Mr. Van Riel: Sinds
koning David is er
echt niets veranderd
Ambon vroeg Drentse theoloog als docent
door
Ton Hulst
I
ZATERDAG 9 JANUARI 1971
De 63-jarige mr. Harm van Riel, voorzitter van de
Eerste-Kamerfractie van de WD, van 1954 tot juni 1970
gedeputeerde van Zuid-Holland, thans bezig met het
schrijven van een geschiedenis van de Staten van Zuid-
Holland, heeft nooit te klagen gehad over gebrek aan
publiciteit. Zijn onverwoestbare neiging man en paard te
noemen, bezorgde hem de reputatie een „reactionair",
„fatsoenrakker" en „houwdegen" te zijn. Allerminst ge
bukt gaand onder deze kwalificaties is hij getrouw aan
zijn pessimistische kijk op de mens zichzelf gebleven
en, hoe men ook over hem moge denken, een van Neder
lands kleurrijkste politici geworden. De afgelopen weken
staat hij in de belangstelling door het boek „Mr. H. van
Riel in gesprek met Joop van Tijn", dat tot stand kwam
op verzoek van de Arbeiderspers en half december is
verschenen. Voordat dit boek uitkwam had Huib
Goudriaan een afspraak met de heer Van Riel voor een
vraaggesprek over diens levensbeschouwing en de vol
gens hem te verwachten crisis in West-Europa.
VIJFTIEN jaar was Harm van
Riel toen hij, in de trein
van Emmen naar Assen
zag, hoe aangeschoten en
brooddronken jongens meisjes las
tig vielen en de conducteur met een
mes bedreigden. Toen later mare
chaussees instapten en alleen al
door hun aanwezigheid rust brach-
en, zei een kennis van hem, een
l >udere man: „Van Riel, onthoud
K Jit, het kan een les voor je leven
tijn, het zijn de zilveren vang
snoeren die de mensen in het
echte pad houden en niet de
/reze des Heren". In ons gesprek
rertelt hij op dat ogenblik voor
iet eerst te zijn geconfronteerd met
wat later de basis van zijn levens-
leschouwing zou worden: dat de
lens zelden uit ethische over
wegingen tot het goede is te bren-
pn.
Mr. Harm van Riel zou venvant-
:hap kunnen voelen met de denk-
eelden van de historicus en advi-
eur van president Nixon, Henry
iissinger, wiens politieke credo is
*n onuitroeibare twijfel aan de mo-
elijkheid om door machtsuitoefe-
v ing veel in het lot van de mensheid
kunnen verbeteren. Mochten de
j, mstandigheden dit af en toe al mo-
n elijk maken, dan slechts bij de gra-
e van recht en orde.
Ook mr. Van Riel („geschiedenis in
lijn enige hobby; ik leef lezend en
reng mijn vakanties in musea
oor") gelooft in de noodzaak van
'echt en orde en is tot in het merg
i- oordrongen van de betrekkelijkheid
:n broosheid van menselijke structu-
en en opvattingen.
iDe ene sigaar na de andere rokend,
eft hij, kalm maar trefzeker for-
ulerend, antwoorden op de vragen.
Meneer Van Riel, u hebt al vaker
iteengezet waarom u verwacht dat
assen 1975 en 1980 West-Europa in
en van Rusland afhankelijke positie
lal worden gebracht als, bijvoor-
leeld. die van Finland. Kunt u dat
og eens beknopt vertellen?
Van Riel: „Het eigenlijke motief
iter de Russische politiek is de
dat wanneer hun handen over
jaar of vijftien door China in
•Azië gebonden zullen worden,
atelüetstaten zullen afvallen en
irtij dan een zekere steun van de
ÏAVO ontvangen. Ik geloof niet dat
enig belang heeft, werkelijk
ig heeft bij het eind van de kou
oorlog. Rusland heeft er alleen
ig bij dat wij geloven dat de
Ie oorlog afgelopen is en dat is
groot verschil Uit Russisch oog-
it is alles wenselijk wat leidt tot
verminderde bereidheid in West-
Huib
door
Goudriaan
U sprak straks van ..ontbindings
verschijnselen" en u hebt in uw boek
het woord .oproerkraaiers" gebruikt
Vindt u dat de hele protestbewe
ging van de jeugd ook tot die ontbin
dingsverschijnselen behoort?
