Mr. Van Riel: Sinds koning David is er echt niets veranderd Ambon vroeg Drentse theoloog als docent door Ton Hulst I ZATERDAG 9 JANUARI 1971 De 63-jarige mr. Harm van Riel, voorzitter van de Eerste-Kamerfractie van de WD, van 1954 tot juni 1970 gedeputeerde van Zuid-Holland, thans bezig met het schrijven van een geschiedenis van de Staten van Zuid- Holland, heeft nooit te klagen gehad over gebrek aan publiciteit. Zijn onverwoestbare neiging man en paard te noemen, bezorgde hem de reputatie een „reactionair", „fatsoenrakker" en „houwdegen" te zijn. Allerminst ge bukt gaand onder deze kwalificaties is hij getrouw aan zijn pessimistische kijk op de mens zichzelf gebleven en, hoe men ook over hem moge denken, een van Neder lands kleurrijkste politici geworden. De afgelopen weken staat hij in de belangstelling door het boek „Mr. H. van Riel in gesprek met Joop van Tijn", dat tot stand kwam op verzoek van de Arbeiderspers en half december is verschenen. Voordat dit boek uitkwam had Huib Goudriaan een afspraak met de heer Van Riel voor een vraaggesprek over diens levensbeschouwing en de vol gens hem te verwachten crisis in West-Europa. VIJFTIEN jaar was Harm van Riel toen hij, in de trein van Emmen naar Assen zag, hoe aangeschoten en brooddronken jongens meisjes las tig vielen en de conducteur met een mes bedreigden. Toen later mare chaussees instapten en alleen al door hun aanwezigheid rust brach- en, zei een kennis van hem, een l >udere man: „Van Riel, onthoud K Jit, het kan een les voor je leven tijn, het zijn de zilveren vang snoeren die de mensen in het echte pad houden en niet de /reze des Heren". In ons gesprek rertelt hij op dat ogenblik voor iet eerst te zijn geconfronteerd met wat later de basis van zijn levens- leschouwing zou worden: dat de lens zelden uit ethische over wegingen tot het goede is te bren- pn. Mr. Harm van Riel zou venvant- :hap kunnen voelen met de denk- eelden van de historicus en advi- eur van president Nixon, Henry iissinger, wiens politieke credo is *n onuitroeibare twijfel aan de mo- elijkheid om door machtsuitoefe- v ing veel in het lot van de mensheid kunnen verbeteren. Mochten de j, mstandigheden dit af en toe al mo- n elijk maken, dan slechts bij de gra- e van recht en orde. Ook mr. Van Riel („geschiedenis in lijn enige hobby; ik leef lezend en reng mijn vakanties in musea oor") gelooft in de noodzaak van 'echt en orde en is tot in het merg i- oordrongen van de betrekkelijkheid :n broosheid van menselijke structu- en en opvattingen. iDe ene sigaar na de andere rokend, eft hij, kalm maar trefzeker for- ulerend, antwoorden op de vragen. Meneer Van Riel, u hebt al vaker iteengezet waarom u verwacht dat assen 1975 en 1980 West-Europa in en van Rusland afhankelijke positie lal worden gebracht als, bijvoor- leeld. die van Finland. Kunt u dat og eens beknopt vertellen? Van Riel: „Het eigenlijke motief iter de Russische politiek is de dat wanneer hun handen over jaar of vijftien door China in •Azië gebonden zullen worden, atelüetstaten zullen afvallen en irtij dan een zekere steun van de ÏAVO ontvangen. Ik geloof niet dat enig belang heeft, werkelijk ig heeft bij het eind van de kou oorlog. Rusland heeft er alleen ig bij dat wij geloven dat de Ie oorlog afgelopen is en dat is groot verschil Uit Russisch oog- it is alles wenselijk wat leidt tot verminderde bereidheid in West- Huib door Goudriaan U sprak straks van ..ontbindings verschijnselen" en u hebt in uw boek het woord .oproerkraaiers" gebruikt Vindt u dat de hele protestbewe