't Is sukkelen met het eten
DE
RECHTER
EN
DE BEUL
]wartboek van het verkeer
let is niet leuk als
ïj alleen moet eten
I
En verder
scharreflt
Koos maar
waf aan
Ik kook nog elke dag
mijn eigen potje
door H. Larsen
GEZOND
BLIJVEN
ZATERDAG 17 APRIL 1971
Verzoek van zuster C. de Vries, wijkverpleegster bij het
JOranje-Groene Kruis in Dordrecht: „Schrijf eens over be-
jsardenvoeding. Ik maak zo vaak mee, dat 's morgens om
kwart over acht al de zuurkool staat te pruttelen, die pas
om half één gegeten wordt. Op die manier wordt deze
vitaminerljke groente arm aan vitamine, ze verkleurt bruin en
wordt smakeloos. Oudere mensen vinden een huisvrouw die
xich een half uur met koken bezig houdt maar onachtzaam.
Terwijl ze zélf het eten „dood-koken". Bij jonge gezinnen is
hst vaak niet beter gesteld; ik zie dikwijls als menu appel
moes en patat, dat is echt treurig hoor!"
Zinvolle tips: Bijna elke groente (uitgezonderd peulvruch
ten en gedroogde groente) is na twintig minuten koken gaar.
Kook zo kort mogelijk. Zet d« groente met zoveel water op,
dat het nét verkookt is als de groente gaar is. Laat sla,
spinazie, andijvie of bloemkool niet uren in het water staan.
Daardoor gaan waardevolle vitaminen en mineralen verloren.
Hst ouderwetse „stoven" is uit den boze, rauwkost daaren
tegen uitstekend. Drie mini-interviews op deze pagina
gaven een idee van de omstandigheden, waarin bejaarden
verkeren.
JEANNE DE VLIEGER
dat|
i
ach-
derj
hoo
v„
kom niks tekort", lacht de
•ige mevrouw A. Muuren-
izij die alleen in een ge-
jke, verwarmde flat woont,
et er verzorgd uit. Van
balkon maakt ze een bloe
eest.
ben een liefhebster maar
lag warm eten klaar ma
joor jezelf? Nee hoor, dat
k maar niet. Ik eet wel
vlees en veel fruit. Eten
is een hele moeite en het
is niet zo leuk als je alleen
eten. Ik ben altijd blij als
nand bij me komt, dan is
ezellig om samen te tafe-
Mijn vriendin komt soms,
:n we samen warm. Ik
ongeveer tweemaal per
dat is niet zo erg, dunkt
groente koopt, ligt het gauw te
rotten. Ik eet wel brood!"
Mevrouw Muuren is een zeer
kordate vrouw, ze werd in de
oorlog weduwe, de Duitsers
pakten haar man als lid van
een der eerste verzetsorganisa
ties op, ze zag hem nooit meer.
Ze heeft zich alleen met de kin
deren de oorlogsjaren door
moeten slaan, ze heeft ook al
leen haar kinderen opgevoed.
iu ete:
B-ra
galo n toetje? Nooit. Daar hou
cwa !t van, een oud mens zit zo
ido vol! De groenteman weet
die als ik groente koop, gaat
v m één klein gekookt kroot-
jIc; n tomaat, daar durf ik
In I om te vragen. Voor een-
en msporties kun je maar
zoe inkopen, als je het ten-
elei l niet weg wilt gooien. Als
dot me niet verkopen willen,
Ighenten ze het maar, daar ben
makkelijk in. Je mag eten
an weggooien, daar is het te
laar voor".
