Solzjenitsyn beziet zijn Rusland
Voorspellen voor
drie dagen lukt
in De Bilt aardig
wind noord tot
noordwest
diezelfde
temperaturen.
ZATERDAG 26 JUNI 1971
„Van het kleine koude front" vertelt J. B. Charles dat hij
jngen „een bevriende predikant die wij oom noemden maar
llleen in de verte aanverwant was" naar een antirevolutio-
I toogdag moest brengen
geloof nu dat Colijn daar spreken zou, maar dat ligt voor de
'ik wéét het geloof is niet meer. Nou, ik breng mijn oom on-
cht gepraat het was een fijne man, hij praatte gewoon met
j gaf er niets om dat je nog maar een schooljongen was, hij
'de mij ook nog dat Calvijn in het duits las, dat vond hij ge-
elijker dan latijn, en ik vroeg mij af of Calvijn ook in het
lands bestond; wij waren dol op hem ik breng oom naar
irmonie en daar staat het in de buurt vol met geparkeerde
t, terwijl de ene nog na de andere aan komt rijden. Daar blijft
oom staan, met zijn zwarte haar en zijn ivoorwitte tanden in
tijd donkerrood gekleurde gezicht wijst hij mij op die auto's
et een opeens niet langer vriendelijk maar nu strijdvaardige
ai omfantelijke stem zegt, hij juicht bijna: „Zie je die auto's? dat
ij, jongen! De kleine luyden' van Kuyper! En wij worden
iet jaar nog aanzienlijker!' Nu ik dit opschrijf bedenk ik op
dat daar hoogstens vijftien auto's gestaan kunnen hebben".
do
Ik
ten
zij
dit verhaal moest ik meteen
toen ik "De emancipatie
gereformeerden" in handen
het proefschrift waarop de
ge dr. Jan Hendriks, de ad-
directeur van het algemeen
taal bureau van de gerefor-
e kerken In Utrecht, gisteren
Vrije Universiteit te Amster-
ot doctor in de sociale we-
lappen promoveerde. En nu
lectuur van deze dissertatie
de rug heb, kan ik op gezag
e heer Hendriks meedelen
belevenis van J. B. Charles
i de tweede fase van de
ipatiebeweging der gerefor-
en en dat het pochen van
om op de eigen club beslist
gereformeerde specialiteit
rt vo
Ian I
dcjvan
)u, <i
voor de promotie sprak ik
Hendriks over het onder
van zijn studie en het mag
inder heten dat er geen kof-
Ijes gesneuveld zijn in de
tse gelegenheid waar we za-
praten, zo geestdriftig zwaai-
promovendus met zijn armen,
itiemateriaal voor zijn betoog
iel de wereld bijeenhalend:
maar naar Helder Camara,
nog in de eerste fase van
lancipatie, daar hoort het pro
lij, je denkt dan nog dat een
.it bij de autoriteiten wat uit-
P^Dat dachten de gereformeer
de begintijd net zo, ze hiel
de kerk hun mond als er
izang opgegeven werd en ze
!en fien eer\ volkspetitionement.
de volgende fase ga je 't
nst jn in de organisatie van ge-
:inden, je ziet het 'nu bij de
in Amerika en bij de ban-
Zuid-Afrika..."
Eigenlijk hoefde ik maar één
vraag aan dr, Hendriks te stellen:
hoe ben je ertoe gekomen, je in
deze zaak te verdiepen?
Jan Hendriks: „Weet je, oor
spronkelijk heb ik me bezig gehou
den met de niet-theologische facto
ren in en rondom de kerkscheuring
in de gereformeerde kerken van
'44, maar dat heb ik niet afge
maakt. Naarmate de tijd1 verstreek,
werd dit onderwerp minder interes
sant. Ik zal misschien nog wel
eens publiceren uit de gegevens
die ik al verzameld had, maar
nu dan die emancipatie van de ge
reformeerden...
Vroeger wisten ze heel precies
wat wel en niet mocht op zondag
en tijdens een, vaak lange, verlo
ving. Vast stond ook waar een ge
reformeerd mens wel en niet naar
toe kon gaan, en pacifisme en niet-
christelijke partijen stonden een
enorm eind uit de buurt.