ging van de jeugd ook tot die ontbin dingsverschijnselen behoort? VAN RIEL: „Dat niet. maar alle- dingen hebben twee kanten: deze protestbeweging heeft de goeie kant dat de leidende groep in de samenle ving op onaangename wijze met al lerlei lacunes wordt geconfronteerd, het heeft de slechte kant dat de sa menhang in de samenleving vermin dert. Die samenhang is nu eenmaal niet een strikt rationele. De mens leeft gedeeltelijk bij zijn angsten en vrezen en uit verschillende irratione le overtuigingen. Rationeel bekeken is bijna geen enkele menselijke rela tie houdbaar. De gewoonte en het zien van het onbehoorlijke van be paalde dingen houden menselijke verhoudingen bij elkaar en heus niet de deugdzaamheid." U vindt dc mens van nature slecht een calvinistische opvatting dus? VAN RIEL: ..Ja. in elk interview zeg ik dat ik meen dat de mens in Meneer Van Riel, om terug te ko men op uw min of meer pessimisti sche wijze van denken... VAN RIEL: „Pessimistisch is een juiste kwalificatie. Ik voel mij bij zonder verwant aan Groen van Prin- sterer. Ik heb zijn werken hier staan en ik lees er ook veel in. Ik vind hem ook als mens zo buitengewoon, een hoogst fatsoenlijke man en dat kun je van zo weinig mensen zeggen. Je ziet juist dat je, om een succesvol politicus te zijn, een beetje slecht moet wezen (ik heb pas dat stuk van Puchinger over Kuyper gelezen). Groen van Prinsterer stond veel te ver van de mensen af". „Mijn bewondering voor Groen geldt zijn grote gelovigheid gecombi neerd met een grote mate van reser ve en terughoudendheid en de echte Réveil-kijk op de dingen, waar ik heel dichtbij sta: de opvatting dat een mens het belang van zichzelf niet overschatten moet. Dat genoeg lijk praten over eigen geloofservarin gen en zo meer, dat moet je niet doen. Ik vind geloofsleven en huwe lijksleven twee dingen die men moet bewaren voor mensen met wie men teit van een groot deel van de kerke lijk meelevenden het om de mede mens gaat en niet meer... om God. Dat vind ik een uiterst merkwaar dige ontwikkeling". „De mensen gaan het geloof bele ven als ontwikkelingshulp en so ciaal-revolutionaire gezindheid, wat dus het wezen ook was van het mo demisme: het moderne kerkvolk van die tijd leefde ook uit de gedachten- wereld van steun aan de medemens. Plotseling ziet men nu en stellig heeft de Duitse theoloog Bultmann daar grote invloed op gehad dat men niet meer gelooft in iets histo risch maar in iets wat op een ogen blik voor mij persoonlijk iets bete kent. Het subjectieve element wordt een geweldige waarde toegekend". Leest u veel theologie? VAN RIEL: „Ik heb van Bultmann veel gelezen. Die ontwikkeling waar we het over hadden (ook het verbre ken van de band tussen religie en staat, die ontstond na 312 toen Con- stantijn zich met het Christendom verbond, een periode van 1600 jaar die het wezen van het Westen teken- Mr. Harm van Riel: Het hele verloop wijst op een crisis ïiropa om offers voor de militaire 'Baak te brengen, ook al omdat dit tidt tot isolationisme in de Verenig- |e Staten." „Anderzijds hebben de Russen be ng erbij dat men in West-Europa, a allerlei ontbindingsverschijnse ls als iemand die langs een afgrond aan hoogtevrees lijdt en dan ar beneden springt, gaat denken it een zekere eenheid van Europa ider Russische leiding wel een op- ising kan zijn. Dit lijkt nu nog zo- ir af te liggen, maar als men een id wil maken aan de inflatie of als e inflatie catastrofale gevolgen ijgt door een andere manier dan er - n eind aan te maken, komt er in est-Europa