GELOVEN DOE JE OP HET PLATTELAND
roman met 'n leugen als boodschap
Vergrijzing Europa
een nieuw
id
Marnix Gijsens „De Afvallige"
ZATERDAG 11 DECEMBER 1971
Geloven doe je in de kerk, zei je vroeger als iemand z'n
antwoord op een vraag begon met: ik geloof datMaar
wie deze week op de televisie het NCRV-programma „Een
lied van alle tijden" bekeken heeft, is alleszins geneigd aan
te nemen dat deze omroepvereniging ons de gedachte wil
aansmeren, dat geloven een plattelandsaffaire is. Want de
manier waarop programmamakers omsolden met bekende en
geliefde geestelijke liederen maakte de indruk dat het zingen
van gezangen en geestelijke liederen voor hen een soort
provinciale folklore is. Je hebt vendelzwaaien in Brabant, in
het oosten van het land blazen ze midden in de winter op
ro'n ding waarvan ik de naam kwijt ben, en weer ergens
anders hebben ze er lol in, samen luidkeels te zingen.
Geloven doe je op het platte
land Aldus geviel het ons.
dat wy een uitgebreide schare
hiensen van middelhare leef
tijd aan d'oever van een snelle
l-liet zagen staan. Kleumerig
In jassen gedoken zongen zij:
„Een Naam is onze hope". Hun
gezang werd ondersteund door
fiks orgelspel, maar hoe wy
bok speurden, we zagen ner
gens aan de wal een kerkorgel
Staan. Tóch die rijke klanken
en zo zie je maar weer dat de
techniek voor niets staat!
Toen de verzen uit waren.
kregen we een heer te zien. die
zich in een kennelijk klein ver
trek ophield: hij zat tenminste
geklemd tussen een boeken
kast en een kolenhaard (en ko
len, nietwaar, brengen gezel
ligheid!). Deze heer deed zicht
baar zijn best om z'n stem
warm te laten klinken, en of we
wel in de gaten hadden hoe
mooi het was als je in vrij
heid je liederen kon zingen,
't Was frisjes ook. maar dat
zei hij er niet bij.
Even later waren we weer op
het platteland, op het nieuwe
(platte)land nog wel: de
Noord-Oost Polder, en uit de
toren van Emmeloord beierde
over dat nieuwe land het oude
lied: „Er ruist langs de wol
ken". En óf je wolken zag!
Geloven en zingen van en
vanuit je geloof heeft ook. zo
werden we verder gewaar,
alles te maken met kaarsen.
Om te beginnen was er een
mevrouw die „Ga niet alleen
door 't leven" zong, omringd
door flakkerende kaarsen. Ie
der ander zou er mal van wor
den. maar mevrouw zong dap
per door. Ook nu weer een on
zichtbaar orgel, ditmaal bibbe
rende geluiden voortbrengend.
We kregen ook kindertjes te
zien, opgesteld rondom een
heus harmonium, en eveneens
neergezet in een zee van kaars
licht. Zij zongen goed ge
raden van de kaarsjes in de
nacht.
Tussen de bedrijven door had
je steeds weer de meneer in dat
enge kamertje. Gelukkig was
hij tegen het eind van de uit
zending op een orgelgalerij ge
klommen. anders zou je moe
ten vrezen dat-ie nog altijd in
dat vertrekje hartelijk zat te
doen.
Wat een griezelige uitzen
ding! Begrijp me goed, ik heb
er niets op tegen dat de NCRV
wil opboksen tegen de EO, die
zoveel bekende geestelijke lie
deren in haar programma's
doet. Ik heb nog minder iets
tegen die vertrouwde liederen
zelf en evenmin tegen dreu
nend orgelspel, al dan niet ver
gezeld van trompetgeschal. In
tegendeel, ik vind dat eigenlijk
wel verrukkelijk: massale zang
door
A J. Klei
met Piet van Egmond aan het
orgel, een forse psalmbewer
king van Jan Zwart, gespeeld
door Feike Asma in zijn tome
loze tijdMaar zend die
dingen dan ook rechttoe-recht-
aan uit en haal niet van die
flauwe kul eromheen. Daarom
alleen al niet, omdat je hiermee
het christelijk geloof neerzet by
de afdeling folkloristische ge
bruiken.