Dat is allemaal compleet verle
den tijd. Waar blijven we?, vragen
de mensen verontrust. Goed, dat
vraag ik zelf ook aan het eind van
mijn boek, maar ik meen dat je
veel nodeloze onrust weg kunt ne
men door de mensen, duidelijk 'te
maken dat al die veranderingen
niet rechtstreeks met je geloofsle
ven te maken hoeven hebben, dat
veel van de verschijnselen die ze
waarnemen gewoon horen bij een
emancipatieproces. In mijn boek
wil ik aantonen dat tal van dingen
helemaal niet religieus bepaald
zijn en ook niet specifiek gerefor
meerd: je komt ze tegen in elke
groep die geacht kan worden een
emancipatiegroep te zijn.
Ik ben bang dat de gemiddelde
lezer dat zal ontgaan, omdat ik
vermoed dat hij hoofdstuk 2 en 3
van mijn proefschrift zal overslaan,
maar misschien kun jij er dan wat
uit doorgeven. In dat tweede
hoofdstuk, dat gaat over de eman
cipatiegroepering als zodanig, zet
ik allerlei kenmerken op een rij, de
uitgangssituatie, welke factoren de
groep in beweging brengen enzo
voort, en dan zie je ook dat het in
actie komen van een minderheid
altijd cjfepaard gaat met het „op
poetsen'" van het beeld van de
eigen groep
In een volgende fase van de
emancipatiebeweging wordt de
minderheidsgroep tot een gedisci
plineerde, strak geleide groep, en
zoals Kuyper in de vorige eeuw de
Dr. J. Hendriks
ethischen als halven aan de kant
schoof, zo zei een deelnemer aan
de protestmars in 1966 in Amerika,
nadat James Meredith was neerge
schoten: het is nergens voor nodig
dat er nog meer van die halfzachte
en liberale blanken in onze bewe
ging binnendringen, dit is# onze
mars.
In Zuid-Afrika wantrouwt de
zwarte radicaal de blanke politicus
van rechts en van links, zegt Du
Plessis ergens... en in, ik heb ze
allemaal geciteerd. Nu. en in het
derde hoofdstuk beschrijf ik dan
enkele minderheidsgroepen in ons
land in de vorige eeuw. Met elkaar
materiaal genoeg, dacht ik, om de
gereformeerden te laten zien dat
anderen hetzelfde mee- en door
maakten als zijzelf en dat je 't van
daag elders in de wereld tegen
komt.
Als je nu de figuurtjes op pagina
235 eens voor je neemt... Eerst heb
je wat ik noem de voorfase, de
gereformeerden zitten aan de kant,
ze zijn „geestelijk" uitverkoren
maar maatschappelijk stellen ze
niks voor. Kuyper zei van deze
tijd: „Er was onder het christen
volk geen zelfbesef, geen flauw
begrip van roeping, geen zich
aangorden ten strijde, geen helden
moed. die hopen dorst. Het was
één verkwijnen, één verdorren, éen
verzinken in machteloosheid.Nu
daar heeft hij dan wel een eind
aan gemaakt!
Dan krijg je de fasen 1 en 2 in
één figuur. Wij, gereformeerden,
zijn de kern, de meest zuivere
kerk, noem maar op, en in deze
fase van de ontwikkeling krijg je
de strakke organisatie van gelijk
gezinden. Liever een smalle maar
stevig gegronde basis dan een
brede grondslag, alleen de „zuive
ren" komen in aanmerking. En via
de organisatie streef je naar
macht. De omliggende eikels zijn
er nog wel, maar jij bent de beste.
Er wordt In deze periode ook nog
gelet op wat de anderen van je
vinden. „We nemen thans een
plaats der eere in in de publieke
Dr. J. Hendriks
en de
emancipatie
van de
gereformeerden
maatschappelijk
minderwaardig
'geestelijk'
uitverkoren
ile 'schoonste'
grondtoon
de meest zuivere
kerk
dr enige
grondtoon
een kerk in
dc rij
opinie", werd er trots gezegd bij
het zilveren jubileum van de Vrije
Universiteit.
