Verrukkelijke waarneming
Wonen is geen stilstand
maar beweging
LÜ j ilJli
BIECHT VAN EEN OVERGEVOELIGE
door
Jeanne de Vlieger
ZATERDAG 1 MEI 197Ï
Bij de Friese Hervormde Kerkvergadering (Emmakade 21, Leeuwarden) kun je voor een
rijksdaalder een gestencild geschrift van een kleine twintig foliovellen krijgen, dat
„Brengers van blijde boodschappen" heet waarin 0. B. (dat zal wika Oene Bult uit
Heerenveen zijn) momentopnamen geeft van de bezoeken die het moderamen van de
hervormde synode onlangs aan de classicale vergadering in Friesland heeft gebracht.
Eén zin in het verhaal heeft me bijzonder aangesproken. Hij staat in para
graaf 6 onder „waarnemingen" en hij luidt: In de minst aantrekkelijke vergaderlokali
teiten (Franeker en Dokkum) werden de beste samenkomsten gehouden, gelet op
vragen, antwoorden en sfeer,
Een verrukkelijke waarne-
ng en mijn gedachten verme-
'vuldigen zich. De minst aan-
:kkelijke vergaderlokalitei-
j...ik ken die in Franeker en
ikkum helaas niet, maar ik
n andere: slordig tegen een
rk aangekwakte ruimten die
lokaal-bij-de-kerk heten,
en sterveling kwam op de
iachte er iets moois van te
iken, behalve dan dat er na-
iak-gotische ramen .zijn,
larvan je bij wijze van ge-
ïöe afleiding probeert de
tjes bij elkaar op te tellen,
n de muren geen reproduc-
s van een ordentelijke schil-
maar de zendingsreizen van
3 ulus en daarmee basta. De
ikige kachel, het groen saaien
ed over de tafel, de onbevan-
weense stoeltjes, de bruine
>t met de bibliotheek van de
gelingsvereniging er in...
nnsen lief, er is geen betere
I 1 denkbaar voor moderami-
1 il bezoek.
lier stelt de geest zich open
>r wat „Den Haag" te vertel-
heeft, want in dit pretentie-
I s lokaal willen pretenties
tieren. Anderzijds neem je
Lvoor. je niet zomaar om te
pn kletsen, want in deze eer-
je ruimte kunnen en willen
we onszelf blijven. En voor bei
de partijen geldt dat hier. waar
de herinneringen nog niet weg
gejaagd werden door een op
knapbeurt, modieus gedoe geen
kans krijgt.
Nu keren we de waarneming
van wika Bult om: moderne,
goed geoutilleerde vergaderza
len zijn weinig geschikt om het
moderamen van de synode op
visite te hebben. Ga maar na.
Zon zaaltje is om te beginnen
karakterloos, het kan met zijn
verantwoorde zitjes net zo goed
de wachtkamer van een dure
tandarts of de foyer van een
nieuwe buurtbioscoop zijn. Een
dergelijk vertrek heeft ook iets
definitiefs, het is zo clean en af
en dooft alle fantasie en ver
wachting. Je ziet elkaar ook
veel te goed in zo'n heldere be
doening en je kijkt wel uit dat
je jezelf niet bloot geeft. Ze
doen maar, denk je, en je
schopt eens tegen de pot van de
onvermijdelijke sansevieria. En
wat de brengers van blijde
boodschappen, zoals de heer
Bult met Jesaja 52 vers 7 voor
zich de moderamenleden noemt,
wat deze eerwaarden betreft,
die verliezen in het kille licht
der neonbuizen het aureool van
hun Haagse geheimenis. Het lij-
Het „bruine café" heeft meer aantrekkingskracht dan weelderige
slissementen.
ken wel gewone mensen en die
kunnen me nog meer vertellen!
.Laat niemand zeggen dat ze
bij ons in de buurt of bij ons in
't dorp er toch heus iets gezel
ligs van hebben weten te ma
ken, want die gezelligheid
wordt je aangepraat in radde
verhalen over functionele ditten
en datten, en je ongedwongen
heid is weg. Voor kerkelijke be-
disselarijen moet je een van die
„minst aantrekkelijke" verga
derlokaliteiten hebben, waarvan
het interieur in de loop der ja
ren een soort van onaardse
knusheid heeft bereikt. die
vooroordelen wegspoelt. Ik kan
me erover opwindep dat in de
congresstad Utrecht vertrouwde
vergaderruimten steeds meer
het veld moeten ruimen voor de
zalenovervloed in het nieuwe
jaarbeurscentrum, waarvan de
opdringerige luxe en nadrukke
lijke efficiëncy iedere fleurige
tegenwerping in een discussie
verstikt.
