SALVADOR DALI
onbegrijpelijk en
ongrijpbaar genie
DEN HAAG EN HILVERSUM
SPELEN „HAT EN MUIS"
k
kbhbhsgi
Omroeparmoede
Omroepp o I i t i e k
'aan de markt' is en die markt voor
lopig niet zal verlaten. Dat zou wel
worden verijdeld door de jeugd, die
er rechtuit mee dweept.
Wat is er tegen? Alles is immers in
beweging en de beeldende kunst wel
in het bijzonder'. Nergens wordt het
aloud^ 'panta rei' (alles vloeit) zozeer
waar gemaakt. Het valt ons overigens
niet rauw op de maag. Voor de ge
wenning zorgden eerder al in de
vroege jaren dertig Pijke Koch en
Cor Postma, om later docr de hoog
geschatte Magritte te worden ge
volgd.
„II Divino" is nu in hoogst eigen
persoon binnen de muren van een
Nederlands museum gehaald, waar
mee hij na alle eerbewijzen die
hem al te beurt vielen eerst recht
is „geadeld". Want men mag er op
rekenen, dat ook Dali zelf het zo
voelt. Immers, zijn bewondering voor
de grote representanten van het
schildersland bij uitstek, Nederland,
heeft 'hij nooit onder stoelen of ban
ken gestoken.
Vermeer draagt hij op handen; van
Jeroen Bosch heeft hij de „kunstjes"
(maar helaas niet de kunst) afgeke
ken en over onze in Amerika levende
landgenoot Willem de Kooning raakt
hij voorlopig niet uitgepraat. Nu
moet worden gezegd, dat ook de
grootheid van Millet hem niet is ont
gaan (een veneratie die hij met Vin
cent van Gogh deelt) en dat hij
bij al zijn evidente en hinderlijke
grootheidswaanzin nooit heeft
verzuimd het werk van zijn collega's
die dit verdienden, voluit te bewon
deren.
Maar wat blijft er nu van Dali
over als men amechtig langs het niet
te schatten aantal kunstwerken is
gegaan? Voor de één een begenadigd
en verafgood genie, wiens uitingen
zonder weerga zijn, een mysticus op
het occulte af, een mer boire waar
in het goed zwelgen is, maar voor de
ander een charlatan, die men niet
genoeg kan verguizen en wiens
schuimklopperij met slagroom en
groene zeep als de voornaamste
ingrediënten, hem zodanig tegen
staan, dat hij snakt naar de frisse
lucht, buiten het museum.
Natuurlijk ligt ook hier de waar
heid in het midden, want, om maar
één facet te noemen, Dali's verbluf
fend vakmanschap is buiten kijf.
Daar moet wel zo ongeveer iedereen
het over eens zijn, al zal de tegen
stander onmiddellijk te berde bren
gen, dat Dali de truc bepaald niet
schuwt en dat hij de beschouwer
toch maar mooi opzadelt met een im
mens aantal walgelijk lelijke en het
aankijken niet waard zijnde zaken.
De tegenstander heeft dan het ge
lijk een beetje aan zijn kant: sommi
ge juwelen van Dali zal hij aanvoe
ren als de onomstotelijke bewijzen
van een bizar gekleurde wansmaak,
waarvan zelfs de slechtst gereputeer
de suikerbakker zou ijzen. Verspil
ling van kostelijk (en kostbaar) ma
teriaal, zal hij het noemen. Waar te
gen de verdediger zal inbrengen, dat
Dali toch maar verduveld mooie en
gevoelige dingen heeft gedaan. Wij
willen dit beamen.
Er zijn bijvoorbeeld twee tekenin
gen aanwezig uit de jaren veertig, te
weten een „Rugnaakt" uit 1945 en
een portret, zijn geliefde echtgenote
en 'muze', Gala, gewijd. Uit deze bla
den nu valt voor een leek, zowel als
voor kenner, een gevoeligheid, op de
grens van tederheid, af te lezen, die
Dali als het ware moet stempelen tot
de zachtzinnigste kunstenaar die op
aarde rondloopt.
Maar er zijn zoveel andere zaken,
die het volstrekte tegendeel aanto
nen. Een schier vrouwelijke gevoe
ligheid van doen dus, naast een mee
dogenloze hardheid. Een zacht, ook
weer bijna vrouwelijk, het oog stre
lend kleurgebruik, pal naast een af
schrikwekkende banaliteit in het co-
loriet, die men eerder verwacht op
een affiche voor een qircusshow, dan
op een schilderij dat waardig wordt
gekeurd in een museumte hangen.
