CONSUMINTENMACHT Televisiemakers: nieuw priesterdom? mbenut wapen binnen ons bereik a OENE BULT EN ZBJN ZATERDAG 3 APRIL 1971 Onze economie is afhankelijk van de verbruiker. Vroeger leed de hele ^^nomie wanneer de boeren er slecht aan toe waren. Tegenwoordig raakt de ®>nomie in moeilijkheden als de miljoenen verbruikers minder beginnen te ■jen. Of te veel. Overheid en bedrijfsleven stellen groepen van hoog gekwa- ^ceerde deskundigen in om het consumentengedrag na te gaan. Grote som- Hn gelds worden uitgegeven om mensen er toe te bewegen bepaalde artikelen ■produkten te kopen. Ontevredenheid onder de consumenten over stijgende lijzen heeft zelfs regeringen ten val gebracht. Terwille van de consument |J|rden in Europa grenzen afgeschaft ten einde één reusachtige markt van ^Teerdere honderden miljoenen consumenten te creëren. door J. Jürgen Jeske Als enige krant in ons verschijningsgebied kunnen wij dit artikel publiceren van J. Jürgen Jeske. economisch redac teur van de Frankfurter Allgemeine Zeitung. De Illustratie bij dit op verzoek van de Raad van Europa geschreven artikel is ontworpen door de Franse tekenaar Jean Percet. De consument is zich in het alge meen niet bewust var. de macht die hij bezit. Uit recente verslagen van de Raad van Europa blijkt dat er in de meeste landen geen consumenten organisaties bestaan. Er zijn werk geversverenigingen en vakbonden. maar geen doeltreffende pressiegroe pen die de belangen van de consu ment behartigen. De doorsnee consu ment staat vaak hulpeloos tegenover de keiharde verkoopcampagnes van bedrijfsleven en handel. In grootmoeders tijd waren de za ken eenvoudiger. De mensen waren voldoende op de hoogte om wol van katoen te onderscheiden of de kwali teit van een of ander meubelstuk te beoordelen. En stond de verbruiker voor een probleem, dan was er altijd de winkelier of de -vakman die hem van advies diende. Toen wika Oene Bult voor zijn gezondheid in het buiten land was. nam ik een stukje over uit een artikel van hem In Hervormd Heerenveen. Wi ka Bult (voor hen die het her vormde jargon niet kennen, wika Is: werker in kerkelijke arbeid) zag voor zijn geestes oog een soort van dominee- loos tijdperk aankomen. Al thans een tijd met beduidend minder predikanten dan nu. Hij was niet van de kaart, hij geloofde dat het zou kunnen gebeuren dat vrijwel alle ker- kewerk door niet-predikanten gedaan werd, „waardoor de gemeente de kans krijgt niet alleen door de nood, maar ook door hoop en liefde ge dreven, in beweging te komen", en hij besloot: „Dan zou uit het verlies van de do- mineeskerk wel eens de winst van een gelovende gemeente, een levende kerk te voor schijn kunnen komen". Ik gaf daarop een ja-maar achtige reactie weg: „...ik heb te vaak gezien dat een floris sant gemeenteleven, gestimu leerd (dat is dus niet: geleid, en nog minder: in eigen han- door A J KLEI den gehouden) door een do minee die z'n tijd en de men sen van deze tijd verstond, in elkaar klapte na het vertrek van die dominee. Blijkbaar hebben kerkmensen, hoe mondig ook, toch een predi kant in hun nabijheid nodig als stimulator, als richtingaan wijzer. Nog niet genezen, maar wel terug, belde Oene Bult me op: „Ik heb nu pas je reactie kunnen lezen en het gaat mij er niet om, gelijk te krijgen, maar 'k zou graag nog wat aan je kwijt willen... Geen be zwaar? Goed. Ik neem om te beginnen aan dat wij het er over eens zijn dat er steeds minder wat je noemt gewone dominees komen. Moet je daar nu alleen maar hoofd schuddend mee bezig zijn? Je weet dat dominees voor een hoop kleine gemeenten onbe taalbaar worden en bovendien als dan zo'n man flink om- hoogschiet in salaris... niet waar, dat zit er in..