Vervolgens fase 3: de cirkels om
de kern heen vervagen, het ideaal
is In zoverre bereikt dat de gere
formeerden een behoorlijk aandeel
in de macht hebben, de christelijke
school heeft subsidie, de antirevo
lutionairen zitten op de eerste rij
en de niet bereikte doelen zoals
de kerstening van héél de samen
leving, raken als onbereikbaar op
de achtergrond. Je ziet in deze tijd
dat zaken die eerst middel waren,
verhéven worden tot een princi
pieel goed, denk aan de organisa
torische antithese. Wat de omge
ving zegt Is onbelangrijk geworden
en Vonkenberg schrijft in 1922 in
het jongelingsblad dat minachting
en verguizing „uit dien hoek" al
leen maar bewijzen „dat wij op den
goeden weg zijn"! Enfin, dit is de
periode van verstarring en ver
gaande zelfgenoegzaamheid, waar
intussen al weer meer dan genoeg
tegenaan geschopt Is, alsof die al
leen gereformeerde onhebbelijkhe
den zouden zijn.
Heel illustratief is de nadere toe
lichting op het program van de an
tirevolutionaire partij. Eerst werd,
in 1878, gesproken van drie grond
tonen in ons volksbestaan, in 1916,
'17 is het er maar één: de calvinis
tische, waarvan „de overheer-
schende kracht voor de vorming
van ons nationaal karakter (moet)
zijn uitgegaan". Dit is helemaal fa
se 3: wij. gereformeerden, vormen
dé grondtoon van ons volkskarak
ter! En nu we toch met dat a.r.
program bezig zijn, in 1960 is het
woordje „de" voor grondtoon ver
vangen door „die". Met andere
woorden, de pretentie van uitdruk
king te zijn van de (enige) grond
toon is losgelaten.
Hiermee zitten we in fase 4: her
integratie, één bevolkingsgroep
naast de andere, een kerk in. de
rij...".
Driftig bladert Jan Hendriks in
zijn proefschrift, ik blader hem
haastig achterna in mijn exemplaar.
Of ik die tabel gezien heb op pagi
na 171, in nog geen vijftig jaar is
het percentage gereformeerden dat
alleen maar lagere school heeft,
gehalveerd.... Maar ik herinner hem
eraan dat ook. hij zich afvraagt:
waar blijven we?, en daar (wil ik
graag nog even op ingaan. Ik ci
teer uit het slot van „De emancipa
tie van de gereformeerden" deze
woorden:
„Een en ander samenvattend
mag als verwachting worden
uitgesproken dat het binnen het
gereformeerde volksdeel op
gang zijnde proces van vermin
derende interne en groter wor
dende externe integratie zal
doorzetten en zal uitmonden in
definitieve ontmanteling van
het gereformeerde bolwerk,
vermindering van harmonie van
normen on waarden (wat kan
leiden tot het ontstaan van sub
groepen of "richtingen'), ver
minderende betekenis, mogelijk
zelfs desintegratie van die
christelijke organisaties die niet
duidelijk vorm weten te geven
aan het adjectief christelijke en
in het verdwijnen van een aan
tal barrières op de weg naar
kerkhereniging.
Opnieuw kan nu de vraag ge
steld worden of dit proces zal
uitmonden in desintegratie van
het gereformeerde volksdeel en
assimilatie van haar leden in
andere groeperingen. Een der
gelijke ontwikkeling is stellig
mogelijk maar is niet inherent
aan het beschreven emancipa
tieproces. Of de ontwikkeling in
het gereformeerde volksdeel in
deze richting zal gaan hangt
derhalve van andere factoren
en processen af."
Mijn vraag: wat denk je nu zelf
v'an die ontwikkeling
Jan Hendriks: „Ik denk dat de
interne integratie nog minder zal
x worden. Van belang is natuurlijk of
de factoren die voor het voortbe
staan van groeperingen In het al
gemeen noodzakelijk zijn, in het
gereformeerde volksdeel werkzaam
zijn en in welke mate. Om te be
ginnen lijkt de cultuuroverdracht
minder te worden: een kleiner aan
tal catechisanten... tussen haken,
de lezers snappen toch wel dat ik
sociologisch aan de gang hen...
minder catechisanten dus. slechter
kerkbezoek, en geringere aandacht
voor kerkbladen, dat zijn zo een
paar punten."