VAN RIEL: „Dat niet. maar alle-
dingen hebben twee kanten: deze
protestbeweging heeft de goeie kant
dat de leidende groep in de samenle
ving op onaangename wijze met al
lerlei lacunes wordt geconfronteerd,
het heeft de slechte kant dat de sa
menhang in de samenleving vermin
dert. Die samenhang is nu eenmaal
niet een strikt rationele. De mens
leeft gedeeltelijk bij zijn angsten en
vrezen en uit verschillende irratione
le overtuigingen. Rationeel bekeken
is bijna geen enkele menselijke rela
tie houdbaar. De gewoonte en het
zien van het onbehoorlijke van be
paalde dingen houden menselijke
verhoudingen bij elkaar en heus niet
de deugdzaamheid."
U vindt dc mens van nature slecht
een calvinistische opvatting dus?
VAN RIEL: ..Ja. in elk interview
zeg ik dat ik meen dat de mens in
Meneer Van Riel, om terug te ko
men op uw min of meer pessimisti
sche wijze van denken...
VAN RIEL: „Pessimistisch is een
juiste kwalificatie. Ik voel mij bij
zonder verwant aan Groen van Prin-
sterer. Ik heb zijn werken hier staan
en ik lees er ook veel in. Ik vind
hem ook als mens zo buitengewoon,
een hoogst fatsoenlijke man en dat
kun je van zo weinig mensen zeggen.
Je ziet juist dat je, om een succesvol
politicus te zijn, een beetje slecht
moet wezen (ik heb pas dat stuk van
Puchinger over Kuyper gelezen).
Groen van Prinsterer stond veel te
ver van de mensen af".
„Mijn bewondering voor Groen
geldt zijn grote gelovigheid gecombi
neerd met een grote mate van reser
ve en terughoudendheid en de echte
Réveil-kijk op de dingen, waar ik
heel dichtbij sta: de opvatting dat
een mens het belang van zichzelf
niet overschatten moet. Dat genoeg
lijk praten over eigen geloofservarin
gen en zo meer, dat moet je niet
doen. Ik vind geloofsleven en huwe
lijksleven twee dingen die men moet
bewaren voor mensen met wie men
teit van een groot deel van de kerke
lijk meelevenden het om de mede
mens gaat en niet meer... om God.
Dat vind ik een uiterst merkwaar
dige ontwikkeling".
„De mensen gaan het geloof bele
ven als ontwikkelingshulp en so
ciaal-revolutionaire gezindheid, wat
dus het wezen ook was van het mo
demisme: het moderne kerkvolk van
die tijd leefde ook uit de gedachten-
wereld van steun aan de medemens.
Plotseling ziet men nu en stellig
heeft de Duitse theoloog Bultmann
daar grote invloed op gehad dat
men niet meer gelooft in iets histo
risch maar in iets wat op een ogen
blik voor mij persoonlijk iets bete
kent. Het subjectieve element wordt
een geweldige waarde toegekend".
Leest u veel theologie?
VAN RIEL: „Ik heb van Bultmann
veel gelezen. Die ontwikkeling waar
we het over hadden (ook het verbre
ken van de band tussen religie en
staat, die ontstond na 312 toen Con-
stantijn zich met het Christendom
verbond, een periode van 1600 jaar
die het wezen van het Westen teken-
Mr. Harm van Riel: Het hele verloop wijst op een crisis
ïiropa om offers voor de militaire
'Baak te brengen, ook al omdat dit
tidt tot isolationisme in de Verenig-
|e Staten."
„Anderzijds hebben de Russen be
ng erbij dat men in West-Europa,
a allerlei ontbindingsverschijnse
ls als iemand die langs een afgrond
aan hoogtevrees lijdt en dan
ar beneden springt, gaat denken
it een zekere eenheid van Europa
ider Russische leiding wel een op-
ising kan zijn. Dit lijkt nu nog zo-
ir af te liggen, maar als men een
id wil maken aan de inflatie of als
e inflatie catastrofale gevolgen
ijgt door een andere manier dan er
- n eind aan te maken, komt er in
est-Europa werkloosheid, een da-
ig van de groei van het nationale
komen. Als gevolg daarvan komt
zonder enige twijfel een zekere
rallellisatie tussen intellectuelen-
St vrede en arbeiders-onvrede. Er
tstaan dan heel sterke spanningen
I arvan de Russen hetzij psycholo-
■ich. hetzij militair heel gemakke-
Hk gebruik kunnen maken."
