EEN REVOLUTIE
Stan Kenton verdient meer erkenning
Drie verspieders
draaien om Mars
Radar in auto
in kunst van de
;au.
ZATERDAG 30 OKTOBER 1971
\R
)ge Renaisance en Maniërisme(door Eugenio Battisti, uit de serie Kunst
Iuropa, Elsevier Nederland N.V., 39,-) is echt geen titel waardoor ie-
die zomaar gewoon ivat geïnteresseerd is in de kunstenthousiast aan het le-
il slaan. Toch is juist dit weer zo'n boek. dat werkelijk niet alleen is geschre-
tTr: diepgravende insiders, evenmin trouwens als vele andere delen uit deze
effelijke reeks.
ervaring en door navraag weet ik, dal dergelijke boeken in hoofdzaak voor
istraties gekocht worden. Het ivordt de „kijker" ook erg gemakkelijk gemaakt:
ke roduktie staat een duidelijke verwijzing naar de pagina, waar dat
irTs 'erï/' beeld, gebouw of welk voorwerp dan ook ter sprake komt en verder
de er in de marge bij de tekst aangegeven ivaar de plaat, waarover het gaat, te
Dit soort kunstboeken wordt
over het algemeen nogal wat
„brokkelig" gelezen. En dan mis
je, zeker in dit geval, veel. 't Is
namelijk vaak zo, dat juist de
mensen die zich nadrukkelijk
(of helemaal alleen) voor de
kunst van het verleden interes
seren, maar weinig aandacht
(over) hebben voor wat er van
daag de dag aan de hand is.
Toén immers waren er nog
échte, nog werkelijk grote
schilders, die geweldige kunst
werken wrochten, werken
waaraan men nu nog steeds in
rijen voorbijtrekt. Leonardo da
Vinci, Michelangelo Buonarroti,
Titiaan, Rafaël om er maar eens
een paar te noemen. Aan de
hand van hun nagelaten werken
is men dan ook al gauw geneigd
dergelijke kunstenaars als een
soort half-goden te zien. die ver
boven het grauw-menselijke ge
woel op hun artistieke Olympus
troonden.
En dan begint zo'n boek met
een hoofdstuk, waarin vooral
gesproken wordt over de „re
volutie" in de kunst van de zes
tiende eeuw. Dan lees je van
stromingen, die volkomen te
genover elkaar stonden. Van
kunstenaars, die het zochten in
evenwichtige verhoudingen, or
de en regelmaat, van een kunst,
die van helden sprak, van go
den, van ideale lichamelijke
schoonheid en zich baseerde op
de antieke wereld, die men zag
als een paradijs op aarde. En
van kunstenaars, wier ideeën
van schoonheid uitgingen van
de gevoelens die in hen leefden,
die oog hadden voor populaire
en natuurlijke elementen, die
juist met oude, vastgestelde re
gels braken.
Zo zijn er nog veel en veel
meer bekende geluiden, 'n Re
volutie in de kunst dus; werke
lijk begaafden, die moeilijk of
althans in eigen tijd hele
maal geen erkenning vonden. El
Greco, de Griek die naar Vene
tië kwam, kon daar geen werk
vinden en vertrok naar Spanje.
Breughels werken werden niet
tegenstaande hun, door de
kunstenaar theoretisch berede
neerde, grondslagen toch als on
fatsoenlijk ervaren (kwetsend
voor de heersende smaak). Cri
tici 'vergisten zich (ook toen)
vaak en: „telkens duikt er een
rage op voor nieuwe richtingen,
jaagt men een vluchtige mode
na..."
Uiterlijk leek de verhouding
tussen de kunstenaars en hun
opdrachtgevers ideaal. Daarover
zijn talloze anekdoten in om
loop: de grote keizer Karei V, in
wiens rijk de zon nooit onder
ging, zou zich verwaardigd heb
ben om het penseel van Titiaan
op te rapen, Leonardo da Vinei
zou gestorven zijn in de armen
van koning Frans I, kunste
naars kregen titels en verdien
den paleizen.
