HENK HELMANTEL Het verscheurde Suriname jong talent dat in stilte bloeit BOEDDHA EUROREES CULTUREEL RASPOORT ZATERDAG 8 APRIl 1971. Getekend portret ven Henk Helmantel (door Gtfe Kording) Zo'n 25 kilometer ten noorden van de stad Groningen vindt men het terpdorp Westeremden. Drie kerken, één café, zeshonderd inwoners. Voor de helft gereformeerd en 1/3 hervormd. |en vriendelijk dorp, omringd door bos schages, ver verwijderd van de grote wegen; geen industrie. Rein en puur. Wat wil men meer? Daar, in de kom van het dorpje staat als een machtige dijk de voormalige hervormde pastorie met vijftien kamers: omsloten door een even machtige tuin. In die pastorie: Henk Helmantel, helemaal alleen, maar daar komt spoedig ver andering m. Hij is met z'n vijfentwintig jaar niet alleen verloofd, maar daarbij een volleerd vakmankunst- schilder. Degelijk opgeleid aan de Groningse Academie „Minerva". Oprecht gezegd: een jongen raar heel wat inzit, maar ook waar al heel wat is uitge- -tomen. Wat moet zo'n jongen er pee. daar in dat hoge Noorden, s jraar de wereld met krantenpa- uer is dichtgeplakt? Zo althans idt ongeveer de banale om- tOj hrijving. die de waanwijze rotestadsbewoner zich smalend anmeet als het gaat om e0 mand, die de moed heeft te e( hitteren buiten Den Haag, otterdam of Amsterdam. iei Wij vroegen het onszelf ook :n beetje af, totdat we Hel- jantel zélf ontmoet hadden, oen waren we radicaal gene zen van het soort chauvinisme. w*t nergens op stoelt of slaat. .yant juist dit klimaat, deze Weldadig aandoende rust, die Q elvaart van ommelanden rond tad-Groningen, vormen teza- en precies de plek waar het jzondere talent van Helmantel alle stilte en in een (betrek- •lijke) afzondering naar har- tlust kan bloeien en tot z'n hoonste ontplooiing kan gera- >n. Voeg daar nog bij, dat het jiet dat isolement wel meevalt, Inmers men komt nu al van leinde en ver om zijn schilde- 10(1 en, nauwelijks voltooid, onder Ijn vaardige vingers weg te jopen. Fijnproevers zijn het na- lurlijk, die zich als koper ko- len aandienen; de rest heeft genaamd geen belangstelling >r deze hoge vorm van 'kunst, vis Helmantel die pleegt voort brengen: En het moet 'orden gezegd Helmantel iet voor hen. wa Waarmee hij tegelijkertijd ztftypoerd wil zijn, als een jong li zelfbewust kunstenaar, die Jeet wat hij waard is. Neen, Owen kan de jongen uit het een- iiudige dorpje (of heet dit mis- "hien nog gehucht?) geen knol- sn voor citroenen verkopen. e -aar is hij zélf bij. Met de intel- gente ogen wijd open. Toegerust ook met een gezon- Brood voor de ziel Ze zijn wat in de verdrukking ;omen, de „stichtelijke" boe die brood gaven voor de si". Dat is heilzaam geweest, it nu hebben hun schrijvers ge- rd, dat ze niet zomaar vanuit vromigheid moeten voort bim- -beieren. maar dat ze tereg iten gaan naar de bron, de oor- .eng. de Schrift. Dat is heel n'9"pd te merken aan twee boeken, uitgever Lannoo, Tiel/Utrecht licht heeft doen zien. laar is allereerst een( fijn boekje de Franse priester Michel joist, een man die midden in het jen staat in de armenbuurten van Havre en Rouen. Hij schreef sds eerder „Zonder wierook" en (aak iets van je leven" ireef hij dan: „Ja, Hij leeft, getuigenis van geloof in Jezus gpjfistus". Een boek vol liefde d J Kerkinterieur met kast, Loppersum. de portie eerzucht, gelukkig be hept met een minstens zo ge zond part aan zelfkritiek, weet hij heel goed waar Abraham de mosterd haalt. Wij hadden ttv. het genoegen met hem een onzer grote muséa in het westen te bezoeken en we lieten het nigj merken de haren rezen ons te berge over zoveel kennis, zoveel inzicht, zo veel geoefende smaak vooral, kaf slis de Heer. 222 blz. f 9.90. let andere boek is er een van 40 schrijvers (Bluyssen, mdermaker, Buskes en alfabe- :h zo maar door). De