Voor het IKOR doet Frits
Mehrtens in zijn rubriek „Zin
gend geloven" voortreffelijke
dingen met en voor het nieuwe
kerklied. Daarnaast is er naar
myn idee alle ruimte voor een
rubriek, waarin je aan gelief
de liederen-van-vroeger aan
dacht geeft. Dat hoeft dan heus
niet met een preuts of toegeef
lijk mondje, want laten we wel
wezen, die liederen zyn niet
voor niets bekend en geliefd
geworden.
Maar je zou, en dat is één
ding, in bepaalde gevallen er
wel ou moeten attenderen dat
je te maken hebt met een ge
loofsuiting die nogal sterk ge
bonden is aan het gedachtenkli-
maat van de tijd, waarin het
uit te voeren lied ontstond. Ver
der zou je zinnige informatie
dienen te geven en niet, zoals
die meneer in dat kamertje
deed, met dierbare stem ver-
-{$■ Jan van der Waart, presenta
tor van „Een lied van alle tijden
tellen dat „Ga niet alleen door
't leven" van dominee Gunning
is en nog altijd in de „ver
trouwde" bundel van Johan de
Heer te vinden is.
Hierover gesproken, waarom
niet meegedeeld dat in 1892 de
eerste druk verscheen van dit
lied van dr. J. H. Gunning
J. Hzn.. de man van het blad
Pniël en zoon van de bekende
theologische hoogleraar. Waar
om er niet bü verteld dat dit
lied talloze malen herdrukt is.
dat het in tien a twaalf talen
vertaald is. dat het zelfs in het
kerkboek van een Duitse lands-
kerk terechtgekomen is. 't Zou
ook aardig geweest zyn, Gun
ning zelf te citeren, die in zyn
memoires schreef: „God heeft
myzelven en vele anderen door
dat liedeke gezegend. Hem zy
alle eer en dank!" En daarna
zou je het lied moeten laten
zingen, gewoon, niet in zo'n
kaarsentroep, die van deze
authentieke uiting van Gun
nings geloof een sentimenteel
versje maakte.
Hetzelfde verhaal kan ik op
hangen by „Er ruist langs de
wolken". Waarom niet verteld
dat dit lied van Eduard Gerdes
voor het eerst gezongen is op
het kerstfeest dat in 1857 ge
vierd werd in de toen één jaar
oude vrije evangelische ge
meente van ds. Jan de Liefde
in Amsterdam? En daarna zou
je het lied moeten uitvoeren,
voor mijn part op een beiaard,
maar dan a.u.b. zonder die
wolkentoestand.
Waarom ik zo druk en uit
voerig doende ben met deze
NCRV-uitzending? Omdat ik
deze manier van „tracteren"
van geestelijke liederen onfat
soenlijk vind. Deze liederen,
die ik best klassiek durf noe
men (waarom zou er in de vo
rige eeuw niets ontstaan zyn,
dat zo aan te duiden valt?),
zyn te goed, te écht althans om
te dienen als klantenbinder.
Ooit heb ik eens een dominee
horen toornen tegen het kerst
matinee in theater Tuschinski,
compleet met „Stille nacht" en
„De heilige st: d", maar dat
matinee was nog heilig by de
huisbakken romantiek, waar
mee „Een lied van alle tijden"
omgeven, om niet te zeggen:
vergeven, werd. Een romantiek
bovendien die geloven en zin
gen van en vanuit het geloof
maakt tot iets dat in streek
romans thuishoort.
larnix Gijsens nieuwe roman:
Afvallige" js in verscheidene
phten een merkwaardig boek.