Maar evenzogoed was er ook
toen sprake van een fel kun
stenaarsprotest, omdat men on
der de idee gebukt ging, alleen
maar te worden gebruikt om
het milieu van de groten der
aarde luister bij te zetten. Ze
eisten ook toen meer persoonlij
ke vrijheid en wilden steun
voor alle kunst en niet alleen
voor de soort die in de persoon
lijke estetische behoeften van
die opdrachtgevers voorzag.
Benvenuto Cellini, beroemd
beeldhouwer en goudsmid, ver
telt in zijn auto-biografie hoe
koning Frans I tegen hem uit
voer: „Er is één belangrijk ding,
Benvenuto, dat jullie kunste
naars, hoeveel talent je ook
hebt, altijd moet bedenken. Met
al je grote gaven kun je op
eigen kracht niets bereiken. Je
kunt je talenten alleen tonen
door de kansen die wij je bie
den..."
Hoe onplezierig ook, het was
gewoon zo en de kunstenaars
dienden daar nadrukkelijk re
kening mee te houden. En dat
deden ze dan ook. Telkens als
er een opdracht te vergeven
was, ontbrandde de strijd tus
sen de kunstenaars onderling:
dat varieerde van persoonlijke
aanvallen, laster en roddel,
vechtpartijen tot moordaansla
gen toe.
Strijd en ruzie, ook tussen de
gevestigde en de aankomende
generaties: een karton, dat Mi
chelangelo ontwierp voor een ta
pijt in het Palazzo della Signo-
rina te Florence, werd door jon
gere kunstenaars letterlijk
neergehaald, in stukken gesne
den én op straat gesmeten.
Michelangelo op zijn beurt
liet zich uitermate geringschat
tend uit over de grote vernieu
wers van een eeuw tevoren, de
Vlamingen, die hij alleen in
staat achtte bewondering en
geestdrift te wekken bij... on-
ontwikkelden.
Goede relaties waren ook toen
zeer belangrijk. Voor mensen,
die het op eigen kracht moesten
zien te bereiken, ging het alle
maal niet zo vlot. Michelangelo
bijvoorbeeld, die toch al op der
tienjarige leeftijd1 begon, kreeg
pas op zijn zevenentwintigste
volledige erkenning. Titiaan
kreeg zijn eerste opdracht in
Venetië toen hij destijds niet
meer zo jong 32 was. Maar
Rafaël werd een 17-18-jarige
„ontdekking" voor wie diens
vader, ook een schilder, tevoren
nogal wat reclame had gemaakt
door middel van bekende
schrijvers en geleerden.
En al was het een tijd, waar
in de kunsten en ook de
kunstnijverheid zeer hoog
werden aangeslagen een ge
volg van de modieuze spilzucht
van en luxe-competitie tussen
de vorstenhoven, andere rijken
en geestelijkheid en al woon
den sommige kunstenaars dan
ook in paleizen, hun toestand
bleef onzeker en gespannen.
Beeldhouwers bijvoorbeeld had
den zeer duur materiaal nodig
dat van ver moest worden aan
gevoerd en waren dus zo al af
hankelijk van voorschotten en
geregelde toelagen.
Als er een oorlog uitbrak, en
dat was aan de orde van de
dag, vergat men uiteraard het
eerst de kunstenaars. Met uit
zondering dan uiteraard van
een man als Leonardo, die nog
wel eens voor de dag wilde ko
men met een nieuw en inge
nieus stuk oorlogstuig... Zo
trachtten de kunstenaars door
geschenken de vorsten mild te
stemmen en rijp te maken voor
nieuwe opdrachten. En ze
maakten vooral van iedere gele-
genhéid gebruik om reusachtige
(status-)werken op te zetten, die
ze nooit zelfstandig zouden kun
nen uitvoeren, in de hoop dat ze
't koste wat 't koste, ermee door
zouden mogen gaan.