:en1 ken iemand die ook alleen
en die geen kleine porties
Am 'n te slaan> Regelmatig
Am! ze me etenswaren aan, die
tken in haar koelkast heb-
fyelegen. Dat vind ik niet
r En als je teveel fruit en
lel
leca
-#- Mevrouw Muuren-Noordzij:
„Ik eet wel broodl"
„Koken??", zegt de 86-jarige
Jacobus Johannes (Koos) Chris
ten, „mens, kom binnen, dan
moet je net bij mij zijn. Vijf jaar
geleden is mijn vrouw overleden-
Ha, ik eet drie maal per week
van de keuken, dat komen de
dames brengen. Verder scharrel
ik maar wat. Ik haal wel eens
een blikje erwtensoep." Wrang:
„Ik heb een hekel aan eten
klaarmaken".
Fruit? „Kijk maar, daar ligt
nog wat". Hij wijst naar het
dressoir dat volbeladen is, in het
midden prijkt een fruitschaal
met glimmend plastic fruit, er
naast twee jaffa's, die zijn nog
over van zijn verjaardagsca
deau; hij was eergisteren jarig.
„Ik moest meer fruit gaan eten
dat weet ik", zegt hij en komt
dan met en gedicht over de ma
crokosmos en de microkosmos.
Koos Christen is uit eenzaam
heid gaan dichten. Hij maakt
filosofische rijmen over de zin
van Ihet bestaan, die zélfs een
plaatsje Vónden in de school
krant van jz'n buren.
„Fruit hè, dat vind ik een beet
je lastig" (maakt gebaar van
duim' en wijsvinger). „Sociale
Zaken vindt dat ik genoeg heb.
Nou, kolengeld en klerengeld is
er niet bij. Ik stook elke dag
twee zakjes" (ze staan opgesla
gen in de naar uien ruikende
huiskamer, onder het raam).
„Dat is 25,per week aan
kolen. Ik moest eigenlijk huis-
houdeleijke hulp hebben. Ik
heb tien kinderen van wie één
in Californië. M'n dochters ko
men wel eens, maar die heb
ik in drie weken niet gezien.
Gisteren moest ik het gas be
talen, anders werd het afge
sneden; ik heb 25 gulden ge
leend van een goede kennis".
„Oh oh!" roept de grijze rood
staart papegaai bestraffend.
„Ik was met me tiende jaar
van school af, toen kon ik tot
honderd tellen en het abc opzeg
gen. Nu schrijf ik over m'n le-
.ven, is dat niet wonderlijk?"
Op tafel liggen, naast vellen
vol gedichten waaronder lime
ricks, twee geschilde uien die
een penetrante geur verspreiden.
„Ik heb nog aardappeltjes van
gisteren", zegt Christen, „kijk
maar, die bak ik straks op."
Als we in de overvolle romme
lige keuken stappen, staan er in
de gootsteen een stapeltje pan
nen van de organisatie „Tafeltje
dek je". „Waar zijn die aardap
peltjes nou gebleven?" zegt
Christen verbaasd. „La-maar.
krijg ook nog wel eens een hap
eten van mensen een straat ver
der, daar doe ik wel boodschap
pen voor. M'n kruidenierswa
ren? Laat ik brengen, ik betaal
de winkelier eens per maand,
.da's makkelijk. Ik zit eenmaal
in de schuld en daar kommie
niet uit".
Bij het afscheid staan de tra
nen in z'n ogen. Van dank
baarheid om de aandacht die
hij kreeg.
De papegaai fluit ons uit.
Het ziet er een beetje hum-
melig uit in het hofjeskamertje
van Wilhelmina Roodenburg, 76
jaar. Ze leunt met beide ellebo
gen op het roodpluchen tafel
kleed, waarop een badstof-keu
kendoek ligt bij wijze van
kleedje.
„Ik wacht op m'n bejaarden
helpster, die maakt eens in de
week m'n huisje schoon. Kijk,
ik slaap in de bedstee. Vee^
werk is het niet en het wordt
wat bijgehouden. Ik heb nooit
een man gehad, heb veertig jaar
bij de boeren gediend als huis
houdster, dus eh... heb geleerd
m'n eigen boontjes te doppen.
