Antoni Gaudi
Wij en de edvertentie uit Hulshorst
Het orgel, vooral
als kerkmeubei
door A. J. Klei
door
Ger Kruis
ZATERDAG 17 APRIl 1971
Iciriitet is een beetje lastig de norm
[ontdekken waaraan een boek
1 „De Orgelkunst in de Neder-
van Flor Peeters en Maar-
Albert Vente moet worden be-
celd.
de eerste plaats gaat het om
kolossaal en vooral bijzonder
|baar uitgegeven boek; een half
amenten, half linnen band, een
[cassette met twee grammo-
en meer dan 150 illu-
in zwart-wit en kleur. Wat
«peet aangaat zullen wij vooral
opdrachtgever: de Bank van
js en de Nederlanden dankbar"
ten zijn.
aar het boek pretendeert meer.
•n de plechtige presentatie
irmiddag in de aula van de
universiteit van Utrecht en de
rantwoording" die redacteur
'Peeters het boek meegaf,
et die verantwoording nogal
bictisch klinkt, is tot daar aan
waar Peeters zijn eigen uitvoe-
en op de twee grammofoonpla-
toelicht („op de beide grammo-
Iplaten hebben wij geen zgn.
Drische interpretatie van de
muziek willen geven, omdat
niet mogelijk is").
«•beters is een virtuoos en hij
jt zijn faam gekregen op ande-
Ironden dan objectieve interpre-
van oude orgelmuziek. In elk
HBl toont hij bij al zijn subjecti-
len steeds een goede smaak
llndt hij soms verrassende regi-
les. Of hij echter als uitvoe-
kunstenaar met zo'n uitspraak
|Veen beetje de stoel Vvegtrekt
'op later in dit boek Maarten
Iirt Vente, Ghislain Potvlieghe
liet Visser voor hun historische
houwingen willen gaan zitten,
en de heren verder onderling
uitvechten.
moeten er dan ook aan
bljgaan, dat blijkens Flor Pee-
verantwoording Guido Peeters
'gemene redactionele leiding"
deze uitgave had, terwijl de-
Guido op het schutblad on-
medewerkers wordt gerang-
jlangrijker is dat Flor Peeters
poek een definitie van zijn op-
neegaf, waaraan het niet blijkt
joldoen. Er is „getracht een
hese te geven van de orgel-
t in de Nederlanden volgens
juidige stand van het historisch
En dit is de werkelijkheid achter het
Mechelse decor: een ongeveer tien jaar
oud instrument met elektrische traktuur,
zonder kas.
onderzoek, zonder ons te verdie
pen in bepaalde problemen die
eerder specialisten aanbelangen".
Wij moeten op grond hiervan
met klem niet-specialisten waar
schuwen het boek vooral kritisch
te blijven lezen. Het boek bevat
nogal wat onvolledigheden. In het
bijzonder de hoofdstukken van de
heer Ghislain Potvlieghe over de
Belgische orgelbouw laboreren
daaraan; niet in die zin dat er his
torische onzin staat, maar wel dat
alles heel precies op één jaartal is
gefixeerd alsof er na 1840, het
tijdvak waarvan alle medewerkers
zich heel kuis afkeren niets met de
historische orgels is gebeurd.
Dit is vooral naar omdat Flor
Peeters terecht Potvlieghe'a bijdra
gen „een eerste synthese van de
orgelgeschiedenis in het zuiden"
noemt en wij dus eigenlijk vreemd
genoeg juist omwille van Potvlie-
ghe's bijdragen zo blij met dit boek
horen te zijn. Maar de niet-specia-
list, tot wie men zich wendt, is op
geen enkele wijze gediend met een
voortreffelijk met foto's geïllu
streerd verhaal over orgels, die er
in de beschreven staat en karak
teristiek op het ogenblik niet meer
zijn, zonder dat dit op een enkele
Meehelen, Onze-Lleve-Vrouw-ovar-de-
Dijle, dria manualig orgal In hat Zuid-
transept door jan Bremser (1665—'68).
uitzondering na de lezer duidelijk
wordt gemaakt.
