PARTHEID
EIST HOGE TOL
Weenen
Stinkwater
door Harm Lamberts
Nd-Transvaal
Mnxesha
)e mensen wéren over het alge-
jen gewoon verbijsterd, ofschoon
imigen kwaad waren, vooral om-
een bantoebestuursambtenaar,
inks gedane beloften, niet kwam
een vergadering. Maar alles ging
;zaam genoeg. Geunifqrmeerde
Itie verscheen "alleen op het to
il om de geestelijken en de pers-
tsen te vertellen dat ze geen
o's mochten maken.
h ïf£
OL?
"schoon we op een openbare weg
ren in een gebied van blanken,
den ze dat het verboden was
o's te maken, omdat we dan con-
maakten met de Afrikanen. De
toe-bestuursambtenaar trok later
verbod in, omdat naar hij zei
niets te verbergen was. De eerste
innen vertrokken 's morgens om
uur. Ze deden nog steeds hun
it er opgewekt uit te zien, maar
riepen: „Sikhulekele-bidt voor
te K
inf^ter. toen aartsbisschop Hurley en
gezelschap waren aangekomen,
gen we naar Limehill, ongeveer
ipenintig mijl verderop. We vonden
leer [enen die het eerst aankwamen
jnve end in het open veld. Ze zagen
hel zo nog meer verwilderd en ver
en uit. Er was op kleine afstand
o i watertank en een stapel opge-
iwen tenten, die de mensen niet
sten op te zetten. Verder was er
ts.
'ijdens de eerste avond regende
hard en veel tenten waren vol
ter gelopen, omdat de mensen
idee hadden van afvoerkanaal-
hop|s. In plaats daarvan gooiden ze
de tegen de onderkant van de
t, waardoor het water niet werd
engehouden en het overdag in de
ten ondraaglijk heet werd.
a )p 12 februari 1968 werd in het
pioprogramma Lopende Zaken van
Zuidafrikaanse omroeporganisatie
i uitspraak van een vertegenwoor-
er van de Zuidafrikaanse Pers-
Joeiatie aangehaald. „De bewoners
Meran kregen vorig jaar au-
tus te horen, dat de eersten van
zich op 29 januari gereed moes
maken om te verhuizenHet
lartement van bantoe-bestuur
I iwde zo snel huizen, dat er binnen
r^ele dagen geen behoefte meer zou
lan aan tenten vanaf de eer-
iag werd ook gezorgd voor vol-
:nde gemeenschappelijke toilet-
niemand hoefde meer dan een
art mijl te lopen om in de nood-
ikels kruidenierswaren en verse
lenten te kopen geen leerling
fde een schooldag te missen, om-
aal een school met tien lokalen bijna
rei tooid was".
v r
«zeg «et dit soort valse berichtgeving
jdden we te maken als we de men-
er bewust van trachtten te maken
p|to wat er in Limehill gebeurde. Die
ker i-klassige school lag zeven mijl
iig,Limehill en was niet bedoeld
fii >r de bewoners van Limehill; de
looi was in feite nog niet klaar toen
mensen een jaar later naar dit
)ied overgebracht werden.
Toen de maanden verstreken, wer-
steeds meer mensen naar Lime-
en andere hervestigingsgebieden
go "schenen. De klachten namen toe,
em"" te kort aan water om te bou-
er, n. de moeilijkheid om bouwmate-
3t 'en te krijgen en in het algemeen
bo er de ontberingen. Limehill zelf
kn snel de aanblik van een krot
je, 'wijk en kreeg de bijnaam
an, haiyazafe - sla hem tot hij sterft,
waarnemend minister van ban-
■bestuur zei op 14 maart 1969 in
parlement, dat er nog 76 gezin-
ot, n in het Limehill-complex in ten
ten leefden en dat ze zo al sinds
september 1968 woonden.
Kerkmensen, politici en anderen
vroegen om een onderzoek naar de
gezondheidstoestand. Maar de mi
nister vari gezondheidszaken, dr. C.
de Wet. zei dat er -geen ernstige
- ziekten uitgebroken waren en dat er
slechts negentien mensen gestorven
waren, wat normaal was voor een
bevolking van 6000 mensen. H. Tor-
lage, parlementslid en leider van de
Nationale Partij in Natal, maakte de
verbazingwekkende opmerking, dat
veel van de graven van mensen bo
ven de tachtig waren en dat een van
de overledenen zelfs 121 jaar was
geworden. In werkelijkheid was maar
een van de gestorvenen ouder dan
tachtig jaar (en zelfs hij was geen
121.)
De meeste grafstenen gaven de
leeftijd niet aan, maar enkel de da
tum van overlijden; waar wel de
leeftijd aangegeven stond, lagen
meestal kinderen begraven. Ik foto
grafeerde de grafstenen van onge
veer zestig graven op de vijf begraaf
plaatsen van het Limehill-complex
en men vertelde mij dat er nog zes
anderen buiten de begraafplaatsen
waren begraven; zij toonden mij die
graven niet, omdat de mensen daar
onwettig begraven lagen. De mees
ten in meerderheid kinderen
waren tussen oktober en december
gestorven. De minister van bantoe-
bestuur en ontwikkeling verklaarde
op 7 februari 1968 in het parlement,
dat er 73 doden waren gevallen in het
hervestigingsgebied. Doctor de Wet
had gezegd, dat negentien doden
normaal was. Dus zelfs hij zou ver
moedelijk hebben moeten toegeven,
dat 73 verre van normaal was.
Tijdens mijn laatste bezoek aan
het hervestigingsgebied Weenen
wenste ik dat ik een bandrecorder
bij me had gehad om de emotionele
uitbarsting van een oude man vast
te leggen over hoe hij heel zijn
leven had gepoogd fatsoenlijk te le
ven en zijn kinderen op de juiste
manier groot te brengen en nu ver
laagd was tot zo'n leven. Hij was
vertrapt, zei hij door de blanken,
die hemzelf, zijn kinderen en ziin
volk wilden „doden". "God alleen
weet hoe wij in deze plaats lijden.
De tranen van deze streek zouden
een rivier kunnen vormen". Ik weet
niet of hij zich er van bewust was,
dat de naam Weenen een plaats van
tranen betekent.
Ongeveer 400. gezinnen leefden in
de gemeente Eersterus, ongeveer
tien mijl ten westen van Pretoria
en bij Silverton, waar velen van
hen werkten, al jaren lang. Het land
waarop ze leefden was door een
partikulier bedrijf gekocht en de
merjsen, waarvan de meesten pach
ters waren, kregen bericht dat ze
de grond moesten ontruimen. Twee
jaar bleven ze echter nog zitten,
waarop de nieuwe eigenaar het ge
meentebestuur van Pretoria vroeg
hen te verwijderen.
we uit onze auto's stapten, nam iemand van de veiligheidspolitie
van ons. Hij deed het stiekem en deskundig vanaf de heup. We be
lten weloverwogen de mensen niet te helpen met het afbreken van hun
izen en het opladen van hun bezittingen, omdat het dan uitgelegd zou
nnen worden als een vorm van medewerking met de verhuizing. Maar
mensen waren er zich heel goed van bewust waarom we daar waren
wij waren dankbaar voor de paraplu's die ze ons brachten om ons te
il de zon te beschermen. We hadden te doen met de mensen van de
«ligheidspolitie, die blootgesteld waren aan de verzengende zon.
e: f Pater Cosmas Desmond: monddood gemaakt
Deze pagina is gewijd aan pater Cosmas Desmond,
de 34-jarige rooms-katholieke priester, die vorige
week in Zuid-Afrika monddood is gemaakt. Zonder
vorm van proces is deze voormalige Engelsman, die
twee jaar geleden de Zuidafrikaanse nationaliteit
kreeg, door de regering van premier John Balthazar
Vorster veroordeeld tot vijf jaar huisarrest. In die
tijd mag hij 's nachts en in de weekeinden de deur
niet uit en mag hij niemand anders thuis ontvangen
dan zijn dokter en zijn ouders. Hij mag bovendien
niets meer publiceren en mag niet meer geciteerd
worden. Maar pater Desmond was de stem van
miljoenen ontrechte zwarte Zuidafrikanen en die
stem moet blijven klinken.
Nadat Cosmas Desmond in 1969 zes maanden langs
de zogenaamde hervestigingsgebieden in Zuid-
Afrika had gereisd, publiceerde hij een boek onder
de titel The Discarded People, Het Afgedankte Volk,
waaruit we hieronder een aéntal fragmenten af
drukken. Hervestigingsgebieden zijn streken waar
heen miljoenen Afrikanen worden gebracht, die tot
nu toe in die delen van Zuid-Afrika woonden, die
de blanken zichzelf hebben toebedacht. Wat deze
apartheidspolitiek in de praktijk voor gevolgen
heeft, ontdekte Desmond tijdens zijn reis. Zijn ver
slag werd een indringende aanklacht tegen de
schrijnende onrechtvaardigheid van wat wel de
grote apartheid wordt genoemd.
Dat is de politiek die dr. H. F. Verwoerd, de ver
moorde voorganger van premier Vorster heeft ont
worpen. Op 4 april 1961 zei Verwoerd in het Zuidafri
kaanse parlement: „De bantoe zal in staat zijn zich
in aparte bantoe-staten te ontwikkelen. Dat is niet
zoals we het graag zouden willen. Het is een vorm
van versnippering die we niet hadden gewild als
we die hadden kunnen vermijden. Maar met het oog
op de druk die op Zuid-Afrika wordt uitgeoefend,
kan er echter geen twijfel over bestaan, dat dit
uiteindelijk gedaan moet worden, waarmee we voor
de blanke man zijn vrijheid kopen en het recht om
te blijven domineren in wat zijn land is, waar zijn
voorvaders zich gevestigd hebben".
De stichting van bantoestans, quasl-onafhankelijke
staatjes in Zuid-Afrika, is een politiek die de blanke
minderheid in dat land heeft uitgedacht om eigen
bevoorrechte positie te handhaven. Dat blijkt niet
alleen uit deze ontboezeming van Verwoerd. Dat
wordt ook duidelijk als we zien wat de grote apart
heid in werkelijkheid betekent. De versnipperde
stukken land, die de „thuislanden" vormen van de
Afrikanen, moeten samen straks negen semi-onafhan-
kelijke staatjes, bantoestans, worden. Momenteel
hebben alleen nog maar Transkei en Ciskei een
beetje vorm gekregen.
Deskundigen betwijfelen op zeer goede gronden of
de bantoestans levensvatbaar zijn. Maar zelfs al
zouden het werkelijk onafhankelijke, zelfstandige
staatjes worden, dan nog zou de grote apartheid
geen recht doen aan de meerderheid van het
Zuidafrikaanse volk. De Afrikanen maken immers
meer dan tachtig procent uit van de Zuidafrikaanse
bevolking, maar alle thuislanden samen zullen maar
13,7 procent van het landoppervlak beslaan. Op dit
moment wonen daar 6,9 miljoen mensen. Alleen al
de natuurlijke aanwas zal er voor zorgen dat er in
2000 ongeveer twaalf millioen mensen zullen wonen.
Daar zullen nog de tienduizenden bijkomen, die jaar
lijks uit de rest van Zuid-Afrika worden weggevoerd.
Een bestaan kunnen ze daar niet opbouwen, want
alle grote steden liggen in „blank" Zuid-Afrika, ook
die welke helemaal omgeven zijn door zogenaamde
thuislanden. Zo is Port St. John, dat geografisch bij
Transkei hoort, een stad voor de blanken. Alle
goud- en diamantmijnen liggen toevallig ook buiten
de thuislanden van de Afrikanen. De belangrijke
wegen en spoorwegen lopen door dat deel van het
land, dat de blanken voor zichzelf hebben gereser
veerd.
In de thuislanden wonen dan ook voornamelijk
vrouwen, kinderen, oude mensen en werklozen. De
meeste mannen werken in de steden voor de
blanken. Ze kunnen af en toe maar eens naar huis
omdat de afstanden veel te groot zijn en het reis
geld te hoog. Kerken en andere instellingen hebben
voortdurend gewaarschuwd dat de regering bezig is
een hele gemeenschap te ontwrichten, maar naar
hen wordt niet geluisterd. De trekarbeid vormt een
wezenlijk onderdeel van de regeringspolitiek. In
feite steunt nu de hele apartheidspolitiek op dit
systeem.
De Zuidafrikaanse economie drijft op de goedkope
zwarte arbeidskrachten en daarvan zijn er steeds
meer nodig. Het gevolg is dan ook dat ondanks de
massale volksverhuizingen, bedoeld om het aantal
Afrikanen in de „blanke" gebieden te verminderen,
hun aantal in de steden juist toeneemt Want de
blanken willen wel apartheid, maar ze willen er geen
verlies door lijden. Daarom moeten de gezinnen van
de arbeiders door een minister destijds over
tollige aanhangsels genoemd naar de thuislanden
vertrekken en kunnen de mannen, die bruikbaar zijn
in het arbeidsproces, blijven, 's Avonds moeten ze
leven in sombere vertrekken aan de randen van de
steden waar ze het gemis van vrouwen en kinderen
compenseren met drank.
De eigenaar van de grond zei la
ter, dat hij verondersteld had dat
huizen en andere voorzieningen ver
schaft zouden worden aan de 400
gezinnen die moesten vertrekken. In
plaats daarvan werden zij meege
nomen en neergezet in Stinkwater
en Klipgat in het midden van een
extreem koude winter. Elk gezin
kreeg een tent te leen voor drie
maanden. Na die tijd werden zij ge
acht hun eigen huis te hebben ge
bouwd. Er waren geen sanitaire
voorzieningen of andere faciliteiten,
behalve één waterkraan voor 2000
mensen.
Een van de voornaamsteklachten
was, dat terwijl zij in Eesterus op
korte afstand van hun werk in Sil
verton en Pretoria woonden, zij nu
35 mijl verderop leefden en 's- mor
gens om 4 uur op stonden en 's
avonds om 9 uur weer thuiskwamen.
Een man vertelde dat hij 12 rand
per maand aan buskaartjes moest
uitgeven, wat ongeveer eenderde van
zijn loon was.
Morsgat ligt ongeveer 65 mijl ten
noordwesten van Rustenburg. Het
staat op geen enkele officiële lijst
van gemeenten. Volgens de kranten
van oktober 1969 schijnt het ministe
rie van bantoe-bestuur nu de naam
en status van de plaats veranderd
te hebben. Het wordt nu officieel
Modikwe genoemd en er worden hui
zen gebouwd, die in een stadswijk
thuis horen. M. C. Gotha, minister
van bantoe- bestuur en en ontwik
keling, legde uit dat namen van
hervestigingsgebieden als Morsgat,
Limehill en Stinkwater niet geluk
kig waren
Toen ik in maart 1969 de neder
zetting bezocht, moest ik me bijna
een weg kappen door de bush om
de tenten zelfs maar te kunnen zien.
Dit gebied is zeer dicht begroeid
met struikgewas en daar midden in
bevonden zich honderden tenten. Het
was onmogelijk vast te stellen hoe
veel er waren vanwege het dichte
struikgewas, maar de plaatselijke be
woners vertelden me dat er onge
veer 500 gezinnen waren.
Bijna ongelooflijk dat zoveel men
sen in zulke omstandigheden kon
den leven. Op dat tijdstip waren er
geen gebouwen, alleen maar tenten
en een paar schuilplaatsen die op
stapels oude ijzeren golfplaten leken,
maar waar in werkelijkheid mensen
woonden of hun bezittingen bewaar
den. Zij. zeiden, dat hun gezegd was
niet te bouwen, omdat het ministe
rie van bantoe-zaken niet zeker was
over de plannen voor de toekomst:
of dat het departement huizen zou
bouwen of dat de mensen naar een
andere gemeente zouden worden
over gebracht, of dat zij hun eigen
huizen zouden moeten bouwen.
De eerste mensen arriveerden 3 de
cember 1968. Toen ik er op bezoek
ging, was er geen enkele winkel, geen
kliniek, geen toiletten, en de school
was ondergebracht in vier tenten.
(Wanneer ik zulke scholen zie, moet
ik altijd denken aan de eisen, die het
bantoe- departement van onderwijs
stelt aan kerkelijke scholen.
Elk jaar moest je formulieren in
vullen met het aantal leerlingen, de
grootte van de klaslokalen en de op
pervlakte van het glas. Op de Amak-
hasi missiepost kregen we een ver
bod om een klaslokaal te gebruiken
omdat het niet beantwoordde aan de
eisen van het ministerie, ter
wijl er gelijktijdig op twee mijl af
stand van Limehill zo'n 20 tot 30
leerlingen van een regeringschool les
kregen in een tent.) Er was een boor
gat, ongeveer een halve mijl ver
derop, waaruit water opgepompt
werd met behulp, van een handpomp
die een aantal mensen moesten rond-
duwen.
Hun huizen worden afgebroken en op een boerenkar worden hun schamele be
zittingen overgebracht naar een tentenkamp in het hervestigingsgebied.
dezelfde manier weggevoerd. Een
oude man, die longontsteking had,
werd bovenop een vrachtwagen ver
voerd. Hij stierf twee dagen later.
Een zwangere vrouw werd precies
zo vervoerd en beviel onder een
boom toen ze aankwam. De mensen
die achter moesten blijven om op het
vee te passen, hadden ook twee of
drie weken lang geen onderdak, om
dat de daken moesten worden mee
genomen naar de nieuwe plaats.
De missionaris, die ook jaren in
het gebied had gewerkt en geleefd,
zei dat de mensen werden wegge
haald uit een zeer vruchtbaar ge
bied, waar fruit en groenten in over
vloed waren, naar een zeer droog
gebied waar plaatselijke bewoners
gewend waren geraakt aan het eten
van gedroogde wormen en bladeren.
De zaden van de oude streek waren
onbruikbaar in hun nieuwe woon
gebied.
Tekenen van ondervoeding waren
snel te bespeuren en de missionaris
hielp de mensen zoveel mogelijk.
Hij kwam tot de slotsom, dat de
maatregelen de mensen totaal had
ontworteld en dat het jaren zou ver
gen voor hun gemeenschap haar sa
menhang zou hebben hervonden.
Limehill is symbool geworden
voor het lot van de landelijke Afri
kanen van Natal. Op dezelfde manier
is Mnxesha een symbool geworden
voor de Ciskei. Toen ik van Kaap
stad naar het oosten réisde, dook
deze naam steeds weer op. Het was
duidelijk," dat. <je toestanden in dit
hervestigingskamp nog gruwelijker
waren dan ze normaal al zijn.
Wanneer je Morsgat, Weenen, Li
mehill, Stinkwater en zoveel ande
ren hebt gezien, is het moeilijk om
geschokt en ontdaan te raken in
soortgelijke plaatsen. Maar een blik
in Mnxesha was voldoende om me
er van te overtuigen, dat de ver
slagen, die ik had gehoord, niet over
dreven waren en dat hier armoede,
ellende en ontbering voorkwamen,
die gelijk waren aan die in de ergste
plaatsen die ik had gezien. Daar
waren de gebruikelijke één- of twee
kamerwoningen. velen vol in lompen
geklede hongerig uitziende kinderen
of..een kromme oude vrouw voor de
deur.
Het was niet helemaal waar dat
ik niet meer geschokt kon worden.
Ik was het wel degelijk toen ik een
kleine baby zag, een waar skelet,
niet in staat zich-te bewegen of zelfs
maar te huilen en overdekt met vlie
gen. Ik ben in het hele land op de
kinderenafdelingen van ziekenhui
zen voor Afrikanen geweest en de
afgelopen tien jaar heb ik duizen-
zenden hongerende, stervende kin
deren gezien. Maar ik twijfel of ik
ooit zo iets ergs gezien heb als dit.
Het was even afschuwlijk als de gru
welen plaatjes uit Biafra. We onder
braken onze reis om het kind naar
het ziekenhuis te brengen.
Mnxesha ligt ongeveer tien mijl
van King William's Town, langs de
weg naar Alice. Vanaf de hoofdweg
kun je zien, dat er een of andere
nederzetting, is maar de ergste delen
zijn niet zichtbaar. De eerste mensen
werden hier in december 1967 heen
gevoerd met het doel hier uiteindelijk
1800 gezinnen (ongeveer 10.000 men
sen) heen te brengen. Maar in juli
1968 waren er nog maar 70 gezin
nen. De meeste kwamen tussen de
cember 1968 en februari 1969.
Dit, zo vertelde men mij, was het
gevolg van het feit dat, zo gauw er
weer waterleiding in Mnxesha was
aangelegd dé autoriteiten in andere
gebieden druk uitoefenden opdat de
mensen uit hun gebied er ook naar
toe gebracht zouden worden.
De minister van bantoe- bestuur
en ontwikkeling zei op 4 maart 1969
in het parlement, dat 2897 mensen,
waarvan 2041 kinderen, daarna toe
waren verhuisd. De meesten van hen
kwamen uit Middelburg (203 gezin
nen), Burgersdorp (67 gezinnen) en
Kaapstad (39 gezinnen) en een paar
uit andere steden. Tegen mei 1969
was het officiële bevolkingscijfer
3400. Mijn eigen schatting was veel
hoger en was gebaseerd op het aantal
huizen.
De mensen die het eerst aankwa
men werden in houten huizen met
zinken daken gestopt. De hutten
waren ongeveer drie bij vijf meter,
zonder plafond of vloer. Er zijn nog
steeds 99 van in gebruik. In één er
van, willekeurig gekozen, waren
drie volwassenen en vier kinderen.
Dat was minder, zo werd mij ver
zekerd, dan in sommige andere. Deze
mensen zijn voornamelijk inwonen-
den en behoeftigen die geen huur
betaalden. Het was duidelijk dat
deze hutten 's zomers buitengewoon
heet waren en 's winters koud en
tijdens het regenseizoen werden de
vloeren vochtig en zelfs nat.
Achter prikkeldraad moeten zij een nieuw leven beginnen.
Alle mensen met wie ik sprak,
kwamen van de leisteengroeven bij
Mazista, Duradak en Chachalaza,
waar ze gewoond hadden, sommigen
in heel behoorlijke huizen, vlak bij
hun werk. Nu wonen ze 40 mijl of
meer van hun werk en de bus kostte
1,20 rand (ƒ6,retour, zodat de
mannen maar een keer in de veertien
dagen of eens in de maand naar huis
konden komen. Sommige mensen van
Duradak zeiden, dat naar hen hele
maal niet was omgezien. Op een mor
gen verschenen gewoon de vracht
wagens en brachten ze naar Morsgat.
Niemand kreeg enige schadevergoe
ding.
De volgende maanden bezocht ik
Morsgat nog een paar keer en iedere
keer was het deprimerender. De enige
verbeteringen waren een school en
een goede pomp die aangebracht was
bij het boorgat. Steeds meer mensen
bouwden ruwe hutten, waarvan er
veel zelfs slechter waren dan de ten
ten.
De klachten over verschillende
soorten ziekten namen toe. De men
sen schenen meer en meer er in te
.berusten en gefustreerd te raken. De
eerste drie of vier keer dat ik ze op
zocht, spraken ze .vrijuit, maar tijdens
mijn laatste bezoek schenen ze ont
wijkend. Dit kwam, naar ik aanneem,
door de aanwezigheid van twee grote
auto's met blanken erin, waarvan er
een met een verrekijker ons bekeek.
Van anderen hoorde ik, dat de politie
de mensen had ondervraagd. Een
man was vijf keer over mijn bezoeken
verhoord, vertelde men mij.
Een missionaris beschreef de ver
huizing als „volkomen harteloos". De
mensen werden ingeladen en in het
veld gedropt zonder zelfs een tent.
Zieken en oude mensen werden op