.een Molendijk eert zijn leermeester Verheul TWEE VERKENNENDE ROMANS DEZE WEEK door Kanttekening BIJ EEN BISSCHOPSBENOEMING »TH»AO 9 JANUARI 1971 en toen kwam zécht- aan de beton in de bou- Dat vond ik zó'n naar eriaal en het werd allemaal echnisch. Toen ben ik er helemaal uitgestapt." De l, die in de bouwnijverheid verslagen door „de be is de Arnhemse kunst- Jder, graficus en journalist Molendijk. foee, ik zit niet in een re- jtie. Ik kijk wel uit. Maar en kunstcriticus van „De kfschapbode." En op die lans W. Ledeboer 1.1 *1 kt kier heb ik toch een vaste met jullie vak, op de ma- die mij aanstaat." ^en Molendijk is een boe- oon. in 1904 geboren in Per- Hij is getrouwd -met de Iter van een Rijnvaart-re- I Molendijk volgde een op- ng in de bouwnijverheid, 1 daarmee op wat toen am- sschool heette, in Schie- i ln Rotterdam bezocht hij ■na de avondacademie en fvoI|de de PBNA-opleiding Wt/nde. I hij achttien jaar werd, de aankomende architect dijk in contact met de zeer bekende Rotterdamse architect J. Verheul Dzn. de schepper van de Grote Schouw burg aan de Aert van Nesstraat, die in het oorlogsgeweld ver dween. Bij Verheul werd hij volontair^tekenaar. Niets wees er op. dat Leen Molendijk zoals zovelen van zijn confraters sjjn verdere ar chitectenloopbaan niet zou op bouwen tussen tekentafels en niet zou regeren over staal, glas, baksteen en beton. Het werd echter allemaal to taal anders, niet in het minst door het karakter en de artis tieke gaven van Verheul, die eerder beeldend kunstenaar dan bouwmeester was. Bovendien is Leen Molendijk op een gegeven ogenblik rebels geworden tegen de materialistische kant van zijn vak. Tussen Verheul en Molendijk, leermeester en leerling, was een nauwe verhouding gegroeid, die van de kant van Molendijk werd gekenmerkt door eerbied en djepe genegenheid. Van die genegenheid geeft Leen Molendijk nu blijk door een heruitgave van de bekende boekjes van Verheul, de hele serie waarin nu zijn versche nen: „Pernis, Hoogvliet, Poortu- gaal en Rhoon" en „IJsselmon- de, Ridderkerk en Baren- drecht." „Die boekjes zijn eigenlijk ontstaan tijdens de vele fiets tochten, die Verheul en ik sa men maakten", vertelt Molen dijk. „Kijk, in feite was Ver heul ook eerder beeldend kun stenaar dan architect. Misschien is het allemaal begonnen, toen Verheul de Waalse Kerk bouw de, vroeger aan dc Schiedamse singel, een prachtig plekje aan tEERSTE volle week van luwe jaar begint met ram- randen, sneeuwstormen de ontmaskering van Me- X in Delft en forse ichuwingen dat de econo- cp rood staat. atmosfeer heeft een ge- henheid die een kentering verwachten", meent drs. i van Economische za- zijn hoogste chef de Ier is al even somber ge- belangstelling trekt de ptie van de jonge Delfte die toegeeft Ada Lansber- haar flat te hebben ver- Herademing voor duizen- moderne stadswijk Ambonezen-van-Wassenaar J «traffen van één tot zeven pisen na een fel requisitoir. r de pleiters niet minder j wordt bestreden. Dels zijn het slachtoffer van Ontsnappen van olie in de josch. Patiënten dreigen de leegstaande hartkliniek Utrechtse universiteit te bn als niet spoedig weer I geopereerd; het ooeratie- aan prof. Wieberdink in 1970 opgelegd, wordt druk liter,. NOS vraagt om sneliere jBing van de omroepbljdra- i Minister Schut geeft toe i woningbouw is tegcnge- I en verwijt de woningbouw Igingen dat ze zulke hoge litseisen stellen. Dr. Drees ■t DS'70 aanvoeren. f^ver wordt met 20.0C3 be- een groot succes. De »ne kerkvergadering open- iog eens dat de Hervormde ceristructureel in grote zorgen tl overlijden wordt gemeld irof. dr. W. Banning, die [grote rol speelde bij de "touw van de Hervormde "a de bezetting en bij de ak. Het verzet om de van dr. Simonis tot van Rotterdam duurt er komen ook meer en eympathiebetuigingen. departement van onder- n wetenschappen, verspreid over allerlei gebouwen in Den Haag, wil naar Zoetermeer ver huizen. De kleinmetaal komt met het eerste grote cao-akkoord na de loonmaatregel van de regering. In verschillende sectoren van het bedrijfsleven klinken zorgelijke geluiden; zo moet het chemische concern DSM op personeel be zuinigen wegens dalende winsten en zullen de posttarieven wel weer drastisch moeten stijgen. Land- en tuinbouw zeggen tussen wal en schip te raken. In het buitenland trekt na de ramp bij de voetbalwedstrijd in Glasgow 66 doden vooral hei Nabije Oosten de aandacht. Een nieuwe oorlog tussen Egypte en Israël schijnt steeds dichterbij te komen, hoe VN-bemiddelaar Jarring ook probeert er tussen te komen. Ondanks verzet van Kairo reist Jarring naar Israël voor overleg. PRESIDENT NIXON optimistisch Ten slotte Nixons optimistische visie op het wereldgebeuren: het belangrijkste dat zijn regering in de afgelopen twee jaar heeft be reikt, waren de grote vorderin gen op weg naar de vrede in Vietnam, zegt hij voor de tv. De oorlog is nog niet over, maar het einde van de AmeriKaanse gevechtsrol is in zicht. En wat de economie in Amerika betre'l; 1971 zal een goed jaar zijn, 1972 zal een heel goed jaar worden. En daarmee zijn vele Amerikaan se kijkers weer gerustgesteld. 7 :'7V ;,:7 -ff- Een van de eerste onderwerpen van Leen Molendijk was Pernis, zoals het vroeger was. in het midden, tegen over de achterzijde van de kerk, zijn geboortehuis (tekening links boven). Rechts een tekening van zijn leer meester J. Verheul Dzn. (de uit 1786 daterende boerenhofstede Te Woude in Ridderkerk). De naam van deze hofstede houdt begrijpelijkerwijze verband met het „Huis te Woude", dat In 1371 werd opgetrokken, vermoedelijk op de resten van een ouder „Huis te Woude". In het jongste„Rotterdams Jaarboekje" worden onderzoekingen naar dit kasteeltje beschreven. Een waterput, een stuk buitenmuur en een keldertrapje zijn blootgelegd en voor een deel gereconstrueerd. het water. Nu is dat de Schie- damsevest geworden, een brede hobbelige kei-straat, waarover auto's razen. „Ik tekende de ge vels en ik maakte aquarellen van die kerk." „Ik begon oude boerderijen in Pernis Ie tekenen en te aquarel leren. Verheul had er veel be langstelling voor en samen heb ben we het eiland IJsselmonde en de Hoeksewaard verkend. Onze tochten leidden tenslotte door heel Zuid-Holland. Het werden zwerftochten per fiets, auto en zelfs per boerenwagen. In die tijd maakte Verheul zelf prachtige aquarellen en teke ningen. Ook op dat gebied is hij mijn leermeester geweest. Ver heul was een heel goede peda goog, ik heb enorm van hem ge leerd." In de oorlog verliet Molendijk het architectenbureau Verheul aan de Mauritsweg. „Ik liet de bouwkunde maar helemaal va ren en ik ging als schilder wer ken. Een atelier kon ik te pak ken krijgen aan de Mijnsheren- laan en ik kreeg al direèt op drachten vpor het gemeente-ar chief. Mijn onderwerpen? Ker ken, molens, havens, stadsge zichten, landschap en later ook portret. Natuurlijk heb ik altijd grote belangstelling gehad voor historie en bouwkunst Brengt m'n achtergrond mee." In 1942. direct na een geal lieerd bombardement, trok Leen Molendijk met zijn gezin naar Arnhem. Daar woont hij nu nog. in de Sweelincklaan. Hij werd vooral historieschilder, kreeg opdrachten voor schilde rijen, aquarellen en tekeningen van verdwijnende dorps- en stadsgezichten. Die hangen in allerlei Nederlandse raadhuizen, tot in Delfzijl toe. OOK DE GROTE „resl van