V Medicijnen kunnen fataal zijn NIEUW NEDERLANDS PROZA En al doet Godfried Bomans nog zo gek... door e. n. boden door a. j. klei ZATERDAG 4 DECEMBER 1971 Dank zij geneesmiddelen worden dagelijks levens gered en pijnen verlicht. Misbruik van sterk werkende middelen kan echter rampzalige gevolgen heb ben. Elke dag opnieuw komen vele kinderen in ziekenhuizen terecht na het eten van moeders bloedarmoedepillen of vaders hoofdpijntabletten, die „toe vallig" ergens in huis waren blijven liggen. Er zijn er bij die het niet overleven. De Raad van Europa is één van de organisaties die bijdragen tot de instand houding van het noodzakelijke evenwicht, zodat geneesmiddelen de mens werkelijk tot heil kunnen zijn. hoofdredacteur van „Pharmaceutical Journal" (Londen) Waarom kunnen we geen genees middel krijgen zonder eerst een dok ter of een apotheker te hebben ge raadpleegd? Het antwoord op deze vraag ligt voor de hand: Naast het gevaar van verslaving bestaat bij veel geneesmiddelen de kans op on aangename bijwerkingen wanneer men tegelijkertijd andere medicijnen inneemt. Sommige middelen kunnen zelfs fataal werken indien tijdens de kuur bepaalde soorten voedsel wor den gebruikt. Er zijn gevallen be kend van patiënten die een bepaald type geneesmiddel, dat werd voorge schreven ter verlichting van depres sieve toestanden, innamen en na het eten van kaas overleden. De ontwikkeling van doeltreffende medicijnen dient dus wel hand in hand te gaan met een degelijke con trole van de wijze waarop ze worden vervaardigd en aan het publiek ver strekt. Dit gecombineerde proces betere geneesmiddelen en doeltreffender controle is in feite al vele eeuwen aan de gang. In Europa bepaalde Frederik II van Hohenstaufen al in 1240, dat artsen niet zelf geneesmid delen mochten bereiden. Dit moest door apothekers worden gedaan, en in overeenstemming met bepaalde voorschriften. Deze waren neergelegd in een in het Latijn geschreven boekwerk van de hand van een zeke re Nicolaus van Salerno. Tegenwoordig heeft elk land zijn officieel voorschriftenboek voor het vervaardigen van medicijnen, waarin de normen voor zuiverheid en werk zaamheid worden beschreven. Sinds een paar jaar echter houdt een inter nationaal forum van deskundigen zich bezig met de samenstelling van een boek, waarin normen worden vastgesteld die zullen gelden voor geheel Europa. Deze deskundigen worden bijeengebracht door de Raad van Europa met het doel een Euro pese Pharmacopee voor te bereiden. Deze pharmacopee zoals men een boek dat geneesmiddelen beschrijft gewoonlijk noemt zal normen voor de samenstelling van genees middelen bevatten die in alle zeven tien bij de Raad van Europa verte genwoordigde landen van kracht zul len zijn. Normen zijn essentieel Algemeen erkende normen zijn es sentieel, als men wil dat de fabrikant produkten vervaardigt die in staal zijn aan officieel vereiste tests te voldoen, alvorens ze aan het publiek mogen worden verkocht. De genees middelenfabrikant is immers belast met een zware verantwoordelijkheid. Het moderne geneesmiddel is het eindprodukt van een complexe reeks processen en in elk stadium van de fabricage moet de samenstelling van het medicijn geanalyseerd en ge toetst worden. Vervolgens moet het geneesmiddel in een vorm worden gegoten waarin het gemakkelijk aan een patiënt kan worden toegediend, hetzij in vloeibare hetzij in tablet- vorm, ofwel als injectiestof. Vaak is de hoeveelheid die voor een bepaalde dosis vereist is micro scopisch klein, maar toch kan