Verrukkelijke waarneming Wonen is geen stilstand maar beweging LÜ j ilJli BIECHT VAN EEN OVERGEVOELIGE door Jeanne de Vlieger ZATERDAG 1 MEI 197Ï Bij de Friese Hervormde Kerkvergadering (Emmakade 21, Leeuwarden) kun je voor een rijksdaalder een gestencild geschrift van een kleine twintig foliovellen krijgen, dat „Brengers van blijde boodschappen" heet waarin 0. B. (dat zal wika Oene Bult uit Heerenveen zijn) momentopnamen geeft van de bezoeken die het moderamen van de hervormde synode onlangs aan de classicale vergadering in Friesland heeft gebracht. Eén zin in het verhaal heeft me bijzonder aangesproken. Hij staat in para graaf 6 onder „waarnemingen" en hij luidt: In de minst aantrekkelijke vergaderlokali teiten (Franeker en Dokkum) werden de beste samenkomsten gehouden, gelet op vragen, antwoorden en sfeer, Een verrukkelijke waarne- ng en mijn gedachten verme- 'vuldigen zich. De minst aan- :kkelijke vergaderlokalitei- j...ik ken die in Franeker en ikkum helaas niet, maar ik n andere: slordig tegen een rk aangekwakte ruimten die lokaal-bij-de-kerk heten, en sterveling kwam op de iachte er iets moois van te iken, behalve dan dat er na- iak-gotische ramen .zijn, larvan je bij wijze van ge- ïöe afleiding probeert de tjes bij elkaar op te tellen, n de muren geen reproduc- s van een ordentelijke schil- maar de zendingsreizen van 3 ulus en daarmee basta. De ikige kachel, het groen saaien ed over de tafel, de onbevan- weense stoeltjes, de bruine >t met de bibliotheek van de gelingsvereniging er in... nnsen lief, er is geen betere I 1 denkbaar voor moderami- 1 il bezoek. lier stelt de geest zich open >r wat „Den Haag" te vertel- heeft, want in dit pretentie- I s lokaal willen pretenties tieren. Anderzijds neem je Lvoor. je niet zomaar om te pn kletsen, want in deze eer- je ruimte kunnen en willen we onszelf blijven. En voor bei de partijen geldt dat hier. waar de herinneringen nog niet weg gejaagd werden door een op knapbeurt, modieus gedoe geen kans krijgt. Nu keren we de waarneming van wika Bult om: moderne, goed geoutilleerde vergaderza len zijn weinig geschikt om het moderamen van de synode op visite te hebben. Ga maar na. Zon zaaltje is om te beginnen karakterloos, het kan met zijn verantwoorde zitjes net zo goed de wachtkamer van een dure tandarts of de foyer van een nieuwe buurtbioscoop zijn. Een dergelijk vertrek heeft ook iets definitiefs, het is zo clean en af en dooft alle fantasie en ver wachting. Je ziet elkaar ook veel te goed in zo'n heldere be doening en je kijkt wel uit dat je jezelf niet bloot geeft. Ze doen maar, denk je, en je schopt eens tegen de pot van de onvermijdelijke sansevieria. En wat de brengers van blijde boodschappen, zoals de heer Bult met Jesaja 52 vers 7 voor zich de moderamenleden noemt, wat deze eerwaarden betreft, die verliezen in het kille licht der neonbuizen het aureool van hun Haagse geheimenis. Het lij- Het „bruine café" heeft meer aantrekkingskracht dan weelderige slissementen. ken wel gewone mensen en die kunnen me nog meer vertellen! .Laat niemand zeggen dat ze bij ons in de buurt of bij ons in 't dorp er toch heus iets gezel ligs van hebben weten te ma ken, want die gezelligheid wordt je aangepraat in radde verhalen over functionele ditten en datten, en je ongedwongen heid is weg. Voor kerkelijke be- disselarijen moet je een van die „minst aantrekkelijke" verga derlokaliteiten hebben, waarvan het interieur in de loop der ja ren een soort van onaardse knusheid heeft bereikt. die vooroordelen wegspoelt. Ik kan me erover opwindep dat in de congresstad Utrecht vertrouwde vergaderruimten steeds meer het veld moeten ruimen voor de zalenovervloed in het