Solzjenitsyn beziet zijn Rusland Voorspellen voor drie dagen lukt in De Bilt aardig wind noord tot noordwest diezelfde temperaturen. ZATERDAG 26 JUNI 1971 „Van het kleine koude front" vertelt J. B. Charles dat hij jngen „een bevriende predikant die wij oom noemden maar llleen in de verte aanverwant was" naar een antirevolutio- I toogdag moest brengen geloof nu dat Colijn daar spreken zou, maar dat ligt voor de 'ik wéét het geloof is niet meer. Nou, ik breng mijn oom on- cht gepraat het was een fijne man, hij praatte gewoon met j gaf er niets om dat je nog maar een schooljongen was, hij 'de mij ook nog dat Calvijn in het duits las, dat vond hij ge- elijker dan latijn, en ik vroeg mij af of Calvijn ook in het lands bestond; wij waren dol op hem ik breng oom naar irmonie en daar staat het in de buurt vol met geparkeerde t, terwijl de ene nog na de andere aan komt rijden. Daar blijft oom staan, met zijn zwarte haar en zijn ivoorwitte tanden in tijd donkerrood gekleurde gezicht wijst hij mij op die auto's et een opeens niet langer vriendelijk maar nu strijdvaardige ai omfantelijke stem zegt, hij juicht bijna: „Zie je die auto's? dat ij, jongen! De kleine luyden' van Kuyper! En wij worden iet jaar nog aanzienlijker!' Nu ik dit opschrijf bedenk ik op dat daar hoogstens vijftien auto's gestaan kunnen hebben". do Ik ten zij dit verhaal moest ik meteen toen ik "De emancipatie gereformeerden" in handen het proefschrift waarop de ge dr. Jan Hendriks, de ad- directeur van het algemeen taal bureau van de gerefor- e kerken In Utrecht, gisteren Vrije Universiteit te Amster- ot doctor in de sociale we- lappen promoveerde. En nu lectuur van deze dissertatie de rug heb, kan ik op gezag e heer Hendriks meedelen belevenis van J. B. Charles i de tweede fase van de ipatiebeweging der gerefor- en en dat het pochen van om op de eigen club beslist gereformeerde specialiteit rt vo Ian I dcjvan )u, <i voor de promotie sprak ik Hendriks over het onder van zijn studie en het mag inder heten dat er geen kof- Ijes gesneuveld zijn in de tse gelegenheid waar we za- praten, zo geestdriftig zwaai- promovendus met zijn armen, itiemateriaal voor zijn betoog iel de wereld bijeenhalend: maar naar Helder Camara, nog in de eerste fase van lancipatie, daar hoort het pro lij, je denkt dan nog dat een .it bij de autoriteiten wat uit- P^Dat dachten de gereformeer de begintijd net zo, ze hiel de kerk hun mond als er izang opgegeven werd en ze !en fien eer\ volkspetitionement. de volgende fase ga je 't nst jn in de organisatie van ge- :inden, je ziet het 'nu bij de in Amerika en bij de ban- Zuid-Afrika..." Eigenlijk hoefde ik maar één vraag aan dr, Hendriks te stellen: hoe ben je ertoe gekomen, je in deze zaak te verdiepen? Jan Hendriks: „Weet je, oor spronkelijk heb ik me bezig gehou den met de niet-theologische facto ren in en rondom de kerkscheuring in de gereformeerde kerken van '44, maar dat heb ik niet afge maakt. Naarmate de tijd1 verstreek, werd dit onderwerp minder interes sant. Ik zal misschien nog wel eens publiceren uit de gegevens die ik al verzameld had, maar nu dan die emancipatie van de ge reformeerden... Vroeger wisten ze heel precies wat wel en niet mocht op zondag en tijdens een, vaak lange, verlo ving. Vast stond ook waar een ge reformeerd mens wel en niet naar toe kon gaan, en pacifisme en niet- christelijke partijen stonden een enorm eind uit de buurt. Dat is allemaal compleet verle den tijd. Waar blijven we?, vragen de mensen verontrust. Goed, dat vraag ik zelf ook aan het eind van mijn boek, maar ik meen dat je veel nodeloze onrust weg kunt ne men door de mensen, duidelijk 'te maken dat al die veranderingen niet rechtstreeks met je geloofsle ven te maken hoeven hebben, dat veel van de verschijnselen die ze waarnemen gewoon horen bij een emancipatieproces. In mijn boek wil ik aantonen dat tal van dingen helemaal niet religieus bepaald zijn en ook niet specifiek gerefor meerd: je komt ze tegen