.een Molendijk eert zijn leermeester Verheul
TWEE VERKENNENDE ROMANS
DEZE
WEEK
door
Kanttekening
BIJ EEN BISSCHOPSBENOEMING
»TH»AO 9 JANUARI 1971
en toen kwam zécht-
aan de beton in de bou-
Dat vond ik zó'n naar
eriaal en het werd allemaal
echnisch. Toen ben ik er
helemaal uitgestapt." De
l, die in de bouwnijverheid
verslagen door „de be
is de Arnhemse kunst-
Jder, graficus en journalist
Molendijk.
foee, ik zit niet in een re-
jtie. Ik kijk wel uit. Maar
en kunstcriticus van „De
kfschapbode." En op die
lans W. Ledeboer
1.1
*1
kt kier heb ik toch een vaste
met jullie vak, op de ma-
die mij aanstaat."
^en Molendijk is een boe-
oon. in 1904 geboren in Per-
Hij is getrouwd -met de
Iter van een Rijnvaart-re-
I Molendijk volgde een op-
ng in de bouwnijverheid,
1 daarmee op wat toen am-
sschool heette, in Schie-
i ln Rotterdam bezocht hij
■na de avondacademie en
fvoI|de de PBNA-opleiding
Wt/nde.
I hij achttien jaar werd,
de aankomende architect
dijk in contact met de
zeer bekende Rotterdamse
architect J. Verheul Dzn. de
schepper van de Grote Schouw
burg aan de Aert van Nesstraat,
die in het oorlogsgeweld ver
dween. Bij Verheul werd hij
volontair^tekenaar.
Niets wees er op. dat Leen
Molendijk zoals zovelen van
zijn confraters sjjn verdere ar
chitectenloopbaan niet zou op
bouwen tussen tekentafels en
niet zou regeren over staal, glas,
baksteen en beton.
Het werd echter allemaal to
taal anders, niet in het minst
door het karakter en de artis
tieke gaven van Verheul, die
eerder beeldend kunstenaar dan
bouwmeester was. Bovendien is
Leen Molendijk op een gegeven
ogenblik rebels geworden tegen
de materialistische kant van
zijn vak.
Tussen Verheul en Molendijk,
leermeester en leerling, was een
nauwe verhouding gegroeid, die
van de kant van Molendijk
werd gekenmerkt door eerbied
en djepe genegenheid.
Van die genegenheid geeft
Leen Molendijk nu blijk door
een heruitgave van de bekende
boekjes van Verheul, de hele
serie waarin nu zijn versche
nen: „Pernis, Hoogvliet, Poortu-
gaal en Rhoon" en „IJsselmon-
de, Ridderkerk en Baren-
drecht."
„Die boekjes zijn eigenlijk
ontstaan tijdens de vele fiets
tochten, die Verheul en ik sa
men maakten", vertelt Molen
dijk. „Kijk, in feite was Ver
heul ook eerder beeldend kun
stenaar dan architect. Misschien
is het allemaal begonnen, toen
Verheul de Waalse Kerk bouw
de, vroeger aan dc Schiedamse
singel, een prachtig plekje aan
tEERSTE volle week van
luwe jaar begint met ram-
randen, sneeuwstormen
de ontmaskering van Me-
X in Delft en forse
ichuwingen dat de econo-
cp rood staat.
atmosfeer heeft een ge-
henheid die een kentering
verwachten", meent drs.
i van Economische za-
zijn hoogste chef de
Ier is al even somber ge-
belangstelling trekt de
ptie van de jonge Delfte
die toegeeft Ada Lansber-
haar flat te hebben ver-
Herademing voor duizen-
moderne stadswijk
Ambonezen-van-Wassenaar
J «traffen van één tot zeven
pisen na een fel requisitoir.
r de pleiters niet minder
j wordt bestreden.
Dels zijn het slachtoffer van
Ontsnappen van olie in de
josch. Patiënten dreigen de
leegstaande hartkliniek
Utrechtse universiteit te
bn als niet spoedig weer
I geopereerd; het ooeratie-
aan prof. Wieberdink in
1970 opgelegd, wordt druk
liter,.