Ik kook nog elke dag m'n eigen
potje. Vandaag zijn het capu-
cijndertjes. ik kook alle dagen
vers, zolang ik nog even kan,
doe ik dat. En anders? We zul
len wel zien, er komt altijd wel
uitkomst".
Staat ze voor een rusthuis in
geschreven?
Nee hoor, maar, zegt ze hoop
vol, ze heeft drie zussen en
twee broers, die overigens ook
al hoogbejaard zijn.
Op de gaskachel staat een
pannetje te pruttelen naast een
waterketel. „Ik ben gelukkig
nog goed ter been en heb de
winkels bij de hand." Ze staart
met pientere heldere ogen naar
het voorbijrazende verkeer in
de verte. „Stel je voor dat je
met een bril op je snotkoker
moet lopen, maar als 't mot, dan
mottet, er zit niks anders op".
Ze loopt behoedzaam op haar
pantoffels mee naar de huis
deur. Fruit? Mens, ik heb om-
mers geen tanden, hoe kan ik
nou appels bijten? En op mijn
leeftijd begin je niet meer aan
een gebit! Sinaasappels, die
kosten een kwartje per stuk..."
aat [gerechtelijke uitspraken over smartegeld aan
>r6c|ersslachtoffer9 worden op gezette tijden in
erwiNWB-orgaan Verkeersrecht verzameld. Voor
nid#»tstellen van de „vergoeding" voor geleden
0n |en pijn en gederfde levensvreugde tengevol-
m opgelopen letsel bij aanrijdingen, kan men
blad te rade gaan als advocaat van het
c >ffer en als verzekeringmaatschappij,
jp^geld moet uitkeren. Met recht kan men van
jje .verzamelingen smartegelduitspraken zeggen
ng I het zwartboek van het verkeer vormen.
'n is bij het kennisnemen van deze uitspraken
over een slagveld loopt. De lijken zijn
geborgen en de nog kreunende en ker-
vaak deerlijk gekwetste overlevenden
met behulp van inmiddels aan hen ver
bankbiljetten trachten een al dan niet goed
teefomen zoeken.
1661
aak*
diej
lid
ïkli
woord euthanasie is kort na de
:i6s voor het eerst onder mijn aan-
gekomen door een serie hoorspe-
'an de K.R.O. over de eindtijd van
:ie; ereld. Binnen dit kader had het we-
jin happelijk en georganiseerd toebren-
van een zachte dood ongeveer de be-
lis van een uiterste zondigheid. Deze
spelen waren gebaseerd op een
n die al vóór de eerste wereld-
g bekend was: The Lord of the World
Heer van de wereld), geschreven
Robert Hugh Benson en verschenen
'07. In de jongste tijd is in Neder-
bet vraagstuk van de euthanasie via
televisie en in de pers weer ac-
geworden in verband met het tv-
view van Henk Mochel met de Am-
te amse internist prof. dr. C. van der
over de begeleiding van stervenden.
In zijn uitermate schokkend artikel over de ge
volgen van verkeersongevallen, verschenen in Het
Beste van oktober 1967, schrijft J. C. Furnas: „Wil
men de automobilist de verschrikkelijke risico's
van het autorijden inhameren, dan is het niet vol
doende met.getallen te komen van zoveel duizend
gewonden en zoveel honderd doden. Hij vertaalt
de dorre statistiek niet in een werkelijkheid van
bloed en foltering. Cijfers zijn niet in staat de pijn
en de verschrikking van barbaarse verminkingen
weer te geven, wat betekent dat zij het voornaam
ste buiten beschouwing laten. Daarom moeten zij
verduidelijkt worden."
Fumas geeft dan een aantal verduidelijkingen,
die er niet om liegen. Maar duidelijker nog dan
zijn suggestief beschreven en soms met afgrijzen
vervullende voorbeelden, is de feitelijke werkelijk
heid van de menselijke ellende, zoals die keurig
geordend en genummerd is geregistreerd in de
smartegeldnummers van het blad Verkeersrecht.
