IK HEB HET GEZIEN IflY LAI - verslag van een massamoord Gekooide vlinder op Duivelseiland c. n 1963: DE DAG WAAROP JOHN F. KENNEDY WERD DOODGESCHOTEN Grafiek van Goya ZATERDAG 21 NOVEMBER 1970 Mensen die het moeilijk hebben met de kunst van eigen tijd en dat zijn er erg veel hoor je vaak zeggen: geef mij die „oude" kunst maar, dan kun je ten minste zien wat het voorstelt. Daar moest ik telkens weer aan denken, toen ik deze week ronddwaalde in het prentenkabinet van het Rijks- museum te Amsterdam, waar tot 18 januari de grafiek van Francisco Goya wordt getoond. door A. Verhoeven t de serie „La Tauromaquia": het gepeupel snijdt de pezen van de stier door met lansen, spiesen en jere wapens (1816). Morgen is Het zeven jaar len, dat president John Kennedy, tijdens een bezoek Texas, in Dallas werd je neergeschoten naar men nd unneemt door Lee Harvey Os- wild, een teleurgestelde avon- hirier. Een minuut-tot-minuut- j Mfhaal over de gebeurtenissen «pde 22ste november 1963 is ilwschenen van de hand van Jim Bishop. In een Nederland- u vertaling werd het uitge- jtrtn door In den Toren, irn (504 blz., 29,50). In zijn boek komt Bishop tot de inclusie, dat Kennedy stierf voor v st moment, dat de artsen bepaal- :n als tijdstip van overlijden; dat merika gedurende enige uren was ;Cj, ledemobiliseefd' en geen ant woord zou hebben gehad op een lilltaire aanval; dat Oswald in fei- door de politie gearresteerd wil- fle worden; dat in het autopsie-rap- Oifort de beschrijving van Kennedy's len verschilt met.die van de rerklarlngen, welke de artsen van iet Parkland Hospital in Texas ga- en dat de politie van Dallas rechten van Oswald ais Ameri- 1 laans staatsburger volkomen heeft ,"1 genegeerd. Bishop onderhield goede betrek- iingen met Kennedy en begaf zich voor het schrijven van artikelen de over de president nogal eens naar het Witte Huls. Het hele per soneel had opdracht, hem te woord e staan en alles te laten zien wat maar wenste. Ook mevrouw (ennedy verleende haar medewer- king, tot verbazing van de presi dent, die Bishop tot drie keer toe had gevraagd, hoe het gesprek met Jackie was geweest. Toen bleek dat Bishop na het overlijden van Kennedy een boek aan hem wilde wijden onder de titel: 'De dag dat John Kennedy werd neergeschoten', probeerde Jackje hem van dit voornemen af te brengen. Zij wilde dat er slechts één boek over haar man zou wor den geschreven. De opdracht daar toe was gegeven aan William Man chester. Bishop ging door met zijn werk, waarop in een filmtijdschirft een artikel verscheen onder de kop: „De man. die mevrouw Ken nedy aan het huilen bracht". Later bleek zelfs Manchesters objectieve boek gewogen en te licht té wor den bevonden. In- de profielen-serie varf Uitgé- véramij. Interland te Aalten ver scheen eèn boek over Robert Ken nedy, de broer van de vermoorde president, die op 6 juni 1968 In een hotel te Los Angeles door Sjr- han Sirhan werd doodgeschoten. De schrijver is de Zweed Ulf Nil- son, die werkzaam is als corres pondent van het Zweedse avond blad Expressen. Met New Vork als basis schrijft hij over de Ameri kaanse politiek en de Amerikanen. He» best voelt hij zich thuis in de omgeving van het Witte Huis en zijn portret van Robert Kennedy (160 blz., f 8,90) is tevens de be schrijving van een Amerikaans di lemma. Over president Nixon, Mao Tse- toeng en Walter Ulbricht versche nen in dezelfde serie boeken, ge schreven door resp. Joachim Joes- ten (geboren te Keulen in 1907 en via Scandinavië uitgeweken naar Amerika, waar hij meer dan 40 boeken schreef), door Per Olog Karlsson (geboren in 1927, werk zaam bij de Zweedse