in elke groep die geacht kan worden een emancipatiegroep te zijn. Ik ben bang dat de gemiddelde lezer dat zal ontgaan, omdat ik vermoed dat hij hoofdstuk 2 en 3 van mijn proefschrift zal overslaan, maar misschien kun jij er dan wat uit doorgeven. In dat tweede hoofdstuk, dat gaat over de eman cipatiegroepering als zodanig, zet ik allerlei kenmerken op een rij, de uitgangssituatie, welke factoren de groep in beweging brengen enzo voort, en dan zie je ook dat het in actie komen van een minderheid altijd cjfepaard gaat met het „op poetsen'" van het beeld van de eigen groep In een volgende fase van de emancipatiebeweging wordt de minderheidsgroep tot een gedisci plineerde, strak geleide groep, en zoals Kuyper in de vorige eeuw de Dr. J. Hendriks ethischen als halven aan de kant schoof, zo zei een deelnemer aan de protestmars in 1966 in Amerika, nadat James Meredith was neerge schoten: het is nergens voor nodig dat er nog meer van die halfzachte en liberale blanken in onze bewe ging binnendringen, dit is# onze mars. In Zuid-Afrika wantrouwt de zwarte radicaal de blanke politicus van rechts en van links, zegt Du Plessis ergens... en in, ik heb ze allemaal geciteerd. Nu. en in het derde hoofdstuk beschrijf ik dan enkele minderheidsgroepen in ons land in de vorige eeuw. Met elkaar materiaal genoeg, dacht ik, om de gereformeerden te laten zien dat anderen hetzelfde mee- en door maakten als zijzelf en dat je 't van daag elders in de wereld tegen komt. Als je nu de figuurtjes op pagina 235 eens voor je neemt... Eerst heb je wat ik noem de voorfase, de gereformeerden zitten aan de kant, ze zijn „geestelijk" uitverkoren maar maatschappelijk stellen ze niks voor. Kuyper zei van deze tijd: „Er was onder het christen volk geen zelfbesef, geen flauw begrip van roeping, geen zich aangorden ten strijde, geen helden moed. die hopen dorst. Het was één verkwijnen, één verdorren, éen verzinken in machteloosheid.Nu daar heeft hij dan wel een eind aan gemaakt! Dan krijg je de fasen 1 en 2 in één figuur. Wij, gereformeerden, zijn de kern, de meest zuivere kerk, noem maar op, en in deze fase van de ontwikkeling krijg je de strakke organisatie van gelijk gezinden. Liever een smalle maar stevig gegronde basis dan een brede grondslag, alleen de „zuive ren" komen in aanmerking. En via de organisatie streef je naar macht. De omliggende eikels zijn er nog wel, maar jij bent de beste. Er wordt In deze periode ook nog gelet op wat de anderen van je vinden. „We nemen thans een plaats der eere in in de publieke Dr. J. Hendriks en de emancipatie van de gereformeerden maatschappelijk minderwaardig 'geestelijk' uitverkoren ile 'schoonste' grondtoon de meest zuivere kerk dr enige grondtoon een kerk in dc rij opinie", werd er trots gezegd bij het zilveren jubileum van de Vrije Universiteit. Vervolgens fase 3: de cirkels om de kern heen vervagen, het ideaal is In zoverre bereikt dat de gere formeerden een behoorlijk aandeel in de macht hebben, de christelijke school heeft subsidie, de antirevo lutionairen zitten op de eerste rij en de niet bereikte doelen zoals de kerstening van héél de samen leving, raken als onbereikbaar op de achtergrond. Je ziet in deze tijd dat zaken die eerst middel waren, verhéven worden tot een princi pieel goed, denk aan de organisa torische antithese. Wat de omge ving zegt Is onbelangrijk geworden en Vonkenberg schrijft in 1922 in het jongelingsblad dat minachting en verguizing „uit dien hoek" al leen maar bewijzen „dat wij op den goeden weg zijn"! Enfin, dit is de periode van verstarring en ver gaande zelfgenoegzaamheid, waar intussen al weer meer dan genoeg tegenaan geschopt Is, alsof die al leen gereformeerde onhebbelijkhe den zouden zijn. Heel illustratief is de nadere toe lichting op het program van de an tirevolutionaire partij. Eerst werd, in 1878, gesproken van drie grond tonen in ons volksbestaan, in 1916, '17 is het er maar één: de calvinis tische, waarvan „de overheer- schende