Nederland" is de afgelopen dagen getuige geweest van de onthutsing die de benoeming van kapelaan Simonis tot bisschop heeft veroorzaakt, alsmede van de daarop weer gevolgde re actie. Dat getuige-z(jn behoort nu eenmaal tot de wezenskenmerken van de hedendaagse mens, leven als hy doet in een tijd van openbaarheid en publiciteit. W(j z|jn ge- tulgen van vele gebeurlijkheden, die wfj vervolgens in onze geestes- en denkwereld hebben te verwerken. Dat ook dc rooms-katholieke kerk, zeker in ons land, in een bepaald ontwikkelingspro ces betrokken is, was bekend. Dit proces is ten dele vergelijkbaar met dat binnen het protestantisme. Belangrijke verschillen acht ik, dat hier, an ders dan bij het protestantisme, de „demo cratisering" een moeilijk te realiseren zaak Is, en voorts dat dc Nederlandse rooms-katholieke kerkformatie ook organi satorisch niet is los te denken van de rooms-katholieke wereldkerk met Rome als beslissend en besturend centrum. De Wereldraad van kerken ls daarentegen bij voorbeeld nooit gedacht als wereldkerk. HET ONTWIKKELINGSPROCES heeft ook binnen de Nederlandse rooms-katholieke kerk zekere spanningen opgeroepen. In zulk een situatie rijzen dan altijd de vra gen hoe het staat met de betrekkingen tus sen voorlopers en tros. Hier bovendien dc vraag, of de draad met de wereldkerk niet té strak gespannen zou komen te staan. Dit complex van spanningen nu is bij de be noeming door Rome van deze bisschop bij zonder duidelijk aan de dag getreden. De geesten zijn verdeeld. Vooruitstrevenden zien in hem een rem: de meer behouden den echter bespeuren In zjjn benoeming iets van de genoegdoening waarnaar zij, in toenemende verontrustheid, al geruime t(jd hadden uitgezien. Van eenheid, zoals die zo lange tijd voor de rooms-katholieke kerk typerend werd ge oordeeld. is bij dit oplaaien van emoties weinig meer te bespeuren. Toch al leek de kerk niet ontkomen aan het op-drift-ra- ken, zoals wij dat tegenwoordig op zo ve lerlei gebied meemaken. DUS KAN HET gebeuren, dat verscheide- nen in deze benoeming nieuwe redenen zien voor kritiek op Rome. Op zichzelf reeds een opmerkelijk verschijnsel: de paus Is in vele van zijn beleidsbeslissingen al lang niet meer onbetwist. Anderen zien in dit kritisch gedrag temeer aanleiding om hun trouw aan het hoofd der kerk mèt inbegrip van diens leer- uitspraken te beklemtonen. En In dit alles in een toch al fel reagerende tijd, waarin informatie een snel vervolg pleegt te vinden in meningsvorming, en deze weer in oordeelsvorming. Het kerk lid ontkomt dan niet aan positiekeuze, bjj de rooms-katholiekcn evenmin als b(j de protestanten. Teleurstelling en voldoening tot deze bei de dan is het waartoe de jongste benoe ming b(j de eigen geloofsgenoten heeft ge leld. Daar z(jn er die de benoemde in overweging geven z(jn benoeming niet tc aanvaarden, waarmee h(j zich, zeggen zjj zelfs, eerst recht een goed bisschop zou betonen. Anderen zien tot het afzien van dc ambtsaanvaarding generlei reden, in tegendeel zelfs. Heel deze problematiek zal met name van de buitenstaander de terughoudendheid vereisen waartoe sommige rooms-katho- lleken zich overigens bepaald niet ge noopt hebben gezien. WEL ZAL MET NAME de buitenstaander geneigd z(jn deze benoeming te plaatsen in de totale proportionering binnen de Ne derlandse rooms-katholieke kerk. Die kerk vertoont vooruitstrevenden. maar daar naast wellicht ongenoemd velen wie het tegenwoordig, b|j al dat veranderen in het vertrouwde, vreemd te moede wordt Zij hebben, niet minder dan de anderen, recht op aandacht en op pastorale zorg. En z(j voelen zich door de benoeming van juist deze bisschop gesterkt, gesteund, en