Gaat u gesprek met kinderen ever tv uit de weg? FUSIEKOORTS VAN ADVOCATEN IS NIET VOOR IEDEREEN LEUK Niet inhoud van programma maar bedtijd bepaalt wat zij zien Leemte in rechtshulp wordt nog groter ZATtRDAG 10 JULI 1971 illnt Het lijkt erop-dat voor veel ouders de bedtijd van hun kinde in meer bepaalt welke televisieprogramma's die kinderen zul- n zien, dan de inhoud van die programma's. Dick van den oeve, student aan de pedagogische academie H. Bouman in msterdam, vindt de bedtijd een geldige reden om kinderen te irbieden naar een bepaald televisie-programma te kijken, maar j vermoedt tevens, dat het naar bed sturen van de kinderen in soort vlucht betekent: 'De ouders hebben vaak niet het lef n met. liun kinderen over tv-programma's te praten'. of de kinderen? Dick van Hoeve zegt dat er over het algemeen wel overeenstemming bestaat tussen ouders en kinderen. Zijn rapport gaat op deze vraag niet verder in. Wel proberen kinderen te blijven kijken, ook al is het bedtijd ge weest. Van Hoeve heeft in gesprekken Samen met zijn mede-student epijn Banen heeft Dick van Hoe- onderzoek verricht onder 541 Imsterdamse schoolkinderen en ÏÈKYn ouders: Döel was onder meer land achter te komen waarnaar scho- ÜBA8ren tussen negen en veertien ar kilken, hoe vaak ze kijken, wat meest geliefde programma's in en welke rol de ouders spelen hun tv-consumptie. iCCaOm nog even bij de ouders te 155' lijven: in hun rapport „Kind en tv" eggen Banen Van Hoeve onder eer: „Veel ouders bljjken zich iet echt voor het kijkgedrag van in kinderen te interesseren. Zij jJmen pas in het geweer als zij op s'en zeker moment zelf ernstig ge loord worden door de inhoud van riosa en programma. Dan verlangen ze hun kinderen dat ze wat an- ers gaan doen: lezen, huiswerk laken of naar bed". Uit het rap- !mte Ort blijkt dat de beqeleiding voor- imelljk passief verloopt: .Ouders emen niet eens de moeite hun kinderen goed uit te leggen waar om ze iets niet geschikt achten? Het lijkt ons, schrijven Banen en Van Hoeve, niet waarschijnlijk dat ouders, op een enkele uitzondering na, een duidelijke invloed hebben op het kijkgedrag, een gezagheb bende stem in de proqrammakeuze of de meningsvorm daarover! Er wordt gekeken maar er wordt niet gepraat over het gebodene, niet vooraf en niet achteraf. En de kinderen kijken veel en met een zekere vasthoudendheid. 67 procent schakelt naar het ande re net, als er een proqramma wordt vertoond dat vervelend wordt gevonden. 30,5 procent gaat Iets anders doen dan tv-kijken en 2,5 procent kijkt dat vervelende programma uit. Achter die cijfers zou een groot aantal controverses kunnen worden vermoed, want wie in een gezin bepaalt welk programma er zal worden gezien? Zijn dat de ouders door C. L. LOS met kinderen gemerkt dat zij aller lei technieken hebben ontwikkeld om te blijven kijken. Eén ervan is de volgende: naar de wc q.aan voordat een geliefd proqramma be gint en pas weer binnenkomen als het aan de gang is. De kans Is groot dat de ouders, verdiept in de stof, vergeten de kinderen naar bed te sturen. Het begin van een programma fungeert kennelijk als tijdsein, dat de ouders eraan herinnert dat de kinderen naar bed moeten. Uit het onderzoek blijkt, dat de meeste kinderen door de week om ongeveer half negen naar bed -*■ Voor leken is het röntgenbeeld als een boek met zeven zegels. Maar ook doktoren en zelfs specialisten stelt het soms nog voor raadsels en wel wan neer storende overlappingen bijv. van beenderen op de opname die details bedekken die voor de diagnose juist beslissend kunnen zijn. Een door Siemens ontwikkeld