, olympisch
kampioen van Squaw Valley,
vanuit een vliegtuig de maagde
lijke plek in de Franse Alpen
wereld aanwees, waar Avoriaz
gebouwd zou kunnen worden,
sprak iedereen van een „miljar-
dengok". Thans is het dan zo
ver, dat dit wonderlijke brokje
wereld, uit het niets gestampt,
model stond (en nog staat) voor
een tweede, nog stoutmoediger,
project: „Isola 2000". Dit
sneeuwbalkon, dicht bij Nice
het komt op een hoogte van 2 k
3000 m. is al voor een deel
voltooid.
Een Frans tijdschrift, dat met
grote advertenties kopers wil
trekken voor de nogal gepeper
de flats, jubelde: „We gooien al
le ideeën ondersteboven, die de
wereld van de Cöte d'Azure
heeft". In de eeuwige sneeuw
komen 65 km. modelpistes en 19
liftinstallaties (op een terrein
van 2000 ha). Nachtclubs, super
markets, dancings, een speelca-
sino kortom, alles voor de
verwende smaak zal men daar
boven kunnen vinden. Het wo
nen in een „tweede huis" zal er
nog wel een beetje duurder
worden dan in Avoriaz, maar
men zal er in elk geval komen
kijken naar de begenadigde
stervelingen, die geld als „weg-
werppapier" beschouwen.
Zoals men thans ook in Avo
riaz komt kijken. Naar Jean
Servant Schreiber, directeur
van de Franse tijdschriften-
groep „L'Express", naar veel
Franse (bij ons minder bekende)
filmsterren, de auteur Charrière
van Papilion, Johnny Halliday
en vele anderen.
Het kan de skiënde en foto
graferende „dagtoeristen" niets
schelen, dat wonen hier niet
goedkoop is. Het laagst geprijs
de appartement (type „Studio")
ook in huurkoop verkrijgbaar,
doet met zijn kleine vertrekken
overigens grappig van vorm
zo'n slordige ton. Daar hoort
naast de kans op insneeuwen
een flinke electriciteitsrekening
bij, want zonder behoorlijk sto
ken van de electrische radiato
ren (een ander systeem is met
het oog op het brandgevaar niet
toegestaan) kun je hier niet wo
nen.
Na „Isola 2000" mits het ras
der miljonairs bij de huidige
ontwikkeling in de wereld niet
gaat uitsterven,- wil men andere
„dorpen van de toekomst" (an
nex skicursussen) in de eeuwige
sneeuw situeren. Slechts de tijd
kan leren of de Franse winter
sport met de juiste succesfor
mule de handschoen tegen de
„concurrentie" opgenomen
heeft.
Bardot met auteur Cherrière in „Avoriaz".
hun kant een dialoog met de woord-
Iers van het christendom zinvol achten
i er volgens hen in de zorg voor het mens-
de mensen een gemeenschappelijk
rincipe tussen christenen en marxisten
dg is, acht De Pree het mogelijk de
tische godsdienstkritiek (lees: kritiek op
Nstendom) positief te verwerken, omdat
Wang van het maatschappelijk interesse
de marxisten dat zien) z i. in feite de
van een fundamentele solidariteit tus-
*18 en medemens betekent, die dieper
.dan alle godsdienstige rationalisaties bij
traditionele vormen van christendom en
flie laten, volgens hem, telkens weer zien
i r. i ie fundamentele solidariteit niet vol-
e waar maakt, en erger: dat men eraan
te ontsnappen door christendom en theo-
'e gebruiken als middel om bevoorrechte
ïchappelijke) posities te verdedigen.
godsdienstkritiek van Marx is eigenlijk kri-
'P dit soort godsdienst, die dff weerspie-
en verdediging Is van machtposities te-
er anderen. Godsdienstkritiek als maat-
PlJkritiek, zouden we kunnen zeggen. Ten-
9een ander soort van godsdienst zou be
en alle godsdienst verdediging van maat-
'Pelijke bevoorrechting betekent. In dat ge-
ludt de marxistische godsdienstkritiek niet
een bepaald soort van godsdienst moet
rtjnen, maar dat alle godsdienst schadelijk
Pr de broederlijkheid onder de mensen en
"der de kritiek valt.
idom deze probleemstelling is alle gods-
bare ontmaskering van de schijneenhèid. Hjj
laat ook de wortels van het godsdienstprobleem
zien. Zij liggen op het zogenaamde horizontale
valk en helemaal niet zoals men zo dikwijls
hoort beweren op het zogenaamde verticale
vlak. Wat het kerkelijk christendom vandaag
of gisteren ook al. mogen we wel zeggen de
das om doet is niet de vraag of er nog wel een
zogenaamde verticale relatie met God bestaat.
