"weerzien met
west-irian
Ploeg van VN doet goed werk
J. Bos, de schrijver (39), was
van 19511956 op Java en. Ce
lebes in het zakenleven werk
zaam; van 1958'tot 1962 ver
volgens in West-Irian alsi
schoolbeheerder van de Zen
ding der Hervormde Kerk.
Nadien is hij in Nederland in
het kerkelijk leven werkzaam
gebleven. Zo was hjj actie
manager van de actie „Kom
over de Brugf'. Thans is hij
algemeen secretaris van de
Interkerkelijke Coördinatie
Commissie Ontwikkelingspro-
jekten (ICCO) te Utrecht. In
die functie bezocht hij Indo
nesië opnieuw in 1967, 1970 en
1971.
Sedert 1962 is erg veel bijgebouwd;
praktisch -uitsluitend echter voor de
gezinnen van militairen. Elektriciteit
en waterleiding funktioneren dankzij
de FUNDWI het Fonds van de
Verenigde Naties voor de Ontwikke
ling van West-Irian weer. Dat is
in de afgelopen jaren wel anders ge
weest. Na deze „couleur locale", die
voor duizenden oud-Nieuw-Guinea-
gangers een „Aha-Erlebnis" zal zijn
geweest nu over naar meer algemene
zaken.
De bepaling van het Akkoord van
New York (1962) dat zeven jaar, na
de overdracht van de soevereiniteit
van het eiland aan Indonesië de be
volking alsnog door middel van een
„act of free choice" (daad
van vrije keuze) haar defini
tieve politieke keuze mocht doen,
heeft tot 1970 de situatie van het
land in alle opzichten bepaald. Ook
al wist Indonesië dat Nederland er
deze bepaling uitsluitend ingebracht
had om het Akkoord voor de Neder
landse volksvertegenwoordiging ac
ceptabel te maken, het feit lag er.
Ten overstaan van de VN verbond
Indonesië zich tot nakoming van de
verplichting deze „act of free choice"
mogelijk te maken. Wij weten allen
welk een farce het is geworden.
Door dit alles zijn de jaren *62-'69
de zeven magere jaren voor het landi
geworden. De Indonesische regering
Na de ondertekening van het New-York-
akkoord (1962) betreffende de overdracht
van Nieuw-Guinea aan Indonesië, stelde
Nederland nog dertig miljoen dollar (108
miljoen gulden) beschikbaar voor de ont
wikkeling van Nieuw-Guinea. Het beheer
en de besteding van het geld werd toe
vertrouwd aan een speciaal fonds van de
Verenigde Naties, dat in november 1963
na een overeenkomst met de Indonesische
regering opgericht werd. Indonesië zou
het fonds, FUNDWI (Fund of the United
Nations for the Development of West-
Irian), met een even grote bijdrage aan
vullen. Deze verplichting is nagekomen.
In 1964 zijn de eerste plannen gemaakt. In 1965
trad Indonesië het waren de stormachtige na
dagen van Soekarno echter uit de Verenigde
Natres. In november 1966 werd opnieuw begon
nen (Indonesië was inmiddels terug In de VN) en
in 1967 kwam Indonesië zelf voor de dag met een
ontwikkelingsplan voor West-Irian. Dit plan is het
uitgangspunt geweest voor de FUNDWI-missie
van 26 man, die van mei tot augustus 1967 een
bezoek bracht aan West-Irian. Het resultaat was
het door de VN uitgegeven rapport „A Design for
Development In West-Irian", een boekwerk van
250 bladzijden, dat gedetailleerd de ontwikkelings
plannen voor het gebied beschreef.
De FUNDWI kreeg dus aanstonds 108 miljoen
gulden ter beschikking, een bedrag, dat menig
VN-fonds in een jaar niet uit de gehele wereld
tezamen krijgt. Om een inzicht te geven in de
verhoudingen: het betekende dat elke Papoea in
vijf jaar per hoofd twee keer zo veel guldens uit
dit fonds zou krijgen als India per hoofd van zijn
bevolking voor de gehele periode 1950 tot 1967
ontving uit alle buitenlandse bronnen tezamen.