,De Russen streven al naar een zo-
nig overwicht in conventionele
ipens dat zij met een geringe druk
n militaire aard op een daarvoor
schikt ogenblik de NAVO uiteen
nnen doen vallen. Beslissend is
n de houding van twee landen, die
n de Verenigde Staten en van
5st-Duitsland. Als een van die
ie landen het opgeeft, is het afge-
en. Ik meen dat het conventionele
irwicht van Rusland tussen 1975
1980 zo groot zal zijn geworden
het. dan zonder een atomaire oor-
niet tegen te houden zal zijn."
De ontwikkelingen in de Europese
den zijn echter van dien aard dat
n dan het gebruik van het atoom
pen niet meer zal willen. De Rus-
zullen bovendien een confronta-
met de Amerikanen vermijden en
n druk niet op Zuid-Duitsland
ar de Amerikanen staan uit-
f enen. maar od Noord-Duitsland
I ar wij een gedeelte van het
V Dnt" bezetter Dit is een Stalin-
'dpositie: in Stalingrad hebben de
'f ssen in hun eerste doorbraken een
'val op Roemenen en Spanjaarden
icht en niet op de Duitsers. Zo
i het gebeuren dat de Russen dan
der druk op de Nederlandse oosi-
zullen uitoefenen. Daarom maak
zo ongerust over de zwakhe-
i van de Nederlandse defensie."
U gelooft dus dat de Ruiden West-
Iropa In een horige positie moeten
■ngen om zich sterk te kunnen
ken tegen China?
VAN RIEL: „Niet om zich sterk te
Pnen maken, maar vooral om te
'komen dat er voor hun volstrekt
'nvaardbare dingen gebeuren in
st-Europa op het ogenblik dat zij
fy|pds grotere machtsconcentraties te-
China moeten opstellen om daar
het oosten, een oorlog te voorko-
zonde ontvangen en geboren is en tot
niets dan het kwade in staat is. Ik
ben dan ook van mening dat het
staatsbeleid en de politiek daarop
moeten worden betrokken. Dit bete
kent natuurlijk niet dat de mensen
incidenteel geen aardige dingen doen
dat is een heel andere zaak
maar het loopt toch altijd weer mis
ook. Je kunt de meeste mensen niet
met ethische overwegingen ertoe
brengen zich behoorlijk te gedragen".
Acht u uzelf een christen?
VAN RIEL: „Nee, dat is een pre
tentie die ik nooit ontwikkelen zal-
Ik zeg dus niet dat ik het ontken,
maar ik zal het nooit zo stellen.
Daarom was ik ook geprikkeld over
verschillende opmerkingen die Berg
huis destijds gemaakt heeft over „ra
dicaal-evangelisch"; in mijn oren
was dat een afgrijselijke pretentie
van een mens en Berghuis heeft dat
bij de replieken ook veranderd en
gezegd dat ik enigszins gelijk had.
Berghuis is een heel buitengewone
man, maar daar gaat het niet over...
Je kunt wel zeggen dat je christe-
lijk-historisch bent, je kunt ook zeg
gen dat je anti-revolutionair bent,
dat zijn kwalificaties die op mense
lijke houdingen slaan. Maar om je
zelf radicaal-evangelisch te noemen...
dat is een verschrikkelijke pretentie,
doe dat niet!"
Mijn vraag was in de zin bedoeld
van: bent u gelovig
VAN RIEL: „Dat weet ik niet. dat
zal weieens variëren. Ik wil mezelf
althans dat etiket niet opdrukken. Ik
geef voor de volkstelling op dat ik
tot geen enkel kerkgenootschap be
hoor".
werkelijk eens even praat, een enke
le keer in het leven, maar niet voor
massa-uitwisseling".
Je mag geen paarlen voor de zwij
nen gooien.
