IK HEB HET GEZIEN
IflY LAI - verslag van een massamoord
Gekooide vlinder
op Duivelseiland
c.
n
1963: DE DAG WAAROP
JOHN F. KENNEDY
WERD DOODGESCHOTEN
Grafiek van Goya
ZATERDAG 21 NOVEMBER 1970
Mensen die het moeilijk hebben met de kunst van eigen tijd en dat
zijn er erg veel hoor je vaak zeggen: geef mij die „oude" kunst maar,
dan kun je ten minste zien wat het voorstelt. Daar moest ik telkens weer aan
denken, toen ik deze week ronddwaalde in het prentenkabinet van het Rijks-
museum te Amsterdam, waar tot 18 januari de grafiek van Francisco Goya
wordt getoond.
door
A. Verhoeven
t de serie „La Tauromaquia": het gepeupel snijdt de pezen van de stier door met lansen, spiesen en
jere wapens (1816).
Morgen is Het zeven jaar
len, dat president John
Kennedy, tijdens een bezoek
Texas, in Dallas werd
je neergeschoten naar men
nd unneemt door Lee Harvey Os-
wild, een teleurgestelde avon-
hirier. Een minuut-tot-minuut-
j Mfhaal over de gebeurtenissen
«pde 22ste november 1963 is
ilwschenen van de hand van
Jim Bishop. In een Nederland-
u vertaling werd het uitge-
jtrtn door In den Toren,
irn (504 blz., 29,50).
In zijn boek komt Bishop tot de
inclusie, dat Kennedy stierf voor
v st moment, dat de artsen bepaal-
:n als tijdstip van overlijden; dat
merika gedurende enige uren was
;Cj, ledemobiliseefd' en geen ant
woord zou hebben gehad op een
lilltaire aanval; dat Oswald in fei-
door de politie gearresteerd wil-
fle worden; dat in het autopsie-rap-
Oifort de beschrijving van Kennedy's
len verschilt met.die van de
rerklarlngen, welke de artsen van
iet Parkland Hospital in Texas ga-
en dat de politie van Dallas
rechten van Oswald ais Ameri-
1 laans staatsburger volkomen heeft
,"1 genegeerd.
Bishop onderhield goede betrek-
iingen met Kennedy en begaf zich
voor het schrijven van artikelen
de over de president nogal eens
naar het Witte Huls. Het hele per
soneel had opdracht, hem te woord
e staan en alles te laten zien wat
maar wenste. Ook mevrouw
(ennedy verleende haar medewer-
king, tot verbazing van de presi
dent, die Bishop tot drie keer toe
had gevraagd, hoe het gesprek
met Jackie was geweest.
Toen bleek dat Bishop na het
overlijden van Kennedy een boek
aan hem wilde wijden onder de
titel: 'De dag dat John Kennedy
werd neergeschoten', probeerde
Jackje hem van dit voornemen af te
brengen. Zij wilde dat er slechts
één boek over haar man zou wor
den geschreven. De opdracht daar
toe was gegeven aan William Man
chester. Bishop ging door met zijn
werk, waarop in een filmtijdschirft
een artikel verscheen onder de
kop: „De man. die mevrouw Ken
nedy aan het huilen bracht". Later
bleek zelfs Manchesters objectieve
boek gewogen en te licht té wor
den bevonden.
In- de profielen-serie varf Uitgé-
véramij. Interland te Aalten ver
scheen eèn boek over Robert Ken
nedy, de broer van de vermoorde
president, die op 6 juni 1968 In
een hotel te Los Angeles door Sjr-
han Sirhan werd doodgeschoten.
De schrijver is de Zweed Ulf Nil-
son, die werkzaam is als corres
pondent van het Zweedse avond
blad Expressen. Met New Vork als
basis schrijft hij over de Ameri
kaanse politiek en de Amerikanen.
He» best voelt hij zich thuis in de
omgeving van het Witte Huis en
zijn portret van Robert Kennedy
(160 blz., f 8,90) is tevens de be
schrijving van een Amerikaans di
lemma.
Over president Nixon, Mao Tse-
toeng en Walter Ulbricht versche
nen in dezelfde serie boeken, ge
schreven door resp. Joachim Joes-
ten (geboren te Keulen in 1907 en
via Scandinavië uitgeweken naar
Amerika, waar hij meer dan 40
boeken schreef), door Per Olog
Karlsson (geboren in 1927, werk
zaam bij de Zweedse tv. Reizen In
China en de meeste aangrenzende
landen vormen de basis van het
boek), en door Per