NOS vraagt om sneliere
jBing van de omroepbljdra-
i Minister Schut geeft toe
i woningbouw is tegcnge-
I en verwijt de woningbouw
Igingen dat ze zulke hoge
litseisen stellen. Dr. Drees
■t DS'70 aanvoeren.
f^ver wordt met 20.0C3 be-
een groot succes. De
»ne kerkvergadering open-
iog eens dat de Hervormde
ceristructureel in grote zorgen
tl overlijden wordt gemeld
irof. dr. W. Banning, die
[grote rol speelde bij de
"touw van de Hervormde
"a de bezetting en bij de
ak. Het verzet om de
van dr. Simonis tot
van Rotterdam duurt
er komen ook meer en
eympathiebetuigingen.
departement van onder-
n wetenschappen, verspreid
over allerlei gebouwen in Den
Haag, wil naar Zoetermeer ver
huizen.
De kleinmetaal komt met het
eerste grote cao-akkoord na de
loonmaatregel van de regering.
In verschillende sectoren van het
bedrijfsleven klinken zorgelijke
geluiden; zo moet het chemische
concern DSM op personeel be
zuinigen wegens dalende winsten
en zullen de posttarieven wel
weer drastisch moeten stijgen.
Land- en tuinbouw zeggen tussen
wal en schip te raken.
In het buitenland trekt na de
ramp bij de voetbalwedstrijd in
Glasgow 66 doden vooral
hei Nabije Oosten de aandacht.
Een nieuwe oorlog tussen Egypte
en Israël schijnt steeds dichterbij
te komen, hoe VN-bemiddelaar
Jarring ook probeert er tussen te
komen. Ondanks verzet van Kairo
reist Jarring naar Israël voor
overleg.
PRESIDENT NIXON
optimistisch
Ten slotte Nixons optimistische
visie op het wereldgebeuren: het
belangrijkste dat zijn regering in
de afgelopen twee jaar heeft be
reikt, waren de grote vorderin
gen op weg naar de vrede in
Vietnam, zegt hij voor de tv. De
oorlog is nog niet over, maar
het einde van de AmeriKaanse
gevechtsrol is in zicht. En wat
de economie in Amerika betre'l;
1971 zal een goed jaar zijn, 1972
zal een heel goed jaar worden.
En daarmee zijn vele Amerikaan
se kijkers weer gerustgesteld.
7 :'7V ;,:7
-ff- Een van de eerste onderwerpen van Leen Molendijk was Pernis, zoals het vroeger was. in het midden, tegen
over de achterzijde van de kerk, zijn geboortehuis (tekening links boven). Rechts een tekening van zijn leer
meester J. Verheul Dzn. (de uit 1786 daterende boerenhofstede Te Woude in Ridderkerk). De naam van deze
hofstede houdt begrijpelijkerwijze verband met het „Huis te Woude", dat In 1371 werd opgetrokken, vermoedelijk
op de resten van een ouder „Huis te Woude". In het jongste„Rotterdams Jaarboekje" worden onderzoekingen naar dit
kasteeltje beschreven. Een waterput, een stuk buitenmuur en een keldertrapje zijn blootgelegd en voor een deel
gereconstrueerd.
het water. Nu is dat de Schie-
damsevest geworden, een brede
hobbelige kei-straat, waarover
auto's razen. „Ik tekende de ge
vels en ik maakte aquarellen
van die kerk."
„Ik begon oude boerderijen in
Pernis Ie tekenen en te aquarel
leren. Verheul had er veel be
langstelling voor en samen heb
ben we het eiland IJsselmonde
en de Hoeksewaard verkend.
Onze tochten leidden tenslotte
door heel Zuid-Holland. Het
werden zwerftochten per fiets,
auto en zelfs per boerenwagen.
In die tijd maakte Verheul zelf
prachtige aquarellen en teke
ningen. Ook op dat gebied is hij
mijn leermeester geweest. Ver
heul was een heel goede peda
goog, ik heb enorm van hem ge
leerd."
In de oorlog verliet Molendijk
het architectenbureau Verheul
aan de Mauritsweg. „Ik liet de
bouwkunde maar helemaal va
ren en ik ging als schilder wer
ken. Een atelier kon ik te pak
ken krijgen aan de Mijnsheren-
laan en ik kreeg al direèt op
drachten vpor het gemeente-ar
chief. Mijn onderwerpen? Ker
ken, molens, havens, stadsge
zichten, landschap en later ook
portret. Natuurlijk heb ik altijd
grote belangstelling gehad voor
historie en bouwkunst Brengt
m'n achtergrond mee."