apparaat stelt nu de arts in staat, het röntgenbeeld langs electronische weg te veranderen. Zo kunnen bij gebruikmaking van twee op namen onbelangrijke details weggewerkt worden. Via een harmoniserings apparaat is het bovendien mogelijk de kleinste bijzonderheden sterk naar de voorgrond te brengen. genomen beslissing wordt verschil lend gedacht; Verhagen stelt zich op het standpunt dat ook de medewer ker of stagiaire op een kantoor onaf hankelijk van wie dan ook moet kunnen bepalen of hij een bepaalde zaak al dan niet op zich zal nemen. Als elke advocaat er zo over dacht, was er weinig aan de hand. Het ver velende is alleen dat de in de Raad van toezicht en Raad van beroep zit tende advocaten die zich met de Maagdenhuis-affaire bezighielden, zich niet op dit standpunt stelden. Op grond daarvan moet toch wel worden gevreesd dat bij verdergaan de samenwerking de zelfstandigheid van de advocaat nog meer in het ge drang komt. Verhagen gaat daar in zijn pre-advies toch wel wat gemak kelijk aan voorbij. Als bezwaar tegen de concentratie voert hij ook de verschraling van de persoonlijke relatie tussen advocaat en cliënt aan. De verzakelijking van de relatie vindt'hij onvermijdelijk-en ook daaraan tiff hij niet al te zwaar. De vertrouwensband tussen cliënt en advocaat, schrijft hij, wqf'dt ge woon een vertrouwensband tussen de cliënt en het kantoor. Mr. J. C. Hooftman, die de public relations van de Nederlandse orde van advocaten behartigt, denkt daar iets minder lichtvaardig over. In het in 1968 verschenen jubileumnummer van het Advocatenblad, waarin de toekomst van de balie aan de orde wordt gesteld, schrijft hij dat de ver mindering van het rechtstreekse con tract met de cliënt 'wellicht een van de grootste problemen voor het werk van de toekomstige advocaat' is. Dat probleem zou ook rijzen als er van verdergaande samenwerking in de advocatuur geen sprake was. Nuchter beschouwd, is die samen werking onontkoombaar, niet alleen, en misschien niet eens in de eerste plaats, met het oog op de zakelijke belangen, maar ook omdat advocaten aan specialisatie niet ontkomen. Van belang is alleen dat zij zich bewust blijven van de nadelen die daaraan zijn verbonden en waarvan er hier een paar zijn genoemd. Ze zijn dat, zo al niet aan hun cliënten, dan toch aan hun 'stand' verplicht. veertien weinig belangstelling blij ken te hebben voor de reclame, Is In hun opzet het eerste reclame blok pas te zien om vijf voor ne gen. Tussen zeven en acht zou het accent moeten liggen op series, documentaires, aangepaste Infor matie, een spel- of sportprogram ma. Van acht uur tot ongeveer kwart /oor negen zou een langere serie moeten worden uitgezonden en zo rond negen uur zou er zwaardere kost (discussies, zware Informatie) en showwerk aan bod moeten komen. Na tien uur tenslot te een film, een toneelstuk, ge weld-series of concerten. Het tweede net zou een dergelijke op bouw moeten krijgen, met een iete lichter karakter. Linda Thorson en Patrick MacNee uit De Wrekers -*■ Piet Ekel, Lou Geels en Joop Doderer uit Swiebertje John Alderton en Jill Kerman uit Please Sir -)(- Leif Ericson als Big John in High Chaparral moeten. In het weekeinde rond half elf De ouders geven ongeveer dezelfde tijden op. Uit de antwoorden op andere vragen blijken die ti|den niet zo erg te kloppen. Veel favoriete pro gramma's worden later uitgezonden dan de opgegeven bedtijden. Het is ons gebleken dat er vaak wel een soort afspraak bestaat over de bedtijd, maar dat er weinig of niet de hand aan wordt gehouden. De meeste kinderen gaan onre- gelmatlq of gewoon te