"weerzien met west-irian Ploeg van VN doet goed werk J. Bos, de schrijver (39), was van 19511956 op Java en. Ce lebes in het zakenleven werk zaam; van 1958'tot 1962 ver volgens in West-Irian alsi schoolbeheerder van de Zen ding der Hervormde Kerk. Nadien is hij in Nederland in het kerkelijk leven werkzaam gebleven. Zo was hjj actie manager van de actie „Kom over de Brugf'. Thans is hij algemeen secretaris van de Interkerkelijke Coördinatie Commissie Ontwikkelingspro- jekten (ICCO) te Utrecht. In die functie bezocht hij Indo nesië opnieuw in 1967, 1970 en 1971. Sedert 1962 is erg veel bijgebouwd; praktisch -uitsluitend echter voor de gezinnen van militairen. Elektriciteit en waterleiding funktioneren dankzij de FUNDWI het Fonds van de Verenigde Naties voor de Ontwikke ling van West-Irian weer. Dat is in de afgelopen jaren wel anders ge weest. Na deze „couleur locale", die voor duizenden oud-Nieuw-Guinea- gangers een „Aha-Erlebnis" zal zijn geweest nu over naar meer algemene zaken. De bepaling van het Akkoord van New York (1962) dat zeven jaar, na de overdracht van de soevereiniteit van het eiland aan Indonesië de be volking alsnog door middel van een „act of free choice" (daad van vrije keuze) haar defini tieve politieke keuze mocht doen, heeft tot 1970 de situatie van het land in alle opzichten bepaald. Ook al wist Indonesië dat Nederland er deze bepaling uitsluitend ingebracht had om het Akkoord voor de Neder landse volksvertegenwoordiging ac ceptabel te maken, het feit lag er. Ten overstaan van de VN verbond Indonesië zich tot nakoming van de verplichting deze „act of free choice" mogelijk te maken. Wij weten allen welk een farce het is geworden. Door dit alles zijn de jaren *62-'69 de zeven magere jaren voor het landi geworden. De Indonesische regering Na de ondertekening van het New-York- akkoord (1962) betreffende de overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië, stelde Nederland nog dertig miljoen dollar (108 miljoen gulden) beschikbaar voor de ont wikkeling van Nieuw-Guinea. Het beheer en de besteding van het geld werd toe vertrouwd aan een speciaal fonds van de Verenigde Naties, dat in november 1963 na een overeenkomst met de Indonesische regering opgericht werd. Indonesië zou het fonds, FUNDWI (Fund of the United Nations for the Development of West- Irian), met een even grote bijdrage aan vullen. Deze verplichting is nagekomen. In 1964 zijn de eerste plannen gemaakt. In 1965 trad Indonesië het waren de stormachtige na dagen van Soekarno echter uit de Verenigde Natres. In november 1966 werd opnieuw begon nen (Indonesië was inmiddels terug In de VN) en in 1967 kwam Indonesië zelf voor de dag met een ontwikkelingsplan voor West-Irian. Dit plan is het uitgangspunt geweest voor de FUNDWI-missie van 26 man, die van mei tot augustus 1967 een bezoek bracht aan West-Irian. Het resultaat was het door de VN uitgegeven rapport „A Design for Development In West-Irian", een boekwerk van 250 bladzijden, dat gedetailleerd de ontwikkelings plannen voor het gebied beschreef. De FUNDWI kreeg dus aanstonds 108 miljoen gulden ter beschikking, een bedrag, dat menig VN-fonds in een jaar niet uit de gehele wereld tezamen krijgt. Om een inzicht te geven in de verhoudingen: het betekende dat elke Papoea in vijf jaar per hoofd twee keer zo veel guldens uit dit fonds zou krijgen als India per hoofd van zijn bevolking voor de gehele periode 1950 tot 1967 ontving uit alle buitenlandse bronnen tezamen. Bij het opstellen van de ontwikkelingsstrategie hebben de volgende gedachten vooropgestaan: 1. Herstel en uitbreiding van de bevolkingslandbouw. 