nieuwe jaarbeurscentrum, waarvan de opdringerige luxe en nadrukke lijke efficiëncy iedere fleurige tegenwerping in een discussie verstikt. Maar proberen we nu niet onze vreemd'lingschap op een romantische manier aan de man te brengen? Ik haast me te zeg gen dat wat voor kerkelijke lo kaliteiten geldt, ook voor café's opgaat. De beste café's zijn de zogenaamde bruine café's, waar formica en persjes verre zijn, en onlangs heeft een Amster damse kroegbaas stad en land afgelopen voor ouwe naaima chine - tafeltjes teneinde daar mee zijn nieuw bedrijf te stof feren. Hij had kennelijk ter harte genomen de „welgemeen de raad" die Godfried Bomans ooit „aan alle caféhouders in den lande" gegeven heeft. De zaak is belangrijk genoeg om Iets door te geven van Boman's betoog: „Alles, wat ons aan „thuis" herinnert, is door de caféhouder liefdevol veiVvijderd. Hier geen gemakkelijke stoelen, geen schemerlampen, géén gezellige zitjes bij de haard. Groot en hol welft zich de ruimte om ons heen. In deze barre woestijn kan de geest zich in zijn volle lengte uitstrekken. De ziel laaft zich in de afwezigheid van al les, wat haar ten dode toe ver moeide. Zij is vrij. ontbonden van alle banden Dit heerlij ke café wordt ook door andere eenzamen opgemerkt. Tientallen spartelaars in de branding des levens ontdekken dit verlaten strand en strekken er hun uit geputte ledematen op uit. Het wordt er vol. Het café komt „in trek". Er ontstaat een sfeer van mannelijke kameraadschap: die ruwe, roezige verbondenheid, die de essentie van elk koffie huis is. Onder de ogen van de verbaasde eigenaar voltrekt zioh het wonder, dat zijn kale ruimte meer aantrekkingskracht ontwikkelt dan de weelderige établissementen zijner collega's. Hij begrijpt het niet. Hij ziet niet in, dat zijn armoedje door zijn vermoeide clientèle wordt opgevat als een vrijwillige asce se der schoonheid. Hij maakt de fout, haar te beschouwen als een ontbreken van wat er had moeten zijn. Rampzalige kerel! Zie hem 's nachts wakker lig gen in bed, spelend met de stoutmoedige gedachte, het café te „verbouwen"...". Bomans verhaalt dan hoe het café volgestouwd wordt met ge zellige hoekjes, beddepannen, schuimspanen enz. En zie, een tweede wonder voltrekt zich: het verbouwde café gaat niet. De eigenaar wrijft zich de ogen uit, hij gooit er nog meer bed depannen en schuimspanen te gen aan.... het helpt niet. Het café gaat voorgoed dicht.De moraal van de geschiedenis zal duidelijk zijn. Intussen ligt „Brengers van blijde boodschappen" nog voor ons. waarin de complete mode- raminale zendbrief aan de clas ses is opgenomen en waarin je méér gedenkwaardige zinnen tegenkomt. Zoals deze van scri ba ds. F. H. Landsman: Voor alles wat er in de hemel en op aarde is, hebben de gerefor meerde kerken deputaten. Ik vis deze fraaie opmerking op uit paragraaf 5, die wat kneuterig „even lachen" heet. Maar de hoofdmoot van het geschrift is de derde paragraaf: vragen en antwoorden. We geven een klei ne bloemlezing: Vraag: Komen er in de nieu we gezangbundel ook liederen voor kinderen en voor jongeren voor? Antwoord: Nee. Er moet al zoveel rekening worden gehou den met wensen uit de verschil lende kerken. Maar het wordt (weer) een proefbundel. Wensen tot verandering en verbetering kunt U indienen. Vraag: Bestaat niet het ge vaar, dat predikanten achter nieuwe theologieën hollen, maar aan zieken en bejaarden voorbij gaan? Wel doen wat verderop ligt, maar wat zich dichtbij aandient met een boog omheen lopen? Antwoord: Studie is nodig, maar geen excuus om niet te doen wat voor handen ligt. Be zig zijn met en vanuit persoon lijk geloof kan niet worden ge scheiden van de hulp aan de naaste, dichtbij