„Vervolgens is er de kwestie
van het kader, het valt niet makke
lijk dat aan te vullen, denk maar
aan de moèite om ouderlingen te
krijgen, en de geestdrift voor het
gewone predikantschap is onder
de theologische studenten niet erg
groot. Ten derde is er het ver
schijnsel dat er op bestaande gere
formeerde normen niet overal
sancties meer staan: als hij 's zon
dags in de grote stad naar de
schouwburg gaat, staat er 's maan
dags geen ouderling op de stoep,
en normen waarop geen sanc
ties staan, verdwijnen. Tenslotte Is
er dan nog een vierde noodzakelij
ke factor: het collectief ritueel. Dat
nad je vroeger vooral op de grote
bondsdagen, een geweldige ge
meenschappelijke beleving voor
velen. Ook dat is nagenoeg voor
bij."
„De emancipatie van dc ge
reformeerden" door dr. J.
Hendriks is een uitgave van
Samsom, Alphen aan den
Rijn 289 pag.. prijs 24,50.
vaj
ngo
c go
bep
lijkt
dit
eig<
ta
oelt
Wie nadenkt over het lot van de mens op aarde, slaat de schrik om het hart.
Eigenlijk is het zo, dat slechts in sommige landen sommige mensen een geluk
kig leven leiden. De overgrote meerderheid van de mensheid heeft een zwaar
en moeilijk lot. Het zijn vooral armoede en geestelijke onvrijheid waaronder
mensen gebukt gaan. Beide zijn gevolg van ongerechtigheid. Dat dit tot span
ningen leidt, die zich ontladen in revoluties en oorlogen, leert de geschiedenis
maar al te zeer. Maar na een oorlog en na een revolutie begint de zaak van vo
ren af aan. Dat is het ontmoedigende. Rusland is daar een voorbeeld van. In het
werk van Russische auteurs die in Rusland-zelf niet publiceren mogen, komt dat
duidelijk uit.
1 be Nobelprijswinnaar Alex-
jjyjr Solzjenitsyn behoort tot
in Rusland vervolgde
ars. Hij is in het Westen
;md geworden door zijn
romans „In de eerste cir-
en „Kankerpaviljoen". De
tussen 1945 en 1956 heeft
gevangenschap en ver-
j doorgebracht. Hij werd
'Chroestjov gerehabiliteerd,
leeft zijn land echter niet
er Rdirijver kunnen dienen. In
Rottens hij uit de Schrijversbond
ten.
t opvallende voor in het
en levende lezers is, dat
helemaal niet anti-
iunistisch zijn. Dat geeft
3e vervolging waaraan hij
I staat, een onwezenlijke
Hij is een marxist, hij
|zijn land lief, hij wil mee-
wn. an aan het tot stand ko-
dat avan een rechtvaardige sa-
tij erving. En dat betekent
mejjhem: meewerken aan het
at n'land komen van een sa-
noolving van vrije mensen.
Sland en ook andére com-
^tische landen zijn verval-
wr
door
vl
n he van Doorne
•slag
ing sr
n de fouten die de over-
en regiems kenmerken.
Solzjenitsyn bestrijdt, is
alles de burocratie, de ter-
yan een ambtenarenstand,
i door machtswellust beze-
hens een evengrote kans
om zijn naasten te kneve-
PBs dat vroeger onder de
'J H i het geval was.
AAtfiand zal willen ontken-
er geen resultaten zijn
kt in de jaren na de re-
e. Maar zij dreigen verlo-
gaan door corruptie, door
r dogmatisme, door een
irlijking van het regiem,
naam aan de socialisti-
Ideeën gestalte geeft maar
te doel in zichzelf gewor-
Wat Solzjenitsyn doet, is
landers dan wijzen op de
4Qvan dit dogmatisme. Hij
50 i°P voor de ontrechten die
I langer slaven van groot-
,n jbezitters zijn, niet langer
c^611 tsaristische willekeur
yjtn geringeloord, maar door
leverf en regoringsfunctionaris-
c'e' bundel verhalen: „In het
van de zaak", is onlangs
iderlandse vertaling ver
en. De meeste ervan zijn
Rusland gepubliceerd.