Maar proberen we nu niet
onze vreemd'lingschap op een
romantische manier aan de man
te brengen? Ik haast me te zeg
gen dat wat voor kerkelijke lo
kaliteiten geldt, ook voor café's
opgaat. De beste café's zijn de
zogenaamde bruine café's, waar
formica en persjes verre zijn,
en onlangs heeft een Amster
damse kroegbaas stad en land
afgelopen voor ouwe naaima
chine - tafeltjes teneinde daar
mee zijn nieuw bedrijf te stof
feren. Hij had kennelijk ter
harte genomen de „welgemeen
de raad" die Godfried Bomans
ooit „aan alle caféhouders in
den lande" gegeven heeft. De
zaak is belangrijk genoeg om
Iets door te geven van Boman's
betoog:
„Alles, wat ons aan „thuis"
herinnert, is door de caféhouder
liefdevol veiVvijderd. Hier geen
gemakkelijke stoelen, geen
schemerlampen, géén gezellige
zitjes bij de haard. Groot en hol
welft zich de ruimte om ons
heen. In deze barre woestijn
kan de geest zich in zijn volle
lengte uitstrekken. De ziel laaft
zich in de afwezigheid van al
les, wat haar ten dode toe ver
moeide. Zij is vrij. ontbonden
van alle banden Dit heerlij
ke café wordt ook door andere
eenzamen opgemerkt. Tientallen
spartelaars in de branding des
levens ontdekken dit verlaten
strand en strekken er hun uit
geputte ledematen op uit. Het
wordt er vol. Het café komt „in
trek". Er ontstaat een sfeer van
mannelijke kameraadschap: die
ruwe, roezige verbondenheid,
die de essentie van elk koffie
huis is. Onder de ogen van de
verbaasde eigenaar voltrekt
zioh het wonder, dat zijn kale
ruimte meer aantrekkingskracht
ontwikkelt dan de weelderige
établissementen zijner collega's.
Hij begrijpt het niet. Hij ziet
niet in, dat zijn armoedje door
zijn vermoeide clientèle wordt
opgevat als een vrijwillige asce
se der schoonheid. Hij maakt de
fout, haar te beschouwen als
een ontbreken van wat er had
moeten zijn. Rampzalige kerel!
Zie hem 's nachts wakker lig
gen in bed, spelend met de
stoutmoedige gedachte, het café
te „verbouwen"...".
Bomans verhaalt dan hoe het
café volgestouwd wordt met ge
zellige hoekjes, beddepannen,
schuimspanen enz. En zie, een
tweede wonder voltrekt zich:
het verbouwde café gaat niet.
De eigenaar wrijft zich de ogen
uit, hij gooit er nog meer bed
depannen en schuimspanen te
gen aan.... het helpt niet. Het
café gaat voorgoed dicht.De
moraal van de geschiedenis zal
duidelijk zijn.
Intussen ligt „Brengers van
blijde boodschappen" nog voor
ons. waarin de complete mode-
raminale zendbrief aan de clas
ses is opgenomen en waarin je
méér gedenkwaardige zinnen
tegenkomt. Zoals deze van scri
ba ds. F. H. Landsman: Voor
alles wat er in de hemel en op
aarde is, hebben de gerefor
meerde kerken deputaten. Ik
vis deze fraaie opmerking op uit
paragraaf 5, die wat kneuterig
„even lachen" heet. Maar de
hoofdmoot van het geschrift is
de derde paragraaf: vragen en
antwoorden. We geven een klei
ne bloemlezing:
Vraag: Komen er in de nieu
we gezangbundel ook liederen
voor kinderen en voor jongeren
voor?
Antwoord: Nee. Er moet al
zoveel rekening worden gehou
den met wensen uit de verschil
lende kerken. Maar het wordt
(weer) een proefbundel. Wensen
tot verandering en verbetering
kunt U indienen.
Vraag: Bestaat niet het ge
vaar, dat predikanten achter
nieuwe theologieën hollen, maar
aan zieken en bejaarden voorbij
gaan? Wel doen wat verderop
ligt, maar wat zich dichtbij
aandient met een boog omheen
lopen?
Antwoord: Studie is nodig,
maar geen excuus om niet te
doen wat voor handen ligt. Be
zig zijn met en vanuit persoon
lijk geloof kan niet worden ge
scheiden van de hulp aan de
naaste, dichtbij en verderaf.