Godsdienst is 'in', dat wijzen alle statistieken
uit. Het diep ingrijpende probleem is veeleer dat
de één deze relatie tot God met heel andere
keuzen op het zogenaamde horizontale vlak
politieke en samenlevingsvragen) verbindt
dan de ander, en dat deze laatste keuzen ken
nelijk het diepst reiken. Zij zijn in staat de een
heid van de kerk te breken.
Wil men het grof zeggen dan zou men kunnen
zitten in een bepaalde fase van het proces, na
melijk die fase waarin óók binnen de thans be
staande gemeenten de eenheid als schijneenheid
wordt ontmaskerd. Mady Thung heeft onlangs in
Wending oog eens met een schat aan materiaal
aangetoond, dat lang voordien reeds de kerken
zelf zich als verschillende kerken groepeerden
rondom de zogenaamde horizontale positie-keu
zen.
Wil men het grof zeggen dan zou men kunnen
volhouden dat de verschillende denominaties
die de wereldkerk kent, niet zonder de inbreng
van bepaalde groepsbelangen en groepszeker-
heden (middenstand, upper ten, arbeiders enz.)
tot stand zijn gekomen.
Om het eens minder voorzichtig te zeggen,
kan ik hier het vernietigende oordeel van H.
Richard Niebuhr herhalen: 'De denominaties, ker
ken en sekten vertegenwoordigen de aan
passing van de godsdienst aan het kasten
systeem. Zij zijn emblemen van de overwinning
van de wereld over de kerk'. Het citaat is te
vinden in het artikel van Mady Thung dat ik al
noemde en dat onder de titel Vertlcalisme, hori
zontalisme en sociologie verscheen in Wending
juni 1971.
Mady Thung zegt dat de socioloog vooral on
derzoekend tegenover dit probleem staat. Dat
brengt zijn vak mee. De Pree is theoloog en
kan het daarom bij een ordenen en begrijpelijk
maken van de situatie niet laten, zeker niet als
het in het laatste instantie om de vraag gaat of
godsdienst (resp. christendom) schadelijk is voor
de mensen of goed. Hij moet proberen meer te
doen dan te verklaren; hij moet ook tot een be
oordeling trachten te komen.
Dat gebeurt in dit boek dan ook. De Pree
geeft een beschrijvende verklaring van de situa
tie waarin kerk en theologie verzeild geraakt
zijn, maar deze beschrijving is zo opgezet dat
ze tegelijk een beoordeling inhoudt.
Daar ligt een eerste tekort van hét boek (ik
zal straks nog twee andere noemen). De Pree
geeft weinig analyse, en als hij het al doet,
gebeurt dat slordig of zo globaal dat er eigen-1
lijk niets wezenlijks wordt beweerd. Voorbeeld:
Bloch wordt in nog geen 40 pagina's afgedaan;
Pannenberg krijgt er 15, Moltmann 7 en Metz 5.
Natuurlijk kan men in een dergelijk bestek nog
best iets scherpzinnigs over genoemde heren
te berde brengen, maar dat is toch te weinig
door De Pree gebeurd om zijn analyses over
tuigend te maken.
Ik noem nog een voorbeeld: de inleiding (blz.
1-10) is té veel een serieschakeling van alge
meenheden, terwijl we van de inleiding op
hoofdstuk III zelfs moeten zeggen dat het een
serieschakeling van veelal onjuiste algemeen
heden is geworden. Het komt er dus te veel op
neer dat De Pree beweringen uit, zonder die
te bewijzen of te nuanceren of zelfs maar ter
minologisch te verhelderen.
Typerend (om nog maar een voorbeeld te noe
men) Is de rol van zondebok die Hegel heeft te
vervullen, maar nergens wordt er uit Hegel ge
citeerd. laat staan met hem gediscussieerd.
Ik breng deze en straks andere zwakke
kanten ter sprake omdat ze in sterke mate aan
het betoog van De Pree afbreuk doen, ja het
bij gelegenheid zelfs ongeloofwaardig maken en
dat had het laatste moeten zijn wat hem zou
overkomen. Het kan ook niet gehoeven; met
wat meer zorg aan het boek besteed, was het
In elk geval voor al te gemakkelijke kritiek te
bewaren geweest.
