HENK HELMANTEL
Het verscheurde Suriname
jong talent dat in stilte bloeit
BOEDDHA
EUROREES CULTUREEL RASPOORT
ZATERDAG 8 APRIl 1971.
Getekend portret ven Henk
Helmantel (door Gtfe Kording)
Zo'n 25 kilometer ten noorden van de stad Groningen vindt men het terpdorp Westeremden. Drie kerken, één
café, zeshonderd inwoners. Voor de helft gereformeerd en 1/3 hervormd. |en vriendelijk dorp, omringd door bos
schages, ver verwijderd van de grote wegen; geen industrie. Rein en puur. Wat wil men meer? Daar, in de kom
van het dorpje staat als een machtige dijk de voormalige hervormde pastorie met vijftien kamers: omsloten
door een even machtige tuin. In die pastorie: Henk Helmantel, helemaal alleen, maar daar komt spoedig ver
andering m. Hij is met z'n vijfentwintig jaar niet alleen verloofd, maar daarbij een volleerd vakmankunst-
schilder. Degelijk opgeleid aan de Groningse Academie „Minerva".
Oprecht gezegd: een jongen
raar heel wat inzit, maar ook
waar al heel wat is uitge-
-tomen. Wat moet zo'n jongen er
pee. daar in dat hoge Noorden,
s jraar de wereld met krantenpa-
uer is dichtgeplakt? Zo althans
idt ongeveer de banale om-
tOj hrijving. die de waanwijze
rotestadsbewoner zich smalend
anmeet als het gaat om
e0 mand, die de moed heeft te
e( hitteren buiten Den Haag,
otterdam of Amsterdam.
iei
Wij vroegen het onszelf ook
:n beetje af, totdat we Hel-
jantel zélf ontmoet hadden,
oen waren we radicaal gene
zen van het soort chauvinisme.
w*t nergens op stoelt of slaat.
.yant juist dit klimaat, deze
Weldadig aandoende rust, die
Q elvaart van ommelanden rond
tad-Groningen, vormen teza-
en precies de plek waar het
jzondere talent van Helmantel
alle stilte en in een (betrek-
•lijke) afzondering naar har-
tlust kan bloeien en tot z'n
hoonste ontplooiing kan gera-
>n.
Voeg daar nog bij, dat het
jiet dat isolement wel meevalt,
Inmers men komt nu al van
leinde en ver om zijn schilde-
10(1 en, nauwelijks voltooid, onder
Ijn vaardige vingers weg te
jopen. Fijnproevers zijn het na-
lurlijk, die zich als koper ko-
len aandienen; de rest heeft
genaamd geen belangstelling
>r deze hoge vorm van 'kunst,
vis Helmantel die pleegt voort
brengen: En het moet
'orden gezegd Helmantel
iet voor hen.
wa Waarmee hij tegelijkertijd
ztftypoerd wil zijn, als een jong
li zelfbewust kunstenaar, die
Jeet wat hij waard is. Neen,
Owen kan de jongen uit het een-
iiudige dorpje (of heet dit mis-
"hien nog gehucht?) geen knol-
sn voor citroenen verkopen.
e -aar is hij zélf bij. Met de intel-
gente ogen wijd open.
Toegerust ook met een gezon-
Brood voor
de ziel
Ze zijn wat in de verdrukking
;omen, de „stichtelijke" boe
die brood gaven voor de
si". Dat is heilzaam geweest,
it nu hebben hun schrijvers ge-
rd, dat ze niet zomaar vanuit
vromigheid moeten voort bim-
-beieren. maar dat ze tereg
iten gaan naar de bron, de oor-
.eng. de Schrift. Dat is heel
n'9"pd te merken aan twee boeken,
uitgever Lannoo, Tiel/Utrecht
licht heeft doen zien.
laar is allereerst een( fijn boekje
de Franse priester Michel
joist, een man die midden in het
jen staat in de armenbuurten van
Havre en Rouen. Hij schreef
sds eerder „Zonder wierook" en
(aak iets van je leven"
ireef hij dan: „Ja, Hij leeft,
getuigenis van geloof in Jezus
gpjfistus". Een boek vol liefde
d J
Kerkinterieur met kast, Loppersum.
de portie eerzucht, gelukkig be
hept met een minstens zo ge
zond part aan zelfkritiek, weet
hij heel goed waar Abraham de
mosterd haalt.
