GELOVEN DOE JE OP HET PLATTELAND roman met 'n leugen als boodschap Vergrijzing Europa een nieuw id Marnix Gijsens „De Afvallige" ZATERDAG 11 DECEMBER 1971 Geloven doe je in de kerk, zei je vroeger als iemand z'n antwoord op een vraag begon met: ik geloof datMaar wie deze week op de televisie het NCRV-programma „Een lied van alle tijden" bekeken heeft, is alleszins geneigd aan te nemen dat deze omroepvereniging ons de gedachte wil aansmeren, dat geloven een plattelandsaffaire is. Want de manier waarop programmamakers omsolden met bekende en geliefde geestelijke liederen maakte de indruk dat het zingen van gezangen en geestelijke liederen voor hen een soort provinciale folklore is. Je hebt vendelzwaaien in Brabant, in het oosten van het land blazen ze midden in de winter op ro'n ding waarvan ik de naam kwijt ben, en weer ergens anders hebben ze er lol in, samen luidkeels te zingen. Geloven doe je op het platte land Aldus geviel het ons. dat wy een uitgebreide schare hiensen van middelhare leef tijd aan d'oever van een snelle l-liet zagen staan. Kleumerig In jassen gedoken zongen zij: „Een Naam is onze hope". Hun gezang werd ondersteund door fiks orgelspel, maar hoe wy bok speurden, we zagen ner gens aan de wal een kerkorgel Staan. Tóch die rijke klanken en zo zie je maar weer dat de techniek voor niets staat! Toen de verzen uit waren. kregen we een heer te zien. die zich in een kennelijk klein ver trek ophield: hij zat tenminste geklemd tussen een boeken kast en een kolenhaard (en ko len, nietwaar, brengen gezel ligheid!). Deze heer deed zicht baar zijn best om z'n stem warm te laten klinken, en of we wel in de gaten hadden hoe mooi het was als je in vrij heid je liederen kon zingen, 't Was frisjes ook. maar dat zei hij er niet bij. Even later waren we weer op het platteland, op het nieuwe (platte)land nog wel: de Noord-Oost Polder, en uit de toren van Emmeloord beierde over dat nieuwe land het oude lied: „Er ruist langs de wol ken". En óf je wolken zag! Geloven en zingen van en vanuit je geloof heeft ook. zo werden we verder gewaar, alles te maken met kaarsen. Om te beginnen was er een mevrouw die „Ga niet alleen door 't leven" zong, omringd door flakkerende kaarsen. Ie der ander zou er mal van wor den. maar mevrouw zong dap per door. Ook nu weer een on zichtbaar orgel, ditmaal bibbe rende geluiden voortbrengend. We kregen ook kindertjes te zien, opgesteld rondom een heus harmonium, en eveneens neergezet in een zee van kaars licht. Zij zongen goed ge raden van de kaarsjes in de nacht. Tussen de bedrijven door had je steeds weer de meneer in dat enge kamertje. Gelukkig was hij tegen het eind van de uit zending op een orgelgalerij ge klommen. anders zou je moe ten vrezen dat-ie nog altijd in dat vertrekje hartelijk zat te doen. Wat een griezelige uitzen ding! Begrijp me goed, ik heb er niets op tegen dat de NCRV wil opboksen tegen de EO, die zoveel bekende geestelijke lie deren in haar programma's doet. Ik heb nog minder iets tegen die vertrouwde liederen zelf en evenmin tegen dreu nend orgelspel, al dan niet ver gezeld van trompetgeschal. In tegendeel, ik vind dat eigenlijk wel verrukkelijk: massale zang door A J. Klei met Piet van Egmond aan het orgel, een forse psalmbewer king van Jan Zwart, gespeeld door Feike Asma in zijn tome loze tijdMaar zend die dingen dan ook rechttoe-recht- aan uit en haal niet van die flauwe kul eromheen. Daarom alleen al niet, omdat je hiermee het christelijk geloof