en verderaf. Vraag: Het voorlichtingsma teriaal van de synode bereikt de gemeente niet. Antwoord: Laten b.v. (ex-) ambtsdragers een werkgroep vormen die bepaalde publika- ties bestuderen en de uitkomst eenvoudig in een kerkdienst voordragen. De taal „ver-ot-en- sienen" geeft nog geen garantie dat het wel gelezen wordt. Vraag: Jongeren zijn vaak bezig met actuele problemen en interesseren zich minder voor de stokpaardjes van de domi nee. Antwoord: Jongeren kunnen ..heilzaam lastig" zijn, ook voor de synode. Zijn ouderen wat veel aan het woord en jongeren met de daad bezig, dan dienen we bijbels te beseffen dat woord en daad (debar) één zijn. Vraag: Volgt de synode ook te veel dé tijdgeest van libera lisme via socialisme naar com munisme waaruit indruk van anti-amerikanisme wordt ge wekt en sympathie voor Pale- stijnen Antwoord1: Denk ook eens aan geschriften over „verzoening" „Uitverkiezing", „Israël, land en volk". Voor wat de Cambod jaanse kwestie is de brief ge zonden aan de raad van kerken in Amerika. Vraag: Veel kerkmensen vin den dat maatschappelijke, poli tieke, culturele zaken niets met het evangelie van doen hebben. Antwoord: Het evangelie dient gesproken te worden in de situatie waarin wij ons bevin den. Wij willen niet horig zijn aan de tijdgeest van nu maar evenmin aan die van vroeger. Vraag: Zijn kerkorde en vooral de ordinanties niet vaak een belemmering om nieuwe mogelijkheden van geloven te praktizeren Antwoord: Er is uitgerekend dat 75 pet. van wat men wil kerkordelijk vast wel mogelijk is. 't Gaat niet om de hervorm de kerk, maar om de wereld die God liefheeft. Laat de gemeente op de toekomst van Christus gericht zijn! De saaie vergaderlokaliteit aan de Breedeplaats in Franeker. Vraag: Mogen kinderen met hun ouders (als gezin) deelne men aan het avondmaal Antwoord: De vrijheid van het evangelie kent ook de te rughoudendheid. De synode is hiermee bezig. Heb er in ver band met pastorale vragen ook wat geduid mee. (Hoe moet het met een gezin dat verhuist naar een gemeente waar dat plaatse lijk dan weer niet mag?) Vraag: Staan allerlei zake lijke regelingen het samengaan van hervormd - gereformeerd niet in de weg? Antwoord: Toen in 1946 het Hersteld verband naar de her vormde kerk terugkeerde, viel er van alles te regelen, tot op de huidige dag. maar is bijkom stig en blijkt voorelkaar te kun nen komen. Vraag: Samenwerking, -gaan met gereformeerden dient niet op mindering te komen op het verband met andere kerken. Hoe staat het daar mee? Antwoord: De verwantschap met de gereformeerden wordt steeds groter (modaliteiten, ge schiedenis, problemen, kerk type). Gereformeerden weten, cïat iwe remonstranten en iu- thersen niet los zullen laten. Met roomskatholieke kerk staan we nog aan het begin. Grote zaken als belijden samenlevingsvra- gen e.d zullen aan de orde die nen te komen. Vraag: Samenwerking en sa mengaan met gereformeerden zou plaatselijk wel eens een on gewenste overheersing van deze laatsten kunnen geven. Antwoord: Niet bang zijn. De uitgeverij Nijgh Van Ditmar, 's-Gravenhage/Rotterdam, die het debuut van de Vlaming Bob Wil- lems, getiteld Lichtgevoelig Mon ster (168 blz., ƒ11,—) op de boe kenmarkt heeft gebracht, noemt de ik-figuur een „wellicht overgevoe lige jongeman". Het medisch oor deel 'neurotisch' laat zij terecht ach terwege, want zo'n betiteling in de mond van een medische leek kan averechts werken. De lezer heeft hiér niet met een roman te doen, maar met een vermoedelijk echte zelfbeschrijving. Men rekent boe ken als deze tot de zg. bekentenis literatuur. Want ook de letterkunde kent het onderscheid tussen objec tief en subjectief, al is dat onder scheid