Ie bundel is geen verant-
ling toegevoegd, zodat de
niet weet welke wèl en
v°9eli niét voor Russen onge-
der 't werden geacht. Dat is
gerjgj.
SS|6ftL is bepaald niet een
9e,° (lelijke samenleving, waar-
an9. Ie auteur zijn lezers
I 71Er ®S geen reden °m
'r; 'Jof na het lezen van dit
P4- met voldoening vast te
aekrajj ^at ^et ons toch
s an."
voors/;
ge
rotesjj tips nsbi' -•?. c^gicdïS" zsabaa
maar héél wat beter is. Het
huidige Rusland is politiek en
sociaal-maatschappelijk nog
maar een heel jong land. En dat
in een land als het onze dat een
zekere mate van persoonlijke
vrijheid kent, geen mistoestan
den zouden heersen, zal wel
niemand durven volhouden.
Ook in Nederland komt starre
wetsinterpretatie voor, die het
contact met de humanitaire le
venshouding verloren heeft.
Ik wil beslist niet de indruk
vestigen dat ik met voldoening
uit het werk van Solzjenitsyn
argumenten haal die tot bestrij
ding van de socialistische idee
zouden kunnen dienen. De grote
verdienste van werk als het zij
ne is, dat het de ogen van de
mensheid opent voor het gevaar
dat elk nieuw regiem belaagt:
het verstarren van het systeem.
Het gaat immers altijd om dc
mens. Het systeem is er terwille
van de mens.
De verhalen getuigen evenals
de romans, van een grote lite
raire begaafdheid. Zelden of
nooit wordt verteld wat de fi
guren denken. Slechts wordt
verteld wat wordt gezegd en
gedaan. Toch weet de lezer wat
wordt gedacht. Daardoor maken
de verhalen onmiskenbaar een
reële indruk. Evenals dat in het
„echte" leven het geval is,
waarin wij immers ook niet in
het gedachtenleven van de
naaste kunnen indringen is dit
het geval in deze verhalen.
Literaire grootheid kan moei
lijk worden omschreven en kan
moeilijk worden aangetoond.
Dat Solzjenitsyn ons weet te
boeien en te ontroeren is een
aanwijzing. Niet een .bewijs.
Vele factoren bepalen ten slotte
het (toch altijd tamelijk subjec
tieve) oordeel. Voor mij is het
werk van de genoemde auteur
daarom literatuur omdat het
getuigt van- uitstekend taalge
bruik en zich eerlijk bezighoudt
met de menselijke dramatiek.
Het eerste verhaal heet: .Het
gebeurde op het station Krets-
jetovka". Het gebeuren speelt
zich af tijdens de laatste oorlog.,
Het volgende verhaal heet:
„In het belang van de zaak".
Een middelbare technische
school heeft vergunning gekre
gen om een nieuw gebouw te
laten zetten. De oude school is
veel te klein geworden. Goed,
grond wordt toegewezen, funda
menten gelegd. De leerlingenge
meenschap, hiertoe aangevuurd
en aangevoerd door de leraren
en leraressen, neemt het heft in
handen en besluit, zelf de nieu
we school af te bouwen, mede
aangestoken door het heilige-
vuur van de liefde tot Rusland
en het communisme.
De school wordt keurig afge
bouwd. maar er komt van ho
gerhand geep toestemming om
tot de verhuizing over te gaan.
Niemand begrijpt er iets van
totdat ten slotte een heel offi
ciële commissie de oude school
komt bezoeken, de school ruim
voldoende vindt en dan laat
weten dat de door de leerlingen
en leraren gebouwde school, zo
hoog nodig, is toegewezen aan
een research-instituut dat door
t ipoal ici BJ teJs,
plaatselijke en hoogst persoon
lijke machinaties tot meerdere
glorie 'van de stad kan dienen
èn tot meerdere glorie en sala
ris van een plaatselijke sowjet-
potentaat. Dat de verbouwing
miljoenen verslinden zal, doet
niet ter zake. In het belang van
de zaak, dat is dan het commu
nisme, moet dit hemeltergend
onrecht geschieden.