Vraag: Het voorlichtingsma
teriaal van de synode bereikt de
gemeente niet.
Antwoord: Laten b.v. (ex-)
ambtsdragers een werkgroep
vormen die bepaalde publika-
ties bestuderen en de uitkomst
eenvoudig in een kerkdienst
voordragen. De taal „ver-ot-en-
sienen" geeft nog geen garantie
dat het wel gelezen wordt.
Vraag: Jongeren zijn vaak
bezig met actuele problemen en
interesseren zich minder voor
de stokpaardjes van de domi
nee.
Antwoord: Jongeren kunnen
..heilzaam lastig" zijn, ook voor
de synode. Zijn ouderen wat
veel aan het woord en jongeren
met de daad bezig, dan dienen
we bijbels te beseffen dat
woord en daad (debar) één zijn.
Vraag: Volgt de synode ook te
veel dé tijdgeest van libera
lisme via socialisme naar com
munisme waaruit indruk van
anti-amerikanisme wordt ge
wekt en sympathie voor Pale-
stijnen
Antwoord1: Denk ook eens aan
geschriften over „verzoening"
„Uitverkiezing", „Israël, land en
volk". Voor wat de Cambod
jaanse kwestie is de brief ge
zonden aan de raad van kerken
in Amerika.
Vraag: Veel kerkmensen vin
den dat maatschappelijke, poli
tieke, culturele zaken niets met
het evangelie van doen hebben.
Antwoord: Het evangelie
dient gesproken te worden in de
situatie waarin wij ons bevin
den. Wij willen niet horig zijn
aan de tijdgeest van nu maar
evenmin aan die van vroeger.
Vraag: Zijn kerkorde en
vooral de ordinanties niet vaak
een belemmering om nieuwe
mogelijkheden van geloven te
praktizeren
Antwoord: Er is uitgerekend
dat 75 pet. van wat men wil
kerkordelijk vast wel mogelijk
is. 't Gaat niet om de hervorm
de kerk, maar om de wereld die
God liefheeft. Laat de gemeente
op de toekomst van Christus
gericht zijn!
De saaie vergaderlokaliteit aan de Breedeplaats in Franeker.
Vraag: Mogen kinderen met
hun ouders (als gezin) deelne
men aan het avondmaal
Antwoord: De vrijheid van
het evangelie kent ook de te
rughoudendheid. De synode is
hiermee bezig. Heb er in ver
band met pastorale vragen ook
wat geduid mee. (Hoe moet het
met een gezin dat verhuist naar
een gemeente waar dat plaatse
lijk dan weer niet mag?)
Vraag: Staan allerlei zake
lijke regelingen het samengaan
van hervormd - gereformeerd
niet in de weg?
Antwoord: Toen in 1946 het
Hersteld verband naar de her
vormde kerk terugkeerde, viel
er van alles te regelen, tot op
de huidige dag. maar is bijkom
stig en blijkt voorelkaar te kun
nen komen.
Vraag: Samenwerking, -gaan
met gereformeerden dient niet
op mindering te komen op het
verband met andere kerken.
Hoe staat het daar mee?
Antwoord: De verwantschap
met de gereformeerden wordt
steeds groter (modaliteiten, ge
schiedenis, problemen, kerk
type). Gereformeerden weten,
cïat iwe remonstranten en iu-
thersen niet los zullen laten. Met
roomskatholieke kerk staan we
nog aan het begin. Grote zaken
als belijden samenlevingsvra-
gen e.d zullen aan de orde die
nen te komen.
Vraag: Samenwerking en sa
mengaan met gereformeerden
zou plaatselijk wel eens een on
gewenste overheersing van deze
laatsten kunnen geven.
Antwoord: Niet bang zijn.
De uitgeverij Nijgh Van Ditmar,
's-Gravenhage/Rotterdam, die het
debuut van de Vlaming Bob Wil-
lems, getiteld Lichtgevoelig Mon
ster (168 blz., ƒ11,—) op de boe
kenmarkt heeft gebracht, noemt de
ik-figuur een „wellicht overgevoe
lige jongeman". Het medisch oor
deel 'neurotisch' laat zij terecht ach
terwege, want zo'n betiteling in de
mond van een medische leek kan
averechts werken. De lezer heeft
hiér niet met een roman te doen,
maar met een vermoedelijk echte
zelfbeschrijving. Men rekent boe
ken als deze tot de zg. bekentenis
literatuur. Want ook de letterkunde
kent het onderscheid tussen objec
tief en subjectief, al is dat onder
scheid natuurlijk nooit volstrekt.