tv. Reizen In China en de meeste aangrenzende landen vormen de basis van het boek), en door Per Sjögren (gebo ren in 1925, Duits correspondent van Dagens Nyheter, wijdde uit voerige studie aan Ulbricht). Prijs van alle delen afzonderlijk f 8,90. Bij Westfriesland te Hoorn ver scheen Reis naar de revolutie, een aide-mémoire, van Emil Belzner (224 blz., ƒ10,90). Het is een boek dat uitgaat van een persoonlijke belevenis van de scholier Belzner. tijdens de reis van Lenin door Duitsland in april 1917: een roman waarin wat al te gemakkelijk "Wahrheit und Dichtung' in elkaar worden gevlochten. JdB -#■ Het was zo vaak goed gegaan.... Die Goya is zo'n „oude" kunstenaar, bekijk zijn etsen maar, zijn litho's en de enkele tekeningen, die ter verduidelijking aan deze expositie toegevoegd zijn. In derdaad, je kunt zien wat er allemaal „voorgesteld" wordt: mannen, vrouwen, dieren, de omgeving, waarin zij gewoonlijk verkeren. Mannen als minnaars én als verkrachtende soldaten, vrouwen, jong en oud, dieren en landschap: gewoon of spookachtig. Ja, je kunt duide lijk zien wat het voorstelt en als. je de etsen van Goya alleen maar als razend knap geëtste plaatjes bekijkt en dat kan ben je er zo mee klaar. Dan ga'je weer naar huis en dan kun je overal vertellen, dat je de grafiek van Goya bekeken hebt. Want gezien heb je ze dan helemaal niet. Als je de grafiek van Goya écht gezien hebt, dan sta je daar, volkomen verlaten, totaal eenzaam. Je ervoer dat alles namelijk als een zeer bijzondere belevenis en als je dan je mond opendoet om daar met een ander over te praten, bemerk je, dat je het alleen maar over bijkomstigheden kan hebben. Het essentiële van alles wat Goya je medegedeeld heeft, kun je niet kwijt, dat zit te diep. dat is te vreemd, te vér-af, te ongelooflijk, dat blijft ergens in het onderbe wuste hangen. Ik geloof, dat velen dat op een dergelijke manier ervaren zullen hebben. De een geeft het dan toe: er zijn b.v. vele geleerden die, waar het deze prenten betreft, zonder meer het woord „raadselachtig" durven gebrui ken (vooral bij een serie als „Los Desperates", die ook wel „Los Proverbios" genoemd wordt) Anderen „baseren hun vermoedens" op wat dan ook, maar spreken zich verder ook niet uit. En dan heb je mensen als b.v. Sanches-Cantón, die het maar dah wel honderd jaar na Goya's dood oplost door te zeggen, dat Goya „meer verward dan diepzinnig was, wanneer hij zijn gevoelens en emoties opzij zette en ideeën zocht." Ik realiseer me, dat ik, als liefhebber emotioneel rea geer ik heb nooit een jarenlange, diepgaande studie gemaakt van Goya's grafisch oeuvre maar één ding moet me van het hart: over dat „zoeken naar ideeën". Bij het zien van deze grafiek, krijg je juist telkens het gevoel, dat Gcya véél te véél ideeën had. Zoveel, dat hij ze onmogelijk allemaal verwerken kon. Dat hij alles en alles de revue wilde laten passeren en dat als gevolg daarvan zijn bedoelingen, samengepakt, gecomprimeerd als ze zijn, vaak zo duister schijnen. Ik geloof ook, dat je Goya niet 't koste wat 't kost, moet willen „begrijpen". Hij benaderde de problemen, vooral nadat hij volledig doof geworden was, op een uiterst persoonlijke wijze. En als je z'n levensgeschiedenis er op naslaat, zou je kunnen veronderstellen, dat die benadering voor een deel toch ook wel op een zekere recalcitrantie, op een bitterheid over eigen lot, gebaseerd was. De jonge Francisco Goya moet iets gehad hebben van een geweldige doordouwer. Want je hoort altijd wel van Goya, de hofschilder (van Karei III, van Karei IV, van Ferdinand VII), maar die hoge post kreeg hij pas op veertigjarige