De werkelijkheid van de 65-jarige man met zijn
ernstige brandwonden op hoofd, hals en borst, zijn
volledig verbrande vingers, het hoofd veranderd in
een pussende en korstige massa, ogen zonder
oogleden, neus gedeeltelijk verdwenen. Dit alles
een smartegeld van vijftigduizend gulden tot ge
volg hebbend. Hij was juist gepensioneerd. Maar
daar heeft men tijdens de krijg op het slagveld
geen rekening mee gehouden. De krijg, die ver
keer heet en het slagveld, dat men openbare weg
noemt.
De werkelijkheid van de 48-jarige moeder met
haar zeer ernstige hersenletsel en blijvende post
traumatische hersenafwijking, opleverende een
smartegeld van twintigduizend gulden.
De werkelijkheid van het vierjarig jongetje met
de door vele huidtransplantaties totaal verlitte-
kende onderarm en met een hand, die ondanks elf
operaties het stuitend uiterlijk van een klauwhand
heeft aangenomen, waarbij de duim geheel afwijkt
naar de pols, in totaal een smartegeld van vijfen
twintigduizend gulden betekend.
De werkelijkheid van de jonge man, wiens beide
benen zijn verbrijzeld en diverse amputaties heb
ben ondergaan; met als smartegeld vijftienduizend
gulden.
De werkelijkheid van het verlies van reuk en
smaak, van de organische dementie, van de ver
dwijning van de sexuele begeerte, van het oplo
pen van psychische trauma's, van breuken, scheu
ren en verkortingen, van volstrekte hulpbehoe
vendheid. Of ook de werkelijkheid van het moeten
voortleven zonder al het wezenlijke wat een mens
onderscheidt van alle andere levende wezens, om
dat nog juist niet de feitelijke dood de gelegen
heid had oekregen het laatste en wellicht verlos
sende wov. J te spreken.
Natuurlijk, het verkeer moet doorgaan en het
verkeersrecht moet zijn loop blijven hebben. De
schade aan lijf en goed moet nuchter, juridisch
verantwoord en met koele analyse worden vastge
steld in het belang van het slachtoffer. Maar on
menselijk en bovenal dom zou het zijn om de ogen
te sluiten voor het verkeersleed, zoals dat op zo'n
onthullende wijze in de gerechtelijke vonnissen
over smartegeld wordt geregistreerd.
Het zou overgeeflijk kortzichting zijn om daar
door niet te komen tot een steeds terugkerende
bezinning op wat door ons als nog steeds
overlevenden moet worden gedaan of nog doel
treffender kan worden gedaan aan de verkeerson
gevallenpreventie. Ten behoeve van lijf en goed
van anderen en van onszelf.
„In Nederland ligt de vet-
eonsumptie op 140 gram in
plaats van 60 - 70 gram ge
middeld. dat het eigenlijk
zou moeten zijn. Het ge
bruik van suiker en zetmeel
ligt door snoepen over het
algemeen ook veel le hoog",
aldus het Voorlichtingsbu
reau voor de voeding.
„Bij het klimmen der ja
ren verlopen levensprocessen
langzamer. Het lichaam ver
richt meestal minder arbeid,
maar zeker minder zoge
naamde inwendige arbeid.
Het heeft daarom minder
„brandstoffen" nodig. Blijft
de opname van voedsel ge
lijk aan die in vroeger jaren,
dan kan het lichaamsgewicht
teveel toenemen hetgeen al
lerlei ongemakken met zich
meebrengt en de gezondheid
niet ten goede komt."
„Zo gezond mogelijk blij
ven bereikt u doar een ruime
opname van „beschermende
sloffen": eiwit, voedingszou-
ten en vitamines. Dat bete
kent: eet minder dik-maken-
de voedingsmiddelen, zoals
vet, waaronder begrepen bo
ter en margarine, bak- en
braadvet, mayonaise, room,
weinig suiker en zoetigheid
en wat kleinere poities
brood en aardappelen."