Wij hadden ttv. het genoegen
met hem een onzer grote muséa
in het westen te bezoeken en
we lieten het nigj merken de
haren rezen ons te berge over
zoveel kennis, zoveel inzicht, zo
veel geoefende smaak vooral,
kaf
slis
de Heer. 222 blz. f 9.90.
let andere boek is er een van
40 schrijvers (Bluyssen,
mdermaker, Buskes en alfabe-
:h zo maar door). De titel: „Wie
'in Gods naam Jezus Christus?
een veertigtal bijdragen over
Isoon en betekenis van Chris-
Sommigen van die 40 maken
razend, anderen leiden je diep in
■■Schrift, maar allen zijn zonder
^%indering de moeite waard cjele-
te worden
■|78 blz. f 12,50
Ev.G.
Het door Helmantel geschilderde Schnitger-orgel in de hervormde
kerk van Godlinze.
waarmee hij elk schilderij met
een paar woorden analyseerde,
eventueel zicK niet ontzag, „gro
te" reputaties op een even sum
miere manier op de plaats terug
te zetten waar ze in feite be
hoorden, om aan de andere kant
deemoedig het hoofd te buigen
en de loftrompet te steken, voor
datgene wat waarlijk aanspraak
mag maken op „groot".
Zijn aanbeden meesters
het spreekt vanzelf gingen
hierbij voorop: over een Ver
ster, een Saenredam of een an
dere maal over een Bosboom of
een Dick Ket, komt hij niet
„uitbewonderd": Dit zijn z'n
grote voorbeelden, die hij te
recht vereert, zonder ooit hun
slaafs epigoontje te worden.
Daarvoor trouwens is Hel
mantels kunstenaarspersoon
lijkheid te onwrikbaar. Maar
hij heeft en Ihoudt ze wel voort
durend voor ogen, het maakt z'n
opstaan en z'n naar bedgaan
uit. Het vervult hem, hij is er
van bezeten. Zoals hij bezeten
is van zijn vak. Een bezeten
heid, die hoe paradoxaal het
ook moge klinken in alle rust
en concentratie en volkomen
gedisciplineerd, wordt uitge
leefd en waar gemaakt.
Ja vooral waar gemaakt, in
de meest letterlijke betekenis
van het woord, want als Hglr
mantel iets verfoeit, dan is het
wel onwaarachtigheid.
Dit komt tot uitdrukking bij
voorbeeld, in de wijze waarop
hij zijn diep geloof belijdt;
waar hij zich ook bevindt, moet
hij getuigen, is hij daadwerke
lijk aan het evangeliseren. Als
je hem dan hoort zeggen „Ik
ben er voor alles op uit, dat er
iets van het sterke licht van
Christus in mijn werk door
straalt. maar daarnaast moet
het ook in zijn artistieke vorm
verantwoord zijn", dan voelt
men, hier met een eerlijk mens
te doen te hebben. Een mens
ook, die in alle oprechtheid,
Stilleven met flesen en schaaltje eieren.
durft te zeggen, volmaakt ge
lukkig te zijn: gelukkig met
zijn werk. gelukkig met de ab
solute bijna kloosterachtige,
stilte van zijn riante huis, ge
lukkig kortom, met al wat hem
omringt en 'bezig houdt.
Vaak trekt hij er op uit om
schetsen te maken van het
landschap in de omgeving, maar
ver uit de buurt behoeft hij er
niet voor te gaan. Hij is als zijn
grote voorganger, die eminente
Fransman George Michel, die
aan het eind van z'n leven be
leed ruimschoots genoeg te
hebben gehad aan de vier vier
kante kilometer rond zijn huis,
om alles uit te zeggen, wat hij
te zeggen had.