Het is bekend dat de Belgen
nogal gevoelig zijn op dit punt
door Nederland te worden aange
sproken. Drs. J. F. van Os bijvoor
beeld (die voor dit boek alle zwart
wit foto's leverde) kreeg vorig jaar
in het Belgische blad „De Praes-
tant" naar aanleiding van een nog
al kritisch artikel over Belgische
orgeltoestanden „de wijze raad
zich niet te mengen in onze za
ken".
Maar als een boek met een prin
cipieel groot-Nederlands uitgangs
punt (het „De Nederlanden" van
de titel is een program; daarom is
het een wat wrange grap dat het
boek gistermiddag werd gepresen
teerd in uitgerekend dezelfde zaal
waar in 1579 bij de Unie van
Utrecht noord en zuid uiteengin
gen) aan Nederlanders wordt toe
gezonden en verkocht, dan krijgt
de Noordnederlander tegelijk het
recht wat kriebelig te worden over
zoveel mantels van liefde waarmee
een Zuidnederlands auteur zoveel
bedekt, blijkbaar om niet-specialis
ten niet al te zeer te vermoeien.
Niemand toch is gediend met een
beschrijving (waarschijnlijk niet een
opvatting, maar wij bespreken het
boek en dan komt het op de be
schrijving aan), die het orgel min
der als instrument dan als kerk
meubei ziet. Gaby Moortgat met
zijn aanzienlijk minder pretentieuze
boekjes „Orgels in Vlaanderen"
(die de inspiratie leverden voor de
ze kolos) maakt met weinig tekst
op dit punt heel wat meer duidelijk.
Jammer ook dat de schrijver van
deze „eerste synthese" (juist van
wege het „eerste") zijn bronnen
niet duidelijker aangeeft. De ande
re schrijvers doen dat ook niet,
maar dan kan de enigszins ge
oefende lezer wel zijn vermoedens
hebben. Trouwens: de bibliografie
aan het slot is niet, altijd nauwkeu
rig en consequent, waar het om
recente herdrukken van oude or
gelliteratuur gaat.
JAN KUIJK
Flor Peeters en Maarten Albert Ven
te: „De Orgelkunst in de Nederlanden
van de 16e tot de 18e eeuw", met
medewerking van Guido Peeters. Ghi
slain Potvlieghe en Piet Visser. Uitg.
Mercatorfonds, Antwerpen, f220.-. Te
gelijk verschenen edities in het En
gels. Duits en Frans.
Tentoonstellingen van archi
tectuur die zo tussendoor
toch nogal eens in de musea
te zien zijn zullen de door
snee bezoeker over het al
gemeen niet zo bijster veel
te zeggen hebben. De teke
ningen zijn voor de meeste
mensen puur abracadabra en
de maquettes vaak te tech
nisch om niet ingewijden ook
maar enigszins te boeien.
Maar en ik ben er bijna
zeker van, dat velen dat zo
zullen ervaren je hoeft
helemaal niet ingewijd te zijn
om onder de indruk te komen
van het wonderlijke boeiende
werk van de Spaanse archi"
tect Antoni Gaudi (1852—
1926), dat tot 3 mei te zien
is in enkele zalen van het
Stedelijk Van Abbemuseum
te Eindhoven.
't Is wat de inrichting betreft
helemaal geen bijzondere of op
vallende expositie. Er worden
op de uitnodigingskaarten,
naast fotopanelen weliswaar
ook maquettes beloofd, maar die
zijn met een gipsen torenspitsje
van de befaamde Sagrada Fa-
milia en een stukje kapiteel wel
bekeken, 'n Paar gereprodu
ceerde tekeningen, dat wel,
maar toch hoofdzakelijk foto's,
gewoon maar foto's, in zwart
wit en een paar in kleur, van
Antoni Gaudi's belangrijkste
scheppingen en vooral van be
paalde details daarvan.