neerzet by de afdeling folkloristische ge bruiken. Voor het IKOR doet Frits Mehrtens in zijn rubriek „Zin gend geloven" voortreffelijke dingen met en voor het nieuwe kerklied. Daarnaast is er naar myn idee alle ruimte voor een rubriek, waarin je aan gelief de liederen-van-vroeger aan dacht geeft. Dat hoeft dan heus niet met een preuts of toegeef lijk mondje, want laten we wel wezen, die liederen zyn niet voor niets bekend en geliefd geworden. Maar je zou, en dat is één ding, in bepaalde gevallen er wel ou moeten attenderen dat je te maken hebt met een ge loofsuiting die nogal sterk ge bonden is aan het gedachtenkli- maat van de tijd, waarin het uit te voeren lied ontstond. Ver der zou je zinnige informatie dienen te geven en niet, zoals die meneer in dat kamertje deed, met dierbare stem ver- -{$■ Jan van der Waart, presenta tor van „Een lied van alle tijden tellen dat „Ga niet alleen door 't leven" van dominee Gunning is en nog altijd in de „ver trouwde" bundel van Johan de Heer te vinden is. Hierover gesproken, waarom niet meegedeeld dat in 1892 de eerste druk verscheen van dit lied van dr. J. H. Gunning J. Hzn.. de man van het blad Pniël en zoon van de bekende theologische hoogleraar. Waar om er niet bü verteld dat dit lied talloze malen herdrukt is. dat het in tien a twaalf talen vertaald is. dat het zelfs in het kerkboek van een Duitse lands- kerk terechtgekomen is. 't Zou ook aardig geweest zyn, Gun ning zelf te citeren, die in zyn memoires schreef: „God heeft myzelven en vele anderen door dat liedeke gezegend. Hem zy alle eer en dank!" En daarna zou je het lied moeten laten zingen, gewoon, niet in zo'n kaarsentroep, die van deze authentieke uiting van Gun nings geloof een sentimenteel versje maakte. Hetzelfde verhaal kan ik op hangen by „Er ruist langs de wolken". Waarom niet verteld dat dit lied van Eduard Gerdes voor het eerst gezongen is op het kerstfeest dat in 1857 ge vierd werd in de toen één jaar oude vrije evangelische ge meente van ds. Jan de Liefde in Amsterdam? En daarna zou je het lied moeten uitvoeren, voor mijn part op een beiaard, maar dan a.u.b. zonder die wolkentoestand. Waarom ik zo druk en uit voerig doende ben met deze NCRV-uitzending? Omdat ik deze manier van „tracteren" van geestelijke liederen onfat soenlijk vind. Deze liederen, die ik best klassiek durf noe men (waarom zou er in de vo rige eeuw niets ontstaan zyn, dat zo aan te duiden valt?), zyn te goed, te écht althans om te dienen als klantenbinder. Ooit heb ik eens een dominee horen toornen tegen het kerst matinee in theater Tuschinski, compleet met „Stille nacht" en „De heilige st: d", maar dat matinee was nog heilig by de huisbakken romantiek, waar mee „Een lied van alle tijden" omgeven, om niet te zeggen: vergeven, werd. Een romantiek bovendien die geloven en zin gen van en vanuit het geloof maakt tot iets dat in streek romans thuishoort. larnix Gijsens nieuwe roman: Afvallige" js in verscheidene phten een merkwaardig boek. hoofdfiguur is een rooms- oliek geestelijke van Hon- afkomst, Jan Szeged ge il, deken van de plaatselijke gaarse kerk in Baltimore. Deze raakt op zijn vijf je jaar in een crisis: hij verliest geloof en raakt aan de drank, laatste wordt hem niet al te lijk genomen en het eerste hij. Na enkele onvoor- lige uitlatingen en na in ken- jke staat te hebben getracht een op te dragen, wordt hij weg- rst in een sanatorium en later als pezenier in een klein nonnenkloos- [pgeborgen, overdenkt