2. Bosbouw, visserij en delfstoffen bieden de voornaamste ontwikkelingsmogelijkheden voor het gebied. 3. Stimulering van inheems particulier i- nitiatief via „zacht krediet". Ontwikkeling van het menselijk potentieel. Het rapport begint met een economische analyse; het zegt een basis te willen leggen voor de economische ontwikkeling van West-Irian. Het concludeert wij kunnen hier natuurlijk slechts enkele zeer grove lijnen aanduiden dat de opstelling van een ontwikkelingsstrategie nood zakelijk is van een gemengd karakter. Dit wil zeggen dat enerzijds projecten nodig zijn, die de bevolking op korte termijn voordeel brengen, ook ai is het rendement op lange termijn beperkt en anderzijds projecten, die pas op lange termijn rendement zullen opbrengen. Voor het eerste type projecten komt in aanmerking herstel van de dienstensector: elektriciteit, busdiensten, kust vaart. Voor de tweede soort projecten is nodig de creatie van faciliteiten voor beroepstraining en opleiding van onderhoudspersoneel. Het FUNDWI- plan laat een aantal voorstellen op het terrein van de overheidsfinanciering, -organisatie en -adminis tratie voorafgaan aan de projectvoorstellen. Het rapport groepeert de voorstellen in drie sectoren,t .w. sectoren van primaire en secundaire betekenis en van lagere prioriteit. In de primaire sector wil men aandacht besteden aan verbetering van de scheepvaartverbindingen (herstel van ka den, steigers, opslag, telecommunicatie en meteo, aanschaf van kleine coasters). Dit alles mag 24 miljoen gulden kosten. Verder wil men twee vak opleidingscentra. in Djajapura en Manokwari. stichten voor bijna zes miljoen gulden. Dan vraagt men 7 miljoen gulden voor scholenbouw, 9 miljoen gulden voor visserij en 11 miljoen gulden voor bosbouw (in elk van de categorieën is gespecifi ceerd wat men precies met dit geld wil). Tenslotte wil men het Inheemse bedrijfsleven stimuleren door de oprichting van een ontwikkelingsmaat schappij, die 16 miljoen gulden ter beschikking krijgt en daarmee een grote injectie aan het pas beginnende inheemse bedrijfsleven moet geven. In deze sector wil men drie miljoen gulden besteden voor herstel van water- en elektriciteits voorziening in een aantal steden, 1,8 miljoen gul den voor een geologisch Inlichtingenbureau t.b.v. de mijnbouwmaatschappljen, die naar bodemschat ten speuren en tenslotte 3/2 miljoen gulden voor de ontwikkeling van landbouw en veeteelt In de sector die men de laagste prioriteit geeft, staan verbetering van de luchtverbindingen (vlieg tuigen, telecommunicatie) voor een bedrag van 13 miljoen gulden, het wegennet en de gezondheids zorg voor resp. 12 en 3 miljoen op het program ma. De uitvoering van de plannen gaf grote moeilijk heden. De Indonesische regering moest op vele punten verstek laten gaan wegens gebrek aan competente krachten. Bovendien bleek de recrute- ring van deskundigen door de organen van de VN geen geringe zaak. Sommige projecten hadden bovendien een te grote politieke urgentie i.v.m. de volksstemming van 1969 en mislukten juist daar door. De huisvesting van het buitenlandse perso neel, waar de Indonesische overheid in principe voor moest zorgen, bleek geheel door de FUND WI zelf geregeld te moeten worden. Desalniette min is het apparaat op gang