werkloosheid, een da- ig van de groei van het nationale komen. Als gevolg daarvan komt zonder enige twijfel een zekere rallellisatie tussen intellectuelen- St vrede en arbeiders-onvrede. Er tstaan dan heel sterke spanningen I arvan de Russen hetzij psycholo- ■ich. hetzij militair heel gemakke- Hk gebruik kunnen maken." ,De Russen streven al naar een zo- nig overwicht in conventionele ipens dat zij met een geringe druk n militaire aard op een daarvoor schikt ogenblik de NAVO uiteen nnen doen vallen. Beslissend is n de houding van twee landen, die n de Verenigde Staten en van 5st-Duitsland. Als een van die ie landen het opgeeft, is het afge- en. Ik meen dat het conventionele irwicht van Rusland tussen 1975 1980 zo groot zal zijn geworden het. dan zonder een atomaire oor- niet tegen te houden zal zijn." De ontwikkelingen in de Europese den zijn echter van dien aard dat n dan het gebruik van het atoom pen niet meer zal willen. De Rus- zullen bovendien een confronta- met de Amerikanen vermijden en n druk niet op Zuid-Duitsland ar de Amerikanen staan uit- f enen. maar od Noord-Duitsland I ar wij een gedeelte van het V Dnt" bezetter Dit is een Stalin- 'dpositie: in Stalingrad hebben de 'f ssen in hun eerste doorbraken een 'val op Roemenen en Spanjaarden icht en niet op de Duitsers. Zo i het gebeuren dat de Russen dan der druk op de Nederlandse oosi- zullen uitoefenen. Daarom maak zo ongerust over de zwakhe- i van de Nederlandse defensie." U gelooft dus dat de Ruiden West- Iropa In een horige positie moeten ■ngen om zich sterk te kunnen ken tegen China? VAN RIEL: „Niet om zich sterk te Pnen maken, maar vooral om te 'komen dat er voor hun volstrekt 'nvaardbare dingen gebeuren in st-Europa op het ogenblik dat zij fy|pds grotere machtsconcentraties te- China moeten opstellen om daar het oosten, een oorlog te voorko- zonde ontvangen en geboren is en tot niets dan het kwade in staat is. Ik ben dan ook van mening dat het staatsbeleid en de politiek daarop moeten worden betrokken. Dit bete kent natuurlijk niet dat de mensen incidenteel geen aardige dingen doen dat is een heel andere zaak maar het loopt toch altijd weer mis ook. Je kunt de meeste mensen niet met ethische overwegingen ertoe brengen zich behoorlijk te gedragen". Acht u uzelf een christen? VAN RIEL: „Nee, dat is een pre tentie die ik nooit ontwikkelen zal- Ik zeg dus niet dat ik het ontken, maar ik zal het nooit zo stellen. Daarom was ik ook geprikkeld over verschillende opmerkingen die Berg huis destijds gemaakt heeft over „ra dicaal-evangelisch"; in mijn oren was dat een afgrijselijke pretentie van een mens en Berghuis heeft dat bij de replieken ook veranderd en gezegd dat ik enigszins gelijk had. Berghuis is een heel buitengewone man, maar daar gaat het niet over... Je kunt wel zeggen dat je christe- lijk-historisch bent, je kunt ook zeg gen dat je anti-revolutionair bent, dat zijn kwalificaties die op mense lijke houdingen slaan. Maar om je zelf radicaal-evangelisch te noemen... dat is een verschrikkelijke pretentie, doe dat niet!" Mijn vraag was in de zin bedoeld van: bent u gelovig VAN RIEL: „Dat weet ik niet. dat zal weieens variëren. Ik wil mezelf althans dat etiket niet opdrukken. Ik geef voor de volkstelling op dat ik tot geen enkel kerkgenootschap be hoor". werkelijk eens even praat, een enke le keer in het leven, maar niet voor massa-uitwisseling". Je mag geen paarlen voor de zwij nen gooien. VAN RIEL: „Ja. maar ik wil de mensen nou niet direct met zwijnen vergelijken en m'n eigen geloof niet