kracht voor de vorming van ons nationaal karakter (moet) zijn uitgegaan". Dit is helemaal fa se 3: wij. gereformeerden, vormen dé grondtoon van ons volkskarak ter! En nu we toch met dat a.r. program bezig zijn, in 1960 is het woordje „de" voor grondtoon ver vangen door „die". Met andere woorden, de pretentie van uitdruk king te zijn van de (enige) grond toon is losgelaten. Hiermee zitten we in fase 4: her integratie, één bevolkingsgroep naast de andere, een kerk in. de rij...". Driftig bladert Jan Hendriks in zijn proefschrift, ik blader hem haastig achterna in mijn exemplaar. Of ik die tabel gezien heb op pagi na 171, in nog geen vijftig jaar is het percentage gereformeerden dat alleen maar lagere school heeft, gehalveerd.... Maar ik herinner hem eraan dat ook. hij zich afvraagt: waar blijven we?, en daar (wil ik graag nog even op ingaan. Ik ci teer uit het slot van „De emancipa tie van de gereformeerden" deze woorden: „Een en ander samenvattend mag als verwachting worden uitgesproken dat het binnen het gereformeerde volksdeel op gang zijnde proces van vermin derende interne en groter wor dende externe integratie zal doorzetten en zal uitmonden in definitieve ontmanteling van het gereformeerde bolwerk, vermindering van harmonie van normen on waarden (wat kan leiden tot het ontstaan van sub groepen of "richtingen'), ver minderende betekenis, mogelijk zelfs desintegratie van die christelijke organisaties die niet duidelijk vorm weten te geven aan het adjectief christelijke en in het verdwijnen van een aan tal barrières op de weg naar kerkhereniging. Opnieuw kan nu de vraag ge steld worden of dit proces zal uitmonden in desintegratie van het gereformeerde volksdeel en assimilatie van haar leden in andere groeperingen. Een der gelijke ontwikkeling is stellig mogelijk maar is niet inherent aan het beschreven emancipa tieproces. Of de ontwikkeling in het gereformeerde volksdeel in deze richting zal gaan hangt derhalve van andere factoren en processen af." Mijn vraag: wat denk je nu zelf v'an die ontwikkeling Jan Hendriks: „Ik denk dat de interne integratie nog minder zal x worden. Van belang is natuurlijk of de factoren die voor het voortbe staan van groeperingen In het al gemeen noodzakelijk zijn, in het gereformeerde volksdeel werkzaam zijn en in welke mate. Om te be ginnen lijkt de cultuuroverdracht minder te worden: een kleiner aan tal catechisanten... tussen haken, de lezers snappen toch wel dat ik sociologisch aan de gang hen... minder catechisanten dus. slechter kerkbezoek, en geringere aandacht voor kerkbladen, dat zijn zo een paar punten." „Vervolgens is er de kwestie van het kader, het valt niet makke lijk dat aan te vullen, denk maar aan de moèite om ouderlingen te krijgen, en de geestdrift voor het gewone predikantschap is onder de theologische studenten niet erg groot. Ten derde is er het ver schijnsel dat er op bestaande gere formeerde normen niet overal sancties meer staan: als hij 's zon dags in de grote stad naar de schouwburg gaat, staat er 's maan dags geen ouderling op de stoep, en normen waarop geen sanc ties staan, verdwijnen. Tenslotte Is er dan nog een vierde noodzakelij ke factor: het collectief ritueel. Dat nad je vroeger vooral op de grote bondsdagen, een geweldige ge meenschappelijke beleving voor velen. Ook dat is nagenoeg voor bij." „De emancipatie van dc ge reformeerden" door dr. J. Hendriks is een uitgave van Samsom, Alphen aan den Rijn 289 pag.. prijs 24,50. vaj ngo c go bep lijkt dit eig< ta oelt Wie nadenkt over het lot van de mens op aarde, slaat de schrik om het hart. Eigenlijk is het zo, dat slechts in sommige landen sommige mensen een geluk kig leven leiden. De overgrote meerderheid van de mensheid heeft een zwaar en moeilijk lot. Het zijn vooral armoede en geestelijke onvrijheid waaronder mensen gebukt gaan. Beide zijn gevolg van ongerechtigheid. Dat dit tot span ningen leidt, die zich ontladen in revoluties en oorlogen, leert