In 1942. direct na een geal
lieerd bombardement, trok Leen
Molendijk met zijn gezin naar
Arnhem. Daar woont hij nu
nog. in de Sweelincklaan. Hij
werd vooral historieschilder,
kreeg opdrachten voor schilde
rijen, aquarellen en tekeningen
van verdwijnende dorps- en
stadsgezichten. Die hangen in
allerlei Nederlandse raadhuizen,
tot in Delfzijl toe.
OOK DE GROTE „resl van Nederland" is de
afgelopen dagen getuige geweest van de
onthutsing die de benoeming van kapelaan
Simonis tot bisschop heeft veroorzaakt,
alsmede van de daarop weer gevolgde re
actie.
Dat getuige-z(jn behoort nu eenmaal tot de
wezenskenmerken van de hedendaagse
mens, leven als hy doet in een tijd van
openbaarheid en publiciteit. W(j z|jn ge-
tulgen van vele gebeurlijkheden, die wfj
vervolgens in onze geestes- en denkwereld
hebben te verwerken.
Dat ook dc rooms-katholieke kerk, zeker in
ons land, in een bepaald ontwikkelingspro
ces betrokken is, was bekend. Dit proces is
ten dele vergelijkbaar met dat binnen het
protestantisme.
Belangrijke verschillen acht ik, dat hier, an
ders dan bij het protestantisme, de „demo
cratisering" een moeilijk te realiseren
zaak Is, en voorts dat dc Nederlandse
rooms-katholieke kerkformatie ook organi
satorisch niet is los te denken van de
rooms-katholieke wereldkerk met Rome
als beslissend en besturend centrum. De
Wereldraad van kerken ls daarentegen bij
voorbeeld nooit gedacht als wereldkerk.
HET ONTWIKKELINGSPROCES heeft ook
binnen de Nederlandse rooms-katholieke
kerk zekere spanningen opgeroepen. In
zulk een situatie rijzen dan altijd de vra
gen hoe het staat met de betrekkingen tus
sen voorlopers en tros. Hier bovendien dc
vraag, of de draad met de wereldkerk niet
té strak gespannen zou komen te staan.
Dit complex van spanningen nu is bij de be
noeming door Rome van deze bisschop bij
zonder duidelijk aan de dag getreden. De
geesten zijn verdeeld. Vooruitstrevenden
zien in hem een rem: de meer behouden
den echter bespeuren In zjjn benoeming
iets van de genoegdoening waarnaar zij, in
toenemende verontrustheid, al geruime
t(jd hadden uitgezien.
Van eenheid, zoals die zo lange tijd voor de
rooms-katholieke kerk typerend werd ge
oordeeld. is bij dit oplaaien van emoties
weinig meer te bespeuren. Toch al leek de
kerk niet ontkomen aan het op-drift-ra-
ken, zoals wij dat tegenwoordig op zo ve
lerlei gebied meemaken.
DUS KAN HET gebeuren, dat verscheide-
nen in deze benoeming nieuwe redenen
zien voor kritiek op Rome. Op zichzelf
reeds een opmerkelijk verschijnsel: de
paus Is in vele van zijn beleidsbeslissingen
al lang niet meer onbetwist.
Anderen zien in dit kritisch gedrag temeer
aanleiding om hun trouw aan het hoofd
der kerk mèt inbegrip van diens leer-
uitspraken te beklemtonen.
En In dit alles in een toch al fel reagerende
tijd, waarin informatie een snel vervolg
pleegt te vinden in meningsvorming, en
deze weer in oordeelsvorming. Het kerk
lid ontkomt dan niet aan positiekeuze, bjj
de rooms-katholiekcn evenmin als b(j de
protestanten.
Teleurstelling en voldoening tot deze bei
de dan is het waartoe de jongste benoe
ming b(j de eigen geloofsgenoten heeft ge
leld. Daar z(jn er die de benoemde in
overweging geven z(jn benoeming niet tc
aanvaarden, waarmee h(j zich, zeggen zjj
zelfs, eerst recht een goed bisschop zou
betonen. Anderen zien tot het afzien van
dc ambtsaanvaarding generlei reden, in
tegendeel zelfs.
Heel deze problematiek zal met name van
de buitenstaander de terughoudendheid
vereisen waartoe sommige rooms-katho-
lleken zich overigens bepaald niet ge
noopt hebben gezien.