met een parel en het huwelijksleven ook niet met een parel, dat gaat mij ook al te ver, maar je moet er voor zichtig mee zijn. Christus zei het ge woonlijk nogal fors, het was ook zijn taak het fors te zeggen maar daarom mag een ander dat nog niet doen. Wat (Hij mocht mag ik niet. dat is een heel andere zaak". „En als een mens zich geroepen voelt profeet te zijn, mag hij wat anders dan een ander, maar dan moet hij ook goed weten dat hij een profeet is en daarvan de consequen ties aanvaarden". U acht de huidige wijze van den ken in Nederland, vooral bij links, vaak ook al te profetisch, te utopis tisch? VAN RIEL: „U brengt mij op een bijzonder interessant punt. Toen ik een kind was, woonde naast ons een aardige man, een majoor van de rijkspolitie, die een alleraardigste dochter had; en die mensen waren van streng-kerkelijke richting. Ze lieten zich altijd uiterst kritisch uit over het moderne christendom, waarvan het bezwaar was dat het de mens in het middelpunt stelde en niet God. En nu zie ik het merk waardige verschijnsel in de gerefor meerde werèld dat men daar als beeld, ik zeg niet in de theologie, het modernisme beleeft, dat in de reali- de) is een van de ontbindingsver schijnselen. Dit moet men niet op vatten als een morele veroordeling, maar als een feitelijke constatering. Ik verwacht ook van de gebeurtenis sen rondom dr. Simonis een principiële ontwikkeling in Neder land, met politieke gevolgen ook." „Aan de ene kant kan het beteken dat '.nog meer mensen de rooms-ka- tholieke kerk uitlopen of links laten liggen en dat heeft ontbindende gevolgen voor de KVP het kan ook betekenen dat er een schisma komt, een afscheiding van de Neder landse kerk van de internationale, hetgeen ook gevolgen zou hebben voor de KVP. Dit alles werkt de door mij gewenste polarisatie in de hand. Die „CDU" komt er, maar die krijgt een ander kiezerskorps; deze CDU wordt geen onconfessionele partij, maar de niet-socialistische groepe ring in Nederland." Een soort conservatieve partij als in Engeland? VAN RIEL: „Tot op zekere hoogte maar. want conservatief is niet meer mogelijk. Ik zie deze partij met een eigen stel oplossingen komen voor de problemen van 1970 tot 1985. Deze CDU zal enerzijds een sterk sociaal beleid voeren, anderzijds het mede dingingselement in de maatschappij handhaven, iets zoals tot uiting komt in het programma van prof. Steen kamp. En minder confessioneel ge bonden, omdat door het verlopen van de confessies als maatschappelijke binding het duidelijk is, dat je daar je kiezers niet meer vandaan kunt halen." Vormt deze CDU dan geen scherpe concurrentie voor de VVD? VAN RI'EL: „Ja, naar mijn gevoel kan er op de duur niet anders dan samenwerking zijn. Je kunt geen twee niet-socialistische maat schappij-beelden ontwikkelen en de mens daar de keuze tussen laten. Je moet die keuze duidelijk formuleren en vooral op persongn betrekken. Het bezwaar van de Nederlandse politiek op het ogenblik is dat ze voor men sen van groot formaat geen plaats laat. In de huidige compromisrege ringen zorgt iedereen ervoor dat de ander niet met al te goeie ministers voor de dag komt. U hebt dat aan het vertrek van Zijlstra kunnen zien." Gelooft u in de grote man? VAN RIEL: „Ja, daar geloof ik in. Dat wil zeggen: ik geloof niet dat die grote man in het licht der eeuwig heid gezien zo groot is. maar ik ge loof dat de politiek erbij bestaat dat het volk bepaalde mensen als groot beschouwt." U acht de autoriteit noodzakelijk in tegenstelling tot het anti-autori taire denken? VAN