titel: „Wie 'in Gods naam Jezus Christus? een veertigtal bijdragen over Isoon en betekenis van Chris- Sommigen van die 40 maken razend, anderen leiden je diep in ■■Schrift, maar allen zijn zonder ^%indering de moeite waard cjele- te worden ■|78 blz. f 12,50 Ev.G. Het door Helmantel geschilderde Schnitger-orgel in de hervormde kerk van Godlinze. waarmee hij elk schilderij met een paar woorden analyseerde, eventueel zicK niet ontzag, „gro te" reputaties op een even sum miere manier op de plaats terug te zetten waar ze in feite be hoorden, om aan de andere kant deemoedig het hoofd te buigen en de loftrompet te steken, voor datgene wat waarlijk aanspraak mag maken op „groot". Zijn aanbeden meesters het spreekt vanzelf gingen hierbij voorop: over een Ver ster, een Saenredam of een an dere maal over een Bosboom of een Dick Ket, komt hij niet „uitbewonderd": Dit zijn z'n grote voorbeelden, die hij te recht vereert, zonder ooit hun slaafs epigoontje te worden. Daarvoor trouwens is Hel mantels kunstenaarspersoon lijkheid te onwrikbaar. Maar hij heeft en Ihoudt ze wel voort durend voor ogen, het maakt z'n opstaan en z'n naar bedgaan uit. Het vervult hem, hij is er van bezeten. Zoals hij bezeten is van zijn vak. Een bezeten heid, die hoe paradoxaal het ook moge klinken in alle rust en concentratie en volkomen gedisciplineerd, wordt uitge leefd en waar gemaakt. Ja vooral waar gemaakt, in de meest letterlijke betekenis van het woord, want als Hglr mantel iets verfoeit, dan is het wel onwaarachtigheid. Dit komt tot uitdrukking bij voorbeeld, in de wijze waarop hij zijn diep geloof belijdt; waar hij zich ook bevindt, moet hij getuigen, is hij daadwerke lijk aan het evangeliseren. Als je hem dan hoort zeggen „Ik ben er voor alles op uit, dat er iets van het sterke licht van Christus in mijn werk door straalt. maar daarnaast moet het ook in zijn artistieke vorm verantwoord zijn", dan voelt men, hier met een eerlijk mens te doen te hebben. Een mens ook, die in alle oprechtheid, Stilleven met flesen en schaaltje eieren. durft te zeggen, volmaakt ge lukkig te zijn: gelukkig met zijn werk. gelukkig met de ab solute bijna kloosterachtige, stilte van zijn riante huis, ge lukkig kortom, met al wat hem omringt en 'bezig houdt. Vaak trekt hij er op uit om schetsen te maken van het landschap in de omgeving, maar ver uit de buurt behoeft hij er niet voor te gaan. Hij is als zijn grote voorganger, die eminente Fransman George Michel, die aan het eind van z'n leven be leed ruimschoots genoeg te hebben gehad aan de vier vier kante kilometer rond zijn huis, om alles uit te zeggen, wat hij te zeggen had. Vaker echter zal men de jon ge schilder vinden in de prach tige zuivere oude kerken, waaarmee het Groningse land rijk gestoffeerd is en waarover hij niet uitgepraat en niet uit geschilderd raakt. „Het wemelt hier van ware juwelen van ker ken; neem nu Appingedam, Godlinze met zijn unieke Schnitgerorgel en zo honderd op een hoop", dit naar zijn eigen enthousiaste woorden. Maar het allermeest zal men hem op z'n atelier vinden, waar hij er niet tegenop ziet zeven weken lang, gedurende zo'n tien a twaalf uur per dag, aan éen schilderij te werken, om dan plotseling de stilte van zijn werkplaats te verruilen voor een andere stilte, die van het museum in de „Grote Stad", om zich daar letterlijk te gaan ver gapen aan wat wérkelijk (zie boven) groot is en dan steeds maar weer in ootmoed te getui gen, „wat ben ik daar nog een prutser bij!" Wij van onze kant stellen het op prijs te verklaren, voor zover u het al niet hebt begre pen. bepaald geen „prutser" in Helmantel te zien, maar daar entegen een kunstenaar, die in heel wat van de beloften, die in zijn studietijd a priori aanwezig waren, heeft ingelost en dit op een wijze die diepe