Bij het opstellen van de ontwikkelingsstrategie
hebben de volgende gedachten vooropgestaan: 1.
Herstel en uitbreiding van de bevolkingslandbouw.
2. Bosbouw, visserij en delfstoffen bieden de
voornaamste ontwikkelingsmogelijkheden voor het
gebied. 3. Stimulering van inheems particulier i-
nitiatief via „zacht krediet". Ontwikkeling van het
menselijk potentieel. Het rapport begint met een
economische analyse; het zegt een basis te willen
leggen voor de economische ontwikkeling van
West-Irian.
Het concludeert wij kunnen hier natuurlijk
slechts enkele zeer grove lijnen aanduiden dat
de opstelling van een ontwikkelingsstrategie nood
zakelijk is van een gemengd karakter. Dit wil
zeggen dat enerzijds projecten nodig zijn, die de
bevolking op korte termijn voordeel brengen, ook
ai is het rendement op lange termijn beperkt en
anderzijds projecten, die pas op lange termijn
rendement zullen opbrengen. Voor het eerste type
projecten komt in aanmerking herstel van de
dienstensector: elektriciteit, busdiensten, kust
vaart. Voor de tweede soort projecten is nodig de
creatie van faciliteiten voor beroepstraining en
opleiding van onderhoudspersoneel. Het FUNDWI-
plan laat een aantal voorstellen op het terrein van
de overheidsfinanciering, -organisatie en -adminis
tratie voorafgaan aan de projectvoorstellen.
Het rapport groepeert de voorstellen in drie
sectoren,t .w. sectoren van primaire en secundaire
betekenis en van lagere prioriteit. In de primaire
sector wil men aandacht besteden aan verbetering
van de scheepvaartverbindingen (herstel van ka
den, steigers, opslag, telecommunicatie en meteo,
aanschaf van kleine coasters). Dit alles mag 24
miljoen gulden kosten. Verder wil men twee vak
opleidingscentra. in Djajapura en Manokwari.
stichten voor bijna zes miljoen gulden. Dan vraagt
men 7 miljoen gulden voor scholenbouw, 9 miljoen
gulden voor visserij en 11 miljoen gulden voor
bosbouw (in elk van de categorieën is gespecifi
ceerd wat men precies met dit geld wil). Tenslotte
wil men het Inheemse bedrijfsleven stimuleren
door de oprichting van een ontwikkelingsmaat
schappij, die 16 miljoen gulden ter beschikking
krijgt en daarmee een grote injectie aan het pas
beginnende inheemse bedrijfsleven moet geven.
In deze sector wil men drie miljoen gulden
besteden voor herstel van water- en elektriciteits
voorziening in een aantal steden, 1,8 miljoen gul
den voor een geologisch Inlichtingenbureau t.b.v.
de mijnbouwmaatschappljen, die naar bodemschat
ten speuren en tenslotte 3/2 miljoen gulden voor
de ontwikkeling van landbouw en veeteelt
In de sector die men de laagste prioriteit geeft,
staan verbetering van de luchtverbindingen (vlieg
tuigen, telecommunicatie) voor een bedrag van 13
miljoen gulden, het wegennet en de gezondheids
zorg voor resp. 12 en 3 miljoen op het program
ma.
De uitvoering van de plannen gaf grote moeilijk
heden. De Indonesische regering moest op vele
punten verstek laten gaan wegens gebrek aan
competente krachten. Bovendien bleek de recrute-
ring van deskundigen door de organen van de VN
geen geringe zaak. Sommige projecten hadden
bovendien een te grote politieke urgentie i.v.m. de
volksstemming van 1969 en mislukten juist daar
door. De huisvesting van het buitenlandse perso
neel, waar de Indonesische overheid in principe
voor moest zorgen, bleek geheel door de FUND
WI zelf geregeld te moeten worden. Desalniette
min is het apparaat op gang gekomen.