RIEL: „Ik meen dat de we reld het van de originele en vinding rijke geesten hebben moet. En ja, die zijn dan, omdat ze ook wel voelen dat ze meer dan een ander kunnen, autoritair, wat natyurlijk geen deugd op zichzelf is. Maar ik zie dat in het licht van mijn hele mensbeschou wing: je kunt niet van iemand ver wachten dat hij bijzonder initiatief rijk, knap en energiek is en dan ook nog bereid zich altijd maar naar groepsoverleg te schikken. Dat hangt met elkaar samen. En zulke mensen heb je nodig. De doorsnee mens oriënteert zich niet aan logische ana lyses of partijprogramma's maar aan een meneer of mevrouw die zijn ver beelding wint." Zou u iets voelen voor een minis- lersportefeuille? VAN RIEL: „Niet op mijn 63ste jaar, dat had ik eerder moeten ambiëren. Ik zou wel als Nederland in een noodsituatie kwam, doen wat ik op mijn leeftijd fysiek en psy chisch nog doen kan." Gaan we op een noodsituatie af? VAN RI'EL: „Ik vind dat het ver loop wijst op een crisis. Elke maat schappij, die bezig is zich zo gecom pliceerd te maken, is onherroepeljk ten ondergang gedoemd. Zodra men het geloof in eenvoudige verhoudin gen verliest.... De mens is niet ge maakt om zo bijzonder wetenschap pelijk. objektief en abstract te den ken. Ik doel ook op het weggooien van quasi-morele normen, ook dat kan ongunstig werken." Dan zult u onze tijd wel hoogmoe dig vinden. VAN RIEL: „Ontzaglijk hoogmoe dig. Ik geloof dat het enige wat we kunnen doen is bijzonder langzaam naar voren kruipen van situatie tot situatie. Ik geloof wel in het denk beeld van betere menselijke verhou dingen. maar.... als de feitelijke ver houdingen ernaar zijn. Ik geloof in een wereldvrede en wereldregering, maar NADAT een staat zich tot he gemonie heeft opgewerkt: dat zal China wel zijn." „De hele achtergrond van mijn po litiek is niet anders dan de inbreng van het christelijke, historisch ge groeide, Westerse cultuurpatroon met dat vrijheidselement en dat tole rantie-element zo sterk mogelijk te maken. Om het anders te zeggen: het Westen moet zo sterk mogelijk afgeleverd worden. Zoals het ook mijn interne, partijpolitieke bedoe ling is. juist omdat ik een samengaan van WD en CDU op lange termijn onvermijdelijk acht. de VDD daarin dan geestelijk en feitelijk zo sterk mogelijk af te leveren." U legt steeds de nadruk op een pessimistisch beschouwen van dc mens en dc noodzaak van geleide lijke veranderingen. Er zijn tegen woordig filosofische stromingen of mensen als McLuhan, die spreken van een nieuwe mens. Van Riel: „Ik geloof niet in een nieuwe mens; dat de doorsneemens zijn medemens een goed hart zal gaan toedragen, daar geloof ik niets van. De mens is de mens een wolf en ik geloof dat er sinds koning David absoluut niets is veranderd. Niets. Juist in David zie je zo sterk die correlatie van de geniale staatsman en het slechte karakter; en toch is hij de man Gods. Het één sluit het ander volstrekt niet uit. Hij is een werktuig en schoon water kan wel door een vuile goot lopen". U uitte zich nogal somber. Meent O op dc „laatste bres" te staan? Van Riel: „Nee, dat vind ik te dik gezegd. Ik acht mijn werk zinvol, omdat elke situatie die tot revolutio naire ontwikkelingen kan leiden, zin vol is en ook tot onwikkelingen in da goede richting kan leiden. Juist om dat de zaak nu zo labiel is, weet je nooit wat de doorslag geeft". IJ doelt toch niet op een rechtse revolutie? Van Riel: „Rechtse revolutie is zo*n dik woord. Maar neem nu alleen al de mogelijkheid van een behoorlijk werkend tweepartijensysteem in