laat naar bed. Een consequent aangehouden bedtijd (toch met enige soepelheid gehanteerd) kan het kind dwingen zich meer met de programma's De- zig te houden", menen Banen en Van Hoeve. In de onderzoekperio- de (april 1970) zag de toptien er als volgt uit: Jongens: 1. High Chaparral; 2. Dief van Washington; 3. Wrekers; 4. Swiebertje; 5. Voetbal; 6. Vrij buiters; 7. Natuurfilms; 8. Dubbel Zeskamp 9. Please Sir; 10. De partment S. Meisjes: 1. High Chaparral: 2. Please Sir; 3. Swiebertje; 4. Dief van Washington; 5. Dubbel ?es- kamp; 6. Een van de acht-, 7. Na tuurfilms; 8. Schaep met de vijf Pooten: 9. Department S: 10. Im provisatie en Waaler van Sevilla. De vervelendste programma's meisjes was, dat 21 procent het liefst een mannelijke tv-held zou willen zijn. Bij de jongens kwam het tegenovergestelde in het ge heel niet voor. Een belangrijke re den is, volgens Dick van Hoeve, dat de meisjes niet zo gek veel keuze hebben in aantrekkelijke vrouwenfiguren op de televisie. Zowel bij jongens als bij meisjes kwam in hun keus een rolverwach- ting voor later naar voren. Jongens gaven als reden op: bepaalde ka raktereigenschappen (getapt willen zijn) het willen winnen, overheer sen en een hoge plaats op de maatschappelijke ladder. De meis jes leggen meer nadruk op het uiterlijk en de werksfeer (er bij ho ren, onder iemands hoede zijn). Uit het rapport komt tevens naar voren, dat er tussen zeven en acht veel programma's te vinden zijn, die door jongens en meisjes verve lend worden gevonden. Een flink deel van hun favoriete program ma's valt op zaterdag of door de week, na acht uur. Een kleine veertig procent van de kinderen mag naar alles kijken, wat op het scherm verschijnt. Zoals gezegd, Is de Inbreng van oudere van de overige zestig pro cent onduidelijk, want niet het pro gramma maar de klok is meestal het criterium. De voorkeur van de oudere voor wat hun kinderen zien zijn kinderprogramma's, documen taires en famllleprogramma's. Kinderen kijken wel veel naar deze soorten, maar westerns en detectives hebben duidelijk hun voorkeur. Die worden echter door hun ouders weinig gewaardeerd. Desondanks wordt er door kinde ren veel naar gekeken. Speciale kinderprogramma's worden wel be keken, maar „emotioneel worden ze er nauwelijks door geraakt, wat vaak wel het geval Is met program ma's voor volwassenen." De schrijvers vrezen dat kinde ren de beelden uit volwassen-pro gramma's die zij binnen krijgen, nfet kunnen Intepreteren. De ver werking wordt niet afgerond of vindt soms niet eens plaats. Ze vrezen, dat het effect waarbij de gang van een verhaal aan de kin deren ontsnapt, op den duur ver vlakkend werkt. Ook omdat wat ze van die programma's meepikken, blijft steken in een aantal emotio nele indrukken. De beperkingen van de televisie zijn hun niet be kend. Banen en Van Hoeve doen een aantal suggesties om het program ma met name tussen zeven en acht uur voor kinderen aantrekkelijker te maken. Het journaal van zeven uur zou bijvoorbeeld moeten wor den aangepast voor kinderen. Aan gezien kinderen van negen tot In Rotterdam, waar ze wel meer I. alooroplopen als het om bigbusi- yjess gaat, is het zo'n jaar fo twee rie geleden begonnen. Sindsdien, eerst er in de advocatuur een tort koorts, die voorlopig nog niet uitgewoed. Het 'officium nobilé', tals advocaten hun 'edele ambt' 'k J j voorkeur noemen, is in de reep geraakt van fusie, concen- itie en daarmee gepaard gaande lecialisatie. Rotterdam kent op het ogenblik ije mammoetkantoren waar zo'n advocaten bij elkaar zitten. In msterdam, Den Haag en de pro- inciehoofdsteden