WEL ZAL MET NAME de buitenstaander
geneigd z(jn deze benoeming te plaatsen
in de totale proportionering binnen de Ne
derlandse rooms-katholieke kerk. Die kerk
vertoont vooruitstrevenden. maar daar
naast wellicht ongenoemd velen wie het
tegenwoordig, b|j al dat veranderen in het
vertrouwde, vreemd te moede wordt Zij
hebben, niet minder dan de anderen, recht
op aandacht en op pastorale zorg. En z(j
voelen zich door de benoeming van juist
deze bisschop gesterkt, gesteund, en ook
getroost.
Ljjkt dus een benoeming als deze binnen het
totale college van Nederlandse bisschop
pen te gaan in de richting van herstel van
evenwicht en proportionering, een moei
lijkheid lijkt ons als buitenstaanders toch
te liggen in de omstandigheid, dat een
bisschop, ook als hy deel uitmaakt van
het college van bisschoppen, een specifiek
en eigen ambtsgebied heeft, waarop hij
naar de aard van zijn ambt een eigen
stempel zal vermogen te drukken.
Hoe het zij, door deze benoeming is de
aanwezigheid van de rooms-katholieke
kerk in ons land met haar problemen
nog eens weer heel duidelijk geworden.
Het gaat ook in dit alles om dc gang door
de geschiedenis en om de ^eis door het
leven. Een gang en een reis van mensen.
Ook wanneer die mensen kerkmensen
zijn. Al dan niet bisschop.
DIEMER
Vijf jaar geleden kwam Leen
Molendijk, die behalve schilder
een boeiend schrijver is, in con
tact met De Graafschapbode.
Bekendheid kregen zijn Molen-
kalender en zijn atlas „Torens
van Nederland".
Het nauwe contact met Ver
heul bleef. „Verheul had in zijn
leven een prachtige collectie ge
maakt Die is na zijn dood (in
1948) gelegateerd aan de ge
meente Rotterdam." Ik wil pro
beren die collectie in atlas-vorm
te doen uitgeven. Het leeuwe-
deel daarvan is nog nooit in de
publiciteit geweest. Zij bevat
oude boerenhofsteden, monu
mentale hekken,
patriciërshuizen en wat niet al.
Het gebied is de hele provincie
Zuid-Holland."
Een werk van piëteit werd de
herdruk van de bekende boek
jes van Verheul. „Die hele serie
wordt fotografisch herdrukt",
vertelt Molendijk, „daarom is
de oorspronkelijke spelling, vol
gens De Vries en Te Winkel,
onaangetast. Veel van wat Ver
heul beschreef, is natuurlijk
verdwenen. Ik heb er wel wat
nieuwe elementen in gebracht,
nieuwe tekeningen voor de her-
uitgave gemaakt, want van eni-
ge beschreven boerderijen be-
stonden nog geen afbeeldingen.
Die heb ik er nu ingevoegd."
Over de roman van Willem G. van
Maanén, Helse steen, een vertelling
(Querido, Amsterdam, 129 blz.,
9.50) zou veel te schrijven zijn.
Allereerst technisch. De auteur noemt
zijn boek een vertelling, in werke
lijkheid gericht tot de lezers, maar
binnen het kader van zijn opzet ge
richt tot een fictieve vrouwefiguur.
Die vertelling wordt driemaal onder
broken door een verhaal uit een fic
tief tijdschrift. Imago. Nu zijn derge
lijke ficties in letterkundig werk zo
doorzichtig, dat ze praktisch weinig
meer zijn dan voorwendsels. Men
kan zich afvragen tot hoever de ge
loofwaardigheid varr de fictie behoeft
te reiken.
Over mijn roman „De Schuldige", die
samengesteld is uit monologen van een
aantal personen, is opgemerkt dat deze
alleenspraken geen adres hebben. Men
kan hierop antwoorden dat in het boek een
rollenspel aan de gang is. waarbij de
auteur telkens in een andere verkleding
optreedt, een soort „Brand in de Jonge
Jan". De verkleedvirtuoos richt zich in al
zijn rollen tot het publiek. Zo is het Immers
altijd en de hoofdzaak is maar dat de lezer
een authentiek beeld krijgt van de figuur'
of de figuren die in het geding zijn
Ik vind dus dat men bi| zo'n fictieve
opzet niet al te consequent behoeft te we
zen De vraag Is maar hoe het bf| de lezer
overkomt en welk totaalbeeld in diens her
innering achterblijft. Van Maanen heeft aan
zijn opzet zorg besteed en de ingelaste
verhalen uit Imaqo fhet derde verhaal mis
schien uitgezonderd) vervullen een duide
lijke functie In het geheel.