De auteur maakt hier duide
lijk, dat persoonlijke en locale
ambities hier de plaats hebben
ingenomen van de eigenlijke
„zaak", dat is: goed onderwijs
en rechtvaardig gebruik van
gelden en krachten. Vooral dit
verhaal moet de huidige Russi
sche regering als een angel in
het vlees zijn gaan zitten.
Het derde verhaal is „Het
huis van Matrjona". Het is veel
minder politiek geëngageerd
dan de andere. Het is een
„ik"-verhaal en is misschien
wel min of meer auto-biogra
fisch.
Een leraar keert na vele jaren
ballingschap terug naar het
hart van Rusland. Hij gaat wo
nen in de hut van een simpele,
liefdevolle weduwe. Hij krijgt
een betrekking als onderwijzer
in 't dichtstbijzijnde dorp. Het
verhaal nu beschrijft het leven
en dramatische sterven van de
vrouw. Zij komt om bij een
spoorwegongeluk: zij wordt met
enkele anderen overreden door
een paar lokomotieven als zij
trachten een slede van de rails
te halen nadat die is blijven
steken.
Het verhaal vertelt op a#n-
grijpertde wijze over het armza
lige leven op het platteland van
het huidige Ruslan<jl. De Russi
sche ziel wordt er op even fas
cinerende wijze duidelijk als bij
Tsjechov of Dostojevsky. Een
prachtig dramatisch verhaal,
vol sfeer en vol beeldende be
schrijvingen.
Drie daarna volgende verha
len zijn minder lang. Het eerste
neemt de lezer mee op een be
zoek aan een van Ruslands
oudste historische monumenten:
het Kulikovo Veld. waar een
kerk staat als herinnering aan
de dramatische strijd die daar
v"": r 3
tegen de Tartaren door de Rus
sen in 1380 gevoerd is.
Het tweede laat zien hoe in
Rusland de verzorging van het
werkelijke proletariaat tot een
belachelijke en niet minder
schandelijke aangelegenheid is
geworden tengevolge van frus
tratie door jeugdige personen en
wettische, burocratische toepas
sing van reglementen.
Het derde vertelt hoe een me
nigte van rokende, spotzieke,
zich stijlloos gedragende jonge
ren (de draagbare transistor-ra
dio in de hand), een processie
bejegent van orthodox gelovi
gen. Geen ogenblik krijgt men
de indruk, dat de auteur zélf
een gelovige zou zijn. Hij laat
slechts zien, dat deze gelovigen
in geen enkel opzicht de orde
verstoren of tegen de staat age
ren. Zij zijn eenvoudige zielen,
die niemand kwaad doen, oude
gebruiken eren, doch gehoond
worden door lafhartige jongeren
die een nieuwe religie aanhan
gen, een nieuwe drie-eenheid
aanbidden: jeugd, staat en
draagbare radio.
De heel korte verhalen die
hierna volgen geven alle gestal
te aan de hunkering naar per
soonlijke vrijheid van denken
en publiceren. Vooral „Het Seg-
dénmeer" (anderhalve pagina) is
typerend. Het Segdenmeer is
een lieflijk meertje, zuiver en
mooi als Rusland is.
Ik citeer het slot dat in hoge
mate duidelijk maakt wat de
auteur bezielt.
„Hier zou je voorgoed moeten
blijven... Hier zou je ziel, tril
lend als de lucht, tussen water
en hemel stromen, zuiver en
diep zouden je gedachten zijn.
Geen sprake van. De wrede
vorst, een scheelógige boos
wicht, heeft zich meester ge
maakt van het meer: daar lig
gen zijn buitenhuis en zijn bad
huis. Het adderengebroed vangt
vis en schiet eenden vanuit een
bootje. Eerst een blauw rook-
pluimpje boven het meer, even
later het schot.