Niettemin, aan de andere kant
weer, zal men bewondering kunnen
opbrengen voor zijn perfecte, zij het
doorgaans geraffineerde, smaak. Zie
met hoeveel zorg elk schilderij is
geëncadreerd en let eens op hoe hij
van iedere signatuur een kunstwerk
je-apart maakt, waarmee hij zich op
het niveau bevindt van de grote Chi
nese calligrafen.
Laat u zich bij dit alles weer niet
afschrikken door de bedachte titels,
die nergens op schijnen te slaan,
maar tracht de schoonste zaken uit
Dali's bonte prentenboek 'bijeen te
lezen'. Verheug u met ons ln
wat hij van een eenvoudige boeren-
stoel, die hij met pollepels betim
mert, gemaakt heeft een subliem
kunstwerk van hoge orde.
En zo 'gaat het met Dali; men komt
er niet uit, men komt er nooit mee
klaar. Zo wil Dali het ook, hij is er
op uit, verwarring te stichten, hij
wenst te overbluffen. Hij schroomt
niet, de ergerlijkste en weerzinwek
kendste verzinsels aan doek, papier
of ander materiaal toe te vertrouwen
om tot dit doel te geraken. Hij wil en
zal zich doen gelden, „ik ben de
grootste, de alleskunner. de artistieke
duizendpoot, de begenadigde".
Geen zee gaat Dali te hoog, dit te
bewijzen. Daarbij met zichtbare wel
lust geleid door impulsen die uit een
paranoïde wereld schijnen te stam
men en die met een instelling van:
'publiek, ik veracht u' te kijk worden
gesteld.
Toch zouden we dit alles niet
graag hebben gemist, ofschoon we er
niet heet of koud onder zijn gewor
den. Wel moe, ontzettend moe! Maar
de schok, die elk werk van kunst
teweeg moet brengen, bleef uit. He
laas. Dali blijft voor ons de volstrekt
Links: één van Deli'e belangrijkste reli
gieuze werken: „Christus van Sint Jan van het
Kruis" (1951). Midden: „Het aangezicht van de
dood" (1940), „de ogen vervuld van einde.oze
dood". Rechts: bronzen „Venus van Mllo met
laden" (1936), waarvan Dali zei: „Men zou alle
laden moeten plaatsen in een weelderig lichaam,
dat de christelijke uitvinding van de gewetens
wroeging nog niet gekend heeft".
'ongrijpbare', die nergens is onder te
brengen. Mogelijk is dit zijn vol
strekte originaliteit zijn sterkste
troef.
En nu maar afwachten hoe het zal
vergaan met de notariszoon uit het
Spaanse dorpje Figueras bij Gerona,
waar 66 jaar geleden, op 11 mei, zijn
tumulteuze leven een aanvang nam.
Dali haakte ernaar de evenknie
van Vermeer te worden en het is
aandoenlijk hem op zoek te zien naar
het geheimzinnige geel dat dit Delfts
genie aanwendde, en het hem niet te
zien vinden. Hij was er op uit het
mystieke van Jeroen Bosch te bena
deren, men ziet hem op jacht naar de
hantises van een Odilon Redon en
men kan hem gadeslaan bij zijn po
gingen iets van de ontroerende zui
verheid van Millet zich eigen te ma
ken.
Hij heeft van allemaal iets, maar
net niet genoeg. Hij werd wél Salva
dor Dali en dat is nu precies naar
één van zijn verwarrende uitspr en
althans wat hij wilde. In elk ge
val: Gaat dat zien, gaat
dat zien. Dit komt nooit weer terug.
Dit wordt nooit meer vertoond!!!!
door Gijs Kording
ZATERDAG 28 NOVEMBER 1970
Wie zich schaart tussen de ruim
honderdduizend bezoekers die
vóór 10 januari 1971 in het Rotter
damse Museum Boymans-van Beu-
ningen worden verwacht, weet van
tevoren, dat hij geen geëffend
paadje zal gaan bewandelen, maar
dat hij zich zal moeten storten in
de maalstroom van Dali's ongeor
dend, zeg maar chaotisch leven.