FUNDWI kan, ondanks alle moeilijkheden, op
niet geringe prestaties wijzen. Er draait inmiddels
in Djajapura een vakopleiding met vijf richtingen
op volle toeren, waarop elk ontwikkelingsland ja
loers kan zijn. In de uitrusting voor dit centrum is
ruim drie miljoen gulden gestoken. Aan het hoofd
van elke richting staat één buitenlander, daaron
der werken telkens twee Papoea-instructeurs, die
daartoe allen drie jaar een studiebeurs voor een
hogere opleiding hebben gehad.
In de Nederlandse tijd was een centrum van
deze omvang en kwaliteit niet aanwezig. Honderd
vijftig Papoea's krijgen hier een opleiding. Verder
hebben 35 Papoea's een studiebeurs van uiteenlo
pende omvang gehad voor studie in het buitenland
voor het luchtverkeersnet. Voor een groot experi
menteel opleidingscentrum voor onderwijzers in
Abepura hebben tien Papoea's een speciale oplei
ding in Australië gevolgd; dit Jaar zijn er wederom
tien uitgestuurd.
De omvang en kwaliteit van het luchttransport
is aanzienlijk toegenomen, de kustvaart is uitge
breid met vier coasters, de havenverbeteringen
begonnen, een groot binnenvisserijproject op gang
gebracht. Het autobussenpark van Djajapura is
aanzienlijk beter dan In de Nederlandse tijd. Een
houtzagerij in Djajapura-Hamadi is een succes, al
heeft men op het ogenblik te kampen met de lage
wereldmarktprijzen.
Uiteraard zijn er ook mislukkingen. Een land
bouwproject bij Manokwari en een groot bos-
bouw-project zijn mislukt, het laatste omdat geen
particuliere inheemse of uitheemse gegadigde
voor het in dit land nu eenmaal moeilijk af te
voeren hout gevonden kon worden. De onderwijs
plannen voor het Centrale Bergland hebben geen
doorgang gevonden; FUNDWI zelf geeft toe dat
gebrek aan fantasie de oorzaak kan zijn.
De sterk in de Papoese wereld levende heils
verwachtingen staken in het verleden periodiek de
kop op. De chef van de FUNDWI-operaties. geen
„mooi-prater" maar een realistisch denkend man,
gaf in een gesprek met ons te kennen dat hij niet
hoopte dat de Papoea alle heil nu van de FUND
WI zou gaan verwachten. Deze FUNDWI-chef. de
Zweed B BERNANDER. stelde dat het FUNDWI-
fonds weliswaar groot lijkt, maar bij lange na niet
voldoende om de problemen van West-Irian op te
lossen. Een aantal aanzetten kunnen worden gege
ven; de bevolking zal zelf in samenwerking met
de Indonesische regering de rest moeten doen.
Het einde van de FUNDWI-operaties begint te
naderen. In 1972/73 zal het geld verbruikt zijn.
Inmiddels heeft de Nederlandse regering reeds
weer 18 miljoen gulden speciaal voor West-Irian
beschikbaar gesteld. Dit geld is gestort bij de
Aziatische Ontwikkelingsbank in Manilla. Dat kbn
betekenen dat de FUNDWI als coördinator van de
door de verschillende VN-organisaties (UNDP,
UNESCO, WHO, ILO) opgezette projecten straks
verdwijnt.
Naar de mening van de heer Bemander behoeft
dit echter beslist geen discontinuïteit tot gevolg te
hebben. Alles hangt af van het beleid van de Indo
nesische overheid. In de FUNDWI-periode is de
voor de VN ongebruikelijke figuur opgetreden van
FUNDWI-projecten met Indonesische steun. In de
toekomst zal de normale figuur echter, als overal
elders In de onwlkkelingslanden, worden dat de
projecten door de eigen (Indonesische) regering
opgezet zullen worden met steun uit de fondsen
van FUNDWI of Aziatische Ontwikkelingsbank.
Overigens Verdient de tijdige bijstorting van de 18
miljoen gulden door de Nederlandse regering (Mi
nister Udlnk zorgde hiervoor) waardering.
andere manier dan door de lucht be
reikbaar is.