hij leven en )f Tenslotte kan hij het huichelen jmeer uithouden. Hij vlucht uit het zwerft door Amerika, zakt Is dieper ki het moeras, komt zelfs gevangenis terecht, zij het dan on- Toch weet hij zich er weer te werken en zijn drankzucht overoinnen. Tot tweemaal toe ver- W hij zich een behoorlijke positie, n verliest die weer als zijn omge- dat hij een afvallige pries- s/otte keert hij in arren moede de kerk terug. Hij is dan vijfen- lig jaar en hij vindt dat de kerk die lang gediend heeft, hem een rUs- Dude dag verschaffen moet. Hij in een rusthuis opgeborgen, zodat en kwaad kan doen; als afvallige er zou hij dat in de vrije maat- PV wel degelijk kunnen doen, want sven en leer zouden de kerk scha- is bijna overbodig, te zeggen dat man goed geschreven is. Gijsen is jitmuntend stilist; hij gebruikt de op bondige manier, hij boeit de als weinigen. ien heeft vele jaren in de Ver- e Staten doorgebracht Dat zijn op dat land opwekkend is, kan Jeslist niet zeggen. Integendeel Hij Bt een samenleving, die men moei- nders dan oppervlakkig en hypo- :h noemen kan. In het orthodoxe ika is een afvallige, een atheist of agnosticus zo goed als vogelvrij, een protestant zowel als voor een s-katholiek is een vrijdenker een Marnix Gijsen communist, een gevaar voor de samen leving. Dat geldt zeker voor steden als Baltimore, die, aldus de afvallige mon seigneur, door leren, Italianen en Jooden geregeerd worden. Dronkenschap is zo erg niet: leren weten daar van. Een geestelijke wordt niet zo gauw geverbaliseerd; rijdt de padre door een rood licht, dan wordt hij wel door de agent naar huis gereden. De padre kan als hij wil, wel voor niets van het openbaar vervoer gebruik ma ken: iedereen staat graag op goede voet met de uitdelers der hemelse goederen. Maar wee de afvallige: hij is een pest. Kerk en godsdienst behoren bij de maat schappij net zoals vakbonden en gigan tische machtsconcentraties In het door Gijsen geschetste maat schappijbeeld is de kerk ook zulk een gigantische macht, een pijler waarop het machtige „eigen land van God" steunt. Er is niets in de kerk overgebleven van evangelisch denken en gedrag. Het reli gieuze denken wordt voor een zeer groot deel bepaald door het fundamentalisme, dat elke nieuwe visie op bijbel en leer verafschuwt en gelijkzet met tornen aan de eeuwige waarheden. Jan Szeged's visie, die uiteraard veel van Gijsens eigen visie in zich heeft, is gevormd door bitterheid. Nu is Gijsen iemand die niet alleen scherp obser veert en bondig vertelt, maar ook iemand die zijn sarcasme met humor weet te kruiden. Men kan het ook andersom zeg- qen. Zijn humor verbergt zijn sarcasme. De manier waarop kerkelijke hoogwaar digheidsbekleders getekend worden, is in eerste instantie enigszins grappig, doch daarna zeker honend. Nee, de Amerikaanse kerk (welke dan ook) kan moeilijk gelukkig zijn met déze roman. En de Europese kerken behoeven zich ook al niet op de bor'st te slaan. „De Afvallige" is een bekerings roman Dat zet me voor een moeilijk heid. Ik kan deze roman onmogelijk al leen maar beoordelen naar de vorm. Als we de zogenaamde verstrooiingsromans buiten beschouwing laten, functioneert een roman altijd als een bijdrage tot het denken over het leven. Zonder twijfel is het werk van Gijsen gericht op het ondergraven van kerke lijke en religieuze stellingen. Daar is geen enkel bezwaar tegen. Maar is deze roman nu als propagan da voor atheïsme geslaagd? Ik haast me te zeggen: literair voor