gekomen. FUNDWI kan, ondanks alle moeilijkheden, op niet geringe prestaties wijzen. Er draait inmiddels in Djajapura een vakopleiding met vijf richtingen op volle toeren, waarop elk ontwikkelingsland ja loers kan zijn. In de uitrusting voor dit centrum is ruim drie miljoen gulden gestoken. Aan het hoofd van elke richting staat één buitenlander, daaron der werken telkens twee Papoea-instructeurs, die daartoe allen drie jaar een studiebeurs voor een hogere opleiding hebben gehad. In de Nederlandse tijd was een centrum van deze omvang en kwaliteit niet aanwezig. Honderd vijftig Papoea's krijgen hier een opleiding. Verder hebben 35 Papoea's een studiebeurs van uiteenlo pende omvang gehad voor studie in het buitenland voor het luchtverkeersnet. Voor een groot experi menteel opleidingscentrum voor onderwijzers in Abepura hebben tien Papoea's een speciale oplei ding in Australië gevolgd; dit Jaar zijn er wederom tien uitgestuurd. De omvang en kwaliteit van het luchttransport is aanzienlijk toegenomen, de kustvaart is uitge breid met vier coasters, de havenverbeteringen begonnen, een groot binnenvisserijproject op gang gebracht. Het autobussenpark van Djajapura is aanzienlijk beter dan In de Nederlandse tijd. Een houtzagerij in Djajapura-Hamadi is een succes, al heeft men op het ogenblik te kampen met de lage wereldmarktprijzen. Uiteraard zijn er ook mislukkingen. Een land bouwproject bij Manokwari en een groot bos- bouw-project zijn mislukt, het laatste omdat geen particuliere inheemse of uitheemse gegadigde voor het in dit land nu eenmaal moeilijk af te voeren hout gevonden kon worden. De onderwijs plannen voor het Centrale Bergland hebben geen doorgang gevonden; FUNDWI zelf geeft toe dat gebrek aan fantasie de oorzaak kan zijn. De sterk in de Papoese wereld levende heils verwachtingen staken in het verleden periodiek de kop op. De chef van de FUNDWI-operaties. geen „mooi-prater" maar een realistisch denkend man, gaf in een gesprek met ons te kennen dat hij niet hoopte dat de Papoea alle heil nu van de FUND WI zou gaan verwachten. Deze FUNDWI-chef. de Zweed B BERNANDER. stelde dat het FUNDWI- fonds weliswaar groot lijkt, maar bij lange na niet voldoende om de problemen van West-Irian op te lossen. Een aantal aanzetten kunnen worden gege ven; de bevolking zal zelf in samenwerking met de Indonesische regering de rest moeten doen. Het einde van de FUNDWI-operaties begint te naderen. In 1972/73 zal het geld verbruikt zijn. Inmiddels heeft de Nederlandse regering reeds weer 18 miljoen gulden speciaal voor West-Irian beschikbaar gesteld. Dit geld is gestort bij de Aziatische Ontwikkelingsbank in Manilla. Dat kbn betekenen dat de FUNDWI als coördinator van de door de verschillende VN-organisaties (UNDP, UNESCO, WHO, ILO) opgezette projecten straks verdwijnt. Naar de mening van de heer Bemander behoeft dit echter beslist geen discontinuïteit tot gevolg te hebben. Alles hangt af van het beleid van de Indo nesische overheid. In de FUNDWI-periode is de voor de VN ongebruikelijke figuur opgetreden van FUNDWI-projecten met Indonesische steun. In de toekomst zal de normale figuur echter, als overal elders In de onwlkkelingslanden, worden dat de projecten door de eigen (Indonesische) regering opgezet zullen worden met steun uit de fondsen van FUNDWI of Aziatische Ontwikkelingsbank. Overigens Verdient de tijdige bijstorting van de 18 miljoen gulden door de Nederlandse regering (Mi nister Udlnk