leeftijd. Daarvoor was hij niet minder dan zeventien jaar werkzaam geweest als ontwerper voor wandtapijten in het Koninklijk Atelier van Santa Bar bara. Door die benoeming aan het hof kreeg hij uit eraard ook toegang tot de Madrileense society, die hem voorzag van ontelbare portretopdrachten. Hij had daardoor een groot inkomen, voerde een rijke staat, had een eigen rijtuig en was op dit alles, zo blijkt uit een brief aan zijn vriend Martin Zapater, zeer gesteld: „Ik heb alles wat mijn hart begeert. God zij gedankt!" Enkele jaren later, in 1793, overviel hem een ernstige ziekte, die resulteerde in een blijvende en totale doof heid. Hij was toen 47 jaar. Hii bleef weliswaar hofschil der, maar moest wél bedanken voor de belangrijke functie die hij aan de Academia de San Fernando te Madrid bekleedde. En hij, die zo gesteld was op het mondaine leven in de rijke salons, moest ook dat opge ven. Zou dat deze man, die er kennelijk toch wel op uit was een goede carrière te maken, niet verbitterd heb ben? Kort daarna ontstaat dan ook de serie „Los Capri- chos", grillige invallen, een reeks prenten, waarvoor de kunstenaar een keuze gemaakt heeft „uit alle dwaashe den, vooroordelen en bedriegerijen, die worden ingege ven door onwetendheid en eigenbelang, teineinde deze aan de kaak te stellen: (en, staat er dan verder in deze aankondiging, die hoewel misschien niet van Goya zelf, De gewurgde (ca. 1778/'80). dan toch in leder geval zijn volle instemming had) „tegelijkertijd zijn zij een uitdaging aan de fantasie van de kunstenaar." De fantasie van de kunstenaar, die telkens weer tot uiting komt in de ongelooflijk fraaie techniek, waarbij1 hij voor die tijd nieuwe vondsten als de aquatint veel vuldig toepaste. (Öp deze tentoonstelling zijn hoofdzake lijk proef- en andere vroege drukken bijeengebracht, prenten dus die latén zien hoe Goya het zelf gewild heeft. Dit in tegenstelling tot latere drukken de Caprichos beleefde b.v. twaalf uitgaven die Goya als graficus zeker niet op zijn best tonen). Maar de fantasie van de kunstenaar breekt vooral door in de aanpak van zijn kritiek op alle mogelijke uitwassen van de toenmalige maatschappij. De „duister heid" waarover ik het in 't begin had is dan ook meer malen éen gevolg van het feit, dat de kunstenaar zijn kritiek op bepaalde personen telkens weer verborg on der het mom van een meer algemene satire. De serie „Los Desastres de la Guerra", de verschrlk- kfhgen van de oorlog, vind ik een van de minst raadsel achtige, de meest afgrijselijke en de mooiste, want: diep menselijke. Er valt heel weinig bij te zeggen. Goya's titels zélf zijn ook heel kort. Zo b.v.: „Begraaf hen en zwijg", of: „Waarom?", „De waarheid is gestor ven" en deze, die duidelijk maekt, waarom zo'n ver schrikkelijke serie werd gemaakt: „Ik heb het gezien". Hoezeer Goya zich in deze serie ook keerde tegen de barbaarheid van de oorlog, een andere mensonterende barbaarsheid, die van het stierengevecht, was voor hem een favoriete sport, een vorm van kunst. De serie die hij ervan maakte noemde hij dan ook de „Tauroma quia", de kunst van het stierenvechten. Maar afgezien van bepaalde meningen over deze „sport" op zichzelf: „Niemand" schreef Beruete, de eerste Spanjaard, die een boek over Goya als graficus samenstelde „Niemand heeft ooit zo indringend een stierengevecht getekend en niemand kon geloven dat de stieren dergelijke bewegingen maakten en zulke posities kozen. Een uitzonderlijke gave van de geest, sneller dan het menselijk oog of dan de momentopname van de camera was in staat ons met een bewonderenswaardige precisie en een