bewonde ring afdwingt. Leest men in het voorwoord dat hij schreef voor z'n eigen catalogus bij een van zijn ten toonstellingen: „Ik gebruik bij voorkeur een wat nevelachtig dromerig zonlicht. De felle zon is mij over 't algemeen wat te brutaal. Ook de stillevens wor den geplaatst in een wat ge dempt strijklicht", dan denkt men onwillekeurig aan Vermeer of aan een Saenredam. Maar in de eerste plaats toch aan Anton Mauve. een van de coryfeeën van de Haagse School, die gezegd heeft: „Een dag met zon. is voor mij een verloren dag." Men vraagt zich dan tevens af: „Loopt die jongen nu niet achter op z'n tijd?" Nee. natuurlijk niet! Want al les wat goed is, beklijft en heeft in zekere zin eeuwigheidswaar de. En dan: Helmantel heeft, voordat 'hij tot z'n huidige meti- culeuze instelling en opvattin gen kwam, al een impressionis tische periode a la Manet, met veel elan en inzicht, doorge maakt en daaruit de enige waarheid (zijn waarheid!) ge put, namelijk dat zoals hij nu werkt in (als er toch een eti ketje op moet) de trant van de nieuwe generatie realisten dit de enige geëigende vorm voor zijn bijzondere aanleg is. Het is natuurlijk waar, dat bij het aandachtig opgaan in de beschouwing van zijn magnifie ke stilleven met wat takjes aal bessen, de gedachten dan uit gaan naar dat grote „stille licht"; de 17-de eeuwer Adriaan Coorte. even waar trouwens, als ■men t'.j Helmantels kerkinte rieurs reminiscenties krijgt aan Saenredam. Maar we vragen ons in ge- moede af, of dit in 1971 de kun stenaar misschien suspect maakt of dat het mogelijk ver boden is, zo te werk te gaan. Neen immers. Zolang er mensen als Helmantel zijn, zal er zijn een zoeken naar (en in zijn ge val ook een „vinden" van) de ?nige waarheid. Het zij beleefd in het met diepe ernst bedreven spel dat er ligt tussen bewust en onbewust dan wel gereali seerd, door het schijnbaar onaanzienlijke en onbelangrijke van alle-dag (bijvoorbeeld een paar struikjes witlof!) om te to veren tot een klein wonder. Dit nu, is de macht en de kracht van de kunstenaar en daaraan besteedt en wijdt hij zijn kun stenaarsleven. Bij Helmantel is het niet an ders en zo moet het ook zijn. Wat verder nog over hem en zijn werk te vertellen? Weinig. Met zo'n woordenkraam bezoe del je zulk soort uitingen eer der, dan dat je ze verfraait. Wat we wel willen proberen, voor een ieder die de reis naar het „Hoge Noorden" een te gro te onderneming vindt? Helman tel met een tentoonstelling van z'n verrukkelijke kunst, naar het westen te halen. Lukt dit en we hebben er goede hoop op dan zal dit, hier, waar men denkt zo met alles en nog wat verwend te zijn, niet minder dan een openbaring worden. Tot zolang zal men het moeten doen met wat fotografische repro- duktie, die hoe goed ook toch altijd maar een zwakke af spiegeling van de werkelijkheid In de voortreffelijk introduce rende serie „De groten van alle tijden", heeft de Geïllustreerde Pers, Amsterdam een deel gewijd aan het boeddhisme. Wie iets wil opsteken van de ontstaansgeschie denis. de inhoud en de beleving van deze godsdienst alsmede van de boeddhistische cultuur, maar de bestaande inleidingen toch ietwat te moeilijk vond. kan het rustig wa gen met de GP-uitgave. „Boeddha". Gabriele Mandel Sugana ver staat de kunst de westerling wat meer zicht te geven op de voor hem/haar zo gecompliceerde en vaak mysterieuze denk- en ge voelswereld van het boeddhisme, althans op de hoofdlijnen ervan. Een handige typografische inde ling geeft de lezer de indruk dat hij zich telkens per twee pagina's met slechts een kort hoofdstuk kan be zighouden en du9 de moeilijke za ken kan overzien. Bij elkaar geno men verschaft echter dit 75 grote pagina's tellende boek een behoor lijke brok informatie. Precies ge noeg voor eerste oriëntatie. De meer