zorgde hiervoor) waardering. andere manier dan door de lucht be reikbaar is. Met 10 kleine vliegtuigjes en 14 ervaren piloten heeft deze MAF de totale verzorging van het binnenland onder z'n vleugels. Dat betekende al leen reeds in 1970 Uv. dat 130 (Ame rikaanse, Australische en Nederland se) zendelingengezinnen totaal be voorraad moesten worden, evenals 7 ziekenhuisjes, 88 poliklinieken, 4 dok toren en 43 verpleegsters, 87 scholen en 295 onderwijzers, 31 bijbelscholen en 86 zendingsposten en tenslotte 26 regeringsposten. De MAF vervoerde 3,2 miljoen kg voedsel, medicijnen, kleding, bouw- en schoolmateriaal en maar liefst 26.850 passagiers in dat ene jaar 1970. Het grootse werk van de MAF maakt overigens duidelijk hoe hard er in dat Centrale Bergland gewerkt wordt. De Nederlandse rol daarbij is bescheiden. De overgrote meerder heid van de zendelingen behoort tot de kerken van de (Amerikaanse) rechtervleugel der hervormd-gere- formeerde gezindte. Het zendings werk van de Evangelisch-Christelij- door J. Bos ke kerk geschiedt echter ten dele met Nederlands personeel (dokter Vriend, een verpleegster en een landbouwkundige). Ook het in 1961 begonnen zen dingswerk van de Gereformeerde Gemeenten is onder leiding van ds. Gerrit Kuyt sterk uitgebreid. Bij ons bezoek hoorden wij juist van de MAF dat hij gedropt was in een ge bied, waar hij pas uit kon als hij een vliegveld gemaakt zou hebben. Re cent meldden de kranten dat hij po litiebescherming nodig had. Tenslotte zijn de Vrijgemaakten aan de zuid kant van het Centrale Bergland reeds sedert de vijftiger jaren actief. In het kustgebied is de Evange- lisch-Chr. kerk van Nieuw-Guinea springlevend. De verhoudingen met de rooms-katholieken zijn sterk ver beterd, soms bijna hartelijk. Het on derwijs is vergeleken met 10 jaar ge leden kwantitatief verdubbeld; kwa litatief is door gebrek aan leermidde len veel achteruit gegaan. Een groot aantal Papoea's studeert overigens op Java. De Evangelisch-Christelijke kerk van West-Irian heeft nu met steun van de wereldkerk een groot plan voor een kadertrainingscentrum ontwikkeld, te stichten op Sentani. In het raam hiervan zal een aantal Papoea's in de Filippijnen opgeleid worden. De kerk telt nu bijna 400.000 leden. Komen na de zeven magere jaren nu de zeven vette? Wij wagen ons niet aan voorspellingen maar beper ken ons tot de feiten. Nu de „act of free choice" van 1969 voorbij is, liggen de politieke ver houdingen vast. Eerste voorwaarde voor ontwikkeling is natuurlijk dat men daar van uitgaat. Dat is even wel geen geringe eis. Vooral de oude re generatie van de hele kleine bo vendrijvende groep Papoea's vindt het erg moeilijk dit te aanvaarden. Onder de jongere generatie kan het anders liggen. De bekende Frits Kiri- hio (de eerste fapoea, die een Neder landse universiteit bereikte) is nog altijd ofschoon ook hij met de ge vangenis kennis heeft gemaakt overtuigd voorstander van integratie binnen het grote Indonesische vader land. Dat geldt ook voor andere in tellectuele jongeren. Zij lijken te be seffen dat de toekomst anders is dan de dromen van de ouderen. Zij hopen ook op economische ontwikkeling en juichen de LUNDWI-activiteiten, maar ook die van grote Amerikaanse mijnbouwmaatschappijen toe (Deze laatste zijn op Waigeo en Kokonao met hoogst modern materiaal met exploratie bezig.) De ouderen lijken een duidelijke afkeer van de politiek te hebben: 1962 en 1969 liggen te vers in het geheugen