treffelijke, op hoog niveau staande pro paganda. ik dacht van niet. Wat is namelijk het geval? De hoofdfiguur is iemand die zeven jaar theologie heeft gestudeerd. Tengevolge van zijn afkeer van biechthoren en ten gevolge van het serene sterven van een atheïst gaat hij aan het denken en dan verliest hij zijn geloof. Gijsen maakt dat beslist niet aannemelijk. Plotseling gaat monseigneur zijn verstand gebruiken. Maar hij gebruikt het om zijn (en die van zijn kerk) fundamentalistische zienswij zen te vernietigen. Hij raakt zijn geloof kwijt doordat hij niet meer fundamenta listisch denken en geloven kan. Hij kan ineens (gek toch dat zoiets kieens bij hem op komt) het „appelverhaal" niet meer geloyen, hij kan een heleboel ver halen uit de bijbel niet meer geloven en concludeert dan maar met de voort- vafendheid van de bekeerling, dat het hele geloof apekool is. Daar wrijf je toch je ogen bij uit. Een theoloog van professie heeft toch weet van interpretatie, van exegese, van al ternatieve opvattingen? Nergens blijkt dat deze theoloog van professie ook maar enige kennis heeft van wat mo derne theologie is. Nu kan dat naar het leven getekend zijn. Tenslotte kan het zijn dat de theo logische vorming van seminaristen in Amerika gebrekkig is. Het komt me zelfs heel aannemelijk voor. Maar de roman is méér dan het teke nen van een bepaalde figuur. Gelet op het einde wil hij een deemoedig, tot denken gekomen, zwak mens tekenen, die toch maar door zijn denken tot de conclusie is gekomen, dat het leven absurd is. De roman is een uitval op het christelijk denken. Het denken dus van het evangelie uit. door van Doorne Maar dan. wil zulks een aanval sla gen, of althans eerlijk zijn, moet niet het fundamentalisme gezien worden als re presentant van het christelijk denken. De grote fout van deze roman is, dat hij aantoont dat, wanneer een fundamen talist gaat nadenken, hij tot ongeloof komt. Maar fundamentalisme is nog geen christendom. Het is een bijzonder ge vaarlijke vorm van christendom, die bij beperkt denkende geesten tot ongeloof leidt. De hoofdfiguur van de roman verliest zijn geloof in een gevecht met spoken, met niet bestaande realiteiten. Vergeef mij deze tegenstelling, leder begrijpt wat ik bedoel. En dat is toch ergerlijk. Zeker van een man als Gijsen mag ik verwachten dat als hij een aanval op het christelijk denken doet, hij dat doet met eerlijke middelen. Ik vind deze roman niet eer lijk. Zijn afvallige is een zeer beperkt denkend mens die op grond van een wetenschapsmens onwaardige overwe gingen, ja negentiende-eeuwse overwe gingen, zijn geloof verliest. Nergens blijkt uit de roman dat de hoofdfiguur ook maar iets begrepen heeft van wat de bijbel (het evangelie) de mens te zeggen heeft. Waarom deze mens zijn geloof verliest, is me duidelijk. Wat dét betreft, is de roman geslaagd. De hoofdfiguur is een beperkt mens, die als hij eindelijk kri tisch durft te worden, zijn negentiende- eeuwse (een ander getal is ook goed) denken aanziet voor wat het christelijk geloof leert. Maar daarmee is de laatste zin van de roman niet goedgepraat. Hoe luidt die zin? Tk citeer: „Reden tot trots heb ik niet, maar, zeg me Eminentie, zeg me, mijn gezellen, stervelingen, allen, moet ik me schamen; omdat ik geen antwoord ge vonden heb op de vraag die, over de qehele wereld, aan alle mensen wordt gesteld?" Die zin suggereert, dat het bij de hoofdfiguur van de roman gaat om fun damentele waarheden. Niet om funda mentalistische