natuurlijk nooit volstrekt. In de objectieve sfeer ontstaan romans zoals de grote negentiende-eeuwers die hebben geschreven, auteurs als Balzac, Dickens, Flaubert, Stendhal, Tolstoj, Dos- tojefski, Zola. Zij scheppen romanfiguren en plaatsen die tegenover elkaar, In een nauwkeurig getekend milieu of in ver scheidene milieus; zij geven zedenschil deringen, maar altijd aan de hand van zeer bepaalde en zeer individuele men sen, die binnen de roman aandoen als volkomen levensecht, met tevens als 't ware ingeschapen de ingewikkeldheid, de tegenspraak soms met zichzelf, de diepte; het mysterieuze, het symbolische zelfs dat aan de mens eigen is of kan zijn. De bekentenisliteratuur staat aan de andere pool. De auteur schept niet, maar ontlaadt zich, soms in hevig bewogen passages (zoals tegen het einde van het onderhavige boek), soms In scherpe zelf analyses. Hij voelt zich geen epi9ch schepper, maar dromer, dichter. „Ik ben een dromer, een dichter ik weet het, er valt niets aan te verhelpen" (bl. 133). Heeft Flaubert gezegd: „De schrijver i9 niets, het werk alles", hier geldt het om gekeerde: „De schrijver is alles; het werk, los van hem, is niets." De aandrift tot schrijven kan grootheidswaan zijn, zoals bij Nietzsche in zijn ECCE HOMO op geniaal niveau, of op ordinair niveau bij Jan Cremer; het kan ook zijn dat de auteur met zichzelf hopeloos in de knoop zit, zoals bij Strlndberg en zoals hier bij Bob Willems. Er zijn heel wat mensen die met zich zelf geen raad weten, maar van hen ko men we geen berichten tegen, althans geen geschreven documenten. Het zijn de overgevoeligen of. even de grens over, de neurotici welke tevens bezeten zijn van een onweerstaanbare drang tot schrijven, en die door veel lezen, denken en proberen hebben leren schrijven, die ons het materiaal leveren. De stijl van Willems heeft mij herhaal delijk aan die van Multatull doen denken, natuurlijk zonder diens romantische pose. Ik denk hier aan uitspraken als deze „Heer, geef ons heden onze belangrijk heid" (satirisch bedoeld natuurlijk) op bl. 15 en „grootheid ik dank u" op bl. 144. Als psychologisch type lijkt Willems In derdaad op Multatull, met dit grote ver- Bob Willems schil, ik herhaal het, dat Willems geen poseur is. maar een gekwelde en een (zelf) kweller. Zijn haat, of haatliefde, keert zich te gen zijn vader en zijn moeder, maar voor al tegen zijn vader. Zij hebben hun enig kind niet begrepen en vooral de puber niet. „Hij Is je vader, zie je. En vader en zoon begrijpen elkaar nooit, zij kunnen hoogstens botweg de eigen soort liefheb ben" (43). Zijn vriend Luc laat hem schoolopstellen lezen met de keuzetitel: Mijn ouders begrijpen mij niet. De meer derheid van de klas koos dit onderwerp, of zelfs allemaal, zoals Luc beweert. Dit laatste lijkt mij tussen haakjes onwaar schijnlijk, maar goed. Enkele citaten: „Zij zijn tegen alles wat ik doe: zij houden niet van mijn vrienden (allemaal slecht in hun ogen), zij houden niet van mijn kleren (ik zeg toch niets op hun kleren) Zij geven mij geld om van mij af te zijn, en om beter ruzie te kun nen maken wanneer ik het heb uitgege ven. Wat ik koop is toch nooit goed... (72). „Hoelang ik het nog bij hen zal uithouden, weet Ik niet, maar ik hoop één ding: dat ik later mijn kinderen beter zal begrijpen. Wie houdt het uit, al die jaren naar hun gepraat te moeten luisteren?" (73). „Ik ben en blijf de eeuwige scholier", zegt de auteur van zichzelf op blz. 34. Misschien zit het dieper. De opvoeding thuis heeft hem (althans de ik-figuur van het boek) psychisch verminkt en daar door de puberteitscrisis doorzieken. „Ik hang aaneen van angsten, wensdromen, scrupules en flarden