het no dig zijn deze te verwerken tot een tablet dat. ofschoon zelf ook klein, toch vele honderden keren groter is dan de hoeveelheid medicijn die het bevat. Daarom wordt het middel ver dund met andere stoffen die che misch inert zijn. Dit alles moet ech ter zo nauwkeurig in zijn werk gaan. dat de hoeveelheid geneesmiddel in elk individueel tablet niet belangrijk van de andere verschilt. Zo zou bij voorbeeld een vrouw die een oraal Historische romans geven de in druk, dichter bij wat werkelijk ge beurd is te staan dan die welke in het heden spelen. Zij geven name lijk altijd blijk van speurwerk, ter wijl romans die in het heden spe len, geheel uit fantasie schijnen te zijn voortgekomen. De tegenstelling is echter slechts schijn. De roman die in het heden speelt, is net zo gebonden aan ge geven omstandigheden als de his torische. Het verschil ligt hierin, dat hedendaagse omstandigheden door de lezer gekend worden en histo rische omstandigheden grotendeels niet bekend worden. Zij worden geopenbaard door de schrijver. Historisch Helma Wolf-Catz heeft een histori sche roman geschreven: „De vrijheid s een nachtegaal in zilvergrijs", raarin zij blijk geeft van veel leurwerk; het boek speelt in het flisabethaanse Engeland en vlak aarna. Toch geeft het niet de in- ffuk, dicht bij de historische werke lijkheid te staan. Ik bedoel dat niet in afkeurende zin, integendeel zelfs. Hoe bont en vreemd het beeld moge zijn dat zij van het Engeland van die itijd schildert, de personen die erin voorkomen, zijn zo levensecht gete kend, dat zij niets meer hebben van .historische" personen. Ze zijn beli chaming van dromen en verlangens die uit het heden kunnen stammen. Helma Wolf-Catz is een schrijfster van grote begaafdheid; zij heeft een markante, zeer persoonlijke stijl, een groot beeldend vermogen paapt zij aan een mystieke benadering van het leven. Bij haar is het leven even boeiend als geheimzinnig; de mens is bij haar een deel van het grote mys terie dat leven heet. Zij heeft veel geschreven; „De vrijheid is een nachtegaal in zilver grijs" draagt echter geen enkel teken van vermoeidheid. Het is een roman van grote allure. De hoofdfiguur, een naar Engeland uitgeweken Vlaming, is een beeldsnijder, die in het Lon den van die tijd een zeer redelijk bestaan leidt. Het opgeroepen beeld van het leven in die tijd verschrikt en verrukt, ook hem die iets van het Elisabethaanse Engeland afweet. On gemeen kleurig en boeiend is dat beeld. Maar de lezer herkent zichzelf in de hoofdfiguren, hoezeer omstan digheden hem ook vreemd zijn. Daarom zou ik het toch geen „histo rische" roman willen noemen. Er zijn twee vertellers: de hoofdfi guur en zijn zoon. Het rassenvraag stuk speelt een grote rol, ja, de hoofdrol. De vader raakt op door hem niet gewilde wijze in het bezit van een in Londen aangevoerde en aldaar ver kochte neger; hij behandelt hem heel menselijk, doch haat hem tevens vanwege de omstandigheden waar door hij in het bezit van de neger gekomen is .Hij doodt hem per onge luk; later wordt een klein negerkind je bij de werkplaats bezorgd, een meisje. Het is waarschijnlijk een meisje, dat door de negerslaaf ver wekt is bij een vriendin van de beeldsnijder. Het meisje wordt lief derijk opgenomen in het gezin en huwt later de zoon van de beeldsnij der. Die zoon vertelt het tweede deel van de roman. Die zoon krijgt kinde ren die allen zwart zijn. Als dan een van die kinderen aan zijn vader vraagt, of hij als hij groot is, ook een halsband zal moeten dra gen zoals andere negers, zegt de va der: „Als de nachtegaal nog veel zo mers gezongen heeft, zullen zulke kwellingen wel voorbij zijn". En als de jongen dan vraagt'.