In de objectieve sfeer ontstaan romans
zoals de grote negentiende-eeuwers die
hebben geschreven, auteurs als Balzac,
Dickens, Flaubert, Stendhal, Tolstoj, Dos-
tojefski, Zola. Zij scheppen romanfiguren
en plaatsen die tegenover elkaar, In een
nauwkeurig getekend milieu of in ver
scheidene milieus; zij geven zedenschil
deringen, maar altijd aan de hand van
zeer bepaalde en zeer individuele men
sen, die binnen de roman aandoen als
volkomen levensecht, met tevens als 't
ware ingeschapen de ingewikkeldheid,
de tegenspraak soms met zichzelf, de
diepte; het mysterieuze, het symbolische
zelfs dat aan de mens eigen is of kan
zijn.
De bekentenisliteratuur staat aan de
andere pool. De auteur schept niet, maar
ontlaadt zich, soms in hevig bewogen
passages (zoals tegen het einde van het
onderhavige boek), soms In scherpe zelf
analyses. Hij voelt zich geen epi9ch
schepper, maar dromer, dichter. „Ik ben
een dromer, een dichter ik weet het,
er valt niets aan te verhelpen" (bl. 133).
Heeft Flaubert gezegd: „De schrijver i9
niets, het werk alles", hier geldt het om
gekeerde: „De schrijver is alles; het
werk, los van hem, is niets." De aandrift
tot schrijven kan grootheidswaan zijn,
zoals bij Nietzsche in zijn ECCE HOMO
op geniaal niveau, of op ordinair niveau
bij Jan Cremer; het kan ook zijn dat de
auteur met zichzelf hopeloos in de knoop
zit, zoals bij Strlndberg en zoals hier bij
Bob Willems.
Er zijn heel wat mensen die met zich
zelf geen raad weten, maar van hen ko
men we geen berichten tegen, althans
geen geschreven documenten. Het zijn de
overgevoeligen of. even de grens over,
de neurotici welke tevens bezeten zijn
van een onweerstaanbare drang tot
schrijven, en die door veel lezen, denken
en proberen hebben leren schrijven, die
ons het materiaal leveren.
De stijl van Willems heeft mij herhaal
delijk aan die van Multatull doen denken,
natuurlijk zonder diens romantische pose.
Ik denk hier aan uitspraken als deze
„Heer, geef ons heden onze belangrijk
heid" (satirisch bedoeld natuurlijk) op bl.
15 en „grootheid ik dank u" op bl. 144.
Als psychologisch type lijkt Willems In
derdaad op Multatull, met dit grote ver-
Bob Willems
schil, ik herhaal het, dat Willems geen
poseur is. maar een gekwelde en een
(zelf) kweller.
Zijn haat, of haatliefde, keert zich te
gen zijn vader en zijn moeder, maar voor
al tegen zijn vader. Zij hebben hun enig
kind niet begrepen en vooral de puber
niet. „Hij Is je vader, zie je. En vader en
zoon begrijpen elkaar nooit, zij kunnen
hoogstens botweg de eigen soort liefheb
ben" (43). Zijn vriend Luc laat hem
schoolopstellen lezen met de keuzetitel:
Mijn ouders begrijpen mij niet. De meer
derheid van de klas koos dit onderwerp,
of zelfs allemaal, zoals Luc beweert. Dit
laatste lijkt mij tussen haakjes onwaar
schijnlijk, maar goed.
Enkele citaten: „Zij zijn tegen alles wat
ik doe: zij houden niet van mijn vrienden
(allemaal slecht in hun ogen), zij houden
niet van mijn kleren (ik zeg toch niets op
hun kleren) Zij geven mij geld om van
mij af te zijn, en om beter ruzie te kun
nen maken wanneer ik het heb uitgege
ven. Wat ik koop is toch nooit goed...
(72). „Hoelang ik het nog bij hen zal
uithouden, weet Ik niet, maar ik hoop één
ding: dat ik later mijn kinderen beter zal
begrijpen. Wie houdt het uit, al die jaren
naar hun gepraat te moeten luisteren?"
(73).
„Ik ben en blijf de eeuwige scholier",
zegt de auteur van zichzelf op blz. 34.