Eenmaal aangekomen in de voor
deze gelegenheid met een magni
fiek blauw tapijt belegde „hoofd
zaal", waarvan de wanden met een
dito blauw zijn gestoffeerd,
krijgt ook degene die dacht zich
enigszins te hebben bewapend,
hier het gevoel te worden bedol
ven' onder een lawine. Misschien
drukt 'overdonderd' nog beter uit
wat er met je gaat gebeuren.
En toch, we konden het allemaal
vooruit weten. Daar had Dali zelf
wel voor gezorgd met zijn eeuwigdu
rende jacht naar publiciteit, het vir
tuoze gemak waarmee hij altijd weer
nieuwe lieden vond om ze voor zijn
(zege)karretje te spannen. Kortom,
een eindeloos bouwen aan eigen ima
go, zo intens en niet aflatend zelfs,
dat men zich afvraagt, waar de man
de tijd vandaan heeft gehaald, daar
tussendoor zo'n gigantisch oeuvre
bijeen te brengen.
Evenzeer konden we van tevoren
weten, dat we, vroeg of laat, ook in
ons land een spectaculaire Dali-show
zouden krijgen. Boymans heeft de
kat de bel aangebonden en terecht,
als men bedenkt, dat het surrealisme
Voor het jaar 1971 staat ter beschikking van de binnenlandse omroep een som van
277.811.000. Best een lief bedrag, zo zonder meer bekeken. Allemaal opgebracht door de
menspn, die hun omroepbijdrage hebben betaald. U weet wel, die 75 per jaar. En natuurlijk
door de winsten uit de etherreclame. In feite is er nog zo'n kleine 60 miljoen meer, maar dat
sommetje gaat weg aan zaken die verband houden met de omroep en met de reclamewinst
uitkeringen aan dag- en nieuwsbladen.
Mankracht en materiaal vragen het meeste geld
De grootste hap is, met bijna 29
miljoen, voor de zenderkosten van
binnenlandse omroep en Wereld
omroep. Trouwens, tweede fikse
post is de Wereldomroep zelf, die
met ruim 14,5 miljoen gaat strijken
en waaraan de Nederlandse om
roepbijdrage-betalers geen ander
profijt beleven, dan dat hun land
genoten over zee en andere luiste
raars in den vreemde er genoegen
aan beleven en het „Nederlandse
visitekaartje" in diezelfde „vreem
de" hogelijk wordt gewaardeerd.
Dat mag wel een centje waard zijn.
Zoals u wellicht wel weet, wor
den de voor de binnenlandse om
roep beschikbare gelden ponds
pondsgewijze onder de diverse or
ganisaties die zendmachtiging heb
ben. verdeeld. Dat gaat gewoon
per zenduur, niet per lid. want de
NOS, de kerken, de politieke par
tijen enz. enz. hebben helemaal
geen leden.
Per tv-zenduur ontvangt men dit,
per radiozenduur dat. Maar....er Is
ook nog een enkele loodzware
post die daar buitenom moet wor
den voorzien.
Hoe erg schrikt u bijv. van het
feit. dat 80 pet. van uw omroepbij
drage wordt bestemd voor....sala
rissen van omroeppersoneel? Toch
is dit een heel normale zaak. Wan
neer de loodgieter een nieuw leer
tje in uw kraan komt zetten en u
de nota van enkele guldens be
taalt, geeft u stukken méér dan 80
pet. aan arbeidsloon.
De totale binnenlandse omroep
kunt u gerust rekenen tot de groot
bedrijven. Men telt er 4500 werk
nemers en dat zijn natuurlijk op
geen stukken na alleen de pro
grammamakers en -medewerkers
die u pleegt te zien en te horen via
beeldbuis en/of radioapparaat
Denkt u maar eens even aan het
wegenpark, de enorme technische
dienst, de omvangrijke administra
tieve diensten, de laboratoria enz.
enz. Al draait het totaal wel enkel
en alleen om die programma's,
toch betekenen de creatieve pro
bepalingen beschikbaar voor de
omroep, een ingewikkeld systeem,
maar dat is niet anders.
Nu zijn er diverse bepalingen in
de nog vrij nieuwe wet die het in
de praktijk niet. zo best blijken te
doen. Dat is niet ongewoon: nieu
we wetten en zeker zo'n ingewik
kelde als de omroepwet, hebben
dikwijls herzieningen nodig.
Een van de moeilijkste bepalin
gen in de wet die vóór het
verschijnen daarvan al in het even
zeer bindende televlsiebesluit gold
betreft de financiering van de
door de NOS uit te voeren nieuw-,
bouw op het Omroepkwartier.