Foto's die in feite en in een
wat sneller te snel tempo
herhaald worden in een diazaal
met een wat hinderlijke dubbe
le projectie. Je wilt dan toch
naar de twee schermen tegelijk
kijken, met het gevolg dat je
alles maar half ziet. Maar de
Spaanse muziek die dit alles be
geleidt maakt dan weer veel
goed. 'n Heel traditioneel opge
zette expositie dus, die hiervoor
in een museum te Lund, Zwe
den te zien is geweest.
Hoe dan ook, het is voldoende
om een uitstekende indruk te
krijgen van de ongelooflijke ex
pressiviteit van de gebouwen
die Gaudi ontwierp. Die, zou je
wonderlijk expressief
eigenlijk veel beter kunnen zeg
gen, Gaudi vormde. Want veel
van zijn bouwwerken zien er
uit alsof ze zo met de hand uit
klei gekneed zijn. Bouwwerken
en tegelijk beeldhouwwerken.
Gaudi was zo "anders", dat er
niets overbleef dan zijn werk
maar bizar te noemen. Goed, hij
wordt dan wel ingedeeld bij de
Art Nouveau, maar hij ging bij
zijn ontwerpen veel verder dan
alle andere vertegenwoordigers
van die richting. Want terwijl
zijn stijlgenoten-architecten die
in de Art Nouveau zo befaamde
motieven-uit-de-natuur hoofd
zakelijk alleen maar als ver
siering, als pure decoratie
voor hun bouwwerkeng ebruik-
ten, trachtte Antoni Gaudi de
gehele structuur van die natuur
in zijn werk te gebruiken.
Dat is zo op het eerste gezicht
meestal al duidelijk, maar daar
naast had deze aanpak vele
consequenties voor de construc
tie, die op bepaalde gebieden
zeer revolutionair werd. Steun
beren en luchtbogen bijvoor
beeld noemde Gaudi "krukken"
en omdat die ook in de natuur
niet voorkomen, wilde hij ze
eveneens zo weinig mogelijk
gebruiken. Zijn onderzoek naar
de manier waarop hij dat het
beste zou kunnen verwezenlij
ken, bracht hem tot het maken
van een heel nieuw soort mo
dellen, waarmee hij de trek- en
druklasten kon meten.
Even wat techniek: (en dus
ontleen ik nu een en ander aan
de catalogus): die modellen be
staan uit een netwerk van tou
wen, aan de knooppunten waar
van overal gewichten hangen.
De touwen stellen de verschil
lende constructie-elementen in
het bouwwerk voor. Gewelfrib-
ben bijvoorbeeld of schachten
en steunpilaren. De knooppun
ten in het netwerk stellen de
steunpunten voor, waar de ver
schillende krachtlijnen in de
echte bouwconstructie samenko
men. De gewichten evenzeer
op schaal in het modél gebracht
als de toüwen zelf stellen de
krachten voor, die door de
zwaartekracht in de uitgevoer
de bouwconstructie zelf zullen
optreden.
Maar: in het échte stenen
bouwwerk werkt de zwaarte
kracht van de opgerichte bouw
delen als drukkracht naar bene
den, terwijl in Gaudi's touwmo-
dellen de draden daarentegen
gespannen moesten worden door
de met deze zwaartekraent cor
responderende gewichten. Dus:
hing hij het toulvvmodel anders
om op. waarna hij het krach
tenverloop dat in de construc
tie-elementen zou gaan optre
den, duidelijk kon aflezen.
Door middel van dergelijke
experimenten die overigens
het uiterlijk hadden van sierlij
ke mobiles ontwikkelde hij
o.a. de eerste gekromde schaal-
daken en de schuine plaatsing
van kolommen en wanden, zoals
die voorkomen in de kapel op
de Colonia Güell.
Güell was een zeer rijke
graaf, met wie Gaudi al vroeg
in zijn loopbaan kennismaakte
en die hem in staat stelde zijn
stoutmoedige plannen te verwe
zenlijken. Dat begon met het
Güell-paleis (1885-1889), waar
Gaudi's voorkeur voor hyperbo
lische vormen direct al zo dui
delijk naar voren trad.