de geschiedenis maar al te zeer. Maar na een oorlog en na een revolutie begint de zaak van vo ren af aan. Dat is het ontmoedigende. Rusland is daar een voorbeeld van. In het werk van Russische auteurs die in Rusland-zelf niet publiceren mogen, komt dat duidelijk uit. 1 be Nobelprijswinnaar Alex- jjyjr Solzjenitsyn behoort tot in Rusland vervolgde ars. Hij is in het Westen ;md geworden door zijn romans „In de eerste cir- en „Kankerpaviljoen". De tussen 1945 en 1956 heeft gevangenschap en ver- j doorgebracht. Hij werd 'Chroestjov gerehabiliteerd, leeft zijn land echter niet er Rdirijver kunnen dienen. In Rottens hij uit de Schrijversbond ten. t opvallende voor in het en levende lezers is, dat helemaal niet anti- iunistisch zijn. Dat geeft 3e vervolging waaraan hij I staat, een onwezenlijke Hij is een marxist, hij |zijn land lief, hij wil mee- wn. an aan het tot stand ko- dat avan een rechtvaardige sa- tij erving. En dat betekent mejjhem: meewerken aan het at n'land komen van een sa- noolving van vrije mensen. Sland en ook andére com- ^tische landen zijn verval- wr door vl n he van Doorne •slag ing sr n de fouten die de over- en regiems kenmerken. Solzjenitsyn bestrijdt, is alles de burocratie, de ter- yan een ambtenarenstand, i door machtswellust beze- hens een evengrote kans om zijn naasten te kneve- PBs dat vroeger onder de 'J H i het geval was. AAtfiand zal willen ontken- er geen resultaten zijn kt in de jaren na de re- e. Maar zij dreigen verlo- gaan door corruptie, door r dogmatisme, door een irlijking van het regiem, naam aan de socialisti- Ideeën gestalte geeft maar te doel in zichzelf gewor- Wat Solzjenitsyn doet, is landers dan wijzen op de 4Qvan dit dogmatisme. Hij 50 i°P voor de ontrechten die I langer slaven van groot- ,n jbezitters zijn, niet langer c^611 tsaristische willekeur yjtn geringeloord, maar door leverf en regoringsfunctionaris- c'e' bundel verhalen: „In het van de zaak", is onlangs iderlandse vertaling ver en. De meeste ervan zijn Rusland gepubliceerd. Ie bundel is geen verant- ling toegevoegd, zodat de niet weet welke wèl en v°9eli niét voor Russen onge- der 't werden geacht. Dat is gerjgj. SS|6ftL is bepaald niet een 9e,° (lelijke samenleving, waar- an9. Ie auteur zijn lezers I 71Er ®S geen reden °m 'r; 'Jof na het lezen van dit P4- met voldoening vast te aekrajj ^at ^et ons toch s an." voors/; ge rotesjj tips nsbi' -•?. c^gicdïS" zsabaa maar héél wat beter is. Het huidige Rusland is politiek en sociaal-maatschappelijk nog maar een heel jong land. En dat in een land als het onze dat een zekere mate van persoonlijke vrijheid kent, geen mistoestan den zouden heersen, zal wel niemand durven volhouden. Ook in Nederland komt starre wetsinterpretatie voor, die het contact met de humanitaire le venshouding verloren heeft. Ik wil beslist niet de indruk vestigen dat ik met voldoening uit het werk van Solzjenitsyn argumenten haal die tot bestrij ding van de socialistische idee zouden kunnen dienen. De grote verdienste van werk als het zij ne is, dat het de ogen van de mensheid opent voor het gevaar dat elk nieuw regiem belaagt: het verstarren van het systeem. Het gaat immers altijd om dc mens. Het systeem is er terwille van de mens. De verhalen getuigen evenals de romans, van een grote lite raire begaafdheid. Zelden of nooit wordt verteld wat de fi guren denken. Slechts wordt verteld wat wordt gezegd en gedaan. Toch weet de lezer wat wordt gedacht. Daardoor maken de verhalen onmiskenbaar een reële indruk. Evenals dat in het „echte" leven het geval is, waarin wij immers ook niet in het gedachtenleven van de naaste kunnen indringen is dit het geval in deze verhalen. Literaire grootheid kan moei lijk worden omschreven en kan moeilijk worden aangetoond. Dat Solzjenitsyn ons weet te boeien en te ontroeren is een aanwijzing. Niet een .bewijs. Vele factoren bepalen ten slotte het (toch altijd tamelijk subjec tieve) oordeel. Voor mij is het werk van de