Hiervoor staat vast, dat deze
bouw dient te worden betaald uit
de lopende middelen. Tot nog toe
ging dat om verscheidene miljoe
nen per jaar, voor 1971 is dat ech
ter al tien miljoen en voor 197Z
wanneer een zeer belangrijke fase
wordt ondernomen, kan dat wel
honderd miljoen belopen.
Nu wordt het eenvoudig onmo
gelijk, dat nog uit de beschikbare
gelden op te brengen. Zeker voor
1972 zal wetswijziging noodzakelijk
zijn met dien verstande, dat het de
NOS eindelijk wordt toegestaan op
„normale" wijze leningen te sluiten
voor de bouw.
Het verbod, dat de NOS zich
mag bewegen op de kapitaalmarkt
moet uit de wet worden gehaald,
meent de omroep in al haar gele
dingen. Te meer, omdat er al zulke
hoge bedragen weggaan aan ver
bouwingen, onderhoud en vernieu
wing van technische apparaturen.
enz. Met dit soort kosten zou in
'otaal voor 1971 al ruim 42 miljoen
gulden gemoeid zijn.
Een doorn in het oog van de
omroep is ook. dat de som van
vrijstellingen voor het betalen van
omroepbijdragen (voor bejaarden,
invaliden, minder-draagkrachtigen
enz.) niet wordt aangezuiverd. Voor
1971 Is dit bedrag getaxeerd op
maar liefst f 15.600.000.
Waarom, zo vragen de omroep-
be«tuurder8 zich af, moet dit op
sftz* Qerachtvaardlgcb Inkomsten
Een apparaat om zelf geld te
maken bezitten ze bij de NOS nog
niet.
drukken? Waarom wordt dit niet
aangezuiverd uit de pot bijstands
wet? Ontheffing van betaling is
een vorm van bijstand.
U hebt het al eerder gelezen ia
onze krant: de omroep zit te krap
met geld. Er is voor het komende
jaar geen sluitende begroting te
krijgen, men blijft zitten met een
tekort van elf miljoen.
Nu is het wél duidelijk, dat dit
tekort nooit kan worden wegge
werkt in salarissen, noch in verho
gingen daarvan of in hogere mate
riaal- en dienstenkosten. Ook kan
men niet een hoekje minder bou
wen.... neen, déze tekorten drukken
regelrecht op de programma's, die
het aardige sluitstuk vormen.
Al vormen die elf miljoen op een
som van dik 277 miljoen natuurlijk
geen opzienbarend tekort, toch Is
dit voor de binnenlandse omroep
aanleiding om de minister nog
eens danig ondsr druk ts ^zetten.
Kijk, zeggen de bestuurders, we
hebben al meermalen voorstellen
gedaan om de slappe was voor de
omroep wat op te stijven, en U,
minister, hebt nooit geluisterd.
Rechtens kunnen we toch heel wat
meer geld krijgen en dan behoeft
U niet meer in 't openbaar te kla
gen over het feit dat de omroep
nog altijd niet met een goed meer
jarenplan aankomt.
Want dèt is de grief van minister
Klompé. Zij wil dat meerjarenplan
op tafel zien. Ze stelt niet vóór
1974 verhoging van de omroepbij
drage In het vooruitzicht, ze houdt
tot en met 1971 een dikke 10.5
miljoen af van de etherreclame
winst voor dag- en nieuwsbladen,
ze maakt enkele reservepotjes en
ze heeft geen antwoord gegeven
op de mededeling uit Hilversum,
dat de salaris- en materialenkosten
jaarlijks stijgen
En dan toch een meerjarenplan?
Waarvan moeten wij het doen?
Waarmee moeten wij rekenen?
vraagt Hilversum Zich af. Goed. de
minister heeft gezegd dat zij met
ingang van 1 oktober 1971 wat
meer radio- en televisiezendtijd wil
geven.... maar waarvan moeten wij
dat financieren Zo blijft het een kat
en muisspel tussen Den Haag en
Hilversum: van beide kanten wordt
gewacht, van beide kanten wordt
.onvoldoende losgelaten en op tafel
gelegd.
Wij hebben wettelijk een particu
lier omroepbestel onder toezicht
van de overheid. Dat houdt al in,
dat het niet buiten het politieke
vlak om kan gaan. De minister zit
in Den Haag bij wijze van spreken
met de wet in de hand. De om-
roepbestuurders zitten In Hilversum
te plukharen aan die wet. Het poli
tieke spel is in volle gang.