hoofdfiguur is een rooms-
oliek geestelijke van Hon-
afkomst, Jan Szeged ge
il, deken van de plaatselijke
gaarse kerk in Baltimore. Deze
raakt op zijn vijf
je jaar in een crisis: hij verliest
geloof en raakt aan de drank,
laatste wordt hem niet al te
lijk genomen en het eerste
hij. Na enkele onvoor-
lige uitlatingen en na in ken-
jke staat te hebben getracht een
op te dragen, wordt hij weg-
rst in een sanatorium en later als
pezenier in een klein nonnenkloos-
[pgeborgen, overdenkt hij leven en
)f Tenslotte kan hij het huichelen
jmeer uithouden. Hij vlucht uit het
zwerft door Amerika, zakt
Is dieper ki het moeras, komt zelfs
gevangenis terecht, zij het dan on-
Toch weet hij zich er weer
te werken en zijn drankzucht
overoinnen. Tot tweemaal toe ver-
W hij zich een behoorlijke positie,
n verliest die weer als zijn omge-
dat hij een afvallige pries-
s/otte keert hij in arren moede
de kerk terug. Hij is dan vijfen-
lig jaar en hij vindt dat de kerk die
lang gediend heeft, hem een rUs-
Dude dag verschaffen moet. Hij
in een rusthuis opgeborgen, zodat
en kwaad kan doen; als afvallige
er zou hij dat in de vrije maat-
PV wel degelijk kunnen doen, want
sven en leer zouden de kerk scha-
is bijna overbodig, te zeggen dat
man goed geschreven is. Gijsen is
jitmuntend stilist; hij gebruikt de
op bondige manier, hij boeit de
als weinigen.
ien heeft vele jaren in de Ver-
e Staten doorgebracht Dat zijn
op dat land opwekkend is, kan
Jeslist niet zeggen. Integendeel Hij
Bt een samenleving, die men moei-
nders dan oppervlakkig en hypo-
:h noemen kan. In het orthodoxe
ika is een afvallige, een atheist of
agnosticus zo goed als vogelvrij,
een protestant zowel als voor een
s-katholiek is een vrijdenker een
Marnix Gijsen
communist, een gevaar voor de samen
leving. Dat geldt zeker voor steden als
Baltimore, die, aldus de afvallige mon
seigneur, door leren, Italianen en Jooden
geregeerd worden.
Dronkenschap is zo erg niet: leren
weten daar van. Een geestelijke wordt
niet zo gauw geverbaliseerd; rijdt de
padre door een rood licht, dan wordt
hij wel door de agent naar huis gereden.
De padre kan als hij wil, wel voor niets
van het openbaar vervoer gebruik ma
ken: iedereen staat graag op goede voet
met de uitdelers der hemelse goederen.
Maar wee de afvallige: hij is een pest.
Kerk en godsdienst behoren bij de maat
schappij net zoals vakbonden en gigan
tische machtsconcentraties
In het door Gijsen geschetste maat
schappijbeeld is de kerk ook zulk een
gigantische macht, een pijler waarop het
machtige „eigen land van God" steunt.
Er is niets in de kerk overgebleven van
evangelisch denken en gedrag. Het reli
gieuze denken wordt voor een zeer groot
deel bepaald door het fundamentalisme,
dat elke nieuwe visie op bijbel en leer
verafschuwt en gelijkzet met tornen aan
de eeuwige waarheden.
Jan Szeged's visie, die uiteraard veel
van Gijsens eigen visie in zich heeft, is
gevormd door bitterheid. Nu is Gijsen
iemand die niet alleen scherp obser
veert en bondig vertelt, maar ook iemand
die zijn sarcasme met humor weet te
kruiden. Men kan het ook andersom zeg-
qen. Zijn humor verbergt zijn sarcasme.
De manier waarop kerkelijke hoogwaar
digheidsbekleders getekend worden, is
in eerste instantie enigszins grappig,
doch daarna zeker honend.
Nee, de Amerikaanse kerk (welke dan
ook) kan moeilijk gelukkig zijn met déze
roman. En de Europese kerken behoeven
zich ook al niet op de bor'st te slaan.
„De Afvallige" is een bekerings
roman Dat zet me voor een moeilijk
heid. Ik kan deze roman onmogelijk al
leen maar beoordelen naar de vorm. Als
we de zogenaamde verstrooiingsromans
buiten beschouwing laten, functioneert
een roman altijd als een bijdrage tot
het denken over het leven.
Zonder twijfel is het werk van Gijsen
gericht op het ondergraven van kerke
lijke en religieuze stellingen. Daar is
geen enkel bezwaar tegen.