om vertrouwen te hebben in het edele van dit bedrijf. Vandaar waarschijnlijk dat het nergens in In donesië zo stil was voor de recente verkiezingen als juist hier. Het hoef de voor hen kennelijk niet meer. On der jongeren was dit anders. Al met al blijft de ontwikkeling van West-Irian, evenals van de rest van Indonesië, een zaak. die nog ge neraties lang het uiterste van land en volk zal vergen. Men kan daarbij slechts wensen dal de werkelijke ontwikkeling niet meer door politie ke troebelen verstoord zal worden. ZATERDAG 7 AUGUSTUS 1971 |Q De avond daalde toen het vliegtuig. Manokwari voorbij koerste. Langzaam gleed de Geelvinkbaai onder ons door, terwijl alles onder ons steeds donkerder werd en de j machine begon te dalen. Vanuit het vliegtuig was beneden ons geen enkel teken van en j leven te zien. In het toestel trouwens ook nauwelijks: de 30 passagiers, op één na .allen Indonesiërs uit de andere delen van Indonesië, gingen zwijgend hun bestem- ming tegemoet. verloor, behalve politiek en militair, praktisch onmiddellijk haar interesse voor het eiland als zodanig. Het ide aal was bereikt, ou verbleekte het in de realiteit. Recrutering van amb telijk personeel ter vervanging van de snel verdwenen Nederlanders verliep moeizaam; het gebied bleek het vooroorlogse stigma een strafko lonie te zijn, waar alleen al diegenen heen gezonden werden die ambtelijk of politiek wat op hun kerfstok had den, geenszins te hebben verloren. Met het zendingswerk, dat er in 1856 door de hervormde kerk reeds werd begonnen, is Nieuw Guinea in het proces der geschiedenis gekomen. De eerste halve eeuw ervan leverde meer zendelingengraven op dan be keerlingen, maar na 1910 begonnen de grote overgangen. De bevolking stond vrijwel geheel op z'n zachtst gezegd stroef tegen over het nieuwe vaderland en zo was vanaf de aanvang de uiterst kille sfeer geschapen, waarin de verhou dingen tussen Indonesiërs-niet-Pa- poea's en Papoea's zich voltrokken. De laatste 10 jaar van Nederlands bewind waren ontegenzeggelijk jaren geweest, waarin het land sociaal, educatief en bestuurlijk in de lift had gezeten. Alleen economisch hadden ook wij weinig kunnen uitrichten: de aan vankelijk veelbelovende olie-produk- tie liep al in de jaren vijftig terug en de export van bosprodukten kwam nimmer tot beduidende omvang. De relatieve welvaart, die er heerste, was dus een kunstmatige, omdat zij uitsluitend uit Nederlandse over heidsgelden bestond. Niettemin bezat het land in 1962 een infra-structuur: een vliegnet, scheepvaart- en tele- communica tie-verbind ingenelek tri- citeit en water in de grote plaat sen en een geordend bestuur. In de zeven magere jaren is dit alles snel achteruitgegaan. De poli tieke dreiging, die aan de „Act of free choice" in 1969 voor het Indone sische bestuur verbonden was, maak te dit bestuur onzeker en argwanend. In die jaren hebben vele Papoea's met de gevangenis kennisgemaakt. Het leger overheerste alles en deze organisatie munt nergens ter wereld uit door subtiel onderscheidingsver mogen. Tegenover elke organisatievorm der Papoea's werd opgetreden. Zo is praktisch het gehele kader van de christelijke vakbeweging (destijds dankzij het voortreffelijke werk van de CNV'ers De Boer en Moes van de grond gekomen) in die jaren via de gevangenis uitgeschakeld. De organi satie functioneert niet meer. De kerk werd scherp in de gaten gehouden, al wist de eminente leider van de Evangelisch-Christelijke