VAN RIEL: „Ja. maar ik wil de
mensen nou niet direct met zwijnen
vergelijken en m'n eigen geloof niet
met een parel en het huwelijksleven
ook niet met een parel, dat gaat mij
ook al te ver, maar je moet er voor
zichtig mee zijn. Christus zei het ge
woonlijk nogal fors, het was ook zijn
taak het fors te zeggen maar daarom
mag een ander dat nog niet doen.
Wat (Hij mocht mag ik niet. dat is
een heel andere zaak".
„En als een mens zich geroepen
voelt profeet te zijn, mag hij wat
anders dan een ander, maar dan
moet hij ook goed weten dat hij een
profeet is en daarvan de consequen
ties aanvaarden".
U acht de huidige wijze van den
ken in Nederland, vooral bij links,
vaak ook al te profetisch, te utopis
tisch?
VAN RIEL: „U brengt mij op een
bijzonder interessant punt. Toen ik
een kind was, woonde naast ons een
aardige man, een majoor van de
rijkspolitie, die een alleraardigste
dochter had; en die mensen waren
van streng-kerkelijke richting. Ze
lieten zich altijd uiterst kritisch uit
over het moderne christendom,
waarvan het bezwaar was dat het de
mens in het middelpunt stelde en
niet God. En nu zie ik het merk
waardige verschijnsel in de gerefor
meerde werèld dat men daar als
beeld, ik zeg niet in de theologie, het
modernisme beleeft, dat in de reali-
de) is een van de ontbindingsver
schijnselen. Dit moet men niet op
vatten als een morele veroordeling,
maar als een feitelijke constatering.
Ik verwacht ook van de gebeurtenis
sen rondom dr. Simonis een
principiële ontwikkeling in Neder
land, met politieke gevolgen ook."
„Aan de ene kant kan het beteken
dat '.nog meer mensen de rooms-ka-
tholieke kerk uitlopen of links laten
liggen en dat heeft ontbindende
gevolgen voor de KVP het kan
ook betekenen dat er een schisma
komt, een afscheiding van de Neder
landse kerk van de internationale,
hetgeen ook gevolgen zou hebben
voor de KVP. Dit alles werkt de door
mij gewenste polarisatie in de hand.
Die „CDU" komt er, maar die krijgt
een ander kiezerskorps; deze CDU
wordt geen onconfessionele partij,
maar de niet-socialistische groepe
ring in Nederland."
Een soort conservatieve partij als
in Engeland?
VAN RIEL: „Tot op zekere hoogte
maar. want conservatief is niet meer
mogelijk. Ik zie deze partij met een
eigen stel oplossingen komen voor de
problemen van 1970 tot 1985. Deze
CDU zal enerzijds een sterk sociaal
beleid voeren, anderzijds het mede
dingingselement in de maatschappij
handhaven, iets zoals tot uiting komt
in het programma van prof. Steen
kamp. En minder confessioneel ge
bonden, omdat door het verlopen van
de confessies als maatschappelijke
binding het duidelijk is, dat je daar
je kiezers niet meer vandaan kunt
halen."
Vormt deze CDU dan geen scherpe
concurrentie voor de VVD?
VAN RI'EL: „Ja, naar mijn gevoel
kan er op de duur niet anders dan
samenwerking zijn. Je kunt geen
twee niet-socialistische maat
schappij-beelden ontwikkelen en de
mens daar de keuze tussen laten. Je
moet die keuze duidelijk formuleren
en vooral op persongn betrekken. Het
bezwaar van de Nederlandse politiek
op het ogenblik is dat ze voor men
sen van groot formaat geen plaats
laat. In de huidige compromisrege
ringen zorgt iedereen ervoor dat de
ander niet met al te goeie ministers
voor de dag komt. U hebt dat aan
het vertrek van Zijlstra kunnen
zien."
Gelooft u in de grote man?
VAN RIEL: „Ja, daar geloof ik in.
Dat wil zeggen: ik geloof niet dat die
grote man in het licht der eeuwig
heid gezien zo groot is. maar ik ge
loof dat de politiek erbij bestaat dat
het volk bepaalde mensen als groot
beschouwt."