Met 10 kleine vliegtuigjes en 14
ervaren piloten heeft deze MAF de
totale verzorging van het binnenland
onder z'n vleugels. Dat betekende al
leen reeds in 1970 Uv. dat 130 (Ame
rikaanse, Australische en Nederland
se) zendelingengezinnen totaal be
voorraad moesten worden, evenals 7
ziekenhuisjes, 88 poliklinieken, 4 dok
toren en 43 verpleegsters, 87 scholen
en 295 onderwijzers, 31 bijbelscholen
en 86 zendingsposten en tenslotte 26
regeringsposten. De MAF vervoerde
3,2 miljoen kg voedsel, medicijnen,
kleding, bouw- en schoolmateriaal en
maar liefst 26.850 passagiers in dat
ene jaar 1970.
Het grootse werk van de MAF
maakt overigens duidelijk hoe hard
er in dat Centrale Bergland gewerkt
wordt. De Nederlandse rol daarbij is
bescheiden. De overgrote meerder
heid van de zendelingen behoort tot
de kerken van de (Amerikaanse)
rechtervleugel der hervormd-gere-
formeerde gezindte. Het zendings
werk van de Evangelisch-Christelij-
door J. Bos
ke kerk geschiedt echter ten dele
met Nederlands personeel (dokter
Vriend, een verpleegster en een
landbouwkundige).
Ook het in 1961 begonnen zen
dingswerk van de Gereformeerde
Gemeenten is onder leiding van ds.
Gerrit Kuyt sterk uitgebreid. Bij ons
bezoek hoorden wij juist van de
MAF dat hij gedropt was in een ge
bied, waar hij pas uit kon als hij een
vliegveld gemaakt zou hebben. Re
cent meldden de kranten dat hij po
litiebescherming nodig had. Tenslotte
zijn de Vrijgemaakten aan de zuid
kant van het Centrale Bergland
reeds sedert de vijftiger jaren actief.
In het kustgebied is de Evange-
lisch-Chr. kerk van Nieuw-Guinea
springlevend. De verhoudingen met
de rooms-katholieken zijn sterk ver
beterd, soms bijna hartelijk. Het on
derwijs is vergeleken met 10 jaar ge
leden kwantitatief verdubbeld; kwa
litatief is door gebrek aan leermidde
len veel achteruit gegaan. Een groot
aantal Papoea's studeert overigens op
Java. De Evangelisch-Christelijke
kerk van West-Irian heeft nu met
steun van de wereldkerk een groot
plan voor een kadertrainingscentrum
ontwikkeld, te stichten op Sentani.
In het raam hiervan zal een aantal
Papoea's in de Filippijnen opgeleid
worden. De kerk telt nu bijna 400.000
leden.
Komen na de zeven magere jaren
nu de zeven vette? Wij wagen ons
niet aan voorspellingen maar beper
ken ons tot de feiten.
Nu de „act of free choice" van 1969
voorbij is, liggen de politieke ver
houdingen vast. Eerste voorwaarde
voor ontwikkeling is natuurlijk dat
men daar van uitgaat. Dat is even
wel geen geringe eis. Vooral de oude
re generatie van de hele kleine bo
vendrijvende groep Papoea's vindt
het erg moeilijk dit te aanvaarden.
Onder de jongere generatie kan het
anders liggen. De bekende Frits Kiri-
hio (de eerste fapoea, die een Neder
landse universiteit bereikte) is nog
altijd ofschoon ook hij met de ge
vangenis kennis heeft gemaakt
overtuigd voorstander van integratie
binnen het grote Indonesische vader
land. Dat geldt ook voor andere in
tellectuele jongeren. Zij lijken te be
seffen dat de toekomst anders is dan
de dromen van de ouderen. Zij hopen
ook op economische ontwikkeling en
juichen de LUNDWI-activiteiten,
maar ook die van grote Amerikaanse
mijnbouwmaatschappijen toe (Deze
laatste zijn op Waigeo en Kokonao
met hoogst modern materiaal met
exploratie bezig.)
De ouderen lijken een duidelijke
afkeer van de politiek te hebben:
1962 en 1969 liggen te vers in het
geheugen om vertrouwen te hebben
in het edele van dit bedrijf. Vandaar
waarschijnlijk dat het nergens in In
donesië zo stil was voor de recente
verkiezingen als juist hier. Het hoef
de voor hen kennelijk niet meer. On
der jongeren was dit anders.