Hyperbolisch in de zin van
"kegelsnede-vormig" en niet in
de vooral bij Gaudi vlug
verwarrende andere betekenis:
buitensporig, overdreven. Im
mers, dat zijn wonderlijk ge
noeg deze bouwwerken toch
steeds net niet.
Als je zo'n gebouw bekijkt als
de „Casa Mila" (Barcelona) is
daar, hoewel het helemaal an
ders is dan alles wat je ooit op
dit gebied zag, toch werkelijk
niets buitensporigs of zelfs
maar vreemds aan. Je zou ie
kunnen voorstellen dat zo'n flat
het beter zou doen in de vrije
natuur dan in een volgebouwde
stad, dat wel. Want je komt er
bij dit brok pure vorm helemaal
niet toe te denken aan geluids
hinder, burengerucht en flat-
Gaudi's hoofdwerk: de imponerende, middeleeuws aandoende kerk van de
„Sagrada Famllia" in Barcelona. Van flinke afatand gezien lijken de vier toren*
pure brokken gotiek te zijn, maar van dichtbij krijg |e de Indruk dat ze met de
hand uit klei z(Jn gekneed.
neuroses, 't Wekt alleen qua
uiterlijk de indruk van een ver
zameling volkomen beschermde
onbereikbare privé-bolwerken;
'.e doen ook een beetje denken
lan de grotwoningen van bij
voorbeeld de Noordafrikaanse
Tellem.
En zo'n Güell-park, ook in
Barcelona, mag dan op het eer
ste gezicht vooral door die
oogverblindende veelkleurigheid
van de mozaïeken. wel iets
buitensporigs hebben ,maar dat
„Casa Mila" Is nog altijd een revolutionair* conceptie voor een modern flat
gebouw. Dit gebouw in Barcelona lijkt te beataan uit beschermde privé-bolwerken,
waar onmogelijk flatneurose kunt oplopen. Of doen z* denken aan grotwoningen?
4: Oogverblindende veelkleurigheid in het Güellpark van Barcelona, waar Gaudi
zijn architectonische scheppingen van bijna Moorse pracht wist te doen harmoniëren
met de omgevende natuur, zodat alles in plaats van bizar als vanzelfsprekend
voorkomt.
is dan een buitensporigheid die
is ingegeven door de omgevende
natuur, volkomen passend in
het landschap waarin zo'n brok
bijna Moorse pracht nuchter
gezegd gewoon helemaal effec
tief is.
Allemaal objecten overigens,
die alleen de ingewijden ken
nen, net als die andere even
wonderbaarlijke en nooit eerder
geziene zaken: het college van
Santa Teresa, het bisschoppelijk
paleis in Astorga, Casa de los
Botines. Casa Calvet, Belles-
guard. Casa Battló of de crypte
van Sta. Coloma...
Maar wie kent niet de kerk
van Gaudi 1n Barcelona, de
kerk die geen toerist ooit mist,
de Sagrada Familia? Vier to
rens, wier silhouet van een af
stand gotisch schijnt, maar die
van dichtbij weer die typische
indruk van een met de hand uit
klei geknede vorm geven. Een
mengelmoes, maar een indruk
wekkende mengelmoes van ve
le vormen. Zo zit je midden in
je-reinste k ru l lei nic toestanden
van de Jugendstil, zo tussen het
meest traditioneel-naturalisti-
sche beeldhouwwerk (waarmee
het portaal is afgeladen).
Bij elkaar is het allemaal nét
even anders: Gaudi. Gaudi, die
niet is in te delen. Hij be
steedde een groot deel van ?ijn
laatste zestien levensjaren aan
de bouw van deze kerk, die hij
zelf als zijn grootste werk be
schouwde.
Hij werkte er aan op de manier
van een middeleeuwse meester
metselaar: voor zijn nakomelin
gen en tot meerdere eer en glo
rie van God.
De kerk is nog steeds niet
klaar. Gaudi zelf kwam niet
verder dan de indrukwekkende
"Gevel van de Geboorte" en de
zeer bijzondere krocht. Wel
maakte hij nog een maquette
van de complete kerk, met ge
deeltelijke modellen van zuilen,
ruimen, deuren en wat dies
meer zij. Aan de hand daarvan
wordt nu moeizaam verder ge
bouwd.