U acht de autoriteit noodzakelijk
in tegenstelling tot het anti-autori
taire denken?
VAN RIEL: „Ik meen dat de we
reld het van de originele en vinding
rijke geesten hebben moet. En ja, die
zijn dan, omdat ze ook wel voelen
dat ze meer dan een ander kunnen,
autoritair, wat natyurlijk geen deugd
op zichzelf is. Maar ik zie dat in het
licht van mijn hele mensbeschou
wing: je kunt niet van iemand ver
wachten dat hij bijzonder initiatief
rijk, knap en energiek is en dan ook
nog bereid zich altijd maar naar
groepsoverleg te schikken. Dat hangt
met elkaar samen. En zulke mensen
heb je nodig. De doorsnee mens
oriënteert zich niet aan logische ana
lyses of partijprogramma's maar aan
een meneer of mevrouw die zijn ver
beelding wint."
Zou u iets voelen voor een minis-
lersportefeuille?
VAN RIEL: „Niet op mijn 63ste
jaar, dat had ik eerder moeten
ambiëren. Ik zou wel als Nederland
in een noodsituatie kwam, doen wat
ik op mijn leeftijd fysiek en psy
chisch nog doen kan."
Gaan we op een noodsituatie af?
VAN RI'EL: „Ik vind dat het ver
loop wijst op een crisis. Elke maat
schappij, die bezig is zich zo gecom
pliceerd te maken, is onherroepeljk
ten ondergang gedoemd. Zodra men
het geloof in eenvoudige verhoudin
gen verliest.... De mens is niet ge
maakt om zo bijzonder wetenschap
pelijk. objektief en abstract te den
ken. Ik doel ook op het weggooien
van quasi-morele normen, ook dat
kan ongunstig werken."
Dan zult u onze tijd wel hoogmoe
dig vinden.
VAN RIEL: „Ontzaglijk hoogmoe
dig. Ik geloof dat het enige wat we
kunnen doen is bijzonder langzaam
naar voren kruipen van situatie tot
situatie. Ik geloof wel in het denk
beeld van betere menselijke verhou
dingen. maar.... als de feitelijke ver
houdingen ernaar zijn. Ik geloof in
een wereldvrede en wereldregering,
maar NADAT een staat zich tot he
gemonie heeft opgewerkt: dat zal
China wel zijn."
„De hele achtergrond van mijn po
litiek is niet anders dan de inbreng
van het christelijke, historisch ge
groeide, Westerse cultuurpatroon
met dat vrijheidselement en dat tole
rantie-element zo sterk mogelijk
te maken. Om het anders te zeggen:
het Westen moet zo sterk mogelijk
afgeleverd worden. Zoals het ook
mijn interne, partijpolitieke bedoe
ling is. juist omdat ik een samengaan
van WD en CDU op lange termijn
onvermijdelijk acht. de VDD daarin
dan geestelijk en feitelijk zo sterk
mogelijk af te leveren."
U legt steeds de nadruk op een
pessimistisch beschouwen van dc
mens en dc noodzaak van geleide
lijke veranderingen. Er zijn tegen
woordig filosofische stromingen of
mensen als McLuhan, die spreken
van een nieuwe mens.
Van Riel: „Ik geloof niet in een
nieuwe mens; dat de doorsneemens
zijn medemens een goed hart zal
gaan toedragen, daar geloof ik niets
van. De mens is de mens een wolf en
ik geloof dat er sinds koning David
absoluut niets is veranderd. Niets.
Juist in David zie je zo sterk die
correlatie van de geniale staatsman
en het slechte karakter; en toch is
hij de man Gods. Het één sluit het
ander volstrekt niet uit. Hij is een
werktuig en schoon water kan wel
door een vuile goot lopen".
U uitte zich nogal somber. Meent O
op dc „laatste bres" te staan?
Van Riel: „Nee, dat vind ik te dik
gezegd. Ik acht mijn werk zinvol,
omdat elke situatie die tot revolutio
naire ontwikkelingen kan leiden, zin
vol is en ook tot onwikkelingen in da
goede richting kan leiden. Juist om
dat de zaak nu zo labiel is, weet je
nooit wat de doorslag geeft".
IJ doelt toch niet op een rechtse
revolutie?