genoemde auteur daarom literatuur omdat het getuigt van- uitstekend taalge bruik en zich eerlijk bezighoudt met de menselijke dramatiek. Het eerste verhaal heet: .Het gebeurde op het station Krets- jetovka". Het gebeuren speelt zich af tijdens de laatste oorlog., Het volgende verhaal heet: „In het belang van de zaak". Een middelbare technische school heeft vergunning gekre gen om een nieuw gebouw te laten zetten. De oude school is veel te klein geworden. Goed, grond wordt toegewezen, funda menten gelegd. De leerlingenge meenschap, hiertoe aangevuurd en aangevoerd door de leraren en leraressen, neemt het heft in handen en besluit, zelf de nieu we school af te bouwen, mede aangestoken door het heilige- vuur van de liefde tot Rusland en het communisme. De school wordt keurig afge bouwd. maar er komt van ho gerhand geep toestemming om tot de verhuizing over te gaan. Niemand begrijpt er iets van totdat ten slotte een heel offi ciële commissie de oude school komt bezoeken, de school ruim voldoende vindt en dan laat weten dat de door de leerlingen en leraren gebouwde school, zo hoog nodig, is toegewezen aan een research-instituut dat door t ipoal ici BJ teJs, plaatselijke en hoogst persoon lijke machinaties tot meerdere glorie 'van de stad kan dienen èn tot meerdere glorie en sala ris van een plaatselijke sowjet- potentaat. Dat de verbouwing miljoenen verslinden zal, doet niet ter zake. In het belang van de zaak, dat is dan het commu nisme, moet dit hemeltergend onrecht geschieden. De auteur maakt hier duide lijk, dat persoonlijke en locale ambities hier de plaats hebben ingenomen van de eigenlijke „zaak", dat is: goed onderwijs en rechtvaardig gebruik van gelden en krachten. Vooral dit verhaal moet de huidige Russi sche regering als een angel in het vlees zijn gaan zitten. Het derde verhaal is „Het huis van Matrjona". Het is veel minder politiek geëngageerd dan de andere. Het is een „ik"-verhaal en is misschien wel min of meer auto-biogra fisch. Een leraar keert na vele jaren ballingschap terug naar het hart van Rusland. Hij gaat wo nen in de hut van een simpele, liefdevolle weduwe. Hij krijgt een betrekking als onderwijzer in 't dichtstbijzijnde dorp. Het verhaal nu beschrijft het leven en dramatische sterven van de vrouw. Zij komt om bij een spoorwegongeluk: zij wordt met enkele anderen overreden door een paar lokomotieven als zij trachten een slede van de rails te halen nadat die is blijven steken. Het verhaal vertelt op a#n- grijpertde wijze over het armza lige leven op het platteland van het huidige Ruslan<jl. De Russi sche ziel wordt er op even fas cinerende wijze duidelijk als bij Tsjechov of Dostojevsky. Een prachtig dramatisch verhaal, vol sfeer en vol beeldende be schrijvingen. Drie daarna volgende verha len zijn minder lang. Het eerste neemt de lezer mee op een be zoek aan een van Ruslands oudste historische monumenten: het Kulikovo Veld. waar een kerk staat als herinnering aan de dramatische strijd die daar v"": r 3 tegen de Tartaren door de Rus sen in 1380 gevoerd is. Het tweede laat zien hoe in Rusland de verzorging van het werkelijke proletariaat tot een belachelijke en niet minder schandelijke aangelegenheid is geworden tengevolge van frus tratie door jeugdige personen en wettische, burocratische toepas sing van reglementen. Het derde vertelt hoe een me nigte van rokende, spotzieke, zich stijlloos gedragende jonge ren (de draagbare transistor-ra dio in de hand), een processie bejegent van orthodox gelovi gen. Geen ogenblik krijgt men de indruk, dat de auteur zélf een gelovige zou zijn. Hij laat slechts zien, dat deze gelovigen in geen enkel opzicht de orde verstoren of tegen de staat age ren. Zij zijn eenvoudige zielen, die niemand kwaad doen, oude gebruiken eren, doch gehoond worden door lafhartige jongeren die een nieuwe religie aanhan gen, een nieuwe drie-eenheid aanbidden: jeugd, staat en draagbare radio. De heel korte verhalen die hierna volgen geven alle