Maar is deze roman nu als propagan
da voor atheïsme geslaagd?
Ik haast me te zeggen: literair voor
treffelijke, op hoog niveau staande pro
paganda.
ik dacht van niet.
Wat is namelijk het geval? De
hoofdfiguur is iemand die zeven jaar
theologie heeft gestudeerd. Tengevolge
van zijn afkeer van biechthoren en ten
gevolge van het serene sterven van een
atheïst gaat hij aan het denken en dan
verliest hij zijn geloof. Gijsen maakt dat
beslist niet aannemelijk. Plotseling gaat
monseigneur zijn verstand gebruiken.
Maar hij gebruikt het om zijn (en die van
zijn kerk) fundamentalistische zienswij
zen te vernietigen. Hij raakt zijn geloof
kwijt doordat hij niet meer fundamenta
listisch denken en geloven kan. Hij kan
ineens (gek toch dat zoiets kieens bij
hem op komt) het „appelverhaal" niet
meer geloyen, hij kan een heleboel ver
halen uit de bijbel niet meer geloven en
concludeert dan maar met de voort-
vafendheid van de bekeerling, dat het
hele geloof apekool is.
Daar wrijf je toch je ogen bij uit. Een
theoloog van professie heeft toch weet
van interpretatie, van exegese, van al
ternatieve opvattingen? Nergens blijkt
dat deze theoloog van professie ook
maar enige kennis heeft van wat mo
derne theologie is.
Nu kan dat naar het leven getekend
zijn. Tenslotte kan het zijn dat de theo
logische vorming van seminaristen in
Amerika gebrekkig is. Het komt me zelfs
heel aannemelijk voor.
Maar de roman is méér dan het teke
nen van een bepaalde figuur. Gelet op
het einde wil hij een deemoedig, tot
denken gekomen, zwak mens tekenen,
die toch maar door zijn denken tot de
conclusie is gekomen, dat het leven
absurd is. De roman is een uitval op
het christelijk denken. Het denken dus
van het evangelie uit.
door
van Doorne
Maar dan. wil zulks een aanval sla
gen, of althans eerlijk zijn, moet niet het
fundamentalisme gezien worden als re
presentant van het christelijk denken.
De grote fout van deze roman is, dat
hij aantoont dat, wanneer een fundamen
talist gaat nadenken, hij tot ongeloof
komt. Maar fundamentalisme is nog geen
christendom. Het is een bijzonder ge
vaarlijke vorm van christendom, die bij
beperkt denkende geesten tot ongeloof
leidt.
De hoofdfiguur van de roman verliest
zijn geloof in een gevecht met spoken,
met niet bestaande realiteiten. Vergeef
mij deze tegenstelling, leder begrijpt wat
ik bedoel.
En dat is toch ergerlijk. Zeker van
een man als Gijsen mag ik verwachten
dat als hij een aanval op het christelijk
denken doet, hij dat doet met eerlijke
middelen. Ik vind deze roman niet eer
lijk. Zijn afvallige is een zeer beperkt
denkend mens die op grond van een
wetenschapsmens onwaardige overwe
gingen, ja negentiende-eeuwse overwe
gingen, zijn geloof verliest. Nergens
blijkt uit de roman dat de hoofdfiguur
ook maar iets begrepen heeft van wat
de bijbel (het evangelie) de mens te
zeggen heeft.
Waarom deze mens zijn geloof verliest,
is me duidelijk. Wat dét betreft, is de
roman geslaagd. De hoofdfiguur is een
beperkt mens, die als hij eindelijk kri
tisch durft te worden, zijn negentiende-
eeuwse (een ander getal is ook goed)
denken aanziet voor wat het christelijk
geloof leert.
Maar daarmee is de laatste zin van
de roman niet goedgepraat.
Hoe luidt die zin?
Tk citeer: „Reden tot trots heb ik niet,
maar, zeg me Eminentie, zeg me, mijn
gezellen, stervelingen, allen, moet ik me
schamen; omdat ik geen antwoord ge
vonden heb op de vraag die, over de
qehele wereld, aan alle mensen wordt
gesteld?"
