JAPAN KEEK AF
Bertolucci filmt
eigen problemen
Drie soorten gereformeerden
door A. J. Klei
ZATERDAG 17 JULI 197T
want
nds
|n een interview sprak de Italiaanse filmer Bertolucci van een
iritn orm en verschrikkelijk probleem", nl. dat films die binnen
filmwereld revolutionair zijn in de praktijk meestal films
por een heel kleine elite blijken „een tegenstrijdigheid die
j niet zou weten op te lossen Inderdaad: van Bertolucci's
atste films heeft momenteel in Nederland ook maar een kleine
Bte kennis genomen, nu in het kader van het Holland Festival
L aantal „arthouses" enkele Italiaanse films vertoond hebben
maar iedere film nooit langer dan één dag die ons via de
rmale distributie nooit bereikt zouden hebben. Wat we nu
een maar kunnen hopen, is dat sommige van deze films, nu ze
bijnmaal toegang tot Nederland gevonden hebben, te zijner tijd
k nog in de normale roulatie zullen gebracht worden en dat
beide Bertoluccifilms daar dan bij zullen horen. Beide films:
e strategie van de spin" en „De cpnformist" zijn hoogst per-
onlijk en intelligent van signatuur, prachtig gemaakt en bo-
e ^ndien onderscheiden zij zich door een complexe rijkdom van
>eën en visies die het kenmerk van een belangrijk kunst-
slote ziin-
vai
het
ïebra
alzo.
ezen
een
and.
techn
lal
die
macs
doelt
e„ Jertolucci la nu dertig jaar oud.
Wee begon zijn werk In de film als
er ie-asslstent bij Pasollni („Accat-
ie z< e"). maakte in 1962 een soort
rtale 1 politiefilm. „La Commare sec-
en in 1964 de film die hem
rnationaal beroemd maakte, al
itDe aide het ook op een financieel
ds Lnbacle uit: „Prima della rivoluzlo-
HollasPSCHE Scnim
(de
vas")
die
Ze
men
imd.
uitge
ns' t"
dam.
laald
film van een zeer nieuwe, ex-
tu ssieve stijl, een grote lyrische
vogenheid en een kennelijk zeer
soonlijke problematiek,
det financiële échec van „Prima
la rivoluzione" maakte dat het
duurde voor Bertolucci op
een grote speelfilm kon ma-
want zo gaat dat in de film.
twee films die nu in het kader
^enp het Holland Festival vertoond
dateren van 1969 en 1970. In
de gevallen gaat het weer om
voor de revolutie", d.w.z. de
iode van het Italiaanse fascisme
ir het uitbreken van de oorlogs-
iode. waarin een kleinburgerlijk
^aal van wat „normaal", „fat-
inlijk" en „ordelijk" is. tot een
veldiqe ideologie is opgeblazen.
I.De strategie van de spin" ruimt
evenals „Prima della rivo-
ione" gedaan had een grote
ats in voor een operavoorstel-
In de schouwburg: een voor-
lling van „Rigoletto". Tijdens die
irstelllng werd een antifasclstl-
boekhe verzetsman, Athos Maqnanl,
n mis moord. De moordenaars werden
Kan >'1 gevonden, maar uiteraard
nd het vast dat ze ergens bij de
M cisten moesten worden gezocht,
)e vader is na de ondergang
f i het fascisme eert „Held" ge-
waart rden: in Tara, het kleine orovin-
itadje waar hij woonde, zijn
en pleinen naar hem ge-
fo md en natuurlijk staat er een
260 neldiq standbeeld. De zoon van
Tleld die ook Athos heet en
s in Tcies op zijn vader lijkt: hij
etc., b"dt in de film ook door dezelfde
grsoon gespeeld komt op aan-
Hfigen van de vroegere minnares
0. h zl|n vader naar Tara om de
'eten, (ordenaar te vinden,
vanbjjn onderzoek confronteert hem
Den 1| je vroegere medewerkers van
[i vader en tenslotte ontdekt hij
Zo zijj zij de moordenaars waren: zij
1847, pben hem vermoord omdat hij
Uitg.leen gegeven moment een ver-
bleek. Maar terwille van de
om istde zaak enscèneerde hij zijn
g nietod zodanig in samenwerking
It zijn vroegere vrienden dat
een „martelaar" zou worden.
FreJus enscèneerde hij een soort
uwd? „opera" waarvoor heel Tara.
3 blz. schouwburg incluis, als decor
mt dienen.
.^"le zoon ontdekt bovendien dat
""opera postuum nog steeds door
vader geregisseerd wordt: hij
kk I de le9ende van de •.Martelaar''
e verbreken en houdt een pas-
zee de
deel f
s. Am
ijgbaar,
f
ide toespraak bij het standbeeld
zijn vader. Hij is ingesponnen
„de strategie van de spin": als
tenslotte uit het plaatsje wil
trekken en op het station staat
wachten, verkondiqt de 'oud-
iaker een telkens hernieuwd uit-
van de aankomst van de trein.
Jen u
azen,
door
schr
Am ènslotte openbaart de weelderi-
vegetatle op en tussen de rails
(samen11, dat er al heel lang geen trein
3r is aanaekomen of vertrokken,
camera sluipt langs de perron-
eld varfd. waar de begroeiing dichter
dichter wordt, tot de rails ge-
overwoekerd zijn: er is geen
Den H "eg, geen vertrek meer,
let zijn de laatste beelden van
film en ze zijn typerend voor de
eotivlteit en de vormkracht van
filmer: beelden gebruikt als „te-
om iets heel persoonlijks en
»eT
ion
FILMKRONIEK VAN
DR. H. S. VISSCHER
benoembaars op het doek te
fcnqen over de vader-zoon-/er-
bding. Tussen de politieke Impli-
lies van Bertolucci's film èn de
Icho-analytische implicaties van
vader-zoon-verhouding bestaat
h duidelijke Identiteit.
met de
Bertolucci
wordt ont-
van zijn
niette-
gevangen in het web: nooit zai
i van het vaderbeeld afkomen
Dubbelzinnigheid is ook de struc-
Mr van „De conformist". In de
Jnvangsbeelden valt een telkens
•ugkerende wisseling van belich-
Pg en dientengevolge van kleur
die men aanvankelijk alleen 3an
T slechte techniek zou willen toe-
drijven, tot men de signalen der
nigheid ook verder in de
i ontdekt
De conformist is een fascistische
fcnt van de geheime dienst. Hij is
geworden door een jeugderva-
een homofiele chauffeur heeft
getracht hem als jongetje aan te
randen, waarna hij de chauffeur
gedood heeft. Daaruit ontstond la
ter de aandrift, orde en fatsoen
in zijn leven te brengen en zo Is
hij bij de fascisten terechtgekomen.
Zijn opdracht Is een vroegere pro
fessor van hem te liquideren. De
professor woont, in Parijs en
daar wordt de conformist gecon
fronteerd met een totaal andere le
vensmogelijkheid en vrijheid door
zijn liefde voor de jonge vrouw van
de professor. Niettemin voert hij
zijn opdracht uit. maar halfslachtig.
Het woord „laf dringt zich op,
precies als in „De strategie van
de spin". Pas na de oorlog vinden
we hem terug, op de dag waarop
Mussolini valt. Op die dag ontdekt
hij niet alleen dat hij zijn leven
lang onder een vermeende schuld
geleefd heeft, maar ook dat hij
daardoor zijn ware identiteit is
kwijtgeraakt. Hij is conformist ge
worden door een vermeende
èn door de fascistische ideologieën
van zijn blinde, „vaderlijke" vriend
Italo.
Bertolucci filmt een persoonlijk
probleem van zich af: een psycho
logisch èn een Ideologisch pro
bleem. Maar het wezenlijk belang
rijke is dat hij dat zo geweldig
doet, in beelden, mise-en-scène en
vondsten die adembenemend zijn.
Men zou zijn films herhaalde malen
moeten zien om de rijkdom aan
vormgeving er volledig uit te halen.
„Als men de natuur en de aart
van de Europesen met die der Azia-
ners vergelijkt, zoo zoude men kun
nen zeggen, de Europesen zijn als
steen en de Azianers als hout, want
de steen is zwaar, zinkt." Dat is een
nogal kenmerkende zinsnede, af
komstig uit de inleiding van een
Japans-Nederlands woordenboek uit
het begin van de negentiende eeuw.
Dat boek ligt in een vitrine op de
tentoonstelling „Hollanders gezien
door Japanse bril", die tot 26
augustus in het Westfries Museum
te Hoorn gehouden wordt.
Die boeken er zijn er nog een
paar zijn overigens maar bijzaak; 't
gaat eigenlijk om een zestigtal uiter
mate interessante Nagasakiprenten.
Prenten, de naam zegt het al, die in
Nagasaki vervaardigd werden, zo in de
periode tussen 1750 en 1850 (daarna
gingen de Edo-prenten hun rol groten
deels overnemen). Deze stad was tot de
vijftiger jaren van de negentiende eeuw
de enige in Japan waar vreemdelingen,
en dan nog heel sporadisch, werden
toegelaten. Die vreemdelingen, eerst
Portugezen, maar 1641 vooral (zoals
toen gebruikelijk was te zeggen:) Hol
landers, woonden overigens niet in de
stad zelf, maar op het kunstmatige
eilandje Deshima niet groter dan de
Dam in Amsterdam dat door een
brug met het Japanse vasteland was
verbonden.
Van de befaamde Oosterse gastvrij
heid was toen. nog weinig sprake: de
brug werd constant en streng bewaakt
door Japanse militairen en de Neder
landers, de „komo's". d.w.z. „roodhari-
gen" mochten er alleen gebruik van
maken als de zaken dat vereisten. De
Portugezen, samen met de Spanjaar
den, hadden zich daar vroeger, bezeten
door wellicht al te felle missie-activi
teiten, niet al te nauwkeurig aange
houden met als gevolg dat voor hen de
(winstgevende) Japanse poort dicht
klapte.
Onze eigen vaderlandse Oost Indi
sche Compagnie zorgde er wel voor niet
met dergelijke moeilijkheden te kam
pen te krijgen, die had er helemaal
geen bezwaar tegen de geloofsijver een
tikkeltje in te tomen waar het om het
verwerven van het handelsmonopolie
met Japan ging... Jan Compagnie liet
zich daarvoor trouwens nog veel on
aangenaamheden welgevallen, het geld
verzoette blijkbaar ook de vernederin-
-M- Twee roodharige barbaren, Hollandera
dus. Nagasakl-prent begin 19e eeuw.
gen die hij moest ondergaan en de be
perkingen, die hij zich diende op te
leggen.
De dienaren van de Compagnie
mochten (van de Japanners) bijvoor
beeld hun vrouwen niet meenemen. Er
zijn er wel, die dat toch geprobeerd
hebben, maar die zie je dan, als extra
curiositeit, prompt op de Nagasaki
prenten verschijnen. Er is er een, een
„Hollandse dame met dienstmaagd en
door GER KRUIS
kind" en uit het bijschrift blijkt, dat
dit niet zomaar de eerste de beste is,
maar de vrouw van het toenmalige op
perhoofd van Deshima, Cock Blomhoff.
Mevrouw Blomhoff kwam in 1817 aan.
maar werd per kerende gelegenheid
weer naar huis gestuurd.
De Japanners namen kennelijk di
rect hun kans waar om deze buitenissi
ge bezienswaardigheid te vereeuwigen.
De grafici van Nagasaki hadden zich
trouwens helemaal gespecialiseerd in
afbeeldingen van de roodharige barba
ren, die daar in een soort vrijwillig
aanvaarde gevangenschap op dat stuk
je grond van 120 bij 75 meter verble
ven. Op de keper beschouwd was het
een soort toeristenindustrie: hun pren
ten werden hoofdzakelijk als souvenirs
verkocht aan bezoekers uit alle Ja
panse windstreken, die geregeld de
ze wonderlijke en exotische dierentuin
bij Nagasaki kwamen bekijken.
Hoewel de „Japanse bril" in sommige
opzichten nogal vervormende effecten
veroorzaakte een Edo-prent van
Koning Willem III zag ik in eerste in
stantie aan voor een portret van
Djenghis Khan hebben deze (volks)-
kunstenaars, vooral wat de kleinere
details betreft, kennelijk hun ogen
goed de kost gegeven. Hoe hooghartig
en overladen met een kennelijk meer
derwaardigheidsgevoel de Japanners
deze voor hen vreemde cultuur ook be
naderden de benaming „barbaren"
spreekt boekdelen hun werkwijze
alleen al geeft te kennen, dat ze door
bepaalde facetten daarvan toch sterk
geïmponeerd waren.
Het streven naar een bepaald natu
ralisme in de Nagasaki-prenten wijst
daar al op. Natuurgetrouwheid immers
was nooit een traditie geweest in de
schilderkunst van het Verre Oosten. En
terwijl de houtsneden, die in Nagasaki
ontstonden, toch eigenlijk heel lang en
nog als een min of meer primitieve
vorm van volkskunst gezien werd,
maakte, om één voorbeeld te noemen,
een belangrijk kunstenaar als Maroeja-
ma Okio in de tweede helft der acht
tiende eeuw speciaal een reis naar Na
gasaki om die nieuwe trend daar eens
te bekijken. Toch was dat alles van
betrekkelijk weinig invloed op de Ja
panse kunst van die tijd: terwijl Okio
inderdaad enkele werken vervaardigde,
die van .een nauwkeurige natuurwaar
neming getuigden, hield hij zich daar
naast nog gewoon aan de tradities die
de kunst van zijn land al eeuwenlang
in hun ban hielden. Een autoriteit als
Peter C. Swann ziet dit soort naturalis
tische „uitwassen" eenvoudig als een as
pect van het streven naar het uitzon-
Volgetuigd Compagniesfregat. Nagasaki-prent, 18e eeuw.
derlijke in een naar sensatie zoekende
samenleving.
Japan immers leefde in dit tijdperk
in een sfeer van bijna volkomen isola
tie. Er was rijkdom en de intellectuele
ontwikkelingen, waarmee het Westen
zich vanaf de 17e eeuw bezig hield,
drongen niet door tot Japan, zodat men
daar al zijn inspanningen volkomen en
buitensporig op kunst en genot ging
richten. Zo gezien was dat vreemde
eilandje Deshima toch een opening in
de verder ondoordringbare „Japanse
muur". Daar sijpelden de informaties
uit het Westen druppel voor druppel
binnen en die lieten, alle meerder-
waardigheidsgevoelens ten spijt, niet
na indruk te maken.
Die meerderwaardigheid werd tot in
het misleidende doorgevoerd. Ook hier
van geeft een prent weer; een voor
beeld: in de slag in de Straat Sjemone-
schi in 1864 eigenlijk het begin van
de opheffnig van het Japanse isole
ment kreeg de Japanse vloot zeer
gevoelige klappen. Maar de prent sug
gereert een Japanse overwinning.
Maar er waren ook andere geluiden.
Het bijschrift op een andere prent ver
meldt o.m.: „Daar het volk (het Neder
landse dus) heel knap is, munt het in
vele kunsten uit... en men zegt, dat zij
aan alle landen van het Westen de be
studering van duizend zaken hemel en
aarde betreffend hebben geleerd".
Zo waren de Japanners duchtig ge-
imponeerd door onze medische weten
schappen. Medische literatuur werd
zelfs in het Japans vertaald. Men nam
ook de moeite iets meer te weten te
komen over de taal. Er liggen op de
tentoonstelling enkele delen van het
„Nieuw verzameld Japans en Hol-
landsch woordenboek door den vorst
van het landschap Nakah, gedruckt bij
zijn dienaar in 1810".
Het is geen grote tentoonstelling
zestig prenten nemen niet zo veel
plaats in, maar 't is allemaal de moeite
van een reisje naar Hoorn zeker
waard. Want waarschijnlijk was u
nooit eerder in dat prachtige Westfrie-
se Museum, dat gevestigd is in het in
1632 getouwde Staten College.
Er zijn o.a. 17e- en 18e-eeuwse inte
rieurs met opvallend mooie betim
meringen schilderijen (w/j. de te
weinig bekende maar zeer rijke schut-
terstukken van Jan Albert Rotius en
het enige bij zijn leven geschilderde
portret dat nog van Jan Pietersz. Coen
over is), meubilair, zilver, porselein,
munten, penningen en een zeer fraaie
collectie glas.
„Heb ik Je eigenlijk al verteld, mijn
kleine wildeman, dat ik hier nog Iets
uit mijn eerste huwelijk heb?" Uit
„Der Spiegel", overgenomen uit het
maandblad Voorlopig (themanummer Be
jaardenprotest).
Wat ik vermoedde, is uitgekomen: het bericht dat het moderamen van de hervormde
synode de vrijzinnige prof. dr. P. Smits de emeritaatsrechten terug gaf, was hier en daar
voor sprekende en/of schrijvende gereformeerden aanleiding om de hervormden, of
liever: het punt van een mogelijke éénwording met de hervormde kerk, weer uit het ge
zichtsveld te schuiven. Want nu zag je toch maar weer dat in de hervormde kerk „alles
kan".
Daargelaten of deze interpretatie
van het moderaminale besluit juist is
en ook daargelaten dat ik me best
kan voorstellen dat niet alle gerefor
meerden er dol op zijn hun veilige
verworvenheden over de vaderlandse
kerk uit te smeren, wil ik opmerken
dat gereformeerden en trouwens ook
genoeg hervormden niet te snel met
hun oordeel en met hun conclusies
moeten zijn.
Om te beginnen: prof. Smits heeft
méér geschreven dan het artikel over
de verzoening (met de vorm waarvan
hij achteraf zelf niet compleet geluk
kig was) en het is heel goed mogelijk
dat juist onder de mensen die hij
daarmee boos en verdrietig heeft ge
maakt, er zijn die graag zouden ap
plaudisseren als zij lazen hoe deze
hoogleraar in het blad Kerk en We
reld door allerlei modieuze toestanden
en beweringen kan heenprikken, en
ook hoe hij scherp de huidige malaise
in het kerkelijk leven kan analyseren.
Vervolgens: kan er tegenwoordig
ook niet heel wat in de gereformeerde
kerken? In deze zin, dat zij intussen
zelf toch ook wel zoiets als 'n moda-
liteitenkerk geworden zijn en nu op
haar beurt een discussie over de ver
zoening hebben, naar aanleiding van
dr. H. Wiersinga's dissertatie. Offi
cieel doen ze liefst alsof het nog
koekoek één zang is, en wat dit be
treft kan ik er inkomen dat de ver
ontrusten nijdig worden vanwege
voortdurende bezweringen dat we el
kaar toch moeten kunnen vasthouden,
omdat we elkaar toch hierin en daar
in nog kunnen herkennen. Valt er
over en weer nog wel zo veel te her
kennen? Herkennen (ik geef een
voorbeeld) lezers van Waarheid en
Eenheid, het blad der gereformeerde
verontrusten, die van het als progres
sief te boek staand maandblad Voor
lopig? Ik heb reden om aan te nemen
dat de mensen van Voorlopig op hun
best Waarheid en Eenheid eens inkij
ken vanwege de curiositeit en dat
verontrusten Voorlopig alleen maar
oppakken om hoofdschuddend te kun
nen vaststellen dat er nu ook werke-
liik niet éne gereformeerde regel in
staat.
Voorlopig geeft m.i. voortreffelijke
themanummers uit. Van het voor
laatste nummer, dat o.m. zich bezig
hield met de kwestie van de vereen
zaming. herinner ik me een uitste
kend artikel van prof. dr. J. Firet en
het laatst uitgekomen nummer (van
juni) heeft als thema: bejaardenpro
test.
Is dit links? Is dit allemaal hori
zontalistisch? Het lijkt er niet op. Om
me tot het juninummer te beperken,
het verhaal van ds. A. H. van den
Heuvel over wat hij regelde voor zijn
begrafenis (eerder in deze krant geci
teerd in de rubriek Uit de kerk
bladen) is bijzonder verticalistisch,
als we nu toch deze termen gebrui
ken. De bijdrage van ds. S. J. Popma:
„Als je ouder wordt" eindigt zo: „Er
staat 'n kruis op Golgotha en Jezus
is Overwinnaar". En de gevoelige no
tities van de hervormde dr. G. H. ter
Schegget maken misprijzend gepraat
over „die revolutietheoloog" tot een
slag in de lucht.
Maar 't is waar. in Voorlopig geen
getob over evolutionisten of PPR-
slemmers en geen gedub over wat
professor - Runia - nu - toch - wel
- voor - iemand - zal - wezen.
Eerlijk gezegd, houden de mensen
van Voorlopig zich niet of nauwelijks
met synodale benoemingen bezig. En
ze kunnen zich amper voorstellen dat
er gereformeerden zijn zoals die vra
gensteller in Waarheid en Eenheid,
die vanwege liturgische vernieuwin
gen in zijn eigen kerk maar liever
naar de christelijk gereformeerde
kerk wil, ook al preekt zijn eigen do
minee „schriftuurlijk". Voor wie 't
graag weten wil, het antwoord dat hij
van ds. M. Vreugdenhjl krijgt, luidt:
ik zou 't niet doen, die zgn. nieuwig
heden betrekken zich niet op de fun
damenten van de bijbelse leer.
Nu ik toch uit Waarheid en Eenheid
aan 't citeren ben, ds. J. B. van Mech-
elen is als volgt bezig met de aan
staande Kamper professor Runia:
„Zonder hem met prof. Kuitert te
willen vereenzelvigen, ben ik toch
van mening dat zijn opvattingen ten
aanzien van Genesis nogal zwevend
zijn Het feit, dat links georiën-
teerden tegen dr. Runia protest aan
tekenen, is een verkwikkende zaak.
Daarmee is echter nog niet gezegd,
dat hij een geestelijke leidsman der
verontrusten zou zijn".
Zo'n citaatje kan m.i. duidelijk ma
ken hoe de posities liggen: als zij er
gens de pest over in hebben, kon't
juist wel eens wat voor ons zijn...
Over luisteren naar elkaar, over el
kaar vasthouden, over elkaar herken
nen gesproken! £n omgekeerd, voor
de mensen van Voorlopig bestaan de
verontrusten niet of nauwelijks, men
neemt zelfs niet de moeite ze kwaad
toe te spreken.
Of het er over en weer dan ook niet.
naar gemaakt is? Of de éne groep
niet te hard draaft en de ander te
veel zeurt? Draven en zeuren mag.
vind ik, maar ik geef geen antwoord
op deze vraag, ik signaleer alleen. En
ik doe dat naar aanleiding van het op
de markt komen van de Ichthus-
reeks, een serie toekjes die bij Buij-
ten en Schipperheijn in Amsterdam
uitkomt als verontruste tegenhanger
van de „linkse" Cahiers voor de ge
meente van uitgever Kok in Kampen,
die trouwens ook de „confessionele
serie Theologie en gemeente" aan de
man brengt. Iedere club dus niet al
leen zijn eigen bladen, maar ook zijn
eigen boeken. Met andere woorden, de
bestaande groeperingen zetten zich
weer vaster in 't zadel, noemen ze
dat tegenwoordig niet polarisatie?
Twee deeltjes van de Ichthus-reeks
zijn verschenen: „Met de kerk van
alle eeuwen" door dr. L. Praamsma
en „Aangepaste theologie" door prof.
dr. W. H. Velema.
De ondertitel van dr. Praamsma's
boekje luidt: over confessionele trouw
en ontrouw. De destijds uit Gronin
gen naar Canada geëmigreerde pre
dikant geeft hier een bestrijding van
het Cahier voor de gemeente „Kerk
en belijdenis" van prof. dr. C. Augus-
teijn. In zijn Ter introductie schrijft
de Rotterdamse gereformeerde pre
dikant dr. E. Masselink: „Het is dr.
Praamsma een raadsel, dat zo veel
gereformeerde theologen over Augus-
teoijns publicatie blijven zwijgen;
maar daarom neemt hij, na aanvan
kelijk zwijg-voornemen de pen op. De
beschuldiging is te radicaal en Augus-
tijns bedoeling te gevaarlijk."
Mijn vraag: hebben de verontrusten
aan dr. Praamsma dat raadsel ver
klaard? Hebben ze uitgplegd waarom
er nooit een boekje over Augustijns
cahier op stapel is gezet? Bijvoor
beeld omdat het toch boter aan de
galg gesmeerd zou zijn? Hoe dan ook,
nu wordt dr. Praamsma's boekje blij
begroet. Net zoals er vroeger een al
gemeen verzet moest komen tegen de
remonstranten moet het er nu komen
tegen Augustijn, merkt dr. Masselink
op (overigens twee jaar na de ver
schijning van Augustijns boekje).
Dr. Praamsma, kerkhistoricus,
schrijft levendig. Hij knoopt aan bij
de zeventiende-eeuwer Trigland, die
moderéren, d.i. maathouden en met
wijsheid de belijdenis handhaven,
prima vond maar een hekel had aan
modderen, d.i. de kant van de leer-
vrijheid opgaan.
Ik citeer hier het slot van dr.
fraamsma's betoog: „Wanneer de ge
reformeerde kerken het advies volgen
dat dr. Augustijn haar gegeven heeft
en Gods water over Gods akker laten
lopen, zullen ze straks vrij zeker een
„grote kerk" zijn, waarin het voor ve
le kinderen Gods moeilijk zal zijn te
verkeren wegens geestelijke adem
nood. Daarom dient het accoord van
gemeenschap in eer te worden her
steld. Kerkeraden hebben de hand te
houden aan de reformatorische belij
denis. Ze hebben niet enkel de zaken,
die dr. Augustijn als eersterangszaken
aanmerkte (de eenheid van alle men
sen etc.) op de synodetafel te brengen.
Ze hebben in de eerste plaats daar de
zaken van de belijdenis van God
Drie-enig te brengen. En wanneer ze
dat doen, en hun kansels sluiten voor
allen die déze belijdenis weerspreken,
zal God van de hemel het hun doen
gelukken".
Kort.over het boekje van de chris
telijke gereformeerde hoogleraar Ve
lema, omdat het de bedoeling is dat
hierover later nog uitvoeriger ge
schreven wordt in deze krant.
Prof. Velema geeft hier een kriti
sche en bevattelijke bespreking van
de theologie van zijn Amsterdamse
gereformeerde collega dr. H M. Kui
tert en hij groepeert de stof zo dat
(ook) de niet-theologisch geschoolde
lezer het betoog gemakkelijk kan vol
gen. Bovendien vat prof. Velema in
het zevende hoofdstuk van zijn boek
de voorgaande zes hoofdstukken nog
eens samen.
Uit zijn Woord vooraf citeer ik:
„Met de titel doel ik op Kuiterts leer
omtrent God. Daar heeft Kuitert een
aanpassing voltrokken, die voor heel
zijn theologie konsekwenties heeft.
Zij leidt ertoe, dat zijn theologie ge
worden is tot een aanpassing van de
openbaring aan het moderne denken
en voelen. Deze studie wil een biidra-
ge leveren aan de levendige diskus-
sies rondom de theologie van Kuitert.
Moge zij helpen verduidelijken de
moeilijke positie waarin de gerefor
meerde theologie mede door zijn toe
doen is gekomen".
Aldus prof. Velema. die op pag. 176
opmerkt: „In de fundamentele aan
passing van de leer over God zie ik
het punt, waar Kuitert de gerefor
meerde theologie de rug toekeert".
Tot zover de aankondiging van de
Ichthus-reeks. Ik vraag me af hoe het
komt dat voor deze serie, die zich
toch vooral richt op de kerkelijk-ge-
reformeerde problematiek, eerst een
buitenlander en vervolgens een chris
telijke gereformeerde scribent aange
trokken is. Waren er geen gerefor
meerden te vinden of bereid zich te
gen resp. Augustijn en Kuitert op te
stellen? Is de omvang, of liever: de
kwaliteit van de verontrusting over
hen soms te gering? Nog iets. Krijgen
we straks een derde deel: contra Le
ver? En een vierde: contra Baarda,
enz.? Met andere woorden, gaat deze
serie bij de gratie van de antithese
bestaan?
Er zijn drie „soorten" gereformeer
den, we hebben het terloops al over
de derde soort gehad toen we de
reeks Theologie en gemeente signa
leerden: de mensen van het gerefor
meerd confessioneel beraad, die je
niet helemaal (of: helemaal niet) een
middengroep kunt noemen omdat de
ze confessionelen, net als dat in de
hervormde kerk het geval is. dichter
bij „rechts" dan bij „links" zitten.
Onder hen bevinden zich verontrus
ten. maar ze behoren niet tot de geor
ganiseerde verontrusten, wier optre
den zij te negativistisch vinden. Ie
mand als de Nunspeter ds. M. P. van
Dijk, een van de oprichters van het
beraad, is altijd bereid naar „links"
(excuus voor de etiketten, maar wat
moet je anders?) te luisteren alvorens
zijn oordeelvellingen op papier te zet
ten. Er leven echter in deze kring wel
wensen naar een meer strijdbare aan
pak.
Nu .is er één boekje uitgekomen,
waarin de drie soorten gereformeer
den (nog) broederlijk bijeen zijn: ver
ontrust, confessioneel en de zgn. nieu
we theologie, oftewel rechts, midden
en links hebben een schrijvende ver
tegenwoordiger in „Weerwoord", een
bundel werkmateriaal van de gerefor
meerde vrouwenbond en de gerefor
meerde mannenbond. Onder de op 't
eerste oog niet volstrekt duidelijke ti
tel: „Christen zijn verschillend be
leefd" hebben hierin achtereenvolgens
de al genoemde ds. Van Dijk, de ver
ontruste voorman ds. E. J. Oomkes en
de eveneens al genoemde prof. Augus
tijn een opstel geschreven over de
vraag, welke ruimte er in de kerk
kan en mag zijn voor verschil van
geloofsbeleving.
Ik noteer dat ds. Oomkes zorgvul
dig waakte voor een polemisch ele
ment in zijn bijdrage, ik heb hem wel
eens hardere noten horen kraken dan
hier! In elk geval maakt „Weer
woord" iets waar van wat alle drie
betogen, nl. dat je om verschil van
geloofsbeléving elkaar niet uit de weg
hoeft gaan. Maar de wegen scheiden
als je gaat vragen: waar houdt ver
schil van geloofsbeléving op en begint
verschil van geloof? En als daarover
gepraat wordt, stop je vandaag geen
drie soorten gereformeerden meer in
één boekje, denk ik. Ze moeten maar
wèl in één kerk blijven, komt me
voor; vrees voor weer een scheuring
is een legitieme vrees.
Intussen moge belangstelling voor
„Weerwoord" gewekt zijn. De bundel
biedt een flink aantal beknopte op
stellen over een veelheid van onder
werpen plus liederen van ds. Hans
Bouma (wiens bundel verleden week
in deze krant door Frits Mehrtens is
besproken). Jammer dat geen bijzon
derheden over de medewerkers gege
ven worden. Ds. A. J. R. Brussaard
schrijft over homofilie, akkoord na
tuurlijk, maar enige informatie over
zijn speciale pastorale werk jegens
homofielen zou gewenst zijn: hij zal
juist vanwege die activiteit gekozen
zijn. Er werken een paar hervormden
mee. alweer: akkoord natuurlijk,
maar zou iedereen precies weten
waar en wat prof. dr. P. J. Roscam
Abbing doceert? Met deze opmerking
wil gelijk gezegd zijn. dat „Weer
woord" ook voor niet-bondsleden ge
schikte lectuur kan zijn.
Waarheid en eenheid", verechljnt om de
twee weken; uito. W. Karssen Zn.. Bodegra
ven (ebonn. f 12.50 per Jaar).
„Voorlopig", mtandbled met alt ondertitel:
Evenaelltch commentaar bi| de tl|d). Ultg. Kok.
Kempen en Melnema, Delft (abonn. f 15,- per
laar).
„Met de kerk van alle eeuwen" door dr. L
Praamsma. 80 pag. prils f5.90; en: „Aangepaste
theologie" door prof. dr. W H. Velema. 180
pag. prii» f 10. hesp. deel I en deel II van
Ichtus-reeka. uitg. BuIJten en Schlperheljn te
Amsterdam
„Weerwoord", werkmateriaal geref. vrouwen
en mannenbond, 176 paq. Te bestellen door ƒ3,-
te storten op qiro 5i 54 73 t.nv. geref. vrouwen
bond. Steynlaan 8. Baarn.