trefzekere waarneming het spel voor ogen te toveren. Hij had gelijk: de stieren en de mannen bewogen inderdaad op de manier waarop hij hen had waargeno men" (Later, zou je kunnen zeggen, is dat bevestigd: door de fotografie. De laatste serie „Los Proverbios" (spreekwoorden) of „Los Desparates" (dwaasheden) is fantastisch, vaak monstrueus; bijna ontoegankelijke visioenen zijn het. Ontoegankelijk en tegelijk ongelooflijk indrukwekkend. Een raadsel. Een uitingswijze, die eigenlijk een aangele genheid is tussen de maker en degeen, die er mee geconfronteerd wordt. Daar moet niemand tussenkomen. De Saluuteilanden liggen vlak voor de kust van Frans Guyana. Eén ervan heel lie Royale, het andere lie St. Joseph en het derde He du Diable. Op dat Duivelseiland, het beruchte Franse verban ningsoord voor misdadigers, zat niet alleen de Joodse kapitein Dreyfus gevangen onschuldig beticht van landverraad en tot levenslange opsluiting veroordeeld maar ook een zekere Henri Charrière, alias Papillon. In de afgelopen week is het proces begon- •n tegen luitenant William Calley, die zich b Vietnam schuldig zou hebben gemaakt »an moord op meer dan 100 weerloze bur gers. Er zijn veel meer mensen in deze zaak :trokken, ook hoge officieren, die van de massaslachting afgeweten hebben, maar het beter oordeelden, de feiten in de doofpot tc laten verdwijnen deels uit solidariteit met degenen, die verantwoordelijk waren Seymour M. Hersh publiceerde 'kort gele den My Lai, het verslag van een massa- 'moord (Uitg. In den Toren te Baarn, 184 jblz., ƒ8,90). Het is een uitvoerige documen taire over de moord op ongeveer 500 kinde vrouwen en oudere mannen. Hersh heeft 50 militairen van de Charlie-com- pagnie die op 16 maart 1968 het dorp My Lai binnentrokken, geïnterviewd. Ook had hij vraaggesprekken met Calley en kapitein Ernest Medina (welke laatste ook in staat van beschuldiging is gesteld). Drie en een half uur lang hielden de Amerikaanse militairen zich bezig met schieten „op alles wat bewoog". Hun in structies waren onduidelijk; zij konden hun lang gaan. Volledig gedesorganiseerd en ge degenereerd richtten zij in korte tijd een afschuwelijk bloedbad aan. Pas na twintig maand en kwam het gebeuren in de open baarheid. Dagboek uit het ghetto van Warschau '39-1945 (verschenen bij De Arbeiderspers te Amsterdam, 212 blz., 12.50) is geschre ven door Michael Zylberberg, een uit War schau afkomstige Pool van Joodse afkomst De vernietiging van het ghetto was een ma cabere climax in de nazistische vervolging Van de Joden. Van het half miljoen ghettó- bewoners zijn maar enkele honderden in Luitenant William Calley op weg naar zijn rechters. leven gebleven. Pas enkele jaren geleden kwam de schrijver weer in het bezit van zijn notities, die lang zoek waren geweest. Hel en Hemel, de rol van de katholieken in Vietnam (Uitg. In den Toren te Baarn, 142 blz-, ƒ7.50) werd geschreven door drs. W. D. Verwey. medewerker aan het Pole- mologisch instituut van de RU te Gronin gen, Harry Haas, studentenpastor, die in 1967 en 1968 in Zuid-Vietnam is geweest en Ngyen Bao Cong, pseudoniem van een Viet namees, die in een afsluitend artikel een hartekreet laat horen. Hierin pleit hij voor een dialoog met de communisten en een poging tot integratie in de Vietnamese cul tuur, waarin het katholicisme als „Fremdkörper" geen plaats zou kunnen vin den. Deze „derde weg" stuit op verzet, niet in het minst bij de officiële kerk in Zuid- Vietnam. Dit is uw land (door W. A. Ballinger, uitg. De Boekerij nv te Baarn, 355 blz., 16.90) is het verhaal van de blanke aanwezigheid in Rhodesië, in het bijzonder van