Ne derland, wat een enorme verbetering zou zijn. Die polarisatie in de Neder landse politiek zie ik komen. Dat vind ik heel belangrijk überhaupt ook de politieke strijd tegen het so cialisme. die voor mij eigenlijk de inzet van mijn latere leven is ge weest" U hebt bij een deel van de Neder landers een rechtse image. Wat vindt u daar zelf van? Van Riel: „Wat is rechts? Ik geloof dat we in Nederland alleen kunnen leven wanneer wij de ontwikkelin gen in banen van grote geleidelijk heid houden en daarbij hoort voor mijn gevoel het in acht nemen van zekere historische levensopvattingen en gewoonten. Als men dat rechts wil noemen is mij dat best. Overi gens is dat hele kwalificeren natuur lijk normaal als onderdeel van de politieke strijd. En, ach, het is wat arrogant: de Chinezen zeggen: Véél honing, véél mieren". Het echtpaar Tuinstra uit het Drentse Yde, dat in februari voor onge veer vier jeer neer Ambon vertrekt De laatste maand van 1970 en het begin van dit jaar is voor dr. E. W. Tuinstra (32) uit het Drentse Yde een belangrijke periode. Eerst promoveerde hij op 17 december in Groningen tot doctor in de godgeleerdheid op het proef schrift „Hermeneutische aspecten van de tar- gum van Job uit grot XI van Qumran" (een bestudering van de tekst van de in 1961 door de Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen aangekochte Dode Zee Rol) en in februari ver trekt hij met zijn echtgenote en kinderen naar Ambon, waar hij werkzaam zal zijn bij de op leiding van predikanten. De studie van dr. Tuinstra behandelt een bijzonder interessant, zij het voor de leek nogal moeilijk, onder werp. De targum van Job behoort tot de handschriften van de Dode Zee, die sinds 1947 in groten getale in elf grotten in het gebergte langs de oevers, gevonden zijn. Tezamen met andere geschriften werd de targum in 1956 ontdekt door Bedoeienen in grot XI, enige kilometers noordelijk van Chirbet Qumran. Zij verkoch ten de handschriften aan het Palestine Archeological Museum in Jerusalem. Toen de regering van Jordanië, bij decreet van 8 mei 1961, alle bij de Dode Zee gevonden manuscripten tot staatseigendom verklaarde, konden de trustees van het museum de documenten niet doorverkopen. Besloten werd daarom het exclusieve bestuderings- en publica tierecht van de handschriften aan te bieden aan bui tenlandse instellingen. De Verenigde Staten verwierf op deze wijze een in zeer goede staat verkerende Psalmenrol en een Ezechiëlrol, terwijl de Ned. Akade mie in 1961de rechten van de targum van Job aan kocht. Het handschrift is geschreven op leer en is door hydrolyse en oxydatie vrij ernstig beschadigd. Overge bleven is een rol met een lengte van 109 cm en een breedte van vier tot zes cm en voorts 27 fragmenten. In de oorspronkelijke staat moet de rol ongeveer 68 kolommen hebben bevat, die elk uit zestien tot zeven tien regels bestonden. Nu bevat zij nog de bovenste helft van tien kolommen. Onder de fragmenten zijn de restanten van 28 kolommen teruggavonder». Dr. Tuin stra heeft vanaf 1967 aan de bestudering van de rol en het schrijven van zijn proefschrift gewerkt. Nu dat belangrijke werk is voltooid („Er was enige haast geboden in verband met ons vertrek naar Am- bon", zegt dr. Tuinstra), is het volgende belangrijke station in het leven van het Yder gezin het hoofd eiland van de vanwege klimaat en natuurschoon zo geroemde Molukken. „Begin 1970 ben ik in dienst getreden van de Raad voor de Zending, het apparaat, dat de zending vanuit de Ned. Herv. Kerk verzorgt", vertelt dr. Tuinstra. „In