„Hoeveel zo mers" beseft de vader ontmoedigd dat hij dat niet weet. Het motief van de nachtegaal speelt door het hele boek heen. De vogel verbeeldt de hunkering van de beeldsnijder en latere zilversmid naar vrijheid en zorgeloosheid. Een ingewikkeld verhaal heeft Helma Wolf-Catz geschreven maar naarmate het vordert, wordt haar bedoeling duidelijk: het gestalte ge- ven aan de verwarring waaraan een mensenhart bloot staat als het in dis harmonie leeft met zijn omgeving, hoeveel goeds en schoons die omge ving het moge bieden. Het ongewoon boeiende decor, de levensechtheid van de figuren en de waarde van de boodschap maken „De vrijheid is een nachtegaal in zilver grijs" tot een belangrijke roman. Vlijmscherp Het lezen van „De Ondergang van Makarov" heeft mij een wonderlijke vreugde geschonken. Het is een ver zameling van vijf korte verhalen, al le vertellend van een ondergang. Hoe kan dat een vreugde zijn? Wel om dat ze alle goed geschreven zijn en omdat ze alle getuigen van een vol strekt eerlijke benadering van het menselijk bestaan. Ik ben blij met eerlijkheid en ik ben blij met eerlijk schrijven. Meer kan ik er niet over schrijven. Dat de visie van de schrijfster de juiste zou zijn, kan ik niet beweren. Of liever, ze is de mijne niet. Gelet op de foto die op de achterkant van het boek is afgedrukt, is Helga Ruebsamen een heel charmant, jong meisje. Ze kijkt zelfs guitig naar de lezer. Hoe ze aan een zo duistere kijk op het leven komt, weet ik niet. Er varing? Inzicht? Hoe dan ook, haar verhalen over tuigen, hoe bizar ze mogen zijn. Het leven is inderdaad een gedurig sterven, een vechten tegen verval, een bij voorbaat verloren slag, voor zover hier van „baat" gesproken mag worden. Vlijmscherp is haar visie op de mens. Erbarmelijk is die mens, van waarachtige liefde verstoken, een met rede begaafd, gedegenereerd dier, ijdel, egoïstisch, betreurens waardig, afschuwwekkend. Haar visie is de mijne niet; ik ont dek in de mens nog andere dingen. Maar niet kan ontkend worden, dat het bestaan alleszins aanleiding geeft tot het komen van haar kijk op de mens. Haar verhalen zijn verrassend, knap geschreven en ontdekkend. IJdele Wolkers Niet minder ontdekkend was voor mij: „Werkkleding" van Jan Wol kers. Hij heeft gemeend, een boek te moeten uitgeven over zichzelf. Zozeer overtuigd van zijn eigen belangrijk heid, heeft hij een groot aantal foto's verzameld, die hij nu gebundeld het licht doet zien om de lezers (en kij kers) te laten zien hoe het licht van Nederland wel tot nu toe bestaan heeft, geschreven heeft en bemind. Hij is zeker bang dat zijn biografen na zijn dood niet voldoende mate riaal zullen hebben en daarom helpt hij hen alvast een handje. Jan Wolkers is in allerlei „standen bij allerlei gelegenheden te zien. Wat een ijdel manneke. Oude schoolrap porten, vriendjes, vriendinnetjes, uit treksels van artikelen, afbeeldingen van zijn werken op het gebied van de beeldende kunst, afbeeldingen van door hem geschreven brieven, alles is verzameld, echter niet dusda nig, dat biografen niets meer uit te zoeken zouden hebben. Er zijn belangrijke lacunes. Goed, er moet iets uit te zoeken blijven. De grootste ijdelheid vindt men bij de naaktportretten van zijn liefjes. Hij vertelt in het boek, dat nadat zijn vrouw hem verlaten had, hij zich woest en wanhopig stortte in allerlei