Die zin suggereert, dat het bij de
hoofdfiguur van de roman gaat om fun
damentele waarheden. Niet om funda
mentalistische waarheden.
Daar hebben we in twee zo verwante
woorden de hele leugen van de roman
gevangen. De hoofdfiguur is maar een
armzalige theoloog.
En Gijsen is eveneens armzalig als hij
denkt met zijn roman een bijdrage te
hebben geleverd in de strijd tegen het
christelijk denken.
Hij heeft een In de moderne theologie
lang achterhaald denken genomen als
„het" christelijke denken. Ik zou vrede
met zijn roman hebben als die laatste
zin er niet aan was toegevoegd. Ik zou
dan kunnen denken dat hij een bijdrage
had geleverd tot het doorzien van de
triestheid van het beperkt denken. Nu
heb ik er qeen vrede mee.
Op die laatste zin kom ik terug. Maar
eerst iets anders. Men kan mij vragen:
Js wat u schrijft nu een literaire be
spreking?" Ja zeker wel. Ik schrijf over
een roman. En mag ik dan misschien
die roman trachten te toetsen op zijn
waarheidsgehalte? Nee, ik vergis me
niet. De werkelijkheid van de roman is
voor mij onaanvechtbaar. Altijd dan voor
zover een roman werkelijkheid bevat.
Maar dat is een heel ander chapiter.
Het gaat mij om de waarheid. Deze
roman heeft, zoals alle moderne ro
mans, een boodschap. En die bood
schap is een leugen. Wie op het fun
damentalisme stukloopt, en dat zijn al
tijd kleine geesten, heeft niet het recht,
zijn naasten tot getuigen te roepen bij
zijn geloofsafval. Ja toch. Hij heeft
wel het recht, maar hij mag niet ver
wachten dat zij zijn afval zullen billij
ken. Hij zal moeten gedogen dat zij hem
zeggen, eerst te moeten leren denken.
Al wat ik tot nu toe over de roman
heb geschreven, zou ik als atheïst kun
nen hebben gezegd. Al mijn bezwaren
zijn van zuiver verstandelijke aard.
Pas wie heeft leren denken, mag zich
veroorloven, zijn geloof te verliezen. De
hoofdfiguur in de roman is aan waar
lijk denken niet toegekomen.
Nu wil ik toch nog even terugkomen
op die laatste zin. Gijsen is namelijk
heus niet gek. Hij heeft ons wel iets
op verkeerde manier gezegd, maar dat
wil nog niet zeggen, dat hij ons niet iets
van waarde heeft willen zeggen.
Het leven is absurd. Ook voor een
christen. Wij begrijpen niets. Alles Is
tegenstrijdig. De zin van het bestaan
ontgaat ons. Lijden, sterven, zij beide
zijn even onaanvaardbaar als onont
koombaar.
Aan goedkope oplossingen, zeker in
fundamentalistische zin, hebben wij niets.
Het heeft geen enkele zin om optimis
tisch te zijn. De realiteit geneest ons
van ons optimisme.
Maar zou het misschien kunnen, dat
wij object zijn in een volstrekt onover
zichtelijk proces, dat tenslotte zal uit
lopen op wat onze hoop en verwachting
profetisch in ons verankerd hebben?
Namelijk dit: dat de zfri van alles ge
luk is? Is er een andere zin denkbaar?
Ik geef toe, dat er moed voor nodig is,
het te geloven. Laat on6 onze hoop en
verwachting niet verraden. Zij behoren
tot de realiteit.
Ik geloof niet aan kosmisch bedrog.
Ik) geef toe, dat dit een religieuze ver
wachting is. Bestrijd haar. Maar, asje
blieft. doe het niet met fundamentalis
tische of met fundamentalisme bestrij
dende argumenten.
Bij: Nijgh Van Ditmar.