kerk. ds. F. J S. Rumainum, het ver trouwen der Indonesiërs te winnen. Zondagochtend in West-IrianDe kerlceraad wacht op de predikant om de dienst te beginnen. In zendelingen als Van Hasselt en Kljne is de hervormde kerk hier op zijn best vertegenwoordigd geweest. Maar de kerk van Jezus Christus heeft het Koninkrijk der Nederlan den niet van node en het werk is doorgegaan. In dit verband mag ook wel eens het zo bescheiden maar grootse werk van de M(issionary) A(viation) Fel lowship) naar voren gehaald worden. Deze luchtvaartvereniging, die ten dienste staat van alle Protestantse kerken, is de spil waar alles om draait bij het openleggen van het Centrale Bergland, het binnenland van West-Irian dat op geen enkele Plotseling doemden enkele lichtjes ader en ook al bijna naast het ïegtuig op; het volgende ogenblik hoven we al over de landingsbaan in Biak. West-Irian. De landing Erliep moeiteloos; het stationsge- duw was als vroeger. De in de Nederlandse tijd altijd igewekte sfeer en drukte bij ver- ek of aankomst van Holland-vlieg- ïigen bleek onveranderd; de luid- uchtige Nederlanders waren alleen ervangen door ingetogen, beleefde wanen of drukke Ambonezen, de LM-vliegtuigen door machines van e MERPATI of Garuda, de twee In- onesische maatschappijen, die 'est-Irian meermalen per week met e rest van Indonesië verbinden. (Het vroegere KLM-hotel vlakbij iet vliegveld in Biak, goede herinne- ing voor alle oud-Nieuw-Guinea- angers, is uiterlijk onveranderd, lotel Irian", zoals het uiteraard nu te leet, doet inderdaad nog in sterke ;ct nate aan „tempo doeloe" (is: vroe- er) denken. De grote eetzaal met ounge biedt een onveranderd voor- an ïame aanblik, het uitzicht vanaf het 58 terras op de baai is onveranderd on vergetelijk en de kamers zijn in ieder geval schoon en voorzien van al het noodzakelijke. Weliswaar loopt de kraan niet de gehele dag in de adkamer, maar dat heeft men opge- ost door de in Indonesië vanouds ge- wikelijke mandi-bak te introduce ren, waarin reserve-water opgesla gen wordt. Zet men zich, gezien het karakter an het hotel, met enige verwachting an de maaltijd, dan wordt men snel n ernstig teleurgesteld. Een komme- zeer waterige „soep", een vergiet rijst en twee kleine schoteltjes bijgerechten, uiterst zuinig toe- vormen zowel lunch als diner, management van de keuken in Chinese 'handen te zijn; bij- tegen 'gepeperde prijzen bijna verwacht. [Het kan anders; in het „Hotel Ne- (staatshotel, d.w.z. hotel waar ambtenaren overnachten) ;g ik;een uitvoeriger maal voor i-minder geld. Overigens haalde ook dat niet bij wat in overig Indonesië voor die prijs mogelijk is. De wegen in Biak zijn uitstekend onderhouden. Ook van de kantoren krijgt men uiterlijk niet de indruk dat zij verwaarloosd zijn. Schoolge bouwen daarentegen blijken wel sterk achteruitgegaan. Vlak voor de „Ridge" vermeldt een groot 'bord dat hier ter bevordering van het toe risme het hotel „Pearl of the Pacific" il verrijzen. De vlucht naar Hollandia, nu Dja japura. verloopt rimpelloos. De Indo- .ische piloten verrichten schijn baar zorgeloos hun taak. Het mon- jsgebied van de Mamberamo, dat eindeloos grote, volkomen onbewoon de, door de uiterst .grillige rivier An doorsneden oerwoud, komt al gauw l\ in zicht. Na een paar uur verandert de |p|l „boerenkool" onder ons. Er komen °Pen plekken en huizen, duidelijk door 20ste eeuwers gemaakt. Even flater staan we op het kleine vlieg veld van Sentani bij