avontuur. Hij sliep met vrouwen en werkte ze dan haastig de deur uit na een glas drank (pagina 106Maar hij nam wel eerst even een foto (voor de sensatie en de toekomstige biograaf) van de meisjes. Verder paradeert hij als de man die dieren liefheeft, zich geëngageerd voelt op politiek-maat- schappelijk gebied en zo geweldig aangevallen, miskend, onbegrepen en glorieus is. Wolkers heeft enkele heel goede boeken geschreven; ik noem er twee: „Een roos van vlees" en „Turks fruit". Hoe een zo bewogen en be gaafd mens tot zulk een miserabele ijdelheid gekomen is als blijkt uit het samenstellen van dit boek, be grijp ik niet. Ik heb van het werkje een vieze smaak in mijn mond ge kregen. Wie zijn eigen biograaf wil zijn, is of héél deemoedig of heel klein. Ik houd het bij Wolkers op het laatste, ook al heeft hij een paar goede boeken geschreven. 4 Niet zwaarwichtig Veel genoegen heb ik beleefd bij het lezen van „Céleste, het meisje van Proust", geschreven door Ben van der Velden. Dit jaar is het honderd jaar gele den, dat Proust geboren werd. Ter gelegenheid daarvan is in het tijd schrift „Maatstaf" het werkje ver schenen, dat hier als zelfstandige uit gave wordt aangekondigd. Céleste was de dienstbode van Proust. Zij was daarenboven veel meer. Zij was zijn vertrouweling; als geen ander heeft zij hem bijgestaan in zijn strijd om te komen tot de voleinding van zijn levenswerk: het schrijven van „A la recherche du temps perdu". Zij, een getrouwde, helemaal burger lijk-Franse vrouw, zonder veel ont wikkeling, heeft Proust geadoreerd op een kalme manier, is hem tot een hand en een voet geweest wat het leven van alledag betreft. Samen met haar man heeft zij Proust van 1913 af gediend. Zij is de Frangoise (al thans ten dele) uit „De verloren tijd". Ben van der Velden, een Proust- kenner en bewonderaar van de grote Franse meester, heeft tezamen met zijn vriend Jean Plumyène een boek je geschreven over een boek dat nooit geschreven is; zij hadden het plan, Céleste te laten vertellen over Proust en dat boek dan in Nederland uit te geven. Het zou een uniek boek worden. Céleste Albaret had aanvan kelijk haar medewerking toegezegd. Er kwam telkens iets tussen. Ten slotte wilde Céleste niet meer. Ben van der Velden vertelt nu op geesti ge, luchtige, spotzieke wijze over die Helga Ruebsamen mislukking. Het is een heerlijke bele venis, dit boekje te lezen. Het is zo licht, zo ontdaan van zwaarwichtig heid. Het is zo verduveld goed ge schreven, zo onderhoudend. Er zit ook veel humor in. Maar het boekje is beslist meer. het laat.behalve dat het de misluk king beschrijft van het pogen om een opzienbarend boek te schrijven, ook Proust zien. Tussen de regels door. En het laat vooral Céleste zien. Wie dit ogenschijnlijk zo luchtige boekje gelezen heeft, kent haar in haar be perktheid en haar grootheid, een grootheid die uitkomt in haar adora tie voor iemand, wiens grootheid zij vermoed, ja geweten heeft, zonder dat zij die heeft kunnen peilen. Een kostelijk boekje, dat niemand die Proust waardeert, ongelezen kan laten. Helma Wolf-Catz: „De vrijheid ls een nachtegaal In zilvergrijs". BIJ „Contact" te Amsterdam, 154 blz„ 12,90. Helga Ruebsamen: „De ondergang van Makarov". Bij Querido te Amsterdam, 148 blz„ 12,50. Jan Wolkers: „Werkkleding". BIJ Else vier te Amsterdam en Brussel, 254 blz.. 14,90. Ben van der Velden: „Céleste, het meis je van Proust. BU „De Arbeiderspers", 78 blz., 1 6,50. anticonceptiemiddel gebruikt, onver wacht zwanger kunnen worden, als