de Britse kolonisten, die als laatsten kwamen. Het is een ruwe roman geworden, Waarin de schrijver zijn fantasie de vrije loop kon la ten. Ballinger laat er geen twijfel aan be staan, aan welke kant hij staat. Hij laat evenwel ook ruimte voor de argumenten van degenen, die tegen eenzijdige onafhan kelijkheid waren en menen, dat geheel \frika bezuiden de Sahara aan de zwarle \frikanen behoort. Wanted is de Engelse titel van het boek, dat Sean Bourke heeft geschreven over de door hem georganiseerde ontsnapping van de tot 42 jaar veroordeelde spion George Blake. Deze slaagde erin naar Moskou te ontkomen, waar Bourke ook tijdelijk een veilig heenkomen zocht. Hij kwam echter tot de ontdekking, dat hij een met luxe omringde gevangene was. Zijn boek (Uitga ve A. W. Bruna Zoon, Utrecht, 290 blz., 14.50) heeft veel weg \^m een roman, waarin de schrijver de feiten die hij kan gebruiken met veel fantasie „aankleedt", niet zonder auccei overigens. Vijfentwintig jaar lang heeft de thans in Venezuela wonende Charrière gezwegen, maar eindelijk heeft hij dan toch z'n mond open gedaan. Hij schreef een pil van een boek over z'n gruwelijke bele venissen, sierde dat boek met z'n onderwereldnaam en plukt thans de zoete vruchten van een oplage, die wereldwijd al meer dan zes miljoen exemplaren heeft gehaald. Papilion, zo genoemd naar de reusachtige vlinder, die hij in z'n nek liet tatoueren, ging ook nog de hoofd- en heldenrol spelen in een fiimproduktie van dezelfde naam. Financiëel gevolg: een weelderig ingericht huis in Caracas, drie met briljanten getooide ringen aan bei de handen, een peperdure Ameri kaanse wagen met de laatste be dieningssnufjes. „Aan het volk van Venezuela", schrijft Papillon in z'n boek, dat thans ook op de Nederlandse markt verschenen is (Meulenhoff, 508 blz. f 22,50, vertaling: Yves van Domber), aan zijn schamele vissers van de Golf van Paria, aan allen, intellectuelen, militairen en ande ren, die mij de kans tot herleven hebben geschonken, aan Rita, mijn vrèuw, mijn beste vriendin". Een opdracht niet zonder pathos, maar tegelijkertijd één, die tot lezen noopt en die de dankbaarheid van de schrijver vertolkt voor de mensen, die z'n laatste geslaagde vluchtpo ging mogelijk maakten. Papilion introduceert zichzelf en is daarbij bepaald niet bescheiden. Als hij, verdacht van moord op een souteneur, in 1931 in Parijs voor z'n rechters staat, die hem tot le venslange dwangarbeid veroorde len onschuldig zoals hij zegt, want de moordenaar was een an dere Papillon, een andere man met een getatoueerde vlinder in de halsstreek stelt hij zich als volgt voor: „Ik ben pas geschoren en goed gekleed: een maatkostuum van fij ne snit verleent me een elegant voorkomen. Wit hemd en een blauw vlinderdasje, dat de zaak mooi afrondt. Ik ben vijfentwintig jaar, maar zie er uit als twintig. De gendarmes zijn een beetje onder de indruk van mijn uiterlijk, ze zien me als 'gentleman' en behandelen me beleefd..." In 1933 wordt de dan 27-jarige Papillon op transport gesteld. Hij moet naar het bagno, zoals de Fransen zeggen, hij wordt „de weg der verrotting" opgestuurd. Voor eeuwig zal hij uitgestoten worden uit de maatschappij, van nu af aan zal hij zich moeten handhaven te genover keiharde medegevangenen en onmenselijke bewakers, hij is een man zonder rechten, die zich, desnoods met het mes in de hand. in de troebele wereld van verban nen misdadigers staande dient te houden. Papillon heeft daar geen moeite mee. Hij is handig, slim en verme tel, dient het recht en bestrijd het onrecht, weet door persoonlijke manipulaties wreedheden te voor komen, treedt