Kijk, zegt de minister, ik maak
een paar miljoenenpotjes voor het
verschijnen van Instructieve radio
en tv en de regionale omroep.
Maar, luidt de repliek uit Hilver
sum, die kosten behoeven niet te
drukken op de binnenlandse om
roep. Onderwlje en regionale be
langen moeten gediend worden
buiten Hilversum om: dus geen
resp. drie en vijf miljoen in reser-
vepotten, maar een beroep doen
op de algemene middelen (waaruit
over een jaar dan ook eindelijk, na
jarenlang touwtrekken met de ene
minister na de andere de Wereld
omroep zal worden betaald).
Dat zou al acht miljoen méér zijn
voor ons. Dan nog vijftien miljoen
uit de pot Bijstandswet ter derving
van de vrijstellingen betaling om
roepbijdrage Mogen we dan ook
eindelijk eens lenen voor de bouw,
dan zouden we voor 1971 geen
tien, maar één miljoen bouwkosten
op de begroting kunnen zetten en
dan hoort U ons de eerste laren
niet meer.
Al deze voorstellen had de NOS
(U weet. die spreekt namens de
gezamenlijke omroepen) al eerder
bij de minister op tafel gelegd, nu
eens het ene. dan weer het andere.
De minister zei niks.
Maar nu gelden ze allemaal sa
men als alternatief voor een niet-
sluitende begroting én de bedrei
ging, dat bij de voortschrüdende
kostenverhogingen plus meer zend
tijd. er qeen meerjarenplan komt,
maar dat steeds grotere gaten In
de begrotingen tevoorschijn zullen
komen!
Misschien antwoordt de minister
weer niet. zii behoeft dat niet te
doen. Misschien ook komt het op
nieuw tot een gesprek al dan niet
met resultaten. „Maar als de pro
gramma's achteruit oaan is het on
ze schuld niet", hebben de omroe
pen alvast meegedeeld, „wil doen
«at we kunnen: als we te weinig
geld hebben, is de koek op en dan
moet de rekening van teleurge
stelde kijkers en luisteraars maar
aan de minister worden gepresen
teerd".
Dat heeft de minister alvast ln
de kranten kunnen lezen.
Voorlopig heerst er afwachtende
stilte. Men heeft zich opgesteld
aan weerszijden van het muizegat...
oftewel het gat in de begroting, dat
daarvoor dient.
Minister Marga Klompé: het gat in de begroting
door Phé Wijnbeek
-*■ De grote NOS-studio is een samenbundeling van ingenieuze en kostbare apparatuur om zelfs de meest
gecompliceerde producties mogelijk te maken. De foto toont de decoropstelling voor de verechillende scènes
van een Maigret-afleveiing.
grammamakers slechts een handje
vol op het hele personeel, waar
onder men meer dan vijftig ver
schillende beroepen telt.
De eigen inkomsten van de om
roeporganisaties spelen bij dit al
les geen rol. Zij bedienen uitslui
tend de verenigingen. De lidmaat
schapsgelden plus de winst uit de
exploitatie van het programmablad
worden aangewend voor het in
standhouden van de vereniging en
voor bouw- en onderhouden van
radiostudio's. De administratie voor
het omroepbedrijf staat om te be
ginnen daar al buiten.
De gehele apparatuur voor de
radiostudio's valt onder de geza
menlijkheid. d.i. de NOS. En alle
televisiestudio's plus decorhallen,
laboratoria, technische bedrijven,
wagenpark enz. eveneens.
Even moeilijk om uit elkaar te
houden, maar zo liggen de finan
cieringsfeiten nu eenmaal.
U begrijpt dus wel. dat de dikke
hap van de door de overheid gein-
de gelden naar de NOS gaat. Nie
mand in Hilversum, die dat betwist.
Pas als die 80 pet. kosten voor
salarissen (en daarmee hebben de
honoraria van door omroepen aan
getrokken artiesten voor diverse
programma's natuurlijk weer niets
te maken) is afgetrokken, komen
de posten voor technische diensten
(materialen e.d.) aan de beurt en
dan uiteindelijk de reële program
mabetalingen.
Intussen schrijft de wet dit alle
maal voor. De overheid int de gel
den en stelt die naar wettelijke