ook getroost. Ljjkt dus een benoeming als deze binnen het totale college van Nederlandse bisschop pen te gaan in de richting van herstel van evenwicht en proportionering, een moei lijkheid lijkt ons als buitenstaanders toch te liggen in de omstandigheid, dat een bisschop, ook als hy deel uitmaakt van het college van bisschoppen, een specifiek en eigen ambtsgebied heeft, waarop hij naar de aard van zijn ambt een eigen stempel zal vermogen te drukken. Hoe het zij, door deze benoeming is de aanwezigheid van de rooms-katholieke kerk in ons land met haar problemen nog eens weer heel duidelijk geworden. Het gaat ook in dit alles om dc gang door de geschiedenis en om de ^eis door het leven. Een gang en een reis van mensen. Ook wanneer die mensen kerkmensen zijn. Al dan niet bisschop. DIEMER Vijf jaar geleden kwam Leen Molendijk, die behalve schilder een boeiend schrijver is, in con tact met De Graafschapbode. Bekendheid kregen zijn Molen- kalender en zijn atlas „Torens van Nederland". Het nauwe contact met Ver heul bleef. „Verheul had in zijn leven een prachtige collectie ge maakt Die is na zijn dood (in 1948) gelegateerd aan de ge meente Rotterdam." Ik wil pro beren die collectie in atlas-vorm te doen uitgeven. Het leeuwe- deel daarvan is nog nooit in de publiciteit geweest. Zij bevat oude boerenhofsteden, monu mentale hekken, patriciërshuizen en wat niet al. Het gebied is de hele provincie Zuid-Holland." Een werk van piëteit werd de herdruk van de bekende boek jes van Verheul. „Die hele serie wordt fotografisch herdrukt", vertelt Molendijk, „daarom is de oorspronkelijke spelling, vol gens De Vries en Te Winkel, onaangetast. Veel van wat Ver heul beschreef, is natuurlijk verdwenen. Ik heb er wel wat nieuwe elementen in gebracht, nieuwe tekeningen voor de her- uitgave gemaakt, want van eni- ge beschreven boerderijen be- stonden nog geen afbeeldingen. Die heb ik er nu ingevoegd." Over de roman van Willem G. van Maanén, Helse steen, een vertelling (Querido, Amsterdam, 129 blz., 9.50) zou veel te schrijven zijn. Allereerst technisch. De auteur noemt zijn boek een vertelling, in werke lijkheid gericht tot de lezers, maar binnen het kader van zijn opzet ge richt tot een fictieve vrouwefiguur. Die vertelling wordt driemaal onder broken door een verhaal uit een fic tief tijdschrift. Imago. Nu zijn derge lijke ficties in letterkundig werk zo doorzichtig, dat ze praktisch weinig meer zijn dan voorwendsels. Men kan zich afvragen tot hoever de ge loofwaardigheid varr de fictie behoeft te reiken. Over mijn roman „De Schuldige", die samengesteld is uit monologen van een aantal personen, is opgemerkt dat deze alleenspraken geen adres hebben. Men kan hierop antwoorden dat in het boek een rollenspel aan de gang is. waarbij de auteur telkens in een andere verkleding optreedt, een soort „Brand in de Jonge Jan". De verkleedvirtuoos richt zich in al zijn rollen tot het publiek. Zo is het Immers altijd en de hoofdzaak is maar dat de lezer een authentiek beeld krijgt van de figuur' of de figuren die in het geding zijn Ik vind dus dat men bi| zo'n fictieve opzet niet al te consequent behoeft te we zen De vraag Is maar hoe het bf| de lezer overkomt en welk totaalbeeld in diens her innering achterblijft. Van Maanen heeft aan zijn opzet zorg besteed en de ingelaste verhalen uit Imaqo fhet derde verhaal mis schien uitgezonderd) vervullen een duide lijke functie In het geheel. Een tweede uiteenzetting zou de literaire kwaliteit(en) kunnen gelden. Die heeft het boek duidelijk genoeq Evenals bl| goede manleren zie je dat aan kleinigheden, for muleringen zoals „een bos witte bloemen, smakeloos van