wanhoop" (78). Hij wil „pijnigen om zelf niet gepijnigd te worden" (51). De man uit het boek is ten prooi aan sterk wisselende stemmingen, die hij niet meester is. Eén ding houdt hem overeind: het schrijven. „Schrijven Is geen beroep, geen vak, zelfs geen missiewerk al leen een manier van bestaan" (141). Een bladzijde tevoren wordt hij „de vleu gelslag van het genie" gewaar (140). Dit is het punt waarop het aankomt met be trekking tot dit boek. De mens buiten boeken om is altijd belangwekkend, ge woon omdat hij mens is, als Individu uniek, onvervangbaar en onherhaalbaar, zelfs als dertiende in een dozijn. Maar de mens in een boek kan alleen onze be langstelling wekken als er een vleugje genialiteit aanwezig is. Daarom blijft de Max Havelaar van Multatuli als literair produkt springlevend, al is Douwes Dekker reeds bijna 90 jaar dood en al is het Nederlandsch-lndië van zijn tijd voorgoed geschiedenis geworden. Daarom is deze ziektegeschiedenis, de ze bekentenis van een man die moeilijk is voor anderen en voor zichzelf, een be- door dr. C. Rijnsdorp langrijk menselijk document, omdat hij zeggen kan wat hem obsedeert Men denkt hier aan de regel van Goethe: „gab mir ein Gott zu sagen was ich leide". En daarbij komt dan als tweede punt dat de autobiograaf zich ziet als exempla risch voor de mens in het algemeen. HIJ ervaart „hoe lastig het is naast elkaar te bestaan" (125). Hij denkt na over „het verschijnsel mens schipbreukelingen zonder geheugen, op een verlaten eiland, die het met elkaar moeten stellen en le ren hopen op wat zij vergeten zijn" (125) We wisten het al van onze dichter Leo pold: „Omgang met mensen, nabuur schap/ Een slepend zeer, een chronisch lijden". Zo ervaren het de overgevoeli gen, zoals ook Leopold er een was. U' ithoek van Leolux, let op het snuisterijen-venster dat heel goed zelf aken is door een handige doe-het-zelver. Oude flessen zorgen voor pel van licht en schaduw. ows, advertenties en folders geven ons voorbeelden van kant- en klare interieurs. Daar we zó aan gewend, dat we ons moeilijk kunnen voorstellen dat het ook anders kan. Er is zekere vrijheid voor nodig. We dénken ons niets van anderen aan te trekken, maar generen als we niet aan bepaalde normen voldoen. We worden beïnvloed door ons verleden, door "vat we gewend waren in het ouderlijk huis. Het is moeilijk zich van die vertrouwde sfeer maken, om werkelijk vrij en van deze tijd te zijn. Wonen is namelijk geen stilstand, maar iging. Beweeglijk wonen leidt tot een grote mate van woongenot. ri n jong echtpaar durft best eginne-n met tafel, stoelen en bed. Hun interieur, dal Jeweg ontstaat, omdat het voegt naar de behoeften, een charme die de meest kiende woninginrichting mist Het is een sprong, L/tniet in het duister. ons het totaalbeeld van voor te stellen, moeten wc details en hun samenspel en. We kunnen ons daarin t-n door veel te zien en te 'lijken op woningbeurzen, warenhuizen en woning- iters. imcr is het. dat op de en nauwelijks aandacht besteed aan ..wonen" nijverheidsscholen voor jes wellicht uitgezonderd. te:: Dat zou veel onzekerheid en menige miskoop voorkoniev. Ons gezond verstand vertelt ons al, dal we naast een gebloemd gordijn verder geen bl-c-emcn meer moeten toepassen in het interieur. Iedere goede verkoper zal meubelen op de vloerbedekking laten zien. Laat vloerbedekkin gen altijd een flink eind uit ol- Icn. bekijk de kleur bij dag- en lamplicht. Laat evenzeer van gordijnen een flinke lap tonen, •ommige patronen kunnen in iet platte vlak bijzonder aardig '.ijn. terwijl ze worden verte send als de stof in plooien valt. Veel woninginrichters laten u kiezen uit een serie grote stalen die vaak al geplooid