gestal te aan de hunkering naar per soonlijke vrijheid van denken en publiceren. Vooral „Het Seg- dénmeer" (anderhalve pagina) is typerend. Het Segdenmeer is een lieflijk meertje, zuiver en mooi als Rusland is. Ik citeer het slot dat in hoge mate duidelijk maakt wat de auteur bezielt. „Hier zou je voorgoed moeten blijven... Hier zou je ziel, tril lend als de lucht, tussen water en hemel stromen, zuiver en diep zouden je gedachten zijn. Geen sprake van. De wrede vorst, een scheelógige boos wicht, heeft zich meester ge maakt van het meer: daar lig gen zijn buitenhuis en zijn bad huis. Het adderengebroed vangt vis en schiet eenden vanuit een bootje. Eerst een blauw rook- pluimpje boven het meer, even later het schot. Daarginds, aan de andere kant van het bos zuigt en zwoegt men overal in de om trek. Maar zij, zij hebben de Alexander Solzjenitsyn wegen hierheen afgesloten om door niemand te worden ge stoord. Hier wordt speciaal voor hen vis gekweekt en wild gevo gelte gefokt. Hier, zie de sporen: iemand is bezig geweest een houtvuur aan te leggen, zij hebben het in de kiem gesmoord en hem wegge jaagd. Het meer ligt verlaten. Ge liefd meer. Vaderland..." Beter dan welke kenschetsing kan dit citaat dienen om aan tc tonen hoe Solzjenitsyn de huidi ge situatie in Rusland beziet. Het boek is uitgegeven door „De Boekerij" nv te Baarn. De vertalers zijn: P. M. Waszink, Cobi Willemse, Eva Gütliqh, T. Rammelt en Charles B. Timmer. Het boek (paperback) kost ƒ11,90. door Dick Ringlever Langs de op veel parkgroen uitziende ramen van de KNMI-veste valt gestaag een grauwe motregen, maar meteoroloog H. C. Bijvoet raakt er niet door in depres sie. „Hier hebben we het nou prachtig mee getroffen", zegt hij en haalt er ter verduidelijking het weerbericht van twee dagen terug bij. Koud en aanvankelijk regen, voorspelde dat voor deze dag. De Bilts weermannen konden niet overtuigen der in het gelijk worden gesteld. Dat gelijk krijgen zij trouwens meer. Zeker tachtig van de honderd werkelijke weeromsla gen worden raak voorspeld, zelfs waar het om verwachtingen van drie dagen gaat. Maar dat gelooft het publiek nog maar nauwelijks, want nog al te vaak wordt zo ervaart men in De Bilt bijna dagelijks een verregende weekend trip vlot toegeschreven aan een vergissing van het KNMI. In werkelijkheid liggen de (weer)kaarten an ders. Nederlands weerprofeten komen er in ver gelijking met buitenlandse collega's helemaal zo slecht nog niet af. Het bewijs daarvoor leveren de statistieken van de afgelopen twee jaren: de eerste resultaten van De Bilts driedaagse voor spellingen. Ruim 80 procent daarvan blijkt te zijn uitgekomen. En al werden die resultaten dan bereikt door vrij ruime marges aan te houden (voor de derde dag oplopend tot zes graden), ze steken altijd nog gunstig af bij die van bui tenlandse meteorologische diensten. Die mogen zich dan aan week- en zelfs maandvoorspel- lingen wagen, ze moeten daarbij een wel zo ruime slag om de arm houden, dat ze bij het KNMI ronduit zeggen: „Daar moet je wèl durf voor hebben". Waarmee De Bilt duidelijk wil maken, dat men het voorlopig nog maar op die drie dagen wil houden. Er wordt wel met langere termijnen geëxperimenteerd, maar die proeven beperken zich nog tot het verzamelen en verwerken van gegevens en het uitproberen van methoden. Concrete voorspellingen komen er nog niet uit. Meteoroloog Bijvoet (die het wetenschappelijk team leidde, dat de driedaagse voorspellingen mogelijk maakte): „Met die drie dagen zitten we eigenlijk nu al voor éen zware opgave. Als je nagaat, dat men voor deze voorspellingen over de gegevens van het grootste deel van het noordelijk halfrond moet beschikken en die ook moet verwerken en dat we op het moment, dat we het weer op de derde dag voorspellen het hele weerbeeld boven de Rocky Mountains moe ten hebben geanalyseerd, dan is wel duidelijk hoe moeilijk het wordt om nog verder vooruit te kijken. Als je gaat denken aan termijnen van