Een tweede uiteenzetting zou de literaire
kwaliteit(en) kunnen gelden. Die heeft het
boek duidelijk genoeq Evenals bl| goede
manleren zie je dat aan kleinigheden, for
muleringen zoals „een bos witte bloemen,
smakeloos van fijngevoeligheid" (bl.14);
„haar hals ia zo zacht en wit dat Ik wel
kan hullen" (28); „de zwaan gooide hi|
overboord, het dier bleef als een dikke
klont schuim drijven" (40) enz. Zulke de
tails mogen er niet uitspringen, maar ze
lichten in het voorbijgaan even op als een
sieraad op een zich bewegende vrouw.
Ongetwijfeld heeft de schrijver gemikt
op wat men noemt een „grote" roman, min
of meer in het voetspoor van Stendhal. Het
experiment zit minder In opzet en stijl, dan
In het thema. En dat is het derde waarover
men zou moeten schrijven.
Dat thema Is namelijk een Incestverhou
ding tussen zoon en moeder, met een (tij
delijke) neiging tot exhibitionisme als ne
venthema. Beziet men dit puur menselijk,
los Van godsdienst en moraal, dan kan dit
onderwerp verdedigd worden met de onuit
roeibare drang van de menselijke geest
alle grensgebieden van het mens-zijn te
onderzoeken. De moraal vormt dan een
beletsel om de sexualiteit in al haar ver-
schljnlngs-, reap, ontaardlngsvormen te
verkennen.
De schrijver verricht met zijn fantasie, af
of niet gestimuleerd door ervaring of horen
zeggen, een 90ort klinische arbeid; hij ver
schaft op zijn manier antropologisch stu
diemateriaal. Verbreking van taboes bete
kent dan voortgaande verlichting; de mo
raal houdt de vooruitgang tegen
Enigszins in tegenspraak hiermee zijn de
schuldgevoelens, die in dit boek duidelijk
meespelen en de bekentenis van de „ik
figuur: „mijn egotisme is grenzeloos" (43)
..ik ben een exhibitionist" (64), „mensen
die goed voor me zijn moeten bedrogen
worden" (77), „ik ben een meester In pijn
doen" (90). „het liefste dat je hebt vernieti
gen, alleen maar omdat het te lief is om
voort te bestaan" (96) enz
De lk-figuur tekent zichzelf als pervers
en beaamt dus Indirect de heersende bur
gerlijke moraal. Er Is geen spoor van cy
nisme ln dit boek en ook niet van „mora-
llne-vrlje deugd" waarover Nietzsche er
gens schrijft. Puur literair gesproken kan
men dit verdedigen door te zeggen: „De
ik-flguur leeft In een bepaalde maat
schappij en In een bepaalde tijd: hij la
voor een deel product van de omstandig
heden en dus ook van de heersende mo
raal. Een vrijgeest is hij niet."
Maar dan is er nog een vierde punt: de
extreme aandacht voor het sexuele In onze
huidige samenleving en het literair exhibitio
nisme als gevolg daarvan. Men kan ook dit
v/eer psychologisch willen verklaren door
de massificatie, door het wegvallen van de
religie, door reactie op Victoriaanse prude
rie. door de Entdeckerfreude nu zich een
betrekkelijk onontgonnen gebied ontsloten
heeft. Maar men kan het ook zien els een
manie, een ziekte, als infantiliteit, els een
eredienst van het vlees, als verloochening
van de geeat.
Er Is in die aandacht voor de sexualiteit
iets maniakaals en men is geneigd te den
ken: als er nu nog een boek komt over
een herdersjongen die verliefd wordt op
een geit, dan hebben we zo langzamerhand
alles wel gehad. En kunnen we het dan In
de literatuur eindelijk ook weer eens over
iets anders hebben?
•Pierre H. Dubois. In zijn Zomeravond In
een kleine stad (Nljgh Van Ditmar, "s-
Gravenhage/Rotterdam, 129 blz., f9,90)
hanteert een moderner procédé dan Van
Maanen in zijn Helse steen. Het sexuele
neemt bij hem geen maniakale vormen aan.
er blijft aandacht genoeg over voor het
leven als totaliteit. In wezen is dit boek
een soort filosofie, die zich bezighoudt met
het geheim van het leven. Het ie niet meer
de naïeve verwondering van een begin
nende wijsgerige bezinning zoels bi| de
oude Grieken, maar meer een mild soort
verbl|8terlng vanwege de Ingewikkeldheid
van alles.