haar pillen een te geringe dosis zou den bevatten. Is de dosering daaren tegen juist te groot, dan kunnen on aangename fysieke symptomen op treden. Sterk werkende geneesmiddelen leiden tot strenge controlemaatrege len van de kant van de overheid. Men dient onafgebroken te zoeken naar steeds nauwkeuriger middelen voor het vaststellen van zuiverheid en sterkte, zodat de verantwoordelij ke overheidsinstanties de zekerheid hebben dat een nieuw geneesmiddel veilig op de markt kan worden ge bracht Daarom werken fabrikanten en vertegenwoordigers van de overheid tegenwoordig in nauw overleg met elkaar samen om te komen tot doel treffende methodes voor kwaliteits controle die universeel aanvaard zullen worden. Ook hier levert de Raad van Europa een actieve bijdra ge door richtlijnen aan zijn leden- staten te verschaffen. Een tweevoudige vei I igheidsmaatregel De vervaardiging van een genees middel is echter nog maar de eerste stap. Vele medicijnen zijn, zoals onze samenleving tot haar schade heeft bemerkt, in aanleg verslavend. An dere, zoals antibiotica, kunnen hun geneeskrachtige werking bij ernstige ziektes verliezen als ze te vaak voor onbetekenende kwalen worden toege past. Om die reden zijn de meeste sterk werkende geneesmiddelen al leen bij de apotheker verkrijgbaar en dan nog op dokters recept. Deze tweevoudige veiligheidsmaatregel zorgt ervoor dat de patiënt het ge neesmiddel krijgt dat hij nodig "neeft, terwijl hij tegelijkertijd advies ont vangt hoe hij het dient te gebruiken. Natuurlijk zijn niet alle genees middelen op deze manier aan beper kingen onderhevig. Het publiek kan veel geneeskrachtige middelen zelf kopen en veelal wordt het hiertoe aangezet door de reclame. Helaas zijn zelfs'zogenaamd onschuldige ge neesmiddelen alleen dan onschuldig als er op de juiste manier mee wordt omgegaan, en reclamestunts, bedoeld om de mensen op te jagen om medi cijnen te kopen die ze eigenlijk niet nodig hebben, dienen dan ook te worden tegengegaan. Vroeger zag men overal advertenties waarin zgn. feilloos werkende „wondermiddelen" werden aangeprezen en zelfs in deze tijd laat dit soort methoden zich moeilijk uitroeien. Vrijwel overal echter wordt de ge neesmiddelenreclame onder streng toezicht gehouden. De Raad van Europa heeft richtlijnen voor het ad verteren van geneesmiddelen uitge geven waardoor mogelijk misbruik tot een minimum zal worden terug gebracht. Daarnaast blijft het voortdurend noodzakelijk ons voor ogen te hou den dat alle medicijnen zelfs de schijnbaar onschuldige met eerbied behandeld dienen te worden. Elke dag weer komen vele kinderen in ziekenhuizen terecht na het eten van moeders bloedarmoedepillen of va ders hoofdpijntabletten, die „toeval lig" ergens in huis waren blijven lig gen. En er zijn er bij die het niet overleven. Al dergelijke bij het probleem in kwestie betrokken factoren dient men in aanmerking te nemen, wan neer men richtlijnen voor een doel treffende controle op de kwaliteit en verkrijgbaarheid van geneesmiddelen aan fabrikanten en regeringen geeft. Deze laatsten moeten het evenwicht trachten te vinden tussen de nood zaak misbruik te voorkomen en de verkrijgbaarheid vun geneesmiddelen te waarborgen op het moment dat we ze nodig hebben. Godfried Bomans vindt dat de VVD-er Hans Wiegel „van uit de verte enigszins op Pie- fer van Vollenhoven lijkt, maar van dichtbij weer meevalt". Hij heeft dit ooit in Elsevier geschreven en nu staat het in een boekje (want alles wat Godfried Bomans schrijft, komt