Daarginds, aan de andere
kant van het bos zuigt en
zwoegt men overal in de om
trek. Maar zij, zij hebben de
Alexander Solzjenitsyn
wegen hierheen afgesloten om
door niemand te worden ge
stoord. Hier wordt speciaal voor
hen vis gekweekt en wild gevo
gelte gefokt.
Hier, zie de sporen: iemand is
bezig geweest een houtvuur aan
te leggen, zij hebben het in de
kiem gesmoord en hem wegge
jaagd.
Het meer ligt verlaten. Ge
liefd meer.
Vaderland..."
Beter dan welke kenschetsing
kan dit citaat dienen om aan tc
tonen hoe Solzjenitsyn de huidi
ge situatie in Rusland beziet.
Het boek is uitgegeven door
„De Boekerij" nv te Baarn. De
vertalers zijn: P. M. Waszink,
Cobi Willemse, Eva Gütliqh, T.
Rammelt en Charles B. Timmer.
Het boek (paperback) kost
ƒ11,90.
door Dick Ringlever
Langs de op veel parkgroen uitziende
ramen van de KNMI-veste valt gestaag
een grauwe motregen, maar meteoroloog
H. C. Bijvoet raakt er niet door in depres
sie. „Hier hebben we het nou prachtig
mee getroffen", zegt hij en haalt er ter
verduidelijking het weerbericht van twee
dagen terug bij. Koud en aanvankelijk
regen, voorspelde dat voor deze dag. De
Bilts weermannen konden niet overtuigen
der in het gelijk worden gesteld.
Dat gelijk krijgen zij trouwens meer. Zeker
tachtig van de honderd werkelijke weeromsla
gen worden raak voorspeld, zelfs waar het om
verwachtingen van drie dagen gaat. Maar dat
gelooft het publiek nog maar nauwelijks, want
nog al te vaak wordt zo ervaart men in De
Bilt bijna dagelijks een verregende weekend
trip vlot toegeschreven aan een vergissing van
het KNMI.
In werkelijkheid liggen de (weer)kaarten an
ders. Nederlands weerprofeten komen er in ver
gelijking met buitenlandse collega's helemaal zo
slecht nog niet af. Het bewijs daarvoor leveren
de statistieken van de afgelopen twee jaren: de
eerste resultaten van De Bilts driedaagse voor
spellingen. Ruim 80 procent daarvan blijkt te zijn
uitgekomen. En al werden die resultaten dan
bereikt door vrij ruime marges aan te houden
(voor de derde dag oplopend tot zes graden),
ze steken altijd nog gunstig af bij die van bui
tenlandse meteorologische diensten. Die mogen
zich dan aan week- en zelfs maandvoorspel-
lingen wagen, ze moeten daarbij een wel zo
ruime slag om de arm houden, dat ze bij het
KNMI ronduit zeggen: „Daar moet je wèl durf
voor hebben".
Waarmee De Bilt duidelijk wil maken, dat men
het voorlopig nog maar op die drie dagen wil
houden. Er wordt wel met langere termijnen
geëxperimenteerd, maar die proeven beperken
zich nog tot het verzamelen en verwerken van
gegevens en het uitproberen van methoden.
Concrete voorspellingen komen er nog niet uit.
Meteoroloog Bijvoet (die het wetenschappelijk
team leidde, dat de driedaagse voorspellingen
mogelijk maakte): „Met die drie dagen zitten we
eigenlijk nu al voor éen zware opgave. Als je
nagaat, dat men voor deze voorspellingen over
de gegevens van het grootste deel van het
noordelijk halfrond moet beschikken en die ook
moet verwerken en dat we op het moment, dat
we het weer op de derde dag voorspellen het
hele weerbeeld boven de Rocky Mountains moe
ten hebben geanalyseerd, dan is wel duidelijk
hoe moeilijk het wordt om nog verder vooruit te
kijken. Als je gaat denken aan termijnen van
een seizoen of een half jaar, zal je er ook het
zuidelijk halfrond moeten bijhalen".
De heer Bijvoet ziet dat allemaal nog niet zo
zitten, vooral omdat er nogal wat technische en
financiële problemen om de hoek komen kijken,
afgezien nog van het feit, dat er voor zo'n
organisatie op de oceanen nog te weinig sta
tions zijn voor het verrichten van waarnemingen
in de hoge luchtlagen.