waarheden. Daar hebben we in twee zo verwante woorden de hele leugen van de roman gevangen. De hoofdfiguur is maar een armzalige theoloog. En Gijsen is eveneens armzalig als hij denkt met zijn roman een bijdrage te hebben geleverd in de strijd tegen het christelijk denken. Hij heeft een In de moderne theologie lang achterhaald denken genomen als „het" christelijke denken. Ik zou vrede met zijn roman hebben als die laatste zin er niet aan was toegevoegd. Ik zou dan kunnen denken dat hij een bijdrage had geleverd tot het doorzien van de triestheid van het beperkt denken. Nu heb ik er qeen vrede mee. Op die laatste zin kom ik terug. Maar eerst iets anders. Men kan mij vragen: Js wat u schrijft nu een literaire be spreking?" Ja zeker wel. Ik schrijf over een roman. En mag ik dan misschien die roman trachten te toetsen op zijn waarheidsgehalte? Nee, ik vergis me niet. De werkelijkheid van de roman is voor mij onaanvechtbaar. Altijd dan voor zover een roman werkelijkheid bevat. Maar dat is een heel ander chapiter. Het gaat mij om de waarheid. Deze roman heeft, zoals alle moderne ro mans, een boodschap. En die bood schap is een leugen. Wie op het fun damentalisme stukloopt, en dat zijn al tijd kleine geesten, heeft niet het recht, zijn naasten tot getuigen te roepen bij zijn geloofsafval. Ja toch. Hij heeft wel het recht, maar hij mag niet ver wachten dat zij zijn afval zullen billij ken. Hij zal moeten gedogen dat zij hem zeggen, eerst te moeten leren denken. Al wat ik tot nu toe over de roman heb geschreven, zou ik als atheïst kun nen hebben gezegd. Al mijn bezwaren zijn van zuiver verstandelijke aard. Pas wie heeft leren denken, mag zich veroorloven, zijn geloof te verliezen. De hoofdfiguur in de roman is aan waar lijk denken niet toegekomen. Nu wil ik toch nog even terugkomen op die laatste zin. Gijsen is namelijk heus niet gek. Hij heeft ons wel iets op verkeerde manier gezegd, maar dat wil nog niet zeggen, dat hij ons niet iets van waarde heeft willen zeggen. Het leven is absurd. Ook voor een christen. Wij begrijpen niets. Alles Is tegenstrijdig. De zin van het bestaan ontgaat ons. Lijden, sterven, zij beide zijn even onaanvaardbaar als onont koombaar. Aan goedkope oplossingen, zeker in fundamentalistische zin, hebben wij niets. Het heeft geen enkele zin om optimis tisch te zijn. De realiteit geneest ons van ons optimisme. Maar zou het misschien kunnen, dat wij object zijn in een volstrekt onover zichtelijk proces, dat tenslotte zal uit lopen op wat onze hoop en verwachting profetisch in ons verankerd hebben? Namelijk dit: dat de zfri van alles ge luk is? Is er een andere zin denkbaar? Ik geef toe, dat er moed voor nodig is, het te geloven. Laat on6 onze hoop en verwachting niet verraden. Zij behoren tot de realiteit. Ik geloof niet aan kosmisch bedrog. Ik) geef toe, dat dit een religieuze ver wachting is. Bestrijd haar. Maar, asje blieft. doe het niet met fundamentalis tische of met fundamentalisme bestrij dende argumenten. Bij: Nijgh Van Ditmar. Aantal pag.: 123. Prijs 14.90 Deskundigen uit het Oude Europa en waarnemers van enkele Oost-Europese landen en de nigde Staten kwamen onlangs in Straatsburg bijeen ter gelegenheid van de Tweede pese Conferentie over Bevolkingsvraagstukken, die georganiseerd werd door de Raad van pa. Terwijl zich over de gehele wereld een onrustbarende bevolkings-explosie voltrekt, zowel bij het grote publiek als in bepaalde kringen van vakspecialisten de mening