als pleitbezorger van maten op, die in strafverzwarings- moeilijkheden zijn geraakt, en re kent af met verraders en onder kruipers. Bovendien vindt Papillon zijn el lendige bestaan niet helemaal uit zichtsloos. Hoewel hij honger en dorst lijdt en z'n spieren vaak op scheuren staan, kan hij mentaal el ke situatie aan. Als hij al niet op de vlucht is, is hij bezig vluchtpian- nen te maken, en als iedereen murw en down is, bezit hij nog zoveel geestelijke veerkracht dat van hem een sterke boodschap lijkt uit te gaan. De zwaarste straf, die Papillon door LINK VAN BRUGGEN tijdens zijn gevangenschap krijgt, is twee jaar eenzame opsluiting in de „Réclusion Disciplinaire" van Duivelseiland wegens een mislukte vluchtpoging. Er mag nooit gespro ken en nooit gerookt worden. Het breken van welke gevangenisregel ook brengt zware lijfstraffen met zich mee. „Ik onderzoek de cel, waar ze me hebben ondergebracht," schrijft hij. „Nooit had ik kunnen vermoe den noch mezelf kunnen indenken dat een land als het mijne, Frank- Duivelseiland kwam in het wereldnieuws door kapitein Dreifus, die onschuldig in 1894 werd veroordeeld tot degradatie voor het front van de troep en verbanning naar het beruchte eiland. rijk, moeder van de vrijheid in de gehele wereld, het land waar de Rechten van de Mens het licht za gen, er zo'n barbaars onderdruk- kingsinstituut op na zou kunnen houden, al is het dan in Frans Guyana op een verloren eilandje in de Atlantische Oceaan, zo groot als een zakdoek." „Stelt u zich voor: honderdvijftig cellen naast elkaar en elke cel rug gelings met een ander verbonden, vier dikke muren met een ijzeren luikje... Links een bed met houten hoofdkussen...; een deken; een blok cement achterin als zitje; een kroes, een houten lepel, een verti cale Ijzeren plaat, die een ipetalen emmer verbergt waaraan h-j door een ketting verbonden is (naar bui ten trekken om te legen, en naar binnen om er gebruik van te ma ken)." „Drie meter hoog. Als plafond enorme ijzeren staven, zo dik als tramrails, elkaar zo kruisend dat iets van enige omvang <r niet doorheen kan. Daarboven, op on geveer zeven meter van de, vloer, het echte dak van het gebouw- twee oppassers lopen zonder op houden van de ene kant tot het midden van de omloop en maken In deze half duistere cel en te- waarvan de beet hondse koorts en pijn veroorzaakt, vangt Papillon de grauwste periode van zijn gevan genschap aan. Hij moet zwijgen, maanden en maanden lang. Ook met de bewakers mag hij niet pra ten. Papillon is zeer zeker een vaar= dige verteller. In de vaak gruwe lijke avonturen, waarvan hij ver haalt, weet hij veel en grote span ning te brengen. Uitgever Jean- Pierre Castelnau prijst hem aan als een natuurtalent en zegt er nog bij „voor de authenticiteit van de kern van het verhaal" in te kunnen staan. Dat laatste wordt echter In Frankrijk betwijfeld. Veel andere (en zeker minder succesriike) auteurs wijzen eroD dat Paoillon een knots van een duim moet heb ben. Men gelooft zeker wel dat de meeste van de gebeurtenissen, welke hij beschrijft, echt hebben olaats qevonden. maar men meent aanwijzingen te hebben dat hii zich ontelbare details heeft ingeleefd. Voor wie van spannende verha len en goede sfeerbeschrijvingen houdt, is Panillon zeker de kosten van aanschaf waard. En wie zich afvraagt waarom Henri Charrière zijn dertien schoolschriften pas vij- entwintio jaar na de oeschetste belevenissen heeft volgeklad, zij qezeod dat hii toen pas z'n schrij- verst»'»"» nntdot'»^ en de waarde van z'n herinneringen besefte.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1970 | | pagina 15