Misschien zit het dieper. De opvoeding
thuis heeft hem (althans de ik-figuur van
het boek) psychisch verminkt en daar
door de puberteitscrisis doorzieken. „Ik
hang aaneen van angsten, wensdromen,
scrupules en flarden wanhoop" (78). Hij
wil „pijnigen om zelf niet gepijnigd te
worden" (51).
De man uit het boek is ten prooi aan
sterk wisselende stemmingen, die hij niet
meester is. Eén ding houdt hem overeind:
het schrijven. „Schrijven Is geen beroep,
geen vak, zelfs geen missiewerk al
leen een manier van bestaan" (141).
Een bladzijde tevoren wordt hij „de vleu
gelslag van het genie" gewaar (140). Dit
is het punt waarop het aankomt met be
trekking tot dit boek. De mens buiten
boeken om is altijd belangwekkend, ge
woon omdat hij mens is, als Individu
uniek, onvervangbaar en onherhaalbaar,
zelfs als dertiende in een dozijn. Maar de
mens in een boek kan alleen onze be
langstelling wekken als er een vleugje
genialiteit aanwezig is.
Daarom blijft de Max Havelaar van
Multatuli als literair produkt springlevend,
al is Douwes Dekker reeds bijna 90 jaar
dood en al is het Nederlandsch-lndië van
zijn tijd voorgoed geschiedenis geworden.
Daarom is deze ziektegeschiedenis, de
ze bekentenis van een man die moeilijk is
voor anderen en voor zichzelf, een be-
door
dr. C. Rijnsdorp
langrijk menselijk document, omdat hij
zeggen kan wat hem obsedeert Men
denkt hier aan de regel van Goethe: „gab
mir ein Gott zu sagen was ich leide".
En daarbij komt dan als tweede punt
dat de autobiograaf zich ziet als exempla
risch voor de mens in het algemeen. HIJ
ervaart „hoe lastig het is naast elkaar te
bestaan" (125). Hij denkt na over „het
verschijnsel mens schipbreukelingen
zonder geheugen, op een verlaten eiland,
die het met elkaar moeten stellen en le
ren hopen op wat zij vergeten zijn" (125)
We wisten het al van onze dichter Leo
pold: „Omgang met mensen, nabuur
schap/ Een slepend zeer, een chronisch
lijden". Zo ervaren het de overgevoeli
gen, zoals ook Leopold er een was.
U'
ithoek van Leolux, let op het snuisterijen-venster dat heel goed zelf
aken is door een handige doe-het-zelver. Oude flessen zorgen voor
pel van licht en schaduw.
ows, advertenties en folders geven ons voorbeelden van kant- en klare interieurs. Daar
we zó aan gewend, dat we ons moeilijk kunnen voorstellen dat het ook anders kan. Er is
zekere vrijheid voor nodig. We dénken ons niets van anderen aan te trekken, maar generen
als we niet aan bepaalde normen voldoen. We worden beïnvloed door ons verleden, door
"vat we gewend waren in het ouderlijk huis. Het is moeilijk zich van die vertrouwde sfeer
maken, om werkelijk vrij en van deze tijd te zijn. Wonen is namelijk geen stilstand, maar
iging. Beweeglijk wonen leidt tot een grote mate van woongenot.
ri
n jong echtpaar durft best
eginne-n met tafel, stoelen
en bed. Hun interieur, dal
Jeweg ontstaat, omdat het
voegt naar de behoeften,
een charme die de meest
kiende woninginrichting
mist Het is een sprong,
L/tniet in het duister.
ons het totaalbeeld van
voor te stellen, moeten wc
details en hun samenspel
en. We kunnen ons daarin
t-n door veel te zien en te
'lijken op woningbeurzen,
warenhuizen en woning-
iters.
imcr is het. dat op de
en nauwelijks aandacht
besteed aan ..wonen"
nijverheidsscholen voor
jes wellicht uitgezonderd.
te::
Dat zou veel onzekerheid en
menige miskoop voorkoniev.
Ons gezond verstand vertelt ons
al, dal we naast een gebloemd
gordijn verder geen bl-c-emcn
meer moeten toepassen in het
interieur.
Iedere goede verkoper zal
meubelen op de vloerbedekking
laten zien. Laat vloerbedekkin
gen altijd een flink eind uit ol-
Icn. bekijk de kleur bij dag- en
lamplicht. Laat evenzeer van
gordijnen een flinke lap tonen,
•ommige patronen kunnen in
iet platte vlak bijzonder aardig
'.ijn. terwijl ze worden verte
send als de stof in plooien valt.
Veel woninginrichters laten u
kiezen uit een serie grote stalen
die vaak al geplooid zijn.