zijn. Let er bij kamerbreed tapijt op, of er niet ergens een streep doorheen loopt die de indruk van „kamerbreed" teniet doet. Reclameren over zo'n fabricks- fout als het tapijt al ligt (soms zelfs geplakt en wel!) betekent een heleboel moeite zowel voor dc zaak als voor uzelf. Tapijt is tegenwoordig erg populair. Uit een onderzoek, ge houden naar de koopgewoonten van jonge vrouwen, blijkt dat het merendeel van hen vast ta pijt verkiest boven linoleum. vi nyl, zeil of parket. Het heeft dus weinig zin om de lof te zin gen van linoleum of het mooie en sterke van marmoleum. In de keuken en de slaapkamer erg praktisch, maar in de woon kamer? Nee. Ia tapijt eeo statussymbool? Mevrouw V. van der Steen-van Doornik, voorlichtster bij de Stichting Wonen te Amsterdam meent van niet. „Buitenshuis", zegt ze, „is alles zo hard, kil en hoekig, dat de mensen daarom verlangen naar zachte dingen in hun huis. Bij linoleum en steen denkt men direkt aan kil, ze zijn in werkelijkheid helemaal niet zo kil als men de verwar ming een ietsje hoger zet. Steen houdt dc warmte zelfs vast". Voor een jong gezin Ls van belang of harde, gladde vloer bedekking goed is voor peuters en kleuters. Volgens de kinder arts Fiedeldy Dop is dit niet het geval. Op een zachte of ruwe vloerbedekking zoals cocos moe ten ze zich meer afzetten zodat ze hun spieren beter gebruiken, zoals dat ook het geval is bij lopen in zand. Het vele licht in onze huizen is volgens deze arts voor de kleintjes evenmin goed. Licht behang, lichte verf, lichte vloerbedekking, zonlicht dat on belemmerd binnenvalt maken dat de kleuter zich nergens vei lig en beschut voelt. Daar heeft hij terwiile van zijn harmoni sche ontwikkeling juiat grot* behoef U aan. Dr. Ph. H. Fiedeldy Dop zal op 15 mei 's avonds oin half negen in de Speakers Corner van de Jaarbeurs in Utrecht een discussie met het publiek uitlokken over het thema „Het ontsaan van de agressie in mo derne woonwijken". Dit in hel kader van de manifestatie ..Le ven en Welzijn" in de Jaar beurshallen. Het woongebeuren zal daar, in de Julianahal parterre, een indruk geven van de inventieve benadering door jonge Neder landse architecten en de in spraak. die de toekomstige be woner hierin »ou kunnen heb ben. Wie zich voor deze milieu problemen interesseert, doet er goed aan een „dagje Utrecht" te plannen tussen dertien en twin tig mei. Wat onze woonkamer aan gaat. veel fabrikanten hebben zich ingesteld op de groei van ons meubelbezit en ons gezin. Ze houden rekening met dc wens. iets langzaam te willen opbouwen, zodat we onnodig ruimteverlies kunnen vermij den. Boekenkasten met inzet- kasten, moderne en praktische windmeubelf, aomi daarin nog Prakti.ch bergmeubel mei een aangebouwde eethoeb. een meubel del wemig ruimte en aandacht vraagt. Verschillende combinaties zijn mogelijk. (Royal systeem) een eethoek en ruimte voor pla- tendraaien. televisie die overdag aan het oog onttrokken wordt, laden en snuisterijenplanken, ze zijn er In vele prijsklassen. Geen verstandig mens maakt zich zorgen over eventuele be zoekers. Het sou onwijs zijn voor hén een giv»tc bank aan tc schaffen of stoelen die in de weg staan omdat ze in het da gelijks leven overbodig zijn. Er zijn tegenwoordig voor een zacht prijsje aardige opklapbare houten stoeien in de handel waar je prettig op zit. Er zijn „stapelbare" stoelen, die bij be paalde gelegenheden heel goed dienst kunnen doen ab aanvul ling op het gewone meubilair. Als wij maar beginnen met wat beweeglijker te willen wonen, stellen dc fabrikanten zich daar wel in op. Ze leven immers bij de gratie van uw aankoop en keuze.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 17