februari zijn we vier maanden naar Oegstgeest ge weest voor een opleiding aan de zendingsschool. Tijdens de cursus viel voor ons de nadruk op Indonesië, zoals tropische hygiëne en sociologie van niet-westerse volken; we hebben ook een inleiding over Indonesië gehad." Volgens dr. Tuinstra worden er erg weinig theologen naar Indonesië gestuurd en gaan degenen, die toch worden gezonden, hoofdzakelijk voor het onderwijs. Aan het Theologisch Instituut in de stad Ambon op het gelijknamige eiland gaat dr. Tuinstra zijn eigen vak (het Oude Testament) doceren. Hoe is die uitzending precies tot stand gekomen? Dr. Tuinstra: „Ik zat aan de universiteit in Groningen mijn proefschrift af te maken, toen ons in de zomer van 1969 het verzoek bereikte van de Raad voor de Zending, of wij dit op ons wilden nemen. In eerste instantie stonden we er wat vreemd tegenover, maar we wilden er toch wel graag over praten". „luist in die zomer was ds. Pattiasina van het Theo logisch Instituut op Ambon voor een werkbezoek in Europa en hij kwam ook in Oegstgeest (de zetel van de Raad voor de Zending). Met hem hebben wij een bijzonder plezierig gesprek gehad en het werd al gauw duidelijk, dat het heel belangrijk werk is. Je staat er eerst wat ver van af, maar na zo'n gesprek met de man, die daarvan het hoofd is, bekijk je het al heel anders". De Molukse kerk bestaat al heel lang en is één van de oudste kerken van Azië. Het was een gebied, dat als eerste geëxploiteerd werd door de Europese kolo niale heersers, in het begin door Portugezen. De ge schiedenis van de kerk is bijzonder ingewikkeld: het kerstenen van de bevolking ging er aanvankelijk uit dj losse hand. Ternate en Tidor waren Islamitische vor stendommetjes, die Ambon en Ceram wilden onder- De bevolking vond steun bij de kerk, zodat de ker stening nogal snel ging. „Het aantal Christenen op Ambon bedraagt onge veer 50 pet., wat tamelijk veel is", aldus dr. Tuinstra. „Na de komst van de Oost-Indische Compagnie is dit gebied bij de Indische kerk gekomen, zodat het eigen lijk nooit een zendingsgebied is geweest. De Molukse kerk is een geheel zelfstandige kerk, waarvan de school al uit 1885 dateert. Na de soevereiniteitsover dracht was de kerk in een tamelijk isolement geraakt, wat nogal sterk wordt ondervonden. Om tot vernieu wing te komen is daarom een aantal eigen docenten naar het buitenland gestuurd; voor een bezetting van de tijdelijk lege plaatsen is een beroep gedaan op de Europese cn Amerikaanse kerken". Het onderwijs zal voor de klnderen-Tuinstra geen probleem zijn, ook niet voor de oudste, die na afloop van de geplande vier jaar de eerste twee jaar van de lagere school zal hebben gemist. Zij kunnen gebruik maken van een "schriftelijke cursus" van het Instituut voor Individueel Onderwijs (IVIO). Mevrouw Tuinstra zegt daarover: "Je krijgt van het IVIO boekjes met dagopdrachten, die uitgewerkt naar Amsterdam worden opgestuurd. Het werk wordt daar beoordeeld: de kin deren gaan ook over of blijven zitten! Dat kost een uurtje per dag en verder zal de oudste (nu vier) daar ook naar de lagere school kunnen En dr. Tuinstra besluit: „De Molukken is een gebied, waar de kerk zich helemaal op een nieuwe leest wil schoeien. Ambon heeft een lange geschiedenis, die men nu wil afsluiten. Ze willen zich er nu gaan bezin nen op hun plaats in het huidige Indonesië. BIJLAGE VAN HET KWARTET De Rotterdammer Nieuwe Haagse Courant Nieuwe Leidse Courant Dordts Dagblad

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1971 | | pagina 13