Al met al blijft de ontwikkeling
van West-Irian, evenals van de rest
van Indonesië, een zaak. die nog ge
neraties lang het uiterste van land
en volk zal vergen. Men kan daarbij
slechts wensen dal de werkelijke
ontwikkeling niet meer door politie
ke troebelen verstoord zal worden.
ZATERDAG 7 AUGUSTUS 1971
|Q De avond daalde toen het vliegtuig. Manokwari voorbij koerste. Langzaam gleed de
Geelvinkbaai onder ons door, terwijl alles onder ons steeds donkerder werd en de
j machine begon te dalen. Vanuit het vliegtuig was beneden ons geen enkel teken van
en j leven te zien. In het toestel trouwens ook nauwelijks: de 30 passagiers, op één na
.allen Indonesiërs uit de andere delen van Indonesië, gingen zwijgend hun bestem-
ming tegemoet.
verloor, behalve politiek en militair,
praktisch onmiddellijk haar interesse
voor het eiland als zodanig. Het ide
aal was bereikt, ou verbleekte het
in de realiteit. Recrutering van amb
telijk personeel ter vervanging van
de snel verdwenen Nederlanders
verliep moeizaam; het gebied bleek
het vooroorlogse stigma een strafko
lonie te zijn, waar alleen al diegenen
heen gezonden werden die ambtelijk
of politiek wat op hun kerfstok had
den, geenszins te hebben verloren.
Met het zendingswerk, dat er in
1856 door de hervormde kerk reeds
werd begonnen, is Nieuw Guinea in
het proces der geschiedenis gekomen.
De eerste halve eeuw ervan leverde
meer zendelingengraven op dan be
keerlingen, maar na 1910 begonnen
de grote overgangen.
De bevolking stond vrijwel geheel
op z'n zachtst gezegd stroef tegen
over het nieuwe vaderland en zo was
vanaf de aanvang de uiterst kille
sfeer geschapen, waarin de verhou
dingen tussen Indonesiërs-niet-Pa-
poea's en Papoea's zich voltrokken.
De laatste 10 jaar van Nederlands
bewind waren ontegenzeggelijk jaren
geweest, waarin het land sociaal,
educatief en bestuurlijk in de lift
had gezeten.
Alleen economisch hadden ook wij
weinig kunnen uitrichten: de aan
vankelijk veelbelovende olie-produk-
tie liep al in de jaren vijftig terug en
de export van bosprodukten kwam
nimmer tot beduidende omvang. De
relatieve welvaart, die er heerste,
was dus een kunstmatige, omdat zij
uitsluitend uit Nederlandse over
heidsgelden bestond. Niettemin bezat
het land in 1962 een infra-structuur:
een vliegnet, scheepvaart- en tele-
communica tie-verbind ingenelek tri-
citeit en water in de grote plaat
sen en een geordend bestuur.
In de zeven magere jaren is dit
alles snel achteruitgegaan. De poli
tieke dreiging, die aan de „Act of
free choice" in 1969 voor het Indone
sische bestuur verbonden was, maak
te dit bestuur onzeker en argwanend.
In die jaren hebben vele Papoea's
met de gevangenis kennisgemaakt.
Het leger overheerste alles en deze
organisatie munt nergens ter wereld
uit door subtiel onderscheidingsver
mogen.
Tegenover elke organisatievorm
der Papoea's werd opgetreden. Zo is
praktisch het gehele kader van de
christelijke vakbeweging (destijds
dankzij het voortreffelijke werk van
de CNV'ers De Boer en Moes van de
grond gekomen) in die jaren via de
gevangenis uitgeschakeld. De organi
satie functioneert niet meer.
De kerk werd scherp in de gaten
gehouden, al wist de eminente leider
van de Evangelisch-Christelijke
kerk. ds. F. J S. Rumainum, het ver
trouwen der Indonesiërs te winnen.
Zondagochtend in West-IrianDe kerlceraad wacht op de predikant om de dienst te beginnen.