fijngevoeligheid" (bl.14); „haar hals ia zo zacht en wit dat Ik wel kan hullen" (28); „de zwaan gooide hi| overboord, het dier bleef als een dikke klont schuim drijven" (40) enz. Zulke de tails mogen er niet uitspringen, maar ze lichten in het voorbijgaan even op als een sieraad op een zich bewegende vrouw. Ongetwijfeld heeft de schrijver gemikt op wat men noemt een „grote" roman, min of meer in het voetspoor van Stendhal. Het experiment zit minder In opzet en stijl, dan In het thema. En dat is het derde waarover men zou moeten schrijven. Dat thema Is namelijk een Incestverhou ding tussen zoon en moeder, met een (tij delijke) neiging tot exhibitionisme als ne venthema. Beziet men dit puur menselijk, los Van godsdienst en moraal, dan kan dit onderwerp verdedigd worden met de onuit roeibare drang van de menselijke geest alle grensgebieden van het mens-zijn te onderzoeken. De moraal vormt dan een beletsel om de sexualiteit in al haar ver- schljnlngs-, reap, ontaardlngsvormen te verkennen. De schrijver verricht met zijn fantasie, af of niet gestimuleerd door ervaring of horen zeggen, een 90ort klinische arbeid; hij ver schaft op zijn manier antropologisch stu diemateriaal. Verbreking van taboes bete kent dan voortgaande verlichting; de mo raal houdt de vooruitgang tegen Enigszins in tegenspraak hiermee zijn de schuldgevoelens, die in dit boek duidelijk meespelen en de bekentenis van de „ik figuur: „mijn egotisme is grenzeloos" (43) ..ik ben een exhibitionist" (64), „mensen die goed voor me zijn moeten bedrogen worden" (77), „ik ben een meester In pijn doen" (90). „het liefste dat je hebt vernieti gen, alleen maar omdat het te lief is om voort te bestaan" (96) enz De lk-figuur tekent zichzelf als pervers en beaamt dus Indirect de heersende bur gerlijke moraal. Er Is geen spoor van cy nisme ln dit boek en ook niet van „mora- llne-vrlje deugd" waarover Nietzsche er gens schrijft. Puur literair gesproken kan men dit verdedigen door te zeggen: „De ik-flguur leeft In een bepaalde maat schappij en In een bepaalde tijd: hij la voor een deel product van de omstandig heden en dus ook van de heersende mo raal. Een vrijgeest is hij niet." Maar dan is er nog een vierde punt: de extreme aandacht voor het sexuele In onze huidige samenleving en het literair exhibitio nisme als gevolg daarvan. Men kan ook dit v/eer psychologisch willen verklaren door de massificatie, door het wegvallen van de religie, door reactie op Victoriaanse prude rie. door de Entdeckerfreude nu zich een betrekkelijk onontgonnen gebied ontsloten heeft. Maar men kan het ook zien els een manie, een ziekte, als infantiliteit, els een eredienst van het vlees, als verloochening van de geeat. Er Is in die aandacht voor de sexualiteit iets maniakaals en men is geneigd te den ken: als er nu nog een boek komt over een herdersjongen die verliefd wordt op een geit, dan hebben we zo langzamerhand alles wel gehad. En kunnen we het dan In de literatuur eindelijk ook weer eens over iets anders hebben? •Pierre H. Dubois. In zijn Zomeravond In een kleine stad (Nljgh Van Ditmar, "s- Gravenhage/Rotterdam, 129 blz., f9,90) hanteert een moderner procédé dan Van Maanen in zijn Helse steen. Het sexuele neemt bij hem geen maniakale vormen aan. er blijft aandacht genoeg over voor het leven als totaliteit. In wezen is dit boek een soort filosofie, die zich bezighoudt met het geheim van het leven. Het ie niet meer de naïeve verwondering van een begin nende wijsgerige bezinning zoels bi| de oude Grieken, maar meer een mild soort verbl|8terlng vanwege de Ingewikkeldheid van alles. „Hij wil te veel tegelijk. Hij wil zich uitdrukken, vorm geven aan wat hem be