heeft post vatten dat ons een onoverkomelijke ramp te wachten staat, hebben Europese be- ngsdeskundigen zich verdiept in de gevolgen van een geheel andere omwenteling op dit id, die de stabiliteit van de ontwikkelde landen bedreigt. Het betreft hier met name de idige vergrijzing van de Westerse volkeren en de daling van het geboortecijfer, dat wil van het aantal kinderen dat de moderne vrouw gedurende de produktieve jaren van leven ter wereld brengt. kunnen slechts hopen, dat eskundigen op het gebied 'de bevolkingsproblematiek geslaagd zijn de lid-staten de Raad van Europa te uigen, dat de tijd is aange- en voor een nieuw bevol- sbeleid. Uit de onderzoekin- blijkt namelijk, dat de tische toepassing van een ilijk beleid dringend nood- lijk wordt. Eerst dient ech- e worden vastgesteld of dit d openlijk gericht kan of zijn op stimulering van [eboortencijfer. te dag weer worden er veel eel kinderen geboren: de •ld zal binnenkort over- worden door een vloed van hongerige monden, die ogelijk door economische nsie alleen gevoed zullen ien worden. Veel Europea- tonen zich ongerust over gang van zaken en zij ïn de conclusie, dat landen ^ankrijk. Duitsland, Italië Ingeland geen stappen die- te nemen om de bevol- sgroei te bevorderen, ideren zijn graag bereid toe even. dat de voortdurende dkkeling van de techniek ard met verhoging van de uktiviteit het ons wel mo lt zal maken de ontelbare aenen mensen die de aarde de komende dertig jaar tn bevolken te voeden, maar o voegen zij hier direct aan ï~- deze expansierace zal een pntstellende milieuvervuiling zich meebrengen, dat de aarde er vrijwel onbewoonbaar door zal worden. Deze problemen, die door in ternationale, alle landen van de wereld omvattende, organisaties onderzocht dienen te worden, vereisen wat Europa betreft een heel zorgvuldige omschrijving, want dit werelddeel ondergaat op het ogenblik een bevolkings revolutie die volkomen tegenge steld is aan de omwenteling die zich in de ontwikkelingslanden bezig is te voltrekken. Terwijl de wereldbevolking tussen 1920 en 1960 met 60 pet. is toegenomen en tussen 1960 en 2000 zal .verdubbelen, steeg het bevolkingscijfer in de grote ont wikkelde gebieden tussen 1920 en 1960 met slechts 4 pet. En volgens de verwachtingen zal het tussen 1960 en het jaar 2000 met slechts 48 pct.toenemen. In Europa is de bevolkings groei zelfs nog langzamer, na melijk 30,77 pet. in het verleden en voor de toekomst wordt een aanwas van sléchts 24 pet. ver wacht. De bevolking van Euro pa. die in 1920 nog 53 6 pet. uit maakte van het totale aantal inwoners van de ontwikkelde gebieden, vormde hiervan in i960 nog slechts 49.7 pet. en te gen het jaar 2000 zal het per centage gedaald zijn tot 41.6 pet. Deze neerwaartse tendens houdt in dat Europa in eco nomisch en politiek opzicht een minder belangrijke rol zal spe len en dat zich maatschappelij ke en financiële problemen zul len voordoen, die steeds acuter zullen worden naarmate het vergrijzingsproces zich blijft voortzetten. In 1950 kon men bij sommige Oosterse en Middellandsezee- landen, waar nog geen 4 pet. van de bevolking ouder dan vierenzestig jaar was, de bevol king nog als jong of vplwassen omschrijven. In 1968 waren alle Europese landen, met uitzonde ring van Turkije, ouder gewor den. dat wil zeggen dat het per centage mensen boven de vierenzestig jaar tot meer dan 7 pet. was gestegen. Ondanks een tijdelijke ver jonging in bepaalde landen zal het vergrijzingsproces zich in