gaat het dezelf- kant op. De samenwerking be- erkt zich niet tot die tussen advo- iten.. Nu al worden de eerste oorzichtige pogingen ondernomen door LEO KLEYN g'm komen tot associaties met sti «oefenaren van andere vrije ^troepen, accountants en nota- Hoewel advocaten terecht veel /aarde hechten aan een persoonlijke ertrouwensband met hun cliënten, samenwerking in de advocatuur een nieuw verschijnsel. Veel kleine dvocatenkantoren zijn geleidelijk an uitgegroeid tot middelgrote, dat 'AAlnl zeggen; met ongeveer twaalf ad- iocaten in dienst. 'Nieuw is wel de :ie tussen twee of meer middel-gro- e of grote kantoren, die de advoca- uur een sterk bedrijfsmatig karak- sr geeft en op grond daarvan wel schadelijk zou kunnen zijn voor belangen van de niet zo vermo- ende cliënt. De Amsterdamse advocaat mr. G. Rutgers verdedigde eind vorig .ir bij de lustrumviering van de ftterdair.se jonge balie, de stelling er een leemte in de rechtshulp de particulier bestaat,mede als mlaifVolg van "de toenemende vercpm- ïercialisering van de advocatuur". •jjL loewel de meerderheid van de lus- rumgangers de stelling onjuist vond, de in de advocatuur als een heilloze ontwikkeling rr.oet worden be schouwd. Het tekort aan sociaal ge voel bij de advocaat dat hij bij de Rotterdamse lustrumviering signa leerde, nadat ook al een speciale „zwarte" aflevering van het juristen blad Ars aequi de vinger op die wonde plek had gelegd, wordt er naar zijn gevoel niet groter of klei ner op. Zakelijk, zegt hij zelf ook zakelijk, brengt die concentratie alleen maar voordelen met zich mee: de cliënt kan een veel gevarieerder diensten pakket worden aangeboden, zodat hij zich bij veelomvattende zaken niet meer tot verschillende advocaten kantoren hoeft te wenden. Daarbij dringt zich wel de gedach te op dat alleen erg grote cliënten, dat wil zeggen: bedrijven, bij fusies van advocatenkantoren gebaat zijn, terwijl de niet zo grote cliënten, dat wil zeggen: partioulieren, er toch wel op achteruit gaan, al was het alleen maar omdat de zo belangrijk geachte persoonlijke relatie met de advocaat nog meer in het gedrang komt. Met al dat gefuseer laadt de advo caat, verdediger van de rechten van dc- ourger, de schijn op zich meer oog te hebben voor de belangen van het goedbetalende bedrijfsleven en daar mee dus voor de eigen buidel, dan voor de dorst naar, zij het dan meestal ook materiële, gerechtigheid van wie geen kapitaal achter zich heeft staan. VoltTens de landels,'k deken van de Nederlandse orde van advocaten, jhr. mr. P. J. W. de Brauw, is dat inder daad slechts in schijn zo. Ook de niet-kapitaalkrachtige cliënt, meent hij, kan tegenwoordig met zulke uit eenlopende vormen van recht (huur- bescherming, de hele sociale verzeke ringswetgeving en noem maar op) te maken krijgen, dat de aan concen tratie inherente specialisatie hem al leen maar voordeel biedt. Ook voor de prodeanen, degenen die op een pro-deo-behandeling zijn aangewezen, ziet de deken de toe komst niet somber in. Voor hen, meent hij, maakt het praktisch niets uit dat grote kantoren veranderen in mammoetkantoren, omdat ook de ad- vocatenconcerns hun toevoegingen, zoals dat in het jargon heet, blijven houden. De concentratie dn de advocatuur baart mr. De Brauw overigens wel zorgen, Als gevolg van die fusies tus sen grote kantoren in de steden, zegt hij, wordt de provincie „leeggezo gen'. De mammoetkantoren oefenen een grote aantrekkingskracht uit, ook op de bedrijven die in de provincie zijn gevestigd. De advocaten in dorpen en kleine steden zullen daardoor, vreest mr. De Brauw, hun belangrijke