Let er bij kamerbreed tapijt
op, of er niet ergens een streep
doorheen loopt die de indruk
van „kamerbreed" teniet doet.
Reclameren over zo'n fabricks-
fout als het tapijt al ligt (soms
zelfs geplakt en wel!) betekent
een heleboel moeite zowel voor
dc zaak als voor uzelf.
Tapijt is tegenwoordig erg
populair. Uit een onderzoek, ge
houden naar de koopgewoonten
van jonge vrouwen, blijkt dat
het merendeel van hen vast ta
pijt verkiest boven linoleum. vi
nyl, zeil of parket. Het heeft
dus weinig zin om de lof te zin
gen van linoleum of het mooie
en sterke van marmoleum. In
de keuken en de slaapkamer
erg praktisch, maar in de woon
kamer? Nee.
Ia tapijt eeo statussymbool?
Mevrouw V. van der Steen-van
Doornik, voorlichtster bij de
Stichting Wonen te Amsterdam
meent van niet. „Buitenshuis",
zegt ze, „is alles zo hard, kil en
hoekig, dat de mensen daarom
verlangen naar zachte dingen in
hun huis. Bij linoleum en steen
denkt men direkt aan kil, ze
zijn in werkelijkheid helemaal
niet zo kil als men de verwar
ming een ietsje hoger zet. Steen
houdt dc warmte zelfs vast".
Voor een jong gezin Ls van
belang of harde, gladde vloer
bedekking goed is voor peuters
en kleuters. Volgens de kinder
arts Fiedeldy Dop is dit niet het
geval. Op een zachte of ruwe
vloerbedekking zoals cocos moe
ten ze zich meer afzetten zodat
ze hun spieren beter gebruiken,
zoals dat ook het geval is bij
lopen in zand. Het vele licht in
onze huizen is volgens deze arts
voor de kleintjes evenmin goed.
Licht behang, lichte verf, lichte
vloerbedekking, zonlicht dat on
belemmerd binnenvalt maken
dat de kleuter zich nergens vei
lig en beschut voelt. Daar heeft
hij terwiile van zijn harmoni
sche ontwikkeling juiat grot*
behoef U aan.
Dr. Ph. H. Fiedeldy Dop zal
op 15 mei 's avonds oin half
negen in de Speakers Corner
van de Jaarbeurs in Utrecht
een discussie met het publiek
uitlokken over het thema „Het
ontsaan van de agressie in mo
derne woonwijken". Dit in hel
kader van de manifestatie ..Le
ven en Welzijn" in de Jaar
beurshallen.
Het woongebeuren zal daar,
in de Julianahal parterre, een
indruk geven van de inventieve
benadering door jonge Neder
landse architecten en de in
spraak. die de toekomstige be
woner hierin »ou kunnen heb
ben. Wie zich voor deze milieu
problemen interesseert, doet er
goed aan een „dagje Utrecht" te
plannen tussen dertien en twin
tig mei.
Wat onze woonkamer aan
gaat. veel fabrikanten hebben
zich ingesteld op de groei van
ons meubelbezit en ons gezin.
Ze houden rekening met dc
wens. iets langzaam te willen
opbouwen, zodat we onnodig
ruimteverlies kunnen vermij
den. Boekenkasten met inzet-
kasten, moderne en praktische
windmeubelf, aomi daarin nog
Prakti.ch bergmeubel mei een aangebouwde eethoeb. een meubel del wemig ruimte en aandacht vraagt.
Verschillende combinaties zijn mogelijk. (Royal systeem)
een eethoek en ruimte voor pla-
tendraaien. televisie die overdag
aan het oog onttrokken wordt,
laden en snuisterijenplanken, ze
zijn er In vele prijsklassen.
Geen verstandig mens maakt
zich zorgen over eventuele be
zoekers. Het sou onwijs zijn
voor hén een giv»tc bank aan tc
schaffen of stoelen die in de
weg staan omdat ze in het da
gelijks leven overbodig zijn. Er
zijn tegenwoordig voor een
zacht prijsje aardige opklapbare
houten stoeien in de handel
waar je prettig op zit. Er zijn
„stapelbare" stoelen, die bij be
paalde gelegenheden heel goed
dienst kunnen doen ab aanvul
ling op het gewone meubilair.
Als wij maar beginnen met wat
beweeglijker te willen wonen,
stellen dc fabrikanten zich daar
wel in op. Ze leven immers bij
de gratie van uw aankoop en
keuze.