Europa toch voortzetten en de befaamde .leeftijdspiramide",- die de bevolkingssituatie van de verschillende landen weergeeft (een groot aantal jongeren, een vrij groot aantal volwassenen en weinig oude mensenzou op den duur heel goed in een rechthoek kunnen veranderen (waarbij het aantal jonge men sen even groot zou zijn als het aantal volwassenen en oude mensen). Dit vergrijzifigsproces wordt niet alleen veroorzaakt, zoals vaak wordt gedacht, doordat de mens langer leeft. De verkla ring van dit verschijnsel is veeleer te zoeken in de diep gaande veranderingen van het gedrag van echtparen met be trekking tot de voortplanting. In Frankrijk ligt het geboor- tencijfer voor de laatste paar generaties lager dan voor .voor afgaande generaties. Terwijl de door Jean-Pierre Dumont „voltooide vruchtbaarheid" (hel gemiddelde aantal kinderen dat ee n vrouw ter wereld brengt tussen de veertien en vieren veertig jaar) 2,64 was bij vrou wen die in 1931 werden gebo ren. zal het waarschijnlijk da len tot 2,20 bij vrouwen geboren in 1943. Een soortgelijke tendens ziet men in de Duitsland. Engeland. België en Nederland, waar een „zo onvruchtbare generatie" nog nooit eerder is voorgekomen. De verwachting van de meeste Franse bevolkingsdeskundigen is, dat de komende jaren een nog lager geboortencijfer te zien zullen geven. „Het is niet onmo gelijk." aldus de heer Tabah van het Franse Nationale Insti tuut voor Demografie. ,dat wij- getuige zullen zijn van het ont staan van een nieuw soort be volkingsopbouw, die de neerslag zal vormen van de industriële of post-industriële maatschap pij De jongeren van tegenwoor dig trouwen veel vroeger dan die va n vorige generaties; ze hebben eerder hun gezin vol tooid en hebben over het alge meen kleinere gezinnen dan in het verleden. De stijging van de levens standaard bij de sociale mid denklasse (vooral bij kantoor personeel en allen die in de ter tiaire (dienst verlenende) sector werkzaam zijn), de invloed van een bepaalde levenswijze (de verstedelijking, auto's, vrije tijd), de betere- mogelijkheden tot geboortenbeperking. en vooral de toename van het aan tal werkende vrouwen, vormen evenzoveel factoren die de da ling van het geboortencijfer verklaren. Dit neo-malthusianisme heeft i nenkele landen al economische problemen geschapen die bij zonder moeilijk op te lossen zijn en ook andere landen zullen hier niet voor gespaard blijven. Veel werkgevers trekken al buitenlandse arbeidskrachten aan, teneinde het hoofd te kun nen bieden aan het gebrek aan personeel, in Frankrijk nam de werkende bevolking tussen 1955 en 1966 toe met 770.100 eenhe den. maar het aantal buiten landse immigranten was maar liefst 800.000. De huidige verzekeringstarie ven blijken nodig aan herzie ning toe, wil men de ouder domspensioenen op hetzelfde peil houden en wil men voorko men dat men, zoals in Fran krijk al is gebeurd in het geval van de kleine zelfstandigen, met een chronisch financieel tekort te kampen krijgt. Voor het vol gend jaar weten we al. dat de werkende bevolking minder zal toenemen dan de niet-actieve bevolking. Hoe kan nu het demografi sche en dientengevolge ook het economische evenwicht bewaard blijven Hoe kunnen we een nieuw tekort aan arbeidskrach ten en nieuwe verzekeringste korten voorkomen? En welke terugslag zal de vergrijzing van de Europese bevolking hebben op het politieke leven van deze landen? Zullen we nog moeten meemaken dat conservatisme en fossilisatie de overhand