Van Riel: „Rechtse revolutie is zo*n
dik woord. Maar neem nu alleen al
de mogelijkheid van een behoorlijk
werkend tweepartijensysteem in Ne
derland, wat een enorme verbetering
zou zijn. Die polarisatie in de Neder
landse politiek zie ik komen. Dat
vind ik heel belangrijk überhaupt
ook de politieke strijd tegen het so
cialisme. die voor mij eigenlijk de
inzet van mijn latere leven is ge
weest"
U hebt bij een deel van de Neder
landers een rechtse image. Wat vindt
u daar zelf van?
Van Riel: „Wat is rechts? Ik geloof
dat we in Nederland alleen kunnen
leven wanneer wij de ontwikkelin
gen in banen van grote geleidelijk
heid houden en daarbij hoort voor
mijn gevoel het in acht nemen van
zekere historische levensopvattingen
en gewoonten. Als men dat rechts
wil noemen is mij dat best. Overi
gens is dat hele kwalificeren natuur
lijk normaal als onderdeel van de
politieke strijd. En, ach, het is wat
arrogant: de Chinezen zeggen: Véél
honing, véél mieren".
Het echtpaar Tuinstra uit het Drentse Yde, dat in februari voor onge
veer vier jeer neer Ambon vertrekt
De laatste maand van 1970 en het begin van
dit jaar is voor dr. E. W. Tuinstra (32) uit het
Drentse Yde een belangrijke periode. Eerst
promoveerde hij op 17 december in Groningen
tot doctor in de godgeleerdheid op het proef
schrift „Hermeneutische aspecten van de tar-
gum van Job uit grot XI van Qumran" (een
bestudering van de tekst van de in 1961 door
de Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen
aangekochte Dode Zee Rol) en in februari ver
trekt hij met zijn echtgenote en kinderen naar
Ambon, waar hij werkzaam zal zijn bij de op
leiding van predikanten.
De studie van dr. Tuinstra behandelt een bijzonder
interessant, zij het voor de leek nogal moeilijk, onder
werp. De targum van Job behoort tot de handschriften
van de Dode Zee, die sinds 1947 in groten getale in
elf grotten in het gebergte langs de oevers, gevonden
zijn. Tezamen met andere geschriften werd de targum
in 1956 ontdekt door Bedoeienen in grot XI, enige
kilometers noordelijk van Chirbet Qumran. Zij verkoch
ten de handschriften aan het Palestine Archeological
Museum in Jerusalem.
Toen de regering van Jordanië, bij decreet van 8 mei
1961, alle bij de Dode Zee gevonden manuscripten tot
staatseigendom verklaarde, konden de trustees van het
museum de documenten niet doorverkopen. Besloten
werd daarom het exclusieve bestuderings- en publica
tierecht van de handschriften aan te bieden aan bui
tenlandse instellingen. De Verenigde Staten verwierf
op deze wijze een in zeer goede staat verkerende
Psalmenrol en een Ezechiëlrol, terwijl de Ned. Akade
mie in 1961de rechten van de targum van Job aan
kocht.
Het handschrift is geschreven op leer en is door
hydrolyse en oxydatie vrij ernstig beschadigd. Overge
bleven is een rol met een lengte van 109 cm en een
breedte van vier tot zes cm en voorts 27 fragmenten.
In de oorspronkelijke staat moet de rol ongeveer 68
kolommen hebben bevat, die elk uit zestien tot zeven
tien regels bestonden. Nu bevat zij nog de bovenste
helft van tien kolommen. Onder de fragmenten zijn de
restanten van 28 kolommen teruggavonder». Dr. Tuin
stra heeft vanaf 1967 aan de bestudering van de rol en
het schrijven van zijn proefschrift gewerkt.
Nu dat belangrijke werk is voltooid („Er was enige
haast geboden in verband met ons vertrek naar Am-
bon", zegt dr. Tuinstra), is het volgende belangrijke
station in het leven van het Yder gezin het hoofd
eiland van de vanwege klimaat en natuurschoon zo
geroemde Molukken.