Als ik uit deze overigens zeer
veelzijdige studie wat al te een
zijdige facetten heb gekozen,
dan was dat omdat het zulke
treffende voorbeelden zijn van
het oude gezegde, dat wél de
tijden, maar niét de mensen
veranderen...
Luca Cambiaso: groep figuren (gewassen pentekening)
mjhristoph Jamnitzer: kopergravure uit Neuw grotessken Buch, 1610
de
c planeet Mercurius, één van de vijf planeten die reeds gekend
*4 vóór de uitvinding van de telescoop vertoeft altijd in de na-
d van de zon en is daardoor slechts -zelden goed zichtbaar.
I ook tijdens de maand november niet waarneembaar zijn.
in november zichtbaar aan de avondhemel. Omdat haar
slechts een kleine hoek maakt met de horizon gaat ze niet
later dan dq zon onder. Om Venus waar te nemen zal men
en>?ta zonsondergang naar het zuidwesten kijken. Het heldere
stvhlicht laag boven de horizon is dan de gezochte planeet.
,rs is "s avonds zichtbaar in het zuiden. Deze rode planeet
fdt zich in het sterrenbeeld Waterman.
i er niets mislooptkomen in november drie ruimtevaar-
V in de nabijheid van Mars; twee Russische en één Ameri-
se, met name Mariner 9. De Mariner 9 zal Mars bereiken op
luember. De planeet bevindt zich dan op 121 miljoen km van
lrde en na de voorziene 90 dagen om Mars te hebben gewen-
zullen 240 miljoen km de aarde van Mars scheiden. Eén om-
\eling van deze satelliet zal ongeveer twaalf uur in beslag ne-
t dit gedetailleerd onderzoek beogen de Amerikanen de no-
gegevens te verzamelen die van vitaal belang zijn voor het
3 van de Viking 19 75 Marslander.
1st het fotograferen van een groot deel van het Marsopper-
zullen ook temperatuurmetingen en metingen over de sa-
telling van atmosfeer, druk, zwaartekracht,worden uitge-
Men hoopt eveneens op opheldering over de geschiktheid
Mars als woonplaats voor leven. Natuurlijk is vanaf de aarde
[al deze activiteiten rond Mars niets te zien, zelfs niet met
telescopen maar ook zonder het te zien, verwekt het mee-
en van deze eerste orbitale missie rond een andere planeet
wajeen misschien wat vreemd gevoel.
eft'»iter is in november practisch niet meer waarneembaar. Deze
eet bevindt zich reeds dicht bij de zon. Bij gunstige omstan~
jeden, en bij gebruik van een verrekijker kan Jupiter worden
ijf jspoord op 14 november in de nabijheid van Venus. De hel-
3Afe planeet van dit tweetal is Venus.
kaniturnus staat op 25 november in oppositie met de zon, hetgeen
t w(eggen, dat op dat ogenblik de aarde tussen de zon en Satur-
n 2(Staat. We zien aan de hemel Saturnus precies tegenover da
jstaan. Saturnus is dan heel de nacht te zien in de Stier;
"onds in het oosten, rond middernacht in het zuiden en 's mor-
'UN in het westen. Óp 4 november om 16 uur is de maan in
détnetie (samenstand) met Saturnus. Op 20 november bevindt
naan zich 's avonds "links" van Venus. Op 25 november staat
idlve maan in de nabijheid van Mars.
Tioet men ze boven het hoofd houden en het noorden (N) laten
'ellen mét de noordelijke horizon. De stand van de hemel Is die op 15 novem-
Voor vroegere tijdstippen de kaart draaien in de richting van de wijzers
e klok, voor latere tijdstippen in tegenovergestelde richting. De plaats van de
is voor enkele tijdstippen aangegeven. De getallen duiden de dag van de maand
Ook de posities van Mares (M) en van Saturnus (S) zijn aangegeven. De stip-
n die door de Zwaan gaat duidt de hartlijn van de melkweg aan. De andere ge-
"Jn Is de ecliptica (dierenriem of Zodiak). De zon, de maan en de belang-
e planeten bevinden zich steeds In de nabijheid van deze lijn.