Vaker echter zal men de jon
ge schilder vinden in de prach
tige zuivere oude kerken,
waaarmee het Groningse land
rijk gestoffeerd is en waarover
hij niet uitgepraat en niet uit
geschilderd raakt. „Het wemelt
hier van ware juwelen van ker
ken; neem nu Appingedam,
Godlinze met zijn unieke
Schnitgerorgel en zo honderd op
een hoop", dit naar zijn eigen
enthousiaste woorden.
Maar het allermeest zal men
hem op z'n atelier vinden, waar
hij er niet tegenop ziet zeven
weken lang, gedurende zo'n tien
a twaalf uur per dag, aan éen
schilderij te werken, om dan
plotseling de stilte van zijn
werkplaats te verruilen voor
een andere stilte, die van het
museum in de „Grote Stad", om
zich daar letterlijk te gaan ver
gapen aan wat wérkelijk (zie
boven) groot is en dan steeds
maar weer in ootmoed te getui
gen, „wat ben ik daar nog een
prutser bij!"
Wij van onze kant stellen
het op prijs te verklaren, voor
zover u het al niet hebt begre
pen. bepaald geen „prutser" in
Helmantel te zien, maar daar
entegen een kunstenaar, die in
heel wat van de beloften, die in
zijn studietijd a priori aanwezig
waren, heeft ingelost en dit op
een wijze die diepe bewonde
ring afdwingt.
Leest men in het voorwoord
dat hij schreef voor z'n eigen
catalogus bij een van zijn ten
toonstellingen: „Ik gebruik bij
voorkeur een wat nevelachtig
dromerig zonlicht. De felle zon
is mij over 't algemeen wat te
brutaal. Ook de stillevens wor
den geplaatst in een wat ge
dempt strijklicht", dan denkt
men onwillekeurig aan Vermeer
of aan een Saenredam. Maar in
de eerste plaats toch aan Anton
Mauve. een van de
coryfeeën van de Haagse
School, die gezegd heeft: „Een
dag met zon. is voor mij een
verloren dag."
Men vraagt zich dan tevens
af: „Loopt die jongen nu niet
achter op z'n tijd?"
Nee. natuurlijk niet! Want al
les wat goed is, beklijft en heeft
in zekere zin eeuwigheidswaar
de. En dan: Helmantel heeft,
voordat 'hij tot z'n huidige meti-
culeuze instelling en opvattin
gen kwam, al een impressionis
tische periode a la Manet, met
veel elan en inzicht, doorge
maakt en daaruit de enige
waarheid (zijn waarheid!) ge
put, namelijk dat zoals hij nu
werkt in (als er toch een eti
ketje op moet) de trant van de
nieuwe generatie realisten dit
de enige geëigende vorm voor
zijn bijzondere aanleg is.
Het is natuurlijk waar, dat
bij het aandachtig opgaan in de
beschouwing van zijn magnifie
ke stilleven met wat takjes aal
bessen, de gedachten dan uit
gaan naar dat grote „stille
licht"; de 17-de eeuwer Adriaan
Coorte. even waar trouwens, als
■men t'.j Helmantels kerkinte
rieurs reminiscenties krijgt aan
Saenredam.
Maar we vragen ons in ge-
moede af, of dit in 1971 de kun
stenaar misschien suspect
maakt of dat het mogelijk ver
boden is, zo te werk te gaan.
Neen immers. Zolang er mensen
als Helmantel zijn, zal er zijn
een zoeken naar (en in zijn ge
val ook een „vinden" van) de
?nige waarheid. Het zij beleefd
in het met diepe ernst bedreven
spel dat er ligt tussen bewust
en onbewust dan wel gereali
seerd, door het schijnbaar
onaanzienlijke en onbelangrijke
van alle-dag (bijvoorbeeld een
paar struikjes witlof!) om te to
veren tot een klein wonder. Dit
nu, is de macht en de kracht
van de kunstenaar en daaraan
besteedt en wijdt hij zijn kun
stenaarsleven.