In zendelingen als Van Hasselt en
Kljne is de hervormde kerk hier op
zijn best vertegenwoordigd geweest.
Maar de kerk van Jezus Christus
heeft het Koninkrijk der Nederlan
den niet van node en het werk is
doorgegaan.
In dit verband mag ook wel eens
het zo bescheiden maar grootse werk
van de M(issionary) A(viation) Fel
lowship) naar voren gehaald worden.
Deze luchtvaartvereniging, die ten
dienste staat van alle Protestantse
kerken, is de spil waar alles om
draait bij het openleggen van het
Centrale Bergland, het binnenland
van West-Irian dat op geen enkele
Plotseling doemden enkele lichtjes
ader en ook al bijna naast het
ïegtuig op; het volgende ogenblik
hoven we al over de landingsbaan
in Biak. West-Irian. De landing
Erliep moeiteloos; het stationsge-
duw was als vroeger.
De in de Nederlandse tijd altijd
igewekte sfeer en drukte bij ver-
ek of aankomst van Holland-vlieg-
ïigen bleek onveranderd; de luid-
uchtige Nederlanders waren alleen
ervangen door ingetogen, beleefde
wanen of drukke Ambonezen, de
LM-vliegtuigen door machines van
e MERPATI of Garuda, de twee In-
onesische maatschappijen, die
'est-Irian meermalen per week met
e rest van Indonesië verbinden.
(Het vroegere KLM-hotel vlakbij
iet vliegveld in Biak, goede herinne-
ing voor alle oud-Nieuw-Guinea-
angers, is uiterlijk onveranderd,
lotel Irian", zoals het uiteraard nu
te leet, doet inderdaad nog in sterke
;ct nate aan „tempo doeloe" (is: vroe-
er) denken. De grote eetzaal met
ounge biedt een onveranderd voor-
an ïame aanblik, het uitzicht vanaf het
58 terras op de baai is onveranderd on
vergetelijk en de kamers zijn in
ieder geval schoon en voorzien van
al het noodzakelijke. Weliswaar loopt
de kraan niet de gehele dag in de
adkamer, maar dat heeft men opge-
ost door de in Indonesië vanouds ge-
wikelijke mandi-bak te introduce
ren, waarin reserve-water opgesla
gen wordt.
Zet men zich, gezien het karakter
an het hotel, met enige verwachting
an de maaltijd, dan wordt men snel
n ernstig teleurgesteld. Een komme-
zeer waterige „soep", een vergiet
rijst en twee kleine schoteltjes
bijgerechten, uiterst zuinig toe-
vormen zowel lunch als diner,
management van de keuken
in Chinese 'handen te zijn; bij-
tegen 'gepeperde prijzen
bijna verwacht.
[Het kan anders; in het „Hotel Ne-
(staatshotel, d.w.z. hotel waar
ambtenaren overnachten)
;g ik;een uitvoeriger maal voor
i-minder geld. Overigens haalde ook
dat niet bij wat in overig Indonesië
voor die prijs mogelijk is.
De wegen in Biak zijn uitstekend
onderhouden. Ook van de kantoren
krijgt men uiterlijk niet de indruk
dat zij verwaarloosd zijn. Schoolge
bouwen daarentegen blijken wel
sterk achteruitgegaan. Vlak voor de
„Ridge" vermeldt een groot 'bord dat
hier ter bevordering van het toe
risme het hotel „Pearl of the Pacific"
il verrijzen.
De vlucht naar Hollandia, nu Dja
japura. verloopt rimpelloos. De Indo-
.ische piloten verrichten schijn
baar zorgeloos hun taak. Het mon-
jsgebied van de Mamberamo, dat
eindeloos grote, volkomen onbewoon
de, door de uiterst .grillige rivier
An doorsneden oerwoud, komt al gauw
l\ in zicht.
Na een paar uur verandert de
|p|l „boerenkool" onder ons. Er komen
°Pen plekken en huizen, duidelijk
door 20ste eeuwers gemaakt. Even
flater staan we op het kleine vlieg
veld van Sentani bij Djajapura. De
35 kilometer naar Djajapura-ha ven,
bet centrum van de stad, leidt langs
net zo mooie Sentani-meer en over
PIM, een bergkam tussen (vroc-
Hollandia-Binnen en Hollandia-
iven.