Het vliegverkeer heeft zo'n belangrijke
plaats ingenomen in de westerse samen
leving dat vertragingen of erger nog: het
uitstellen van vluchten als gevolg van zeer
dichte mist, vaak tot omvangrijke storin
gen leidt in het personen- en vracht
verkeer. Vooral in de wintermaanden is
slecht zicht een frequent voorkomend
natuurverschijnsel in West-Europa en de
oostkust van Noord-Amerika, waar juist
de meeste vliegbewegingen voorkomen.
Ofschoon de navigatiehulpmiddelen in
de machines dusdanig geperfectioneerd
zijn, dat een automatische landing moge
hulp kunnen bieden, zonder dat er kans
bestaat op aanrijding met wTakstukken
of overlevenden.
Er is nu een hulpmiddel ontwikkeld dat
goede vooruitzichten biedt om het vlieg
verkeer in dichte mist toch door te laten
gaan. Dat meent de heer K. L. Fuller,
onder wiens leiding door Philips een
korteafstandsradar is ontwikkeld, geschikt
om in een auto te monteren (Philips tech
nisch tijdschrift, jaargang 32, 1971, no. 2).
Deze „airfield vehicle obstacle indication
device", kortweg AVOID, heeft een schei-
Het uitzicht op een parkeerterrein (boven) en het beeld daarvan op het radar
scherm in de auto (onder). Voor het scherm is een doorzichtige plaat aangebracht met
daarop een afstandsschaal en twee gebogen lijnen die de grenzen aangeven van d,e
vöor de auto nodige vrije doorgang.
l(jk is, schiet men er weinig mee op als
de gronddienst van het vliegveld niet in
staat is de toestellen naar het platform te
begeleiden. De „follow me"-auto, die nor
maal dit werk doet. heeft bij dichte mist
ook niet voldoende zicht om zo'n luchtreus
veilig te kunnen leiden.
De route kan wel gemarkeerd worden
met behulp van signalen op kabels die
ingegraven zijn in de rijbaan, maar het
nadeel is dat men er nooit zeker van is
dat de route vrij is van obstakels. Boven
dien vereist de aanleg van een dergelijk
systeem veel graafwerk en het is weinig
flexibel. In geval van een ongeluk in
dichte mist is het van groot belang dat
dc brandweer en ambulances dan ook snel
dend vermogen van twee meter en een
dieptebereik van 160 meter waarmee een
sector van 60 graden voor het voertuig
kan worden overzien.
Volgens de heer Fuller, verbonden aan
het Mullard Research Laboratories in
Redhill (Surrey-Eng.) hebben uitvoerige
tests bewezen dat een chauffeur na een
korte oefenperiode voldoende met de ap
paratuur vertrouwd is. Er zijn proeven
genomen waarbij de voorruit van de wagen
volledig werd afgeschermd. Hoewel de
bestuurder zjjn gevoel voor richting vol
komen verloor, kon hij toch een botsing
met elk obstakel voorkomen. Hij slaagde er
ook in een route die met reflectoren was
gemarkeerd, gemakkelijk te volgen.
PAUL VAN LANGSTRAAT
Twee recent uitgebrachte Ip's,
„Artistry in Jazz" (5C 052.80799) -
deel twee van de Capitol Jazz Clas
sics én „The Stan Kenton Story"
(80.832) én zijn aanstaande toernee
door Europa, vestigen de aandacht
weer eens op de nu bijna zestig jari
ge orkestleider/componist Stanley
Kenton, onbetwist één der fascine
rendste figuren uit de jazz van de
jaren veertig en vijftig. De beknopt-
ste omschrijving van Kentons (onder
schatte) rol in het naoorlogse jazz-
gebeuren is wellicht van de jazz-his-
toricus Marshall Stearns, die hem
rangschikt bij het nieuwe type blanke
door Rud Niemans
bigbands, dat met de Swing-Era als
ruggesteun naar progressie streefde,
door gebruik te maken van modern
'klassiek' beïnvloede arrangeurs.