„ staat-ie voor een gemeente die voor het overgrote deel door arbei ders en kleine middenstan ders gevormd wordt, mensen die niet zo royaal plegen mee te delen in de welvaartsstij ging. Ik wil maar zeggen, de maatschappelijke en financiële kloof wordt steeds groter, wat niet best is".' Nu vraag ik jou: vind jij het per se nodig dat iemand die leiding aan een gemeente geeft, een universitair ge vormde predikant is? En moet je een aantal jaren theologi sche studie achter de rug heb ben, om je zegje te kunnen doen op een bruiloft of aan een graf? Er zijn heel wat plaatsen waar, zeg maar de bovenmeester of de postkan toorhouder dat uitstekend zouden kunnen doen, ik be doel: leiding geven en die an dere dingen. Ik weet van een dorp hier in Friesland, waar een arbeider al een paar jaar jongeren catechisatie geeft en dat uitstekend doet. „Wat zeg je? Dat een niet- predikant misschien eerder met zijn eigen denkbeelden op de loop gaat? O ja, er zal best het gevaar zijn dat hij zich gemakkelijker door zijn emoties laat leiden en dan in vreemd vaarwater terecht komt... Maar begrijp me goed, ik stel me niet voor dat ooit alle dominees van de aardbo dem zijn weggeveegd, ik zou voor Friesland met z'n vier honderd predikanten willen denken aan eensituatie dat er veertig, vijftig dominees over zijn gebleven. Die moe ten dan om zo te zeggen de lekeprekers in de gaten hou den, dat ze geen onzin gaan verkopen. En omgekeerd moet zo'n arbeider of zo'n postkan toorman weten waar zijn aca demisch gevormde mentor zit, waar hij naar toe kan voor zijn... hoe noemen we dat?.. voor z'n vorming en voor eventuele correcties". „Kijk, dat priesterschap al ler gelovigen is niet alleen op papier iets moois, het bestaat. Ik heb die catechiseermeester al gehad, er zijn meer voor beelden. ik kan je ook vertel len dat ik een paar keer voor een preekbeurt moest bedan ken en tqerr tegen de betrok ken broeders zei: mensen, jul lie kunnen het zélf wel. en ik weet van drie gemeenten waar een ouderling een eigen preek hield en dat de ge meente gesticht naar huis ging... Of hoor jij soms tot de mensen die vinden dat je niet meer gesticht mag worden? Niet? Mooi zo, en wat dat predikantentekort betreft, dat hoeft ook in ander opzicht geen complete ramp te bete kenen, er komt dan tenminste goeie doorstroming. Nou, dit is mijn verhaal zo ongeveer. Moet ik mijn commentaartje van toen inslikken? Heb ik misschien te eenzijdig naar fleurige dominees gekeken en niet gedacht aan predikanten die door hun aarzelingen of slomigheid veel zaken blauw- blauw laten en die pas door hun vertrek baan geven aan gemeentelijke activiteiten? Oene Bult denkt niet aan uitersten, hij heeft „gewone" gemeenten op het oog en geeft voorbeelden van goed herder en leraarschap van niet-dominees. Ik noteer ze dankbaar en ik hoop dat er steeds minder mensen komen die alleen met een dominee, hun dominee, op de welge- -toffeerde achtergrond aan de kerkelijke slag kunnen raken (ik zie dat soort kerkmensen namelijk nog steeds, vandaar). Nu wordt de consument met een te groot assortiment geconfronteerd om nog vrijelijk zijn keuze te kunnen bepalen. In een supermarkt van ge middelde grootte alleen al worden 2000 tot 3000 artikelen te koop aan geboden. De consument wordt onop houdelijk overstroomd met reclame voor nieuwe produkten. In het tijd perk van massa-aankopen en zelfbe diening kan de individuele klant niet langer op de handel