Aantal pag.: 123. Prijs 14.90
Deskundigen uit het Oude Europa en waarnemers van enkele Oost-Europese landen en de
nigde Staten kwamen onlangs in Straatsburg bijeen ter gelegenheid van de Tweede
pese Conferentie over Bevolkingsvraagstukken, die georganiseerd werd door de Raad van
pa. Terwijl zich over de gehele wereld een onrustbarende bevolkings-explosie voltrekt,
zowel bij het grote publiek als in bepaalde kringen van vakspecialisten de mening heeft
post vatten dat ons een onoverkomelijke ramp te wachten staat, hebben Europese be-
ngsdeskundigen zich verdiept in de gevolgen van een geheel andere omwenteling op dit
id, die de stabiliteit van de ontwikkelde landen bedreigt. Het betreft hier met name de
idige vergrijzing van de Westerse volkeren en de daling van het geboortecijfer, dat wil
van het aantal kinderen dat de moderne vrouw gedurende de produktieve jaren van
leven ter wereld brengt.
kunnen slechts hopen, dat
eskundigen op het gebied
'de bevolkingsproblematiek
geslaagd zijn de lid-staten
de Raad van Europa te
uigen, dat de tijd is aange-
en voor een nieuw bevol-
sbeleid. Uit de onderzoekin-
blijkt namelijk, dat de
tische toepassing van een
ilijk beleid dringend nood-
lijk wordt. Eerst dient ech-
e worden vastgesteld of dit
d openlijk gericht kan of
zijn op stimulering van
[eboortencijfer.
te dag weer worden er veel
eel kinderen geboren: de
•ld zal binnenkort over-
worden door een vloed
van hongerige monden, die
ogelijk door economische
nsie alleen gevoed zullen
ien worden. Veel Europea-
tonen zich ongerust over
gang van zaken en zij
ïn de conclusie, dat landen
^ankrijk. Duitsland, Italië
Ingeland geen stappen die-
te nemen om de bevol-
sgroei te bevorderen,
ideren zijn graag bereid toe
even. dat de voortdurende
dkkeling van de techniek
ard met verhoging van de
uktiviteit het ons wel mo
lt zal maken de ontelbare
aenen mensen die de aarde
de komende dertig jaar
tn bevolken te voeden, maar
o voegen zij hier direct aan
ï~- deze expansierace zal een
pntstellende milieuvervuiling
zich meebrengen, dat de
aarde er vrijwel onbewoonbaar
door zal worden.
Deze problemen, die door in
ternationale, alle landen van de
wereld omvattende, organisaties
onderzocht dienen te worden,
vereisen wat Europa betreft een
heel zorgvuldige omschrijving,
want dit werelddeel ondergaat
op het ogenblik een bevolkings
revolutie die volkomen tegenge
steld is aan de omwenteling die
zich in de ontwikkelingslanden
bezig is te voltrekken.
Terwijl de wereldbevolking
tussen 1920 en 1960 met 60 pet.
is toegenomen en tussen 1960 en
2000 zal .verdubbelen, steeg het
bevolkingscijfer in de grote ont
wikkelde gebieden tussen 1920
en 1960 met slechts 4 pet. En
volgens de verwachtingen zal
het tussen 1960 en het jaar 2000
met slechts 48 pct.toenemen.
In Europa is de bevolkings
groei zelfs nog langzamer, na
melijk 30,77 pet. in het verleden
en voor de toekomst wordt een
aanwas van sléchts 24 pet. ver
wacht. De bevolking van Euro
pa. die in 1920 nog 53 6 pet. uit
maakte van het totale aantal
inwoners van de ontwikkelde
gebieden, vormde hiervan in
i960 nog slechts 49.7 pet. en te
gen het jaar 2000 zal het per
centage gedaald zijn tot 41.6
pet.
Deze neerwaartse tendens
houdt in dat Europa in eco
nomisch en politiek opzicht een
minder belangrijke rol zal spe
len en dat zich maatschappelij
ke en financiële problemen zul
len voordoen, die steeds acuter
zullen worden naarmate het
vergrijzingsproces zich blijft
voortzetten.
In 1950 kon men bij sommige
Oosterse en Middellandsezee-
landen, waar nog geen 4 pet.
van de bevolking ouder dan
vierenzestig jaar was, de bevol
king nog als jong of vplwassen
omschrijven. In 1968 waren alle
Europese landen, met uitzonde
ring van Turkije, ouder gewor
den. dat wil zeggen dat het per
centage mensen boven de
vierenzestig jaar tot meer dan 7
pet. was gestegen.