Zoals eens Whiteman. aldus Stearns,
academische muziek met een jazzsausje
overgoot, zo keerden een Boyd Raeburn,
Earl Spencer, of Kenton die formule juist
om, door de jazz academisch te benaderen
en haar de concertzaal binnen te voeren.
Zij ondernamen pogingen, de beweeglijke,
speelse bebop geschikt te maken voor het
grote orkestapparaat, iets waarin Kentons
rivaal van weleer, Woody Herman, nog het
best slaagde. Het pleitte, zo merkt Stearns
verder nog op, voor Kentons veerkracht en
ondernemingsgeest, dat hij het van deze
pioniers nog het langst volhield om op het
voorste plan te blijven.
Dat brengt de vraag aan de orde, welke
eigenschappen en middelen Kenton toe
paste om te slagen, waar anderen spoedig
faalden. De boomlange orkestleider bezat
van nature een zelden falende speurneus
voor het ontdekken van jong, ambitieus
instrumentaal talent, alsmede de durf en de
wil het een kans te geven. Kenton wist
voorts zijn voor die tijd geavanceerde I-
deeën op musici, publiek en nieuwsmedia
over te dragen met een gedrevenheid, die
gaan risico's schuwde. Mede door zijn niet
van show gespeende werkwijze, het a-
plomb van wijs, eloquent „vader", de podia
vullend met wijdse armgebaren, alles en
nog meer van zijn solisten eisend, werd de
figuur Kenton In het zenith van zijn grillige
carrière omgeven door een, toch kwets
baar, pantser van staalharde romantiek,
waarbij ook bijnamen pasten als „the tall,
nervous guy" en „Stan the Man".
Harde kritiek is hem evenwel niet be
spaard gebleven. Van critici als Nat Hen-
toff. Lenonard Feather, van musici als Haw
kins („ik mis de swing"). Tristano („hij
gaat uit van de componist, terwijl jazz het
accent plaatst op de improvisatie"). Velen
verweten Kenton een opportunist te zijn,
met een hang naar commercieel succes
enerzijds en de status van mis- of erkend
genie anderzijds. Feit is, dat Kenton met
grote toewijding zich tot taak stelde, het
tijdsbeeld van die dagen nauwgezet in zijn
muziek te reflecteren.
In dat fanatiek beleden credo pasten de
vele priemende fff-koperpassages, waar
mede zijn trombones en trompetten meer
malen door de geluidsbarrière braken met
name in de z.g „Progressieve jazz" perio
de (1946-48). Daarvóór onderkent in het
Kentonia-tijdperk „Artistry in Rhythm"
('41-46), erna o.m. de „Innovations" ("50),
de „New Concepts of Air" ('52), de „Show
cases" ('54) en „Contemporary Concepts
('55).
Na kortstondige orkestprojecten, zoals
de Neophonic Orchestras, ebt de naam
van Kenton langzaam weg uit het jazz-
nieuws. De jongste geschiedschrijving kent
hem slechts een ontnuchterend bescheiden
plaats toe. De historie-gevoeligen erken
nen hoogstens de grandeur, de technische
hoogstandjes van de „Artistry" periode,
terwijl modernere scribenten op goede
gronden overigens de meeste genade
doen gelden voor de Kenton-bands uit
'52-54, waarvan er één opgetast met ster
ren (Holman, Konitz, Sims, Candoli etc) op
3 augustus '53 in ons Concertgebouw
twee concerten gaf voor uitverkochte za
len.
Juist die orkesten hebben ongemeen
fraaie jazz-bijdragen geleverd, waarop nau
welijks iets valt af te dingen. Ik herinner
In dit verband aan de twee 25 cm-lp's
„Sketches-" en „Portraits on Standards",
Stan Kenton in actie
alsmede aan „New Concepts of Air", he
laas niet meer verkrijgbaar, maar best een
heruitgave waard.
De in de aanhef genoemde „Kenton Sto-
ry"-lp bevat twaalf werken voor het meren
deel stammend uit de „Artistry" periode.