ingewijden zullen het boek willen bezitten als een pla- tendeel dat fascinerende verten kleurrijk dichterbij brengt (f 6,95 voor GP-abonnees f 5.50). Nationaliteitsgevoel is een vreemde zaak. Het is de resul tante van verschillende factoren, waarvan er sommige con stant zijn en weer andere wisselvallig. Dr. P, Geyl heeft daar aan in zijn werk veel aandacht geschonken. De constante factoren zijn de geografische gesteldheid en de taal. De niet- constante zijn er vele; het zijn de historische factoren zoals dynastie, staat, godsdienst, economische belangen. Vooral een eeuwen geduurd hebbende lotsverbondenheid is hierbij van grote betekenis. Toch, dat nationaliteitsgevoel blijft een vrij ongrijpbare zaak en dat temeer, omdat het naar inhoud ook nog van individu tot individu verschilt. Kan men spreken van de Surinaamse natie? Men kan zowel „ja" als „nee" verdedi gen. Een Surinaamse schrijfster van gemengd bloed: Bea Via- nen, heeft bij Querido te Am sterdam een in het Nederlands geschreven roman uitgegeven: „Strafhok" geheten. Op zich zelf is dit al tekenend voor de Surinaamse situatie. Het boek is haar tweede roman. In de eerste: "„Sarnami, hai" heeft zij zich bezig gehouden met de problematiek van een Hindo- staanse die zich wilde los maken van haar milieu. In „Strafhok" tekent zij de verregaande moeilijkheden van een gemeenschap die vele rassen kent, verscheidene godsdiensten en talen en ster ke maatschappelijke verschil len. Voeg daarbij het neo-ko- lonialisme en een nog altijd op Nederland georiënteerde be stuursvorm, en men krijgt enig idee van de onvoorstelba re moeilijkheden waarmee Su riname te maken heeft. Bea Vianen geeft een alles zins overtuigend beeld van die moeilijkheden. De hoofdfiguur in haar boc-k is een Hindostaanse onderwij zer: Mohar Gopalraj die ver liefd is op een Javaanse ver pleegster Roebia. Een andere sterk op de voorgrond tre dende figuur is Raymond van de Berg, een zwarte homo die in Wageningen gestudeerd heeft, daar moeilijkheden heeft gekregen en naar Suri name teruggekeerd is. Hij is 3val 11 VOO' |ensToegang vrij voor hou- van een culturele iden- Jtskaart van de Raad van 9' *opa." Dit in het Engels 'Stelde opschrift vond een ilaalrist, na een ezelrit van v3^ uur, op de deur van een luscuul kapelletje in een «legen streek van Span- Misschien was een Euro- Is cultureel paspoort niet 0°Toluut onmisbaar om dit nenligdom te kunnen betre st, maar niettemin biedt J dergelijke kaart wezen- pe voordelen, zoals reduc- rlartop reis- en theaterbiljet- indvl toegang tot culturele in- aao|"n9en en toelating tot de hui^ers'te',en 'n ,w'nt'9 ftaten van de Raad voor '3 Iturele Samenwerking, srs.parlijks gebruiken onge veer 7000 personen een cul turele identiteitskaart bij rei zen voor wetenschappelijke of specifieke culturele doel einden. De kaarten worden verstrekt door de bevoegde regeringsinstanties in elk land, in de meeste gevallen het ministerie van onderwijs. Tot voor kort hadden we tenschappelijke onderzoe kers die in het buitenland reisden, een aanbevelings brief van hun eigen Ambas sade in het bezochte land nodig, voordat zij werden toegelaten tot de instituten waar zij hoopten te werken Alle tijd en moeite aldus be steed om te bewijzen dat deze mensen competent wa ren en aanspraak konden maken op hulp, gingen in feite verloren voor hun werk. Om nu het vrije verkeer tussen schrijvers, kunste naars. leerkrachten, bepaal de categorieën studenten en jeugdleiders te bevorderen en te vergemakkelijken heeft men de culturele iden titeitskaart ingevoerd. De kaart is verkrijgbaar voor ieder, die de nationaliteit van één der lidstaten van de Raad voor Culturele Samen werking bezit en een studie reis maakt. Houders van de kaart ver krijgen faciliteiten voor re- searchwerk in het buiten