De weg is goed onderhouden. Later
g ik de wegen in de „dokken" van
de haven eveneens in uitstekend on-
•uden staat. De uiterlijke aan-
van gebouwen, huizen, wegen,
;r valt geweldig mee.
jaa:
ooi
dAlt
en®,,
Langs de wegen mag het misschien
wat minder schoon zijn dan in „on
ze" tijd; het is gewoon Aziatisch
leworden. Op een open terrein in de
haven („de Kloof") was op zaterdag
avond een uiterst opgewekte pasar,
die met de vele op de grond bij wal
mende pitjes hurkende handelaren
aen gezellig beeld bood.
•e leei
Hooi
iden
EN [Stelt men zich Djajapura voor als
«n liggende U, waarvan de twee
uiteinden door steil oplopende, druk
vo hellingen en de ronding
<toor een op waterpeil gelegen cen-
ers ejtrum (de haven) gevormd wordt, dan
s te begrijpen dat vanuit die haven
"m mooi zicht op de hellingen moge-
ik is. De tegen de hellingen opkrui-
:nde auto's met hun stralenbundels,
talloze lichtjes en de gezellige zit-
5 les aan het water vormen een fasci-
■3025 nerend beeld van een tropenstadje
mj avond.
Het verkeer is zeer druk. Een groot
rieel heeft te maken met het Indone
sische leger, dat hier trouwens toch
wel erg nadrukkelijk aanwezig is.
Een kampong aan het Sentani-meer
Het economisch leven liep, door stag
natie in de im- en export, snel tot
het absolute nulpunt terug. De toko's
rui weer heel goed voorzien
raakten in die jaren erbarmelijk
leeg. Het zo belangrijke „tourneren",
d.w.z. het bezoek aan de kampongs
in het binnenland door dokter, land-
bouwman, schoolinspecteur, dominee
en bestuursambtenaar liep sterk te
rug door de toenemende onveiligheid.
Er zijn, kortom, weinig lichtpunten
in de donkere zestiger jaren te ont
dekken. Alleen het onderwijs werd
in de breedte snel uitgebreid. Zo
kreeg Abepura zijn universiteit. Pas
nadat in 1969 de „act of free choice"
gehouden was, kon gehoopt worden
op een werkelijk weer opnemen van
de draad, die in 1962 weliswaar ge
broken was, maar toch nog aankno
pingspunten bood.
Een belangrijke rol kon hierbij het
afscheidscadeau van de Nederlandse
regering spelen. Dit afscheidscadeau
bestond uit 30 miljoen dollar (108
miljoen gulden), die de Nederlandse
regering in 1963 aan de UNO schonk
ter besteding in Nieuw-Guinea (Het
was waarschijnlijk het geld dat op
de Nederlandse begroting voor 1963
voor NG uitgetrokken was). De UNO
stichtte hiermee de FUNDWI (het
Fund of the United Nations for the
Development of West-Irian), waar
over elders op deze pagina meer.
Hier kan gezegd worden dat deze
organisatie, met nog geen 100 man
buitenlands personeel (vergelijk dit
met de 14.000 Nederlanders voor
1963) goed1 werk doet. Wij zouden
gaarne voor continuïteit op lange ter
mijn willen pleiten, maar beseffen
dat daar bezwaren tegen kunnen rij
zen. In de eerste plaats is daar na
melijk het feit dat de hulp per hoofd
via de FUNDWI reeds uitzonderlijk
groot is in verhouding tot andere
ontwikkelingslanden. In de tweede
plaats is de realiteit dat de Papoea's
nu deel uitmaken van de Indonesi
sche gemeenschap en dat een „ge
vende" mogendheid als Nederland
zich niet of nauwelijks kan permitte
ren bepaalde bevolkingsgroepen bin
nen één natie op grond van een uit
de koloniale verhoudingen -stammen
de politieke relatie te bevoordelen.