Eindhoven toont zomaar wat
foto's, maar het zijn foto's die
nieuwsgierig maken. Ik geloof
zeker dat heel wat bezoekers
van deze tentoonstelling als
zij toch richting Barcelona trek
ken zich de sprookjesachtige
architectuur van Gaudi niet
zullen laten ontgaan.
IN
STEEN
EXTASE
Wc zijn eigenlijk malle mensen. We
staan stijf van begrip tegenover jon
gelieden die een soort van oosterse
godsdienst zijn gaan aanhangen en
daarom met vreemde danspasjes en
een gek toefje haar op het Damrak lo
pen. rinkelend met belletjes... We kij
ken er bijna vertederd naar en knik
kend met 't hoofdje zeggen we tegen
elkaar dat zulke lui tenminste nog
iels voor hun geloof over hebbei.
Nietwaar? zou jij langs de straat lo
pen zwaaien met je bijbcl-met-duim-
greep? Dat laat je toch zeker netjes
over aan het heilsleger of aan een
pinkster groep je! En verder snappen
we ook best dat wij met ons atoom-
ehristendom en onze stinkbenzinc
eigenlijk zelf aan de wieg staan van
deze vlucht in uitheemse mystiek. Es
capisme, verklaren wc met een ge
wichtig gezicht en, weet je, dat ge
doe staat toch op een lïoger plan ilan
onze invitaties laten wc d'r nog eentje
nemen.... Kortom, we redeneren op
opgewekte toon voort en we compli
menteren onszelf met ons begrip en
onze ruimdenkendheid.
Maar nu komt het wonderlijke, liet
niallc. Ditzelfde hartelijke begrip en
invoelingsvermogen laat ons blijkbaar
volstrekt in de steek als we tegen
uitingen van een, wat je kunt aandui
den als, streng calvinistisch levenspa
troon aanlopen. Necnee, ik begin niet
over Staphorst, ik neem een adver
tentie in het hervormde Gereformeerd
Weekblad: Plaats voor een caravan
boerderij, omgeving Hulshorst (Velu-
wc). Zondag in ere houden.
Nee maar, nu moet je ons horen.
Fraaie boel! Wel willen verdienen aan
vakantiegasten maar ze dan meteen
je eigen raakniet en smaak-nict op
dringen. Haha!, zeker met dichtge
knoopte bloes tweemaal naar een
zware dominee.
Dit is natuurlijk onuitstaanbaar. In
het ene geval een uit alle poriën
vloeiend begrip en in het andere ge
val bot onbegrip en schampere op
merkingen. Goed. de Velujvse zon
dagsviering zal de onze niet zijn en er
zal ook best een brok harde traditie
in meespelen, maar er zit in elk geval
stijl in. en onze stijl ia... wie weet
waar?
Je moet je zo'n zondagse boerderij
voorstellen, de paden zijn zaterdag
middag Iaat nog aangeharkt en ze lig
gen er nog nauwelijks betreden, de
melkbussen zijn geschuurd, de deel is
schoongeveegd... enfin, voor je 't weet
ben je aan een streekroman bezig. Ik
wou maar zeggen dat ik me heel goed
kan voorstellen dat zo'n Veluwse boer
het dan vertikt om zondags lawaai,
wérelds lawaai op zijn erf te hebben
en niet bereid is terwille van een
paar centen meteen in te schuiven.
Hij heeft in zijn advertentie duidelijk
gemaakt, wat ze aan hem hebben. En
omgekeerd: is het niet prettig voor
mensen die met vakantie gaan. zeker
te weten dat ze op een plek terecht
komen waar je de ander vindt en
herkent op het punt van de zondags
viering en daarin op wat er verder
volgt?
We zitten, en nu komt zo langzaam
aan de moraal van dit verhaal, met al
ons oecumenisch gepraat soms wel
erg hoog in de boom. Wc sloven ons
uit voor gezamenlijke ditten en datten
met lieden die we amper kennen, ook
geestelijk niet. En we kijken op een
afstandje naar mensen in eigen of ge-
nabuurde kerk, die bepaalde zaken,
die wjj meenden al te kunnen rang
schikken bjj rariteiten, in ere houden.