Bij Helmantel is het niet an
ders en zo moet het ook zijn.
Wat verder nog over hem en
zijn werk te vertellen? Weinig.
Met zo'n woordenkraam bezoe
del je zulk soort uitingen eer
der, dan dat je ze verfraait.
Wat we wel willen proberen,
voor een ieder die de reis naar
het „Hoge Noorden" een te gro
te onderneming vindt? Helman
tel met een tentoonstelling van
z'n verrukkelijke kunst, naar
het westen te halen. Lukt dit
en we hebben er goede hoop op
dan zal dit, hier, waar men
denkt zo met alles en nog wat
verwend te zijn, niet minder
dan een openbaring worden. Tot
zolang zal men het moeten doen
met wat fotografische repro-
duktie, die hoe goed ook
toch altijd maar een zwakke af
spiegeling van de werkelijkheid
In de voortreffelijk introduce
rende serie „De groten van alle
tijden", heeft de Geïllustreerde
Pers, Amsterdam een deel gewijd
aan het boeddhisme. Wie iets wil
opsteken van de ontstaansgeschie
denis. de inhoud en de beleving
van deze godsdienst alsmede van
de boeddhistische cultuur, maar de
bestaande inleidingen toch ietwat
te moeilijk vond. kan het rustig wa
gen met de GP-uitgave. „Boeddha".
Gabriele Mandel Sugana ver
staat de kunst de westerling wat
meer zicht te geven op de voor
hem/haar zo gecompliceerde en
vaak mysterieuze denk- en ge
voelswereld van het boeddhisme,
althans op de hoofdlijnen ervan.
Een handige typografische inde
ling geeft de lezer de indruk dat hij
zich telkens per twee pagina's met
slechts een kort hoofdstuk kan be
zighouden en du9 de moeilijke za
ken kan overzien. Bij elkaar geno
men verschaft echter dit 75 grote
pagina's tellende boek een behoor
lijke brok informatie. Precies ge
noeg voor eerste oriëntatie.
De meer ingewijden zullen het
boek willen bezitten als een pla-
tendeel dat fascinerende verten
kleurrijk dichterbij brengt (f 6,95
voor GP-abonnees f 5.50).
Nationaliteitsgevoel is een vreemde zaak. Het is de resul
tante van verschillende factoren, waarvan er sommige con
stant zijn en weer andere wisselvallig. Dr. P, Geyl heeft daar
aan in zijn werk veel aandacht geschonken. De constante
factoren zijn de geografische gesteldheid en de taal. De niet-
constante zijn er vele; het zijn de historische factoren zoals
dynastie, staat, godsdienst, economische belangen. Vooral een
eeuwen geduurd hebbende lotsverbondenheid is hierbij van
grote betekenis. Toch, dat nationaliteitsgevoel blijft een vrij
ongrijpbare zaak en dat temeer, omdat het naar inhoud ook
nog van individu tot individu verschilt.
Kan men spreken van de
Surinaamse natie? Men kan
zowel „ja" als „nee" verdedi
gen.
Een Surinaamse schrijfster
van gemengd bloed: Bea Via-
nen, heeft bij Querido te Am
sterdam een in het Nederlands
geschreven roman uitgegeven:
„Strafhok" geheten. Op zich
zelf is dit al tekenend voor de
Surinaamse situatie. Het boek
is haar tweede roman. In de
eerste: "„Sarnami, hai" heeft
zij zich bezig gehouden met de
problematiek van een Hindo-
staanse die zich wilde los
maken van haar milieu.
In „Strafhok" tekent zij de
verregaande moeilijkheden
van een gemeenschap die vele
rassen kent, verscheidene
godsdiensten en talen en ster
ke maatschappelijke verschil
len. Voeg daarbij het neo-ko-
lonialisme en een nog altijd op
Nederland georiënteerde be
stuursvorm, en men krijgt
enig idee van de onvoorstelba
re moeilijkheden waarmee Su
riname te maken heeft.