vroeg of laat in een boekje). Bomans vindt ook dat „de be tekenis van het koningschap hierin gelegen is, dat de dra ger ervan bepaalde dingen niet begrijpt en daar ook geen enkele poging toe doet". Dit staat in hetzelfde boekje, welks titel "De man met de witte das" is en dat onder de slogan "Een nieuwe Bomans!" voor 7,90 door Elsevier, Am sterdam aan de man gebracht wordt. De Savornin Lohman moet eens meesmuilend over Abraham Kuyper gezegd hebben dat diens navolgers hem nooit loslaten, „al doet hij nog zo gek". Iets dergelijks heb je met Godfried Bomans. Hij kan dingen schrijven die, als ze in Vrije Gelui den of Vrij Nederland stonden, een schare ingezonden-stukken-schrij- vers op de been zouden brengen: die linkse troep in Hilversum en dat rooie rotblad... Maar als God fried himself zijn grapjes maakt over de koninklijke familie en wie daaraan vastzitten, bergen de men sen hun verontwaardiging en hun pen prompt op en ze roepen waar derend: haha, die Bomans, wat is- t-ie weer goedl We weten allen dat gereformeerden niet gauw iets over hun kant laten gaan, maar Bomans kan ongestraft voor de te levisie de knulligste dingen over hen beweren. Geeft niks, en ze schrijven naar de NCRV of meneer Bomans misschien nog meer en nog vromere mensen kan Intervie wen. Met het bovenstaande bedoel ik Bomans te prijzen, en ik heb nei ging dat wat luidkeels te doen om dat wij in ons land de onhebbelijke gewoonte hebben iemand, die een brede schare bewonderaars heeft, argwanend te bekijken. Ik geloof overigens niet dat Bomans zich daar bar veel van aantrekt. Of nu alles wat in „De man met de witte das" te vinden is, grote roem ver dient, is een tweede. Het gaat hier om de verhalen die Bomans schreef over verkiezingsvergade ringen; in- en uitgeluid door herin neringen aan zijn vader, de politi cus met de witte das. De epiloog over de man met de zwarte das is in zijn beknoptheid indringend en ook indrukwekkend. Mooi is, en nu zijn wij weer bij de witte das, het relaas over luitenant Bomans, wiens aan zijn koppelriem bevestigde koker geen kijker maar kwattarepen bevatte, een feit waar voor koningin Wilhelmina die de manschappen aan de vriend'lijk bruisende Noordzee kwam inspec teren (we zijn in de eerste wereld oorlog) volstrekt geen begrip bleek te hebben. En dan komt de al geci teerde opmerking over de beteke nis van het koningschap. Wat de verslaggeving van de verkiezings bijeenkomsten betreft, de beschrij ving van de CHU in Assen is wel de beste. Eigenlijk zijn de andere beduidend minder (maar nimmer vervelend en dat is al heel wat) en kom je glossen tegen die de auteur gevaarlijk dicht bij borreltafelpraat brengen, zo van: Kijk es. ik heb wel niet veel verstand van politiek, maarre... Uit dat verhaal over de CHU neem ik dit fragment: „Ik heb nog verzuimd te berich ten, dat de voorzitter van de ka merkring Assen van de CHU de bijeenkomst opende met vier ver zen uit psalm 78, die hij zeer dui delijk, innig en met grote devotie naar voren bracht. Het sluiten van de avond, twee uur later, liet hij echter aan de lijsttrekker over en die deed dit met een gebed, dat hij kennelijk ter plaatse bedacht. Ik vind dit bij protestanten altijd weer boeiend om mee te maken. Men heeft elkaar een behoorlijke tijd om de oren geslagen en opeens wordt het doodstil in zo'n zaal. Iemand staat op en knijpt om te beginnen de ogen heel stijf dicht. Dit betekent, dat hij zich volkomen gaat distantiëren van wat er zojuist gebeurd is en dat we nu in een totaal andere