Djajapura. De 35 kilometer naar Djajapura-ha ven, bet centrum van de stad, leidt langs net zo mooie Sentani-meer en over PIM, een bergkam tussen (vroc- Hollandia-Binnen en Hollandia- iven. De weg is goed onderhouden. Later g ik de wegen in de „dokken" van de haven eveneens in uitstekend on- •uden staat. De uiterlijke aan- van gebouwen, huizen, wegen, ;r valt geweldig mee. jaa: ooi dAlt en®,, Langs de wegen mag het misschien wat minder schoon zijn dan in „on ze" tijd; het is gewoon Aziatisch leworden. Op een open terrein in de haven („de Kloof") was op zaterdag avond een uiterst opgewekte pasar, die met de vele op de grond bij wal mende pitjes hurkende handelaren aen gezellig beeld bood. •e leei Hooi iden EN [Stelt men zich Djajapura voor als «n liggende U, waarvan de twee uiteinden door steil oplopende, druk vo hellingen en de ronding <toor een op waterpeil gelegen cen- ers ejtrum (de haven) gevormd wordt, dan s te begrijpen dat vanuit die haven "m mooi zicht op de hellingen moge- ik is. De tegen de hellingen opkrui- :nde auto's met hun stralenbundels, talloze lichtjes en de gezellige zit- 5 les aan het water vormen een fasci- ■3025 nerend beeld van een tropenstadje mj avond. Het verkeer is zeer druk. Een groot rieel heeft te maken met het Indone sische leger, dat hier trouwens toch wel erg nadrukkelijk aanwezig is. Een kampong aan het Sentani-meer Het economisch leven liep, door stag natie in de im- en export, snel tot het absolute nulpunt terug. De toko's rui weer heel goed voorzien raakten in die jaren erbarmelijk leeg. Het zo belangrijke „tourneren", d.w.z. het bezoek aan de kampongs in het binnenland door dokter, land- bouwman, schoolinspecteur, dominee en bestuursambtenaar liep sterk te rug door de toenemende onveiligheid. Er zijn, kortom, weinig lichtpunten in de donkere zestiger jaren te ont dekken. Alleen het onderwijs werd in de breedte snel uitgebreid. Zo kreeg Abepura zijn universiteit. Pas nadat in 1969 de „act of free choice" gehouden was, kon gehoopt worden op een werkelijk weer opnemen van de draad, die in 1962 weliswaar ge broken was, maar toch nog aankno pingspunten bood. Een belangrijke rol kon hierbij het afscheidscadeau van de Nederlandse regering spelen. Dit afscheidscadeau bestond uit 30 miljoen dollar (108 miljoen gulden), die de Nederlandse regering in 1963 aan de UNO schonk ter besteding in Nieuw-Guinea (Het was waarschijnlijk het geld dat op de Nederlandse begroting voor 1963 voor NG uitgetrokken was). De UNO stichtte hiermee de FUNDWI (het Fund of the United Nations for the Development of West-Irian), waar over elders op deze pagina meer. Hier kan gezegd worden dat deze organisatie, met nog geen 100 man buitenlands personeel (vergelijk dit met de 14.000 Nederlanders voor 1963) goed1 werk doet. Wij zouden gaarne voor continuïteit op lange ter mijn willen pleiten, maar beseffen dat daar bezwaren tegen kunnen rij zen. In de eerste plaats is daar na melijk het feit dat de hulp per hoofd via de FUNDWI reeds uitzonderlijk groot is in verhouding tot andere ontwikkelingslanden. In de tweede plaats is de realiteit dat de Papoea's nu deel uitmaken van de Indonesi sche gemeenschap en dat een „ge vende" mogendheid als Nederland zich niet of nauwelijks kan permitte ren bepaalde bevolkingsgroepen bin nen één natie op grond van een uit de koloniale verhoudingen -stammen de politieke relatie te bevoordelen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 9