Bea Vianen geeft een alles
zins overtuigend beeld van die
moeilijkheden.
De hoofdfiguur in haar boc-k
is een Hindostaanse onderwij
zer: Mohar Gopalraj die ver
liefd is op een Javaanse ver
pleegster Roebia. Een andere
sterk op de voorgrond tre
dende figuur is Raymond van
de Berg, een zwarte homo die
in Wageningen gestudeerd
heeft, daar moeilijkheden
heeft gekregen en naar Suri
name teruggekeerd is. Hij is
3val
11
VOO'
|ensToegang vrij voor hou-
van een culturele iden-
Jtskaart van de Raad van
9' *opa." Dit in het Engels
'Stelde opschrift vond een
ilaalrist, na een ezelrit van
v3^ uur, op de deur van een
luscuul kapelletje in een
«legen streek van Span-
Misschien was een Euro-
Is cultureel paspoort niet
0°Toluut onmisbaar om dit
nenligdom te kunnen betre
st, maar niettemin biedt
J dergelijke kaart wezen-
pe voordelen, zoals reduc-
rlartop reis- en theaterbiljet-
indvl toegang tot culturele in-
aao|"n9en en toelating tot de
hui^ers'te',en 'n ,w'nt'9
ftaten van de Raad voor
'3 Iturele Samenwerking,
srs.parlijks gebruiken onge
veer 7000 personen een cul
turele identiteitskaart bij rei
zen voor wetenschappelijke
of specifieke culturele doel
einden. De kaarten worden
verstrekt door de bevoegde
regeringsinstanties in elk
land, in de meeste gevallen
het ministerie van onderwijs.
Tot voor kort hadden we
tenschappelijke onderzoe
kers die in het buitenland
reisden, een aanbevelings
brief van hun eigen Ambas
sade in het bezochte land
nodig, voordat zij werden
toegelaten tot de instituten
waar zij hoopten te werken
Alle tijd en moeite aldus be
steed om te bewijzen dat
deze mensen competent wa
ren en aanspraak konden
maken op hulp, gingen in
feite verloren voor hun
werk.
Om nu het vrije verkeer
tussen schrijvers, kunste
naars. leerkrachten, bepaal
de categorieën studenten en
jeugdleiders te bevorderen
en te vergemakkelijken
heeft men de culturele iden
titeitskaart ingevoerd. De
kaart is verkrijgbaar voor
ieder, die de nationaliteit
van één der lidstaten van de
Raad voor Culturele Samen
werking bezit en een studie
reis maakt.
Houders van de kaart ver
krijgen faciliteiten voor re-
searchwerk in het buiten
land, en ook in andere op
zichten genieten zij vele
voordelen. De reductie op
reisbiljetten gaat soms wel
tot 50 pet. Kaartjes voot
schouwburgen en concertza
len worden goedkoper ver
strekt. De toegang tot mu
sea, kunstgelarijen, biblio
theken, rijksarchieven en
tentoonstellingen (soms zelfs
tot zalen, die voor het
publiek gesloten zijn) wordt
vergemakkelijkt.
Kaarthouders kunnen aan
de universiteiten college lo
pen of er wetenschappelijk
onderzoek verrichten. Zij
hebben recht op onderdak
en maaltijden In studenten
huizen en -restaurants
(soms zelfs gratis); op Mal
ta bijv. is overnachten in de
studententehuizen vrij toe
gestaan, behalve in de zo
mer; op Cyprus geven alle
hotels een reductie van 10
pet; in Griekenland biedt de
Touring Club gratis wegser-
vice aan automobilisten die
in het bezit van de kaart
zijn.