„Eet veel voedsel rijk aan
beschermende stoffen, zoals
een ruime portie melk, kaas,
groente en fruit, geregeld
vlees en vis."
Een voorlichtende folder
met wenken en recepten
geeft dit bureau (Laan Cones
van Cattenburch 44, Den
Haag) uit onder de titel „On
ze voeding als we ouder
worden".
Gratis even een brief
kaartje zenden geeft het
Nederlands Zuivelbureau,
Cort van de Lindcnstraat 7,
Rijswijk (Z-H) een brochure
uit voor de slankelijn-lon-
kers. Aanwijzingen voor
voedingswijzen, met tien re
cepten en een coloriecntabeL
Of iedereen ermee geholpen
is? Persoonlijke omstandig
heden spelen een grote rol.
Gelukkig zijn er de tafeltje-
lek-je-diensten en krijgen
bejaardenverzorgsters cur
sussen in bejaardenvoeding.
rt
Dr. C. Rijnsdorp over:
Isp roman die vandaag aan de beurt van be
ing is, heeft eveneens de euthanasie, of
'aarvoor moest doorgaan, tot centraal the-
iet boek heet De rechter en de beul en is
'reven door Janine de Rop (uitg. Nijgh
kmar, 's-Gravenhage/Rotterdam, 185 blz.,
00).
Uit de verleden tijd („moest") kan de schran
dere lezer al vermoeden, dat het in deze roman
gaat over het Hitler-Duitsland met zijn grondig
georganiseerd uitroeiingsprogramma van geeste
lijk gestoorden, onvolwaardigen en invaliden,
oorlogsinvaliden zelfs. Het accent in het boek
valt evenwel niet zozeer op het doden zelf als
wel op de medeplichtigheid daaraan. Vandaar
de titel: De rechter en de beul. De rechter
spreekt het vonnis uit, de beul voltrekt het.
Soms is de grens tussen rechter en beul nau
welijks vast te stellen.
In wezen gaat deze roman over het menselijk
gedrag en het menselijk falen, net als de kleine
roman De ontmoeting van Anthony van Kampen
die ik op 20 maart heb besproken. De arts Peter
Meyer gaat niet door de knieën, probeert naar
Zwitserland uit te wijken, wordt bij de grens
gegrepen en in een concentratiekamp opgeslo
ten. Zijn vriendin en helpster Inge Fischer,
slachtoffer van kinderverlamming* maar een
efficiënte kracht in het ziekenhuis, blijft evenwel
en doet wat van haar verlangd wordt, evenals
Meyers medewerker Herzlinger.
Met de verdwijning van Meyer is voor Inge.
die hem liefheeft, het leven zinloos geworden
Zij vraagt Herzlinger ook haar te doden. Na veel
aarzeling doet Herzlinger het. Het knappe van
deze opzet is. dat in de invalide Inge (haar
benen zijn verlamd) het knooppunt is gelegd
tussen de slachtoffers (immers ook gehandicap
ten) en de combinatie van rechters en beulen
Beide categorieën waren in haar verenigd. War:t
nu komen, via Inge, ook de ongelukkigen zelf
ter sprake en verschuift de aandacht niet eenzij
dig naar de wèl volwaardigen die zich verzetten
of hun sinistere plicht doen.
„Aan het einde van de oorlog" (ik citeer van
de achterkant van het boek) „komt Meyer ziek
en volledig uitgeput uit het kamp. Hij is diep
geschokt door Inge's dood, omdat hij bagnjot
dat haar houding en haar dood samenhangt met
de liefdeloosheid in de wereld waarin zij leefde
en waarin hi] in zijn verhouding tot haar een rol
speelde. Voor hij sterft overtuigt hij Herzlinger,
die zeker gegrepen zal worden als medeplichti
ge. zijn papieren en zijn identiteit aan te nemen.