land, en ook in andere op zichten genieten zij vele voordelen. De reductie op reisbiljetten gaat soms wel tot 50 pet. Kaartjes voot schouwburgen en concertza len worden goedkoper ver strekt. De toegang tot mu sea, kunstgelarijen, biblio theken, rijksarchieven en tentoonstellingen (soms zelfs tot zalen, die voor het publiek gesloten zijn) wordt vergemakkelijkt. Kaarthouders kunnen aan de universiteiten college lo pen of er wetenschappelijk onderzoek verrichten. Zij hebben recht op onderdak en maaltijden In studenten huizen en -restaurants (soms zelfs gratis); op Mal ta bijv. is overnachten in de studententehuizen vrij toe gestaan, behalve in de zo mer; op Cyprus geven alle hotels een reductie van 10 pet; in Griekenland biedt de Touring Club gratis wegser- vice aan automobilisten die in het bezit van de kaart zijn. De landen waar de cultu rele identiteitskaart wordt erkend, zijn België, Cyprus, Denemarken, de Duitse Bondsrepubliek, Frankrijk, Griekenland, Griot-Britan- nië, Ierland, Italië Luxemburg, Malta, Nederland, Noorwe gen, Oostenrijk, Turkije, IJs land, Zweden en Zwitserland, plus Spanje en Vaticaan stad. De verstrekte facilitei ten verschillen vanzelfspre kend van het ene land tot het andere. Teneinde het gebruik ven de kaarten te beperken tot alleen werkelijk geïnteres seerden, werd het aantal be trekkelijk laag gehouden. In 1967 werden slechts 7000 kaarten uitgereikt. Er be staat echter geen werkelijke restrictie en elke regering is vrij in de uiteindelijke be slissing wie voor een kaart in aanmerking komt. In de praktijk krijgt de al dus verstrekte identiteits kaart steeds meer het ka rakter van een waar Euro pees cultureel paspoort. Na dere inlichtingen over het aanvragen ervan ontvangt U door te schrijven aan de Af deling Culturele Zaken van de Raad van Europa (67-Strasbourg, Frankrijk). eveneens onderwijzer en te vens Mohars beste vriend. Suriname kent, zo wil Bea Vianen aantonen, veel straf hokken. Het is voor de enke ling heel moeilijk, aan het strafhok waarin hij leeft, te ontkomen. Zeker, de inwoners weten dat zij in Suriname wonen, zij voelen zich Surinamers, maar dit gevoel is nog slechts zwak en het staat niet in het cen trum van hun leven. De ver schillende bevolkingsgroepen vermengen «zich heel moeilijk. Racisme viert er hoogtij. Ver schil in godsdienst is een bijna niet te nemen barrièère. En dan zijn er de maatschappe lijke tegenstellingen. Er heerst in Suriname onder bepaalde bevolkingsgroepen grote ar moede. Bea Vianens roman speelt in de omstreken van Paramaribo en in de stad zelf, De bauxiet- maatschappij is een grote eco nomische macht die vrijwel oppermachtig is. „Strafhok" is een roman, geen reportage, geen rapport. De lezer, kan dus niet zonder meer aannemen dat de ge schetste situatie de werke lijke is. Bea Vianen heeft ook geen anti-koloniaal pamflet geschreven; zij z^t zich hoege naamd niet af tegen de ral van Nederland. Nee, Suriname is nog niet een natie in de zin die in het algemeen aan het woord natie gegeven wordt. Dat blijkt uit „Strafhok". Want al hebben we met een roman te maken, hij overtuigt. Dat komt vooral doordat de schrijfster afstand bewaart tot haar personen; zij kiest niet voor een bepaalde bevolkingsgroep, zij laat op bijna koele wijze zien waar door de Surinaamse bevolking geteisterd wordt. De bevolking is slachtoffer van een vroeger koloniaal bewind. Weinig lan den in de wereld kennen een zo grote verscheidenheid van cultuur, fas. godsdienst en maatschappelijke status. Mohars liefde tot de mooie Roebia staat ogenschijnlijk centraal, maar werkelijk cen traal staat de clan-geest. In» alle kringen van de Surinaam se bevolking zijn er figuren, die modern zijn gaan denken: negers. Creolen, Hindostani, Javanen en blanken. Maar zij zijn vooralsnog