zullen krijgen? Ruwweg kan men zeggen dat er. afgezien van de huidige toe stand. twee onderling volkomen verschillende beleidslijnen mo gelijk zijn. De eerste zou zijn 'e erkennen, dat bevordering van het gboortencijfer eenvoudig niet haalbaar is. en dat men zich niet tegen de natuurlijke loop der dingen kan verzetten. In dat geval dient de overheid BIJLAGE VAN HET KWARTET J)e Rotterdammer Nieuwe Haagse Courant Nieuwe Leidse Courant Dordts Dagblad te trachten de relatieve stil stand van de Europese bevol kingsgroei te compenseren en energieke pogingen te doen tot verhoging van de produktiviteit door steeds meer buitenlandse arbeiders aan te trekken en door de inkomens zwaarder te belasten ten gunste van de ouderdomsverzekeringen. Een dergelijk beleid houdt in. dat er voortdurend meer geld geqnvesteerd zal moeten worden in de huisvesting en de integra tie van buitenlandse arbeiders e nhun gezinnen. He! betekent eveneens dat men zich de moei te zal moeten getroosten om het publiek zo op te voeden, dat de ze buitenlanders op harmonieu ze wijze in het maatschappelijk geheel zullen wofden opgeno men,wat op den duur alleen maar heilzaam kan werken. Een alternatief bele'd zou er uit kunnen bestaan dat men het geboortencijfer wel probeert te slimuleren. maar op andere ma nieren dan tot nu toe werd ge daan. Het lijkt onmogelijk, on logisch en onredelijk de vrouw nog steeds aan haar huis ge kluisterd te willen houden: steeds meer vrouwen wHen een baan Een nieuw bevn'Hnesbe- leid zou dus in de eerde olaats gericht moeten ziin on het ont wikkelen van part-time werk en maatschappelijke d^nstver- lening (door middel van crèches scholen, „rijdende cantines". en dergelijke) die min of meer dank zij gemeenschappelijke vormen van wone nen leven de vrouw in staat zouden stel-- len zowel produktief als repro- dktief te zijn. In de tweede maar inder daad ook pas in de tweede plaats zou het nodig zijn de kinderbijslagregelingen aan te vullen of op te trekken door een zeer hoge geboortepremie te verlenen bij de geboorte van de eerste drie kinderen, want het is even belangrijk de geboorte van een eerste kind te stimule ren in kinderloze gezinnen als van een tweede of derde kind in gezinnen die aarzelend te genover gezinsuitbreidmg staan. Bovendien zou men meer kin derbijslag moeten verlenen om de gezinsinkomens op te trek ken tot het peil van de inko mens van de ongehuwden Het is misschien nog niet al gemeen genoeg bekend, dat d- 1 evensstandaard van het gezin van een ongeschoolde arbeider met drie kinderen ongeveer eenderde is van die van een kinderloos gezin. In oktober 1969 was de verhouding van de levensstandaard van het eerst» vergeleken bij het laatste in Duitsland en Zweden 33 pet, in Polen 34 pet, in Belgi en Groot-Brittanni 39 pet. en in Frankrijk 40 pet. Willen we de huidige stagnatie en inertie, waardoor Europa tenslotte in politiek en economisch opzicht .achter zou raken bij de andere ontwikkelde gebieden en de Derde Wereld, doorbreken, dan celijk zijn het alternatief dat. zal ons werelddee lsnel een ver antwoorde keuze moeten ma ken Het zal waarschijn! jk nood zakelijk zijn het alte-na'«'ef dat men uiteindelijk kiest aan te vullen met bepaalde maatrege len om ofwel meer buitenlandse arbeidskrachten aan !e trekken ofwel het geboortenci'fer te sti muleren. Vast staat echter, dat men hetzij aan het «ne hetzii aan het andere prioriteit zal moeten geven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 13