een seizoen of een half jaar, zal je er ook het zuidelijk halfrond moeten bijhalen". De heer Bijvoet ziet dat allemaal nog niet zo zitten, vooral omdat er nogal wat technische en financiële problemen om de hoek komen kijken, afgezien nog van het feit, dat er voor zo'n organisatie op de oceanen nog te weinig sta tions zijn voor het verrichten van waarnemingen in de hoge luchtlagen. „De stations en weerschepen, die er nu zijn, kunnen met hun radiosondes alleen maar steek proeven nemen. Wil jei een werkelijk compleet beeld hebben van met name de hogere lagen van de atmosfeer, dan zou het netwerk van stations veel dichter moeten zijn. De huidi ge weersatellieten lossen dat probleem nog niet op. Je kunt er wel wolkenformaties mee registre ren ideaal om cyclonen mee te voorspellen maar ze vertellen nog weinig of niets over temperatuur- en drukverschillen in de luchtla gen; en juist die zijn belangrijk voor de meteo roloog. In de toekomst zal dat zeer waarschijn lijk wél mogelijk worden, maar het zal zeker nog wel vijf tot tien jaar duren voordat de weersche pen ermee overbodig worden gemaakt". Daarnaast kampen meteorologen ook met het geweldige probleem van de verwerking van de stroom gegevens, die zo'n uitgebreid net van stations zou opleveren. „Men zou er enorme computers voor nodig hebben, installaties, die nu nog gebouwd moeten worden. Op het ogen blik werken de wereldmeteorologische diensten al met de grootste computers, die er te krijgen zijn". Meteorologen rekenen er overigens op, dat dit vraagstuk eens overwonnen zal worden, maar wijzen tevens op de kwetsbaarheid van zo'n monster-computersysteem. De heer Bijvoet: „dat is nog met Pinksteren gebleken, toen plot seling de computer in Washington (waaruit de voorbewerkte gegevens naar Europa gaan) de fect raakte. Het heeft de grootste moeite gekost voor die dagen een voorspelling te geven. Eer lijk gezegd, is ons dat ook niet al te best gelukt". Al die problemen bij elkaar maken het voor weermannen op het ogenblik onmogelijk meer dan globale voorspellingen op lange termijn te geven. „Als we nu een jaar vooruit zouden moeten kijken, zouden we alleen maar kunnen zeggen, dat juli warmer zal worden dan decem ber, en daar zit natuurlijk niemand op te wach ten. Theoretisch zou er wellicht nog wat meer uit kunnen komen, maar in de praktijk is dat nog onmogelijk. De plaats van een 1ioge drukgebied hoeft maar tien graden verkeerd berekend te zijn en een koude maand verandert in een war me Wat niet wegneemt, dat ook het KNMI nog steeds bezig is zijn dienstenpakket uit te brei den. De deze maand begonnen informatie aan strandgangers (via telefoonnummer 003 uitge drukt in waarderingscijfers) is er één voorbeeld van. In petto heeft men nog regionale weers voorspellingen, waarvoor vooral in de bouwnij verheid en de land- en tuinbouw belangstelling is. Het is echter de vraag of deze al over twee jaar (zoals aanvankelijk de bedoeling was) kun nen worden verwerkelijkt Behalve het geld (meer mankracht, wellicht meer stations) speelt ook hier de techniek een rol. Een belangrijk probleem is bijvoorbeeld de vraag hoe de infor matie moet worden gedistribueerd. Gedacht wordt aan gebruikmaking van de telefoondienst. Maar nu al wordt nummer 003 zoveel gedraaid (soms ruim vier miljoen maal per maand), dat uitbreiding van de informatieverstrekking alleen al op dit punt voor problemen stelt Voor de in hogere sferen werkzame weerman nen van De Bilt zijn die vraagstukken aanleiding voorlopig nog maar met beide benen op de grond te blijven. Vooralsnog valt er vindt men aan de service van nu nog genoeg te verbeteren, zodat men liever nog maar niet veel verder kijkt. Maar, zegt men er gelijk bij, wat de toekomst brengt, weet je nooit Op het ogenblik lijkt die in nevelen gehuld, maar aangezien de ontwikke ling van de techniek even grillig is als die van het weer, kan ook die mist ineens optrekken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 15