machteloos. Traditie en adat vormen taaie banden. En dan de volstrekte economische onmacht. Nogmaals. Bea Vianen zet zich niet af tegen Nederland Daar was het haar niet om le doen. Maar haar boek maakt toch wel duidelijk, dat Neder land door zijn vroeger kolo niaal bewind en zijn latere verwaarlozing een grote schuld op zich geladen heeft. Van het idyllische beeld dat wel eens van Suriname opge hangen wordt, namelijk dat van een land waarin vele ras sen vreedzaam naast elkaar en doorelkaar leven, blijft niet veel over. Een geheel ander beeld wordt opgeroepen, dat van een verscheurde en ge frustreerde samenleving. Die verscheurdheid open baart zich ook in de hoofdfi guur Mohar. Hij heeft Roebia Bea Vianen lief. Trouwt hij haar, dan wordt hij uit de Hindostaanse gemeenschap gestoten. Dwars door zijn liefde heen. voelt hij zich ook tot een Mohamme daans meisje van Indisch ras aangetrokken. Ook bij hem. de agnost, kruipt het bloed waar het niet gaan kan. Bea Vianen heeft van haar held geen ridder zonder vrees of blaam gemaakt. Mohar is wreed voor Roebia. Zijn ver scheurdheid uit zich minder in wat hij tegen Roebia zegt dan in de manier waarop het ge beurt. Het dramatisch hoogtepunt in het boek is een moord, een rechtszitting en de relletjes die daarna in Paramaribo ont staan. Een stille, rustige Javaan vermoordt een bestuursopzich- ter, die 'n dochtertje van Ka zan, de Javaan, verkracht heeft. Een dergelijke figuur gaat niet naar de rechter om zijn beklag te doen. Trouwens, zou dat veel hebben uitge werkt? Nee, hij wreekt de eer door J. van Doorne van zijn dochter en de eer van zijn beledigd ras. Hij wreekt ook zijn eeuwige armoede en zijn dicht bij de slavernij lig gende ondergeschiktheid. De Nederlandse rechter legt een zware straf op: vijftien jaar gevangenisstraf. Die rechter negeert de vele verzachtende omstandigheden, voortvloeien de uit een oosterse mentaliteit en de schandelijkheid van de misdaad van de opzichter. Het vonnis wekt onrust. Mohar en enkelen van zijn vrienden beginnen, overigens met open vizier, de bevolking wakker te maken. De mensen moeten zich hun situatie be wust worden. Wat zij willen is een maatschappij van wer kelijk vrije, aan elkaar voor de wet gelijke mensen. Ook willen zij de strafhokken af breken; zij willen integratie. Op grond van hun activiteiten worden er enkelen van hen gearresteerd. Er worden getui gen opgeroepen, onder wie Mohar. Het verslag van die rechts zitting zoals dat voofkomt in de roman, is een voorbeeld van hoe het niet moet. De rechter, een Nederlander, bo ven hem het portret van de Nederlandse Koningin, intimi deert de getuigen op ergerlijke wijze. Naderhand is hun con clusie dat zij net zo goed niet hadden kunnen getuigen: schuld en vonnis stonden al van tevoren vast. De beide be klaagden worden tot gevange nisstraf van een maand ver oordeeld. En toch hadden zij niets gedaan dan in het open baar hun volstrekt eerbare overtuiging kenbaar maken. Het gevolg van de rechtszit ting is het uitbreken van rel letjes. Maar heel anders ge structureerd dan men zou ver wachten: de getergde bevol king treedt niet massaal tegen politie en justitie op, maar grotendeels tegen de groep, die hervormingen voorstaat. Het zijn raddraaiers, commu nisten. Het oude liedje. In de ze relletjes, die rassentegen stellingen tot voedingsbodem hebben, openbaart zich de verscheurdheid van Suriname. Ik vind „Strafhok" een be langrijk boek. Het munt niet uit door beeldend taalgebruik en de stijl doet enigszins stroef aan. Wie het wil gaan lezen en niets weet van de ge schiedenis en de huidige situa tie van en in Suriname, doet er goed aan. zich eerst op de hoogte te stellen; hij zal daar van veel profijt hebben. (203 blz. f9.90)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 15