Ja maar, hoor ja tegenwerpen, ie
kerk is toch geen gezelligheids-
vereniging waarbinnen we de verhou
dingen vooral mooi moeten houden?
Zo'n Veluwse boer zou juist blij moe
ten zijn als-ie blinde heidenen op zijn
erf kreeg, daar kon hij dan wat voor
betekenen! Ach, vraag ik dan, moeten
we nu altijd de straat opgestuurd
worden; ik bedoel, mogen we soms
ook eens gewoon zo'n beetje niet el
kaar plezier hebben. Over Hulshorst
gesproken: mag die boer alsjeblieft in
een kerkelijk weekblad van zijn eigen
kleur adverteren om straks mensen te
gast te hebben met wie hij op een
stille avond de zondagse preek nog
eens kan doornemen?
Dr. H. Wiersinga, de Amsterdamse
gereformeerde studentenpredikant,
stond voor zijn komst naar de hoofd
stad op Curasao, en cén van de stellin
gen die hij bij zijn, inmiddels veelbe
sproken, proefschrift over de verzoe
ning voegde, luidt: Het voortbestaan
van een aparte hoofdzakelijk uit
Europees-Nederlandse gereformeerden
bestaande gereformeerde kerk op Cu
racao wordt tezeer gevoed door „das
natürliche und doch so unmenschlichc
Gesclligkeitsprinzip". Waarom, vraag
Ur. weer, «m het kerkelijk leven ook
niet iets... ja, laat ik het woord maar
gebruiken: iets gezélligs mogen heb
ben?
Drs. J. Helderman, de tegenwoor
dige predikant van de gereformeerde
kerk te Curasao, stuurt me zijn kerk
blad, waarin hij in een bepaald ver
hand iets doorgeeft uit zijn vriend
schappelijke correspondentie met dr.
Wiersinga over de genoemde stelling.
Zo krijg ik antwoord op m'n vraag.
Dominee Helderman zegt „De kritiek
(met Moltmann) op „het natuurlijke"
(in dit verband de „gezellige omgang"
met groepsgenoten) is niet in overeen
stemming met de bijbels reformatori
sche visie. Niet natuur en genade,
maar zonde en genade staan tegeno
ver elkaar! „Gezellige omgang" met
elkaar is als zodanig geen bedreiging
voor oecumenische openheid ten op
zichte van andere kerken".
'k Krijg de neiging uit te roepen:
goed zo Jan! Ik herken in zijn stelling
de man met wie ik kort voor zijn
vertrek naar de West nog een gesprek
had in een Middelburgse gelegenheid,
naar aanleiding van zijn medewer
king aan de „Albert Hcijn-bijbel": De
Man v^n Nazareth.
Ik zou in elk geval de woorden van
drs. Helderman tot troost willen aan
bieden aan degenen, die het voor
zichzelf moeilijk hebben met kerke
lijke knussigheden. De strekking mag
ook deze zijn: we moeten het onder
elkaar goed houden, willen wc voor
derden wat voorstellen. Ik heb dus
niet het minste bezwaar tegen begrip
voor die jongens met hun belletjes uit
liet begin van dit stuk. als het maar
niet in mindering komt op begrip
voor mensen die op hun erf en op
hun wijze de zondag in ere willen
houden.
Dit betekent niet dat we alles glad
strijken, poeslief tegen elkaar doen
zonder dat er een grapje ai kan. An
ders zou ik niet hebben durven grin
niken om een andere advertentie in
hetzelfde nummer van het Gerefor
meerd Weekblad. Daarin werd een
mooi woonhuis te koop aangeboden
voor achtendertigduizend gulden, „pas
geschilderd" en „heel geschikt voor
mensen die de oude waarheid zijn
toegedaan". Want daar zullen we het
overeens zijn: de oude waarheid kun
ie in élk huis omhelzen. Het gebeurt
alleen niet in elk huig.