terugvallen voor raad; de kleinhandelaar is vaak zelf niet in staat een antwoord te geven op vragen over kwaliteit of geld waarde van zijn waren. Door dit gedeeltelijke of totale ge brek aan voorlichting is het de ver bruiker vaak onmogelijk een ratione le keuze te doen. Daarbij komt dat de meeste consumenten gewoonweg de tijd niet hebben rustig te winke len en het ene artikel tegen het an dere af te wegen. In grote mate is het de consument zelf aan wie dit gebrek aan invloed moet worden toegeschreven. Wan neer het erom gaat geld te verdie- men, verdedigt 'hij resoluut zijn be langen. Maar wanneer het erom gaat dit geld uit te geven, getuigt hij van verbazingwekkend veel zorgeloos heid. Dezelfde persoon die altijd klaar slaat over belastingen of plaatselijke aangelegenheden te klagen, dient als consument zelden een klacht in bij de kleinhandelaar of de fabrikant. Bijna niemand is van mening dat hij werkelijk iets kan bereiken door zijn klandizie ergens in te trekken, doch BIJLAGE VAN HET KWARTET De Rotterdammer Nieuwe Haagse Courant Nieuwe Le'dse Courant Dordts Dagblad de strijd om de minirok in 1970 heeft aangetoond dat de consumenten, als orgaan, de macht hebben „nee" te zeggen tegen produkten waar ze niet mee opgescheept willen worden. Gelukkig genoeg zijn in de laatste jaren de consument en zijn plaats in de economie in de belangstelling ge komen. Ir. vele landen wordt door de overheid een door de staat gesubsi dieerd consumentenbureau opgericht of zelfs een minister voor consumen tenbelangen benoemd. BoVendien houder, regeringen en internationale organisaties, zoals de Raad van Europa, zich met diepgaande studies bezig over een wettelijke status voor de consument, waarbij hem een mi nimum aan voorlichting gegaran deerd wordt en hij tegen oneerlijke praktijken beschermd wordt. Mer. is het er echter in 't algemeen over eens dat met wetgeving slechts een klimaat geschapen wordt waarin de consument zichzelf kan voorthel pen. De consument moet ervan door drongen worden zelf voor zijn rech ten op te komen. Dit vereist dat een ieder beter voorbereid wordt voor zijn rol als consument. Mensen met een dege lijke opleiding kopen verstandiger er. aten zich niet zo gemakkelijk om de oiin leiden als degenen die minder inderwijs genoten hebben. De meest /oor de hand liggende conclusie is lat consumentenopleiding reeds op de lagere school moet beginnen, zoals terecht wordt bepleit door de Raad van Europa. Wat hiervoor in de eerste plaats nodig is. is eer. betere kennis van de economie en vooral van de wijze waarop prijzen bepaald worden. De toekomstige consument moet zo ook bekend gemaakt worden met de nieuwe materialen, produktiemetho- des en technische problemen var. on ze tijd. Tenslotte is een grondig on derricht in de juridische aspecten, iets dat later direct van invloed zal zijn op de consument in zijr. dage lijks doen en laten, van essentieel belang. Is de consument eenmaal beter be kend met de economie, dan zal hij zich niet langer als een onderdeel in het uitgebreide economische rader werk voelen. iHij zal meer interesse tonen voor zijn rol als consument en zal er vaker toe geneigd zijn voor zijn rechten op te komen. Alleen een 1 „getrainde consument" kan zijn. plaats innemen als gelijke partner in onze consumptiemaatschappij. Bij de tien meest bekeken televisieprogramma's van 1970 waren zes voetbal wedstrijden. De finale in het Europa-cup-tornooi tussen Feijenoord en Celtic werd door 82 procent van de kijkers gevolgd, dat wil zeggen: door ruim zeven miljoen Nederlanders, dat