Met o.m. advies van de beginselvaste Ken-
tonexegeet Pete Venudor. wiens kennis en
verzamelwoede van Kentonia uniek mag
heten en wiens schrijvers-pseudoniem zelfs
van „The Peanut Vendor" (Kenton-opname
uit dec. '47) is afgeleid kwam een ijzer-
sterke bloemlezing van SK-successen van
weleer tot stand, die menige Kentonfan
naar de punt van zijn stoel zal jagen. Zij
roepen een nostalgie op, slechts verklaar
baar voor hen. die pal na '45 alle Kenton-
activiteiten op de voet volgden.
Acties, opgeroepen door de barokke
praal van de trompetsèctie, de trombones
(een schitterend teaml), door het staalblau
we coloriet van de saxen. Door muziek in
een alleseisende 3 min. sfeer, de vruchten
van keiharde orkestprecisie zoals „Artistry
Jumps" ('45), „Intermission Riff" ('46) en
het ironisch-pathetische „Concerto to end
all concertos" ('46), waarmee Kenton op
superbe wijze de zweep legde over het ver
schijnsel der vele ongenietbare „concer
tos", voedingsbodems voor dwaze per
soonsverheerlijking.
Chronologisch gezien is de bounce-riff
..Jump for Joe" (opn. '51) hier de uitschie
ter. al herinnert de structuur ervan aan de
„Intermission Riff" op kant twee even ver
derop. Het enige, dat ik oprecht betreur is,
dat het luchtig-commerciële „Tampico" met
June Christy (vocal) Kentons eerste big hit
overigens de voorkeur kreeg boven het
prachtige rondo voor vijf saxen, „Opus in
Pastels", dat in juli '46 op 45-toeren werd
vastgelegd.
Twee stukken representeren de wat kli
nische met kitsch en effectbejag behepte
„Progressive" periode: „M^chito" en „The
Peanut Vendor desondanks is laatstge
noemd stuk een muzikale voltreffer. Voor
Kenton-verzamelaars is mede dank zij
de research van o.m. Venudor, die de
hoesteksen verzorgde de lp „Artistry in
Jazz" uniek, omdat alle elf stukken daarop
nimmer eerder werden uitgebracht. De
kwaliteit ervan stempelt het feit dat dit
materiaal door Capitol-USA als „overcom
pleet" werd achtergehouden, tot een grof
schandaal. Uit vrijwel elk jaar van de
periode 1950-60 is een opname aanwe
zig met hier als proloog en finale weer
chronologische uitschieters resp. „Scotch
and Water" uit '46, en „Piece for Brass,
woodwinds and percussion" een Clare Fi-
scher-stuk voor een Neophonic Orchestra
uit '65 (I)
In doorsnee herinnert in dit album veel
aan de soepel swingende „New Concepts"
ensembles, die ik meestal als de „Sketches
'53" pleeg aan te duiden. De swing, die
volgens velen bij Kenton stiefkind zou zijn,
is met name in „Coop's Solo" (Bob Coo
per op tenor), „Of All Things" (meesterlij
ke Lee Konitz-variant op Jerome Kern's
„Al the things you are") en „Design for
Blue" (met een fijn ingehouden bopsolo
van trompettist Jack Sheldon) in optima
forma aanwezig.
De bezettingen, volledig en betrouwbaar
op de hoes afgedrukt, zijn een aparte stu
die waard. Hier en daar getuigen zij van
overgangsfasen In Kentons loopbaan,
waarbij musici uit de Artistrytijd aangevuld
werden met solisten, die pas in later jaren
bij Kenton hun bigband-stage liepen.
Wie het niveau van deze twee (heruit
gaven nog eens spiegelt aan de toenmalige
normen, komt tot de conclusie dat Kenton
als bigband-pionier meer erkenning ver
dient, dan tot op heden het geval was.
De zes weken lange Europese tournee,
die hem in januari '72 met een nieuw or
kest ook naar Amsterdam en Rotterdam
zal voeren, kan daar misschien iets posi
tiefs toe bijdragen.