zighoudt en hl] wil op hetzelfde ogenblik, dat de dingen vorm krijgen In wat hij doet Hij wil leven, geleefd worden en boven dat leven uit dat leven doorzien en bewijzen dat hij het doorziet. Maar hij kan het niet anders bewijzen dan door te schrijven" (blz. 4) Het Is dus het filosoferen van een schrij ver. op het standpunt van de schrijver, schrtjvenderwils beoefend De mens is hier een schrijvende mens: het denken Is niet van het schrijven los te maken Hier mee bewijst Dubois sl dadelijk dat het schrijven hem In het bloed zit. dat hij een geboren echri|ver is. In het boek van Van Maanen gebeurt tamelijk veel. bij Dubois tamelijk weinig. Ik citeer van de achterkant van het boek: „Het merkwaardige van deze roman achullt In zijn constructie. Het verhaal speelt zich af In drie verschillende thema's, die aan vankelijk niets met elkaar te maken schij nen te hebben: een belevenis in een kas teel aan de Loire, In Saumur, die de Indruk wekt de Inzet te zi|n van een „normale" roman; verder flarden van herinneringen en mijmeringen van een auteur; ten slotte de gebeurtenissen op een zomeravond In een kleine provincieplaats, waar de auteur van het verhaal In Saumur zich voor zijn werk heeft teruggetrokken en "n kortston dig liefdesavontuur beleeft. Pas in het slot- Pierre H. Dubois hoofstuk vloeien de drie thema's samen en scheppen een nog wijder perspectief." Dit laatste is gewoon niet weer. Over het leven komt de auteur wel tot zekere conclusies of werkhypothesen, zoals op blz. 77: „het (leven) is walgelijk en het is subliem; het is walgelijk in zijn oorsprong en In zijn einde. In zijn blinde zinloosheid, en het is subliem In zijn bestaan, in wat het i6." Maar met het romanprobleem komt hij niet klaar, vandaar de ondertitel „Ca priccio"; „hij zal het boek dat hij ontwierp niet schrijven, omdat het niet geschreven worden kan. Hl) zal wel schrijven, went hl) kan niet anders, maar het zal nooit méér zijn dan brokstukken van verbeeldingen, brokstukken ven visioenen, ruines van dro men, resten van angst en wanhoop. En soms een glimlach die vervluchtigt: een capriccio" (129). Flaubert moet gezegd hebben: „De schrijver le niets, het werk alles". Dit pa6t precies In wat Van Peursen de ontologi sche fase heeft genoemd, waarin duidelijke scheldingen, afstanden bestonden. De mo derne literatuur Is aan het andere uiterste ven de slingerbeweging gekomen. Niet zo dat men zeqgen rfioet: het werk Is niets, de auteur alles Want Dubois zal toch de Willem G. ven Maanen Illusie niet willen prijsgeven, dat men op deze manier óók belangrijk literair werk kan scheppen. Dichters dichten over het dichten, schrij vers schrijven over het schrijven. In plaats van ontologisch is de instelling functioneel geworden. Men kan ook zeggen: het ac cent valt op de mens en speciaal op die variant: de schrijvende mens. Het product ken van hem niet worden toegedacht, het volgt hem ale zijn schaduw. Zo wordt de schets, de droom, de conceptie, de aanzet, het fragment het eigenlijke werk maar nooit apart, nooit los van de schrijver. De scheppende droom behoort bij de mens als de aureool of nimbus bij de vroe gere heilige: niet als een bekroning vanuit een hogere wefeld, msar als een zichtbaar geworden emanatie, uitvloeiing van 's men sen vermogen tot het scheppen van kunst Wat men dan krijgt Is geen pure bekente nis-literatuur, dat i9 een eenvoudiger mode, maar een merkwaardig genre, waarbij het productieproces belangro|ker Is dan het product. Dit is natuurlijk niets voor het grote publiek, maar als experiment lijkt het mij. In de tegenwoordige literaire fase on misbaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 17