is meer dan de helft van de totale bevolking. De Noord- amerikaanse televisie-profeet Marshall McLuhan leek gelijk te hebben, toen hij, lang geleden, in een Brandpunt-uitzending vaststelde dat het bijwonen van, of het kijken naar een voetbalwedstrijd, moest worden gezien als een soort religieus stammenritueel. door C. J. Los Luhan had gesproken woorden gaven nog eens gouden-kalfachtige bena- ing de televisie weer. benadering is in hoge mate lersoonlijk'. Want de t°le- 6 wordt niet als een optel van programma's gezien. een doos waaruit be nde lichtbeelden komen, t is waarschijnlijk dat die adering zal blijven bestaan, mg er geen deugdelijk on- K)ek wordt verricht naar de lier waarop kijkers pro- nma's verwerken. Op het nblik is het zo dat gesteld worden hoeveel menstn er bewegende beelden kij- je kunt niet nagaan wal met die programma's doen Qzal McLuhan's bekendst» >ep: .Het medium is d< Ischap' voorlopig nog we) en voortbestaan, ook al dt die kreet weinig aankno- ipunten voor een ,goed ge- t' over televisie. Je praat niet over een kraan die r geeft als je hem open- lait. Zolang er geen zinnig woord kan worden gezegd over wat de kijkers met hun program ma's doen, loont het de moeite om aan de andere kant van de buis te beginnen, bij de pro grammamakers. Die hebben het voordeel boven de kijkers, dal ze te tellen en dus te onder vragen zijn. In Engeland is een boek ver schenen waarvan de titel doei vermoeden dat McLuhan kruipt waar hij niet gaan kan: 'The new Priesthood' (Het nieuwe priesterdom). Die vrees is ech ter ongegrond. Het boeK be staat uitsluitend uit inter views met Britse programma medewerkers uit alle geledin gen van het tv-bedrijf. ('The new Priesthood', door Jcar Bakewell en Nicholas Garn- ham. Uitg.: Allen Lane Penguin Press, 315 blz., f 28, In 1962 verscheen bij Bruna een pocket die was bedoeld als een tv-handboek. Menige Ne derlandse tv-persoonlijkheid uit die dagen werd in be knopte vorm, maar daarom niet minder zwierig van teke ning voor de lezer neergeze-. Als er iets uit die verzamelde notities naar voren kwam, was het de sfeer van bijna authen tiek priesterdom. Er werd bij voorbeeld uitvoerig stilgestaan bij allerlei wondertjes der tech niek, bij de plankenkoorts die altijd op tijd verdween en bij ales wat verder op nippertje lukte. Van echt worstelen met de materie was nog geen spra ke. Waarschijnlijk was men veel te blij de 'weg naar de top' te hebben gevonden. In The new Priesthood is geen sprake van triomf, blijdschap of glamour. Wel zijn hier en daar -pzienbarende opinies te lezen Om nog even op het voetballen terug te komen: Anthony Smith, eindredacteur van de actualitei tenrubriek '24 hours' vindt sporl op tv niet alleen vervelend, hij meent bovendien dat er een nieuwe vorm van pornografie aan het ontstaan is. „doordat sportgebeurtenissen in onbe perkte hoeveelheden worden uitgezonden. Het is iets dat al leen maar wordt gebracht om dat je weet dat de mensen zullen kijken. Je weet ook dat er iets. bijna physiologisch, bestaat in de kijkgewoonten van de men sen, dat kan worden gebruikt om het kijkcijfer op te krikken. Is dat niet hetzelfde als porno grafie?" Smith zegt trouwens meer aardige dingen over de verhou ding programmamaker - kijker: „Er moet scherp onderscheid worden gemaakt tussen pro gramma's die grote» aantallen kijkers gevangen houden en pro gramma's die grote aantallen kijkers stimuleren". Of deze ..Ik wil dat zoveel mogelijk 'mensen kijken naar wat we doen, maar ik probeer niet dat gene te doen waardoor ik het grootste aantal