In sterkere mate nog gaat dit laatste op voor
mijn tweede reeks bezwaren: de verregaande
slordigheid van de auteur. Met deze formulering
suggereer Ik naar ik meen terecht dat de
auteur veel te vaak beneden zijn eigen maat
blijft. Ik neem als voorbeeld zijn opmerking op
blz. 73 dat Marx zelf wel degelijk oog heeft
gehad voor het protestelement in de religie en
dat ook Engels aandacht gewijd heeft aan het
oudste christendom. Bij deze opmerking staat
een verwijzende noot die men verheugd opzoekt
want dat zou interessante lectuur kunnen worden:
waarderende woorden van Marx en Engels over
het christendom. Maar wie beschrijft de teleur
stelling van de lezer als bij die verwijzende noot
plaats hebben. Hetzelfde geldt als het om de
verhouding kerk wereld gaat enz. Maar waar
om gebruikt De Pree hier in alle gevallen het
woord|e dualisme? Zijn het allemaal verschij
ningsvormen van wat dan het dualisme zou moe
ten heten (152)? En dat in het menselijk hande
len wordt opgeheven, zoals we daar kunnen
lezen?
Ik heb het idee, dat ik heel goed begrijp wat
de schrijver in dit laatste geval bedoelt uit te
drukken. Hij wil zeggen iaat ik maar een ge
makkelijk voorbeeld nemen dat de christelijke
leer enerzijds en de maatschappelijke werkelijk
heid anderzijds zover uit elkaar zijn komen te
liggen dat ze niet meer vruchtbaar op elkaar in
kunnen werken, en t.a.v. de geloofsleer zou men
dan nog kunnen toevoegen dat zij haar mensen
in de illusie doet leven iets te zeggen dat van
belang is voor de samenleving terwijl zij In
feite met haar theorie de hele samenleving niet
meer raakt en daarom de bestaande toestand
ondanks allerlei schljnkritlek laat voor wat zij is.
Dit dualisme tussen theorie en maatschappe
lijke werkelijkheid krijg je er alleen uit aldus
De Pree wanneer |e ziet (en erkent, en er de
praktische consequenties uit trekt) dat ook de
theologische theorie in het maatschappelijk pro
ces is ingebed, voor zover zij namelijk de be
staande maatschappelijke toestand óf bevestigt
(en dan, zoals de sociologen laten zien een
status quo kerk begunstigt) óf ontkent (en dan
de protest-groepen en kerken--begunstigt). Op
heffing van het dualisme betekent dan niet dat
de tweeheid verdwijnt maar dat de tweeheid de
kans krijgt een vruchtbare wisselwerking te ont
ketenen.
Dat is ook weer niet zo erg als het lijkt. Niet al
leen omdat De Pree met zijn boek het hoognodige
signaal geeft dat hier de problemen liggen (dua-
lismel) en dat we van een dubbele werkelijkheid
zondag/door de week; religieus/maatschappe
lijk enz. niet kunnen leven. Dat Is reden ge
noeg om het boek te gaan lezen. Er staat trou
wens meer in dan ki deze bespreking naar vo
ren komt (helaas ook meer verkeerds). Ik denk
aan het stuk over de onontkoombaarheid van
nieuwe notae ecclesiae (in de taal van de dog
matiek: de kenmerken der kerk), waar niet op
intellectualistische manier volstaan kon worden
met "zuivere leer', want zuivere leer zonder so
lidaire (en dus maatschappelijke praxis) is dua
lisme.
Maar de eigenlijke reden waarom het ook
weer niet erg is dat De Pree er zo kennelijk in
blijft steken, zouden we bij Karl Popper vandaan
kunnen halen, voor wie de ware wetenschapper
daaraan herkenbaar is dat hij zijn theorie aan
biedt om haar zo mogelijk door kritiek tn laten
wegbranden. Want alleen zó (door het veld
waarop we géén been aan de grond krijgen hoe
langer hoe groter te maken) vindt wetenschap
ook de theologische wetenschap waarheid.
Dat betekent tegelijk dat Ik bij al mijn kritiek
en teleurstelling, de zaak die De Pree voor
staat is ook de mijne vandaar, hoop en ver
wacht dat het boek van De Pree Inzet van en
aanleiding tot een levendige en hopelijk niet
autoritaire discussie zal worden over de manier
waarop theologie zich zowel maatschappij-kri
tisch dient op te stellen als ook onder het juk
van wetenschappelijk verantwoorde maatschap
pijkritiek dient door te gaan.