„Hij wil te veel tegelijk. Hij wil zich
uitdrukken, vorm geven aan wat hem be
zighoudt en hl] wil op hetzelfde ogenblik,
dat de dingen vorm krijgen In wat hij doet
Hij wil leven, geleefd worden en boven dat
leven uit dat leven doorzien en bewijzen
dat hij het doorziet. Maar hij kan het niet
anders bewijzen dan door te schrijven"
(blz. 4)
Het Is dus het filosoferen van een schrij
ver. op het standpunt van de schrijver,
schrtjvenderwils beoefend De mens is
hier een schrijvende mens: het denken Is
niet van het schrijven los te maken Hier
mee bewijst Dubois sl dadelijk dat het
schrijven hem In het bloed zit. dat hij een
geboren echri|ver is.
In het boek van Van Maanen gebeurt
tamelijk veel. bij Dubois tamelijk weinig. Ik
citeer van de achterkant van het boek:
„Het merkwaardige van deze roman achullt
In zijn constructie. Het verhaal speelt zich
af In drie verschillende thema's, die aan
vankelijk niets met elkaar te maken schij
nen te hebben: een belevenis in een kas
teel aan de Loire, In Saumur, die de Indruk
wekt de Inzet te zi|n van een „normale"
roman; verder flarden van herinneringen
en mijmeringen van een auteur; ten slotte
de gebeurtenissen op een zomeravond In
een kleine provincieplaats, waar de auteur
van het verhaal In Saumur zich voor zijn
werk heeft teruggetrokken en "n kortston
dig liefdesavontuur beleeft. Pas in het slot-
Pierre H. Dubois
hoofstuk vloeien de drie thema's samen en
scheppen een nog wijder perspectief."
Dit laatste is gewoon niet weer. Over
het leven komt de auteur wel tot zekere
conclusies of werkhypothesen, zoals op
blz. 77: „het (leven) is walgelijk en het is
subliem; het is walgelijk in zijn oorsprong
en In zijn einde. In zijn blinde zinloosheid,
en het is subliem In zijn bestaan, in wat
het i6." Maar met het romanprobleem komt
hij niet klaar, vandaar de ondertitel „Ca
priccio"; „hij zal het boek dat hij ontwierp
niet schrijven, omdat het niet geschreven
worden kan. Hl) zal wel schrijven, went hl)
kan niet anders, maar het zal nooit méér
zijn dan brokstukken van verbeeldingen,
brokstukken ven visioenen, ruines van dro
men, resten van angst en wanhoop. En
soms een glimlach die vervluchtigt: een
capriccio" (129).
Flaubert moet gezegd hebben: „De
schrijver le niets, het werk alles". Dit pa6t
precies In wat Van Peursen de ontologi
sche fase heeft genoemd, waarin duidelijke
scheldingen, afstanden bestonden. De mo
derne literatuur Is aan het andere uiterste
ven de slingerbeweging gekomen. Niet zo
dat men zeqgen rfioet: het werk Is niets,
de auteur alles Want Dubois zal toch de
Willem G. ven Maanen
Illusie niet willen prijsgeven, dat men op
deze manier óók belangrijk literair werk
kan scheppen.
Dichters dichten over het dichten, schrij
vers schrijven over het schrijven. In plaats
van ontologisch is de instelling functioneel
geworden. Men kan ook zeggen: het ac
cent valt op de mens en speciaal op die
variant: de schrijvende mens. Het product
ken van hem niet worden toegedacht, het
volgt hem ale zijn schaduw. Zo wordt de
schets, de droom, de conceptie, de aanzet,
het fragment het eigenlijke werk maar
nooit apart, nooit los van de schrijver.
De scheppende droom behoort bij de
mens als de aureool of nimbus bij de vroe
gere heilige: niet als een bekroning vanuit
een hogere wefeld, msar als een zichtbaar
geworden emanatie, uitvloeiing van 's men
sen vermogen tot het scheppen van kunst
Wat men dan krijgt Is geen pure bekente
nis-literatuur, dat i9 een eenvoudiger mode,
maar een merkwaardig genre, waarbij het
productieproces belangro|ker Is dan het
product. Dit is natuurlijk niets voor het
grote publiek, maar als experiment lijkt het
mij. In de tegenwoordige literaire fase on
misbaar.