De landen waar de cultu
rele identiteitskaart wordt
erkend, zijn België, Cyprus,
Denemarken, de Duitse
Bondsrepubliek, Frankrijk,
Griekenland, Griot-Britan-
nië, Ierland, Italië Luxemburg,
Malta, Nederland, Noorwe
gen, Oostenrijk, Turkije, IJs
land, Zweden en Zwitserland,
plus Spanje en Vaticaan
stad. De verstrekte facilitei
ten verschillen vanzelfspre
kend van het ene land tot
het andere.
Teneinde het gebruik ven
de kaarten te beperken tot
alleen werkelijk geïnteres
seerden, werd het aantal be
trekkelijk laag gehouden. In
1967 werden slechts 7000
kaarten uitgereikt. Er be
staat echter geen werkelijke
restrictie en elke regering is
vrij in de uiteindelijke be
slissing wie voor een kaart
in aanmerking komt.
In de praktijk krijgt de al
dus verstrekte identiteits
kaart steeds meer het ka
rakter van een waar Euro
pees cultureel paspoort. Na
dere inlichtingen over het
aanvragen ervan ontvangt U
door te schrijven aan de Af
deling Culturele Zaken van
de Raad van Europa
(67-Strasbourg, Frankrijk).
eveneens onderwijzer en te
vens Mohars beste vriend.
Suriname kent, zo wil Bea
Vianen aantonen, veel straf
hokken. Het is voor de enke
ling heel moeilijk, aan het
strafhok waarin hij leeft, te
ontkomen.
Zeker, de inwoners weten
dat zij in Suriname wonen, zij
voelen zich Surinamers, maar
dit gevoel is nog slechts zwak
en het staat niet in het cen
trum van hun leven. De ver
schillende bevolkingsgroepen
vermengen «zich heel moeilijk.
Racisme viert er hoogtij. Ver
schil in godsdienst is een bijna
niet te nemen barrièère. En
dan zijn er de maatschappe
lijke tegenstellingen. Er heerst
in Suriname onder bepaalde
bevolkingsgroepen grote ar
moede.
Bea Vianens roman speelt in
de omstreken van Paramaribo
en in de stad zelf, De bauxiet-
maatschappij is een grote eco
nomische macht die vrijwel
oppermachtig is.
„Strafhok" is een roman,
geen reportage, geen rapport.
De lezer, kan dus niet zonder
meer aannemen dat de ge
schetste situatie de werke
lijke is. Bea Vianen heeft ook
geen anti-koloniaal pamflet
geschreven; zij z^t zich hoege
naamd niet af tegen de ral
van Nederland.
Nee, Suriname is nog niet
een natie in de zin die in het
algemeen aan het woord natie
gegeven wordt. Dat blijkt uit
„Strafhok". Want al hebben
we met een roman te maken,
hij overtuigt. Dat komt vooral
doordat de schrijfster afstand
bewaart tot haar personen; zij
kiest niet voor een bepaalde
bevolkingsgroep, zij laat op
bijna koele wijze zien waar
door de Surinaamse bevolking
geteisterd wordt. De bevolking
is slachtoffer van een vroeger
koloniaal bewind. Weinig lan
den in de wereld kennen een
zo grote verscheidenheid van
cultuur, fas. godsdienst en
maatschappelijke status.
Mohars liefde tot de mooie
Roebia staat ogenschijnlijk
centraal, maar werkelijk cen
traal staat de clan-geest. In»
alle kringen van de Surinaam
se bevolking zijn er figuren,
die modern zijn gaan denken:
negers. Creolen, Hindostani,
Javanen en blanken. Maar zij
zijn vooralsnog machteloos.
Traditie en adat vormen taaie
banden. En dan de volstrekte
economische onmacht.
Nogmaals. Bea Vianen zet
zich niet af tegen Nederland
Daar was het haar niet om le
doen. Maar haar boek maakt
toch wel duidelijk, dat Neder
land door zijn vroeger kolo
niaal bewind en zijn latere
verwaarlozing een grote
schuld op zich geladen heeft.