orde belanden. Mooi is dat. Maar het is ook een waagstukje. Want wat gebeurt hier eigenlijk? De voorganger in het gebed kan een winkelier zijn, een postbode of een kroegbaas. Laten we het laat ste eens veronderstellen. Zo'n ca féhouder, die de aanwezigen alle maal kennen en wellicht in zijn meest broze verschijningsvormen hebben meegemaakt, treedt plotse ling In regelrechte communicatie met het Opperwezen. Hij doet dit in zelf gekozen bewoordingen en in het openbaar. Niet mis. Dat is iets heel anders dan wat bij katho lieken gebeurt of liever gebeurde, want daar werd dit onderdeel door een speciaal daarvoor aanwezige priester afgewikkeld. Het verschil zit hierin, dat de priester vaste ge beden te zijner beschikking heeft, terwijl de protestante leek werke lijk improviseert. Misschien is dit ook de reden waarom hij zijn ogen zo krampachtig sluit, hij moet 'het toch allemaal ter plaatse bedenken en aan de andere kant van de lijn staal geen geringe Luisteraar. Wat mij ook opviel is de wij- vorm. Slechts uiterst zelden zul je een protestant het 'ik' horen hante ren, hij staat daar als lid van een gemeente. En een derde verschil is het plotseling, als het ware met een ruk, openen van de ogen als het afgelopen is en het zonder overgang weer helemaal gewoon gaan doen. Een priester ontwaakt langzaam uit het gebed en toeft nog een wijle in den Heer. Een protestant is opeens klaar wakker en kan, onmiddellijk na het solda teske amèn, een sigaar opsteken en zich voor andere dialogen dis ponibel stellen". Dr. C. Rijnsdorp merkte onlangs in deze krant op dat er de laatste tijd minder in het publiek gebeden wordt. In het genre vergaderingen dat ik ten gerieve van dit blad be zoek. merk ik daar weinig van. Ik merk wél de nadelen van „het alle maal ter plaatse bedenken". Iedere kerkganger weet grapjes te vertel len van dominees die aankondigin gen van collecten in hun gebed stoppen: zegen ook de rondgang voor dit en de offerbussen bij de uitgang voor dat. Zelf vergeet ik nooit een logeerpartij vanwege een kerkdienst, waarin de dominee voortvarend de tale Kanaöns ge bruikend, zijn „grote gebed" begon met de opgewekte vaststelling dat God weer Zijn vriend'lijk zonlicht op aarde deed neerdalen... en dat terwijl de regen tegen de ruiten kletterde. De voorganger kreeg het opeens in de gaten. Geen nood, heel virtuoos maakte hij z'n draai O, wij weten wel dat op het ogen blik het zonlicht door wolken Is verduisterd maar wij weten ook dat Gij machtig zljt die wolken weer weg te nemen! Nog zeer onlangs maakte ik een hervormde bijeenkomst mee. waar in gebeden werd voor de zieke synodepraeses dominee Van Zan ten (die Inmiddels is opgevolgd door dominee Jörg) onder medede ling van de ziekte die de praeses getroffen had. Direct na het amen zei de voorzitter argeloos tot de vergadering: zoals u zojuist heeft kunnen vernemen is onze synode praeses... enz. Toen ter gereformeerde synode gesproken was over de nieuwe ge zangenbundel, las de tafelvoorzitter bij de maaltijd een mooi gebed- voor-het-eten uit het liederenboek voor. Hij was klaar, Ik graaide al naar mijn soeplepel... maar er kwam nog een „gewoon" gebed overheen. Telde dat eerste dan niet? Er zijn discussies over het ge bed: heeft bidden nog wel zin? Wat wil ik dan met m'n huiselijke anecdotes? Dit: zeggen dat Je er altijd voor dient te zorgen dat je gebed geloofwaardig Is. En dat boekje van Bomans is natuurlijk een aardig sinterklaasca deautje.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 11