„Begin 1970 ben ik in dienst getreden van de Raad
voor de Zending, het apparaat, dat de zending vanuit
de Ned. Herv. Kerk verzorgt", vertelt dr. Tuinstra. „In
februari zijn we vier maanden naar Oegstgeest ge
weest voor een opleiding aan de zendingsschool.
Tijdens de cursus viel voor ons de nadruk op
Indonesië, zoals tropische hygiëne en sociologie van
niet-westerse volken; we hebben ook een inleiding
over Indonesië gehad."
Volgens dr. Tuinstra worden er erg weinig theologen
naar Indonesië gestuurd en gaan degenen, die toch
worden gezonden, hoofdzakelijk voor het onderwijs.
Aan het Theologisch Instituut in de stad Ambon op het
gelijknamige eiland gaat dr. Tuinstra zijn eigen vak
(het Oude Testament) doceren.
Hoe is die uitzending precies tot stand gekomen?
Dr. Tuinstra: „Ik zat aan de universiteit in Groningen
mijn proefschrift af te maken, toen ons in de zomer
van 1969 het verzoek bereikte van de Raad voor de
Zending, of wij dit op ons wilden nemen. In eerste
instantie stonden we er wat vreemd tegenover, maar
we wilden er toch wel graag over praten".
„luist in die zomer was ds. Pattiasina van het Theo
logisch Instituut op Ambon voor een werkbezoek in
Europa en hij kwam ook in Oegstgeest (de zetel van
de Raad voor de Zending). Met hem hebben wij een
bijzonder plezierig gesprek gehad en het werd al gauw
duidelijk, dat het heel belangrijk werk is. Je staat er
eerst wat ver van af, maar na zo'n gesprek met de
man, die daarvan het hoofd is, bekijk je het al heel
anders".
De Molukse kerk bestaat al heel lang en is één van
de oudste kerken van Azië. Het was een gebied, dat
als eerste geëxploiteerd werd door de Europese kolo
niale heersers, in het begin door Portugezen. De ge
schiedenis van de kerk is bijzonder ingewikkeld: het
kerstenen van de bevolking ging er aanvankelijk uit dj
losse hand. Ternate en Tidor waren Islamitische vor
stendommetjes, die Ambon en Ceram wilden onder-
De bevolking vond steun bij de kerk, zodat de ker
stening nogal snel ging.
„Het aantal Christenen op Ambon bedraagt onge
veer 50 pet., wat tamelijk veel is", aldus dr. Tuinstra.
„Na de komst van de Oost-Indische Compagnie is dit
gebied bij de Indische kerk gekomen, zodat het eigen
lijk nooit een zendingsgebied is geweest. De Molukse
kerk is een geheel zelfstandige kerk, waarvan de
school al uit 1885 dateert. Na de soevereiniteitsover
dracht was de kerk in een tamelijk isolement geraakt,
wat nogal sterk wordt ondervonden. Om tot vernieu
wing te komen is daarom een aantal eigen docenten
naar het buitenland gestuurd; voor een bezetting van
de tijdelijk lege plaatsen is een beroep gedaan op de
Europese cn Amerikaanse kerken".
Het onderwijs zal voor de klnderen-Tuinstra geen
probleem zijn, ook niet voor de oudste, die na afloop
van de geplande vier jaar de eerste twee jaar van de
lagere school zal hebben gemist. Zij kunnen gebruik
maken van een "schriftelijke cursus" van het Instituut
voor Individueel Onderwijs (IVIO). Mevrouw Tuinstra
zegt daarover: "Je krijgt van het IVIO boekjes met
dagopdrachten, die uitgewerkt naar Amsterdam worden
opgestuurd. Het werk wordt daar beoordeeld: de kin
deren gaan ook over of blijven zitten! Dat kost een
uurtje per dag en verder zal de oudste (nu vier)
daar ook naar de lagere school kunnen
En dr. Tuinstra besluit: „De Molukken is een gebied,
waar de kerk zich helemaal op een nieuwe leest wil
schoeien. Ambon heeft een lange geschiedenis, die
men nu wil afsluiten. Ze willen zich er nu gaan bezin
nen op hun plaats in het huidige Indonesië.
BIJLAGE VAN
HET KWARTET
De Rotterdammer
Nieuwe Haagse Courant
Nieuwe Leidse Courant
Dordts Dagblad