Van het idyllische beeld dat
wel eens van Suriname opge
hangen wordt, namelijk dat
van een land waarin vele ras
sen vreedzaam naast elkaar en
doorelkaar leven, blijft niet
veel over. Een geheel ander
beeld wordt opgeroepen, dat
van een verscheurde en ge
frustreerde samenleving.
Die verscheurdheid open
baart zich ook in de hoofdfi
guur Mohar. Hij heeft Roebia
Bea Vianen
lief. Trouwt hij haar, dan
wordt hij uit de Hindostaanse
gemeenschap gestoten. Dwars
door zijn liefde heen. voelt hij
zich ook tot een Mohamme
daans meisje van Indisch ras
aangetrokken. Ook bij hem. de
agnost, kruipt het bloed waar
het niet gaan kan.
Bea Vianen heeft van haar
held geen ridder zonder vrees
of blaam gemaakt. Mohar is
wreed voor Roebia. Zijn ver
scheurdheid uit zich minder in
wat hij tegen Roebia zegt dan
in de manier waarop het ge
beurt.
Het dramatisch hoogtepunt
in het boek is een moord, een
rechtszitting en de relletjes die
daarna in Paramaribo ont
staan.
Een stille, rustige Javaan
vermoordt een bestuursopzich-
ter, die 'n dochtertje van Ka
zan, de Javaan, verkracht
heeft. Een dergelijke figuur
gaat niet naar de rechter om
zijn beklag te doen. Trouwens,
zou dat veel hebben uitge
werkt? Nee, hij wreekt de eer
door
J. van Doorne
van zijn dochter en de eer van
zijn beledigd ras. Hij wreekt
ook zijn eeuwige armoede en
zijn dicht bij de slavernij lig
gende ondergeschiktheid. De
Nederlandse rechter legt een
zware straf op: vijftien jaar
gevangenisstraf. Die rechter
negeert de vele verzachtende
omstandigheden, voortvloeien
de uit een oosterse mentaliteit
en de schandelijkheid van de
misdaad van de opzichter.
Het vonnis wekt onrust.
Mohar en enkelen van zijn
vrienden beginnen, overigens
met open vizier, de bevolking
wakker te maken. De mensen
moeten zich hun situatie be
wust worden. Wat zij willen
is een maatschappij van wer
kelijk vrije, aan elkaar voor
de wet gelijke mensen. Ook
willen zij de strafhokken af
breken; zij willen integratie.
Op grond van hun activiteiten
worden er enkelen van hen
gearresteerd. Er worden getui
gen opgeroepen, onder wie
Mohar.
Het verslag van die rechts
zitting zoals dat voofkomt in
de roman, is een voorbeeld
van hoe het niet moet. De
rechter, een Nederlander, bo
ven hem het portret van de
Nederlandse Koningin, intimi
deert de getuigen op ergerlijke
wijze. Naderhand is hun con
clusie dat zij net zo goed niet
hadden kunnen getuigen:
schuld en vonnis stonden al
van tevoren vast. De beide be
klaagden worden tot gevange
nisstraf van een maand ver
oordeeld. En toch hadden zij
niets gedaan dan in het open
baar hun volstrekt eerbare
overtuiging kenbaar maken.
Het gevolg van de rechtszit
ting is het uitbreken van rel
letjes. Maar heel anders ge
structureerd dan men zou ver
wachten: de getergde bevol
king treedt niet massaal tegen
politie en justitie op, maar
grotendeels tegen de groep,
die hervormingen voorstaat.
Het zijn raddraaiers, commu
nisten. Het oude liedje. In de
ze relletjes, die rassentegen
stellingen tot voedingsbodem
hebben, openbaart zich de
verscheurdheid van Suriname.
Ik vind „Strafhok" een be
langrijk boek. Het munt niet
uit door beeldend taalgebruik
en de stijl doet enigszins
stroef aan. Wie het wil gaan
lezen en niets weet van de ge
schiedenis en de huidige situa
tie van en in Suriname, doet
er goed aan. zich eerst op de
hoogte te stellen; hij zal daar
van veel profijt hebben. (203
blz. f9.90)