„De stations en weerschepen, die er nu zijn,
kunnen met hun radiosondes alleen maar steek
proeven nemen. Wil jei een werkelijk compleet
beeld hebben van met name de hogere
lagen van de atmosfeer, dan zou het netwerk
van stations veel dichter moeten zijn. De huidi
ge weersatellieten lossen dat probleem nog niet
op. Je kunt er wel wolkenformaties mee registre
ren ideaal om cyclonen mee te voorspellen
maar ze vertellen nog weinig of niets over
temperatuur- en drukverschillen in de luchtla
gen; en juist die zijn belangrijk voor de meteo
roloog. In de toekomst zal dat zeer waarschijn
lijk wél mogelijk worden, maar het zal zeker nog
wel vijf tot tien jaar duren voordat de weersche
pen ermee overbodig worden gemaakt".
Daarnaast kampen meteorologen ook met het
geweldige probleem van de verwerking van de
stroom gegevens, die zo'n uitgebreid net van
stations zou opleveren. „Men zou er enorme
computers voor nodig hebben, installaties, die
nu nog gebouwd moeten worden. Op het ogen
blik werken de wereldmeteorologische diensten
al met de grootste computers, die er te krijgen
zijn".
Meteorologen rekenen er overigens op, dat
dit vraagstuk eens overwonnen zal worden,
maar wijzen tevens op de kwetsbaarheid van
zo'n monster-computersysteem. De heer Bijvoet:
„dat is nog met Pinksteren gebleken, toen plot
seling de computer in Washington (waaruit de
voorbewerkte gegevens naar Europa gaan) de
fect raakte. Het heeft de grootste moeite gekost
voor die dagen een voorspelling te geven. Eer
lijk gezegd, is ons dat ook niet al te best
gelukt".
Al die problemen bij elkaar maken het voor
weermannen op het ogenblik onmogelijk meer
dan globale voorspellingen op lange termijn te
geven. „Als we nu een jaar vooruit zouden
moeten kijken, zouden we alleen maar kunnen
zeggen, dat juli warmer zal worden dan decem
ber, en daar zit natuurlijk niemand op te wach
ten.
Theoretisch zou er wellicht nog wat meer uit
kunnen komen, maar in de praktijk is dat nog
onmogelijk. De plaats van een 1ioge drukgebied
hoeft maar tien graden verkeerd berekend te
zijn en een koude maand verandert in een war
me
Wat niet wegneemt, dat ook het KNMI nog
steeds bezig is zijn dienstenpakket uit te brei
den. De deze maand begonnen informatie aan
strandgangers (via telefoonnummer 003 uitge
drukt in waarderingscijfers) is er één voorbeeld
van. In petto heeft men nog regionale weers
voorspellingen, waarvoor vooral in de bouwnij
verheid en de land- en tuinbouw belangstelling
is.
Het is echter de vraag of deze al over twee
jaar (zoals aanvankelijk de bedoeling was) kun
nen worden verwerkelijkt Behalve het geld
(meer mankracht, wellicht meer stations) speelt
ook hier de techniek een rol. Een belangrijk
probleem is bijvoorbeeld de vraag hoe de infor
matie moet worden gedistribueerd. Gedacht
wordt aan gebruikmaking van de telefoondienst.
Maar nu al wordt nummer 003 zoveel gedraaid
(soms ruim vier miljoen maal per maand), dat
uitbreiding van de informatieverstrekking alleen
al op dit punt voor problemen stelt
Voor de in hogere sferen werkzame weerman
nen van De Bilt zijn die vraagstukken aanleiding
voorlopig nog maar met beide benen op de
grond te blijven. Vooralsnog valt er vindt
men aan de service van nu nog genoeg te
verbeteren, zodat men liever nog maar niet veel
verder kijkt.
Maar, zegt men er gelijk bij, wat de toekomst
brengt, weet je nooit Op het ogenblik lijkt die
in nevelen gehuld, maar aangezien de ontwikke
ling van de techniek even grillig is als die van
het weer, kan ook die mist ineens optrekken.