Na de oorlog gaat Herzlinger (onder de naam
Meyer) werken In een farmaceutische fabriek."
Op een vage manier wordt dan gesuggereerd
dat Herzlinger later bezoek krijgt van. iemand
die het bedrog doorzien heeft. De volledige be
kentenis die Herzlinger aflegt, vormt het eerste
en derde gedeelte van de roman; het tweede
gedeelte is het nagelaten relaas van Inge:
„Voor mezelf, maar ook voor de anderen. Voor
Martin Herzlinger misschien, hij is de voornaam
ste medespeler. Of voor Peter Meyer, als hij
terugkomt" (bl. 97). De fictie vereist ten slotte
een eindredacteur of -redactrice, die op beide
documenten de hand heeft gelegd en ze als
boek aan de lezer presenteert.
Het is de gewoonte dat zulke ficties met de
nodige zorgvuldigheid worden opgebouwd, ter
wijl ze toch volkomen doorzichtig zijn. Dit geldt
te meer. nu de pseudo-Herzlinger en de pseudo-
Inge precies eender schrijven. Hoewel deze op
zet wat naïef aandoet, kan men er vrede mee
hebben, omdat het er in wezen niet zoveel toe
doet wie geacht wordt te vertellen: de romanfi
guren zelf of de schrijfster die ze bedacht of
gestileerd heeft. Hoofdzaak is dat de centrale
gedachte vla de vertelling duidelijk overkomt
de mens is een gecompliceerd wezen; zijn da
den, zijn beslissingen zijn evenmin voor één
uitlegging vatbaar.
Janine de Rop
Meyer gedraagt zich zo op het oog heldhaftig,
maar ten diepste Is hij egocentrisch en Ijdel.
Herzlinger is de eeuwige weifelaar, maar hel
lukt hem nooit zijn geweten als met een brandij
zer toe te schroeien. Inge lijkt koud en bere
kenend. maar haar invaliditeit heeft haar ook
geestelijk van jongs af aan geschonden en ze
aarzelt tenslotte niet op zichzelf te laten toe
passen wat ze zovele anderen heeft aangedaan.
De moraal van het geheel vindt men op bl.
179: „Langzaam voortwoekerend als kanker, on
verbiddelijk, zeker, heeft de oorlog het geloof in
de waarde van goedheid, rechtvaardigheid, men
selijkheid gedood. Mocht een sprankje daarvan
de waanzin hebben overleefd, nu Is het voor
goed gestorven.... De wereld is één jungle, waar
slechts de sterken rechten hebben."
In dit boek komen (en dit overkomt ons zel
den In moderne romans) sympathieke en op
rechte christenen voor, zoals de gave figuur van
dominee Schulz. Juist bij de achtergrondfiguren
vermoedt men sporen van het echt-gebeurde,
hetzij zelf ervaren of uit bestudeerd documenta
tiemateriaal.
De literaire waarde van het boek? Het is
meer vertellend, uitleggend, redenerend, be
schrijvend dan beeldend; de lezer wordt pas
secundair bij het gebeurde betrokken. Naar de
vorm is het een traditionele psychologische ro
man op een middelmatig, maar gehandhaafd ni
veau.
Voor iemand die veel en snel lezen moet Is
het boek te uitvoerig; ook de kleine plooien
worden gladgestreken; alles moet kloppen en
aannemelijk zijn. Overal bespeurt men de zorg
vuldig ordenende hand van de schrijfster. Een
deugd uiteraard, maar van het rapsodische en
fragmentarische gaat soms een evocatieve
kracht uit die men hier mist.
Men zal dit boek niet onthouden vanwege da
literaire kwaliteiten, maar men zal het niet kun
nen vergeten vanwege zijn boodschap.