kijkers krijg". Een boek vol interviews is per definitie een citatenboek. We citeren dus nog wat verder. Er zijn, om maar wat te noemen, tal van uitspraken te vinden over reactie-patronen. Ned Sherrin, destijds producer van ..That was the week that was" (de Nederlandse variant daarvan zou later „Zo is het toevallig ook nog 'ns een keer" gaan heten) zegt van dat programma dat het enorm populair was, al zat de conservatieve partij er nogal mee in haar maag. Nie mand wist welk argument men tegen het programma moest hanteren. Totdat een partijlid in een toespraak het woord „vuilig heid" liet vallen. Bij de opening van een nieuw seizoen was het programma „vuiligheid" gewor den. Samenstelster Joan Bakewell constateert dat de discussie over televisie nogal verwarrend ver loopt. „Een tv-spel dat het ge weld in onze samenleving be handelt, veroorzaakt een debat over geweld op de televisie. Een toneelschrijver die, laten wc zeggen een misgelopen huwelijk beschrijft en daarbij maatschap pelijke en sexuele neurosen aan een onderzoek onderwerpt, zal een discussie losmaken over sex op televisie. De mensen maken zich zorgen over sex en geweld op televisie. Dat is gemakke lijker dan zich zorgen te maken over sex en geweld zelf'. In sommige interviews is op voortreffelijke wijze samen hang gebracht Zo klaagt Mal colm Muggeridge (dank zij het IKOR ook hier een tv-per- soonlijkheid) erover dat pro grammamakers in de informa tieve sector zo verschrikkelijk bevooroordeeld zijn. „Ze zijn bijna allemaal liberale huma nisten. Je kunt praktisch altijd vermoeden dat ze A een goede, en B een slechte man zullen vinden: dat dit de goede rich ting Is en dat de slechte". Een vraag daarover wordt dan verderop voorgelegd aan David Attenborough, pro gramma-directeur van de BBC. Die zegt: „Wanneer de BBC een organisatie zou zijn die niets anders deed dan op autoritaire manier boodschappen uitdra gen naar een passief publiek, dat ligt te wachten om met programma's te worden over spoeld. dan zou u gelijk heb ben. In werkelijkheid zijn er veel tv-makers in dit gebouw die niet de opdracht hebben hun standpunten uit te dragen, maar die van anderen halen". The néw Priesthood bevat naast veel informatie voor Brits gebruik evenveel alge mene tv-informatie en informa tie over programma's die ook hier bekend zijn (Stiefbeen. Tot de dood ons scheidt. Man Alive. Marty). De Nederlandse televisie heb ben we ondanks ijverig speuren maar een keer aangetroffen, namelijk in het gesprek met Attenborough. Garnham vraagt of bijvoorbeeld de Jehova Ge tuigen als minderheidsgroep geen eigen programma zouden moeten hebben „zoals ze dat in Holland doen?" Het feit dat de Nederlandse omroeppraktijk er niet wordt bijgehaald is niet zo verba zingwekkend in een boek dat over de Britse televisie gaat. Aan de andere kant wekt het wel enige verbazing omdat Garnham in zijn slotwoord tot de (verheugende) conclusie komt. dat meervoudige televi sie de voorkeur verdient boven een monopolie-positie, zoals de BBC die vroeger had. „Een monopolie-positie was alleen gerechtvaardigd in een samen leving die was verenigd onder een heersende elite. Nu we le- v;n in een maatschappij die steeds veelvormiger wordt, vra gen we ook om een veelvormige omroep". Jammer voor ons dat The new Priesthood uitsluitend over BBC en ITV gaat. Het zou best de moeite waard geweest zijn te lezen wat Bakewell Garn ham denken van de Nederland se uitwerking van een veel vormige, om niet te zeggen dui zendkoppige omroep.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 13