Ondanks een tijdelijke ver
jonging in bepaalde landen zal
het vergrijzingsproces zich in
Europa toch voortzetten en de
befaamde .leeftijdspiramide",-
die de bevolkingssituatie van de
verschillende landen weergeeft
(een groot aantal jongeren, een
vrij groot aantal volwassenen
en weinig oude mensenzou op
den duur heel goed in een
rechthoek kunnen veranderen
(waarbij het aantal jonge men
sen even groot zou zijn als het
aantal volwassenen en oude
mensen).
Dit vergrijzifigsproces wordt
niet alleen veroorzaakt, zoals
vaak wordt gedacht, doordat de
mens langer leeft. De verkla
ring van dit verschijnsel is
veeleer te zoeken in de diep
gaande veranderingen van het
gedrag van echtparen met be
trekking tot de voortplanting.
In Frankrijk ligt het geboor-
tencijfer voor de laatste paar
generaties lager dan voor .voor
afgaande generaties. Terwijl de
door Jean-Pierre Dumont
„voltooide vruchtbaarheid" (hel
gemiddelde aantal kinderen dat
ee n vrouw ter wereld brengt
tussen de veertien en vieren
veertig jaar) 2,64 was bij vrou
wen die in 1931 werden gebo
ren. zal het waarschijnlijk da
len tot 2,20 bij vrouwen geboren
in 1943.
Een soortgelijke tendens ziet
men in de Duitsland. Engeland.
België en Nederland, waar een
„zo onvruchtbare generatie" nog
nooit eerder is voorgekomen. De
verwachting van de meeste
Franse bevolkingsdeskundigen
is, dat de komende jaren een
nog lager geboortencijfer te zien
zullen geven. „Het is niet onmo
gelijk." aldus de heer Tabah
van het Franse Nationale Insti
tuut voor Demografie. ,dat wij-
getuige zullen zijn van het ont
staan van een nieuw soort be
volkingsopbouw, die de neerslag
zal vormen van de industriële
of post-industriële maatschap
pij
De jongeren van tegenwoor
dig trouwen veel vroeger dan
die va n vorige generaties; ze
hebben eerder hun gezin vol
tooid en hebben over het alge
meen kleinere gezinnen dan in
het verleden.
De stijging van de levens
standaard bij de sociale mid
denklasse (vooral bij kantoor
personeel en allen die in de ter
tiaire (dienst verlenende) sector
werkzaam zijn), de invloed van
een bepaalde levenswijze (de
verstedelijking, auto's, vrije
tijd), de betere- mogelijkheden
tot geboortenbeperking. en
vooral de toename van het aan
tal werkende vrouwen, vormen
evenzoveel factoren die de da
ling van het geboortencijfer
verklaren.
Dit neo-malthusianisme heeft
i nenkele landen al economische
problemen geschapen die bij
zonder moeilijk op te lossen zijn
en ook andere landen zullen
hier niet voor gespaard blijven.
Veel werkgevers trekken al
buitenlandse arbeidskrachten
aan, teneinde het hoofd te kun
nen bieden aan het gebrek aan
personeel, in Frankrijk nam de
werkende bevolking tussen 1955
en 1966 toe met 770.100 eenhe
den. maar het aantal buiten
landse immigranten was maar
liefst 800.000.
De huidige verzekeringstarie
ven blijken nodig aan herzie
ning toe, wil men de ouder
domspensioenen op hetzelfde
peil houden en wil men voorko
men dat men, zoals in Fran
krijk al is gebeurd in het geval
van de kleine zelfstandigen, met
een chronisch financieel tekort
te kampen krijgt. Voor het vol
gend jaar weten we al. dat de
werkende bevolking minder zal
toenemen dan de niet-actieve
bevolking.
Hoe kan nu het demografi
sche en dientengevolge ook het
economische evenwicht bewaard
blijven Hoe kunnen we een
nieuw tekort aan arbeidskrach
ten en nieuwe verzekeringste
korten voorkomen? En welke
terugslag zal de vergrijzing van
de Europese bevolking hebben
op het politieke leven van deze
landen? Zullen we nog moeten
meemaken dat conservatisme en
fossilisatie de overhand zullen
krijgen?
Ruwweg kan men zeggen dat
er. afgezien van de huidige toe
stand. twee onderling volkomen
verschillende beleidslijnen mo
gelijk zijn. De eerste zou zijn 'e
erkennen, dat bevordering van
het gboortencijfer eenvoudig
niet haalbaar is. en dat men
zich niet tegen de natuurlijke
loop der dingen kan verzetten.
In dat geval dient de overheid
BIJLAGE VAN
HET KWARTET
J)e Rotterdammer
Nieuwe Haagse Courant
Nieuwe Leidse Courant
Dordts Dagblad
te trachten de relatieve stil
stand van de Europese bevol
kingsgroei te compenseren en
energieke pogingen te doen tot
verhoging van de produktiviteit
door steeds meer buitenlandse
arbeiders aan te trekken en
door de inkomens zwaarder te
belasten ten gunste van de
ouderdomsverzekeringen.
Een dergelijk beleid houdt in.
dat er voortdurend meer geld
geqnvesteerd zal moeten worden
in de huisvesting en de integra
tie van buitenlandse arbeiders
e nhun gezinnen. He! betekent
eveneens dat men zich de moei
te zal moeten getroosten om het
publiek zo op te voeden, dat de
ze buitenlanders op harmonieu
ze wijze in het maatschappelijk
geheel zullen wofden opgeno
men,wat op den duur alleen
maar heilzaam kan werken.
Een alternatief bele'd zou er
uit kunnen bestaan dat men het
geboortencijfer wel probeert te
slimuleren. maar op andere ma
nieren dan tot nu toe werd ge
daan. Het lijkt onmogelijk, on
logisch en onredelijk de vrouw
nog steeds aan haar huis ge
kluisterd te willen houden:
steeds meer vrouwen wHen een
baan Een nieuw bevn'Hnesbe-
leid zou dus in de eerde olaats
gericht moeten ziin on het ont
wikkelen van part-time werk
en maatschappelijke d^nstver-
lening (door middel van crèches
scholen, „rijdende cantines". en
dergelijke) die min of meer
dank zij gemeenschappelijke
vormen van wone nen leven
de vrouw in staat zouden stel--
len zowel produktief als repro-
dktief te zijn.
In de tweede maar inder
daad ook pas in de tweede
plaats zou het nodig zijn de
kinderbijslagregelingen aan te
vullen of op te trekken door een
zeer hoge geboortepremie te
verlenen bij de geboorte van de
eerste drie kinderen, want het
is even belangrijk de geboorte
van een eerste kind te stimule
ren in kinderloze gezinnen als
van een tweede of derde kind
in gezinnen die aarzelend te
genover gezinsuitbreidmg staan.
Bovendien zou men meer kin
derbijslag moeten verlenen om
de gezinsinkomens op te trek
ken tot het peil van de inko
mens van de ongehuwden
Het is misschien nog niet al
gemeen genoeg bekend, dat d-
1 evensstandaard van het gezin
van een ongeschoolde arbeider
met drie kinderen ongeveer
eenderde is van die van een
kinderloos gezin. In oktober
1969 was de verhouding van de
levensstandaard van het eerst»
vergeleken bij het laatste in
Duitsland en Zweden 33 pet, in
Polen 34 pet, in Belgi en
Groot-Brittanni 39 pet. en in
Frankrijk 40 pet. Willen we de
huidige stagnatie en inertie,
waardoor Europa tenslotte in
politiek en economisch opzicht
.achter zou raken bij de andere
ontwikkelde gebieden en de
Derde Wereld, doorbreken, dan
celijk zijn het alternatief dat.
zal ons werelddee lsnel een ver
antwoorde keuze moeten ma
ken
Het zal waarschijn! jk nood
zakelijk zijn het alte-na'«'ef dat
men uiteindelijk kiest aan te
vullen met bepaalde maatrege
len om ofwel meer buitenlandse
arbeidskrachten aan !e trekken
ofwel het geboortenci'fer te sti
muleren. Vast staat echter, dat
men hetzij aan het «ne hetzii
aan het andere prioriteit zal
moeten geven.