cliënten verliezen. Om de provinciale advocatenprak tijken voor instorten te behoeden, zou het honorarium voor pro-deo-za- ken verhoogd moeten worden. Vol gens de heer De Brauw is de Neder landse orde van advocaten al gerui me tijd doende het ministerie van justitie van de noodzaak daarvan te overtuigen. Los daarvan wordt op het ogenblik in opdracht van de orde een, naar mr. De Brauw zegt, 'groot onder zoek' ingesteld naar de functie van de advocatuur in het maatschappe lijk leven. De resultaten van dit on derzoek, die overigens nog wel zo'n anderhalf jaar op zich zullen laten wachten, zullen medebepalend zijn voor de manier waarop de orde de samenwerking in de advocatuur zal begeleiden. Afgezien van de zorgen die hij zich om zijn confrères in de provincie maakt, wekt de heer De Brauw niet de indruk zich erg ongerust te ma ken over de stroomversnelling waar in zijn 'stand', zoals advocaten dat noemen, terecht is gekomen. Hij stelt zich op het standpunt dat concentra tie onvermijdelijk is en, in het alge meen gesproken, zowel de advocaat als de cliënt ten goede komt. Daarmee sluit hij zich aan bij de conclusies van mr. F. H. Kernkamp en mr H. B. A. Verhagen, die vorig jaar elk een preadvies over de sa menwerking in de advocatuur gaven, uitmondend in een pleidooi voor ver dergaande concentratie. 'Wellicht', schrijft de eerste, 'zullen inderdaad enige provinciale praktijken teniet gaan, al laat zich ook denken, eerder nog, dat deze in interlokale kantoren zullen worden opgenomen en daar mede versterkt.' Mr. Verhagen, kantoorgenoot van mr. Rutgers, gaat in zijn preadvies wat dieper in op de bezwaren die de fusie van advocatenkantoren kunnen aankleven dan zijn Rotterdamse col lega, die, zoals hij schrijft, nauwe lijks problemen van betekenis ziet. In zijn bedenkingen betrekt hij ook de Maagdenhuis-affaire, die indertijd ook in advocatenkringen nogal wat stof heeft doen opwaaien, omdat een paar jpnge advocaten niet in de gele7 genheid werden gesteld! de verdedi ging van de bezetters te voeren. Over de juistheid van de toen door de patroon van het advocatenkantoor waren volgens: Jongens 1 Ken merk, 2. Peyton Place, 3. Scala, 4. Coronation Street, 5. Partijuitzen- dingen. Meisjes 1. Scala, 2. Kenmerk, 3. Peyton Place, 4. Studio Sport, 5. Coronation Street. Aan de jongens en de meisjes werd ook gevraagd wie ze zelf graag zouden willen zijn. 27,5 pro cent van de jongens koos voor de Dief van Washington (de man was bij hen populairder dan het pro gramma waarin hij optrdti); 18 pro cent koos voor Manolito en 11 pro cent voor Swiebertje. Het meest opvallende bij de Jhr. mr. P. J. W. de Brauw: onderzoek waren de opposanten van mr. Rut gers het er- wel over eens dat dege nen die net niet in aanmerking ko men vöor een pro-deo-behandeling, in een rechtsvacuüm verkeren. Vooral d'ie groep, mensen, zegt mr. Rutgers een paar maanden later, pratend.Qver de fusiekoorts in de ad vocatuur',, komt steeds, meer in de kou te 'staan t>ij de 'vorming Van mammdetkantoren. De fusies, in eerste' instantie op vergroting van de omzet gericht, zullen het, vreest hij, hoe langer hoe minder mogelijk ma ken dat financieel volstrekt onaan trekkelijke zaken worden behandeld. Typerend vindt hij het bijvoor beeld dat oudere, „well-to-do"-advo- caten ook geen pro-deo-zaken meer behandelen. In de commerciële opzet van hun kantoor vinden ze d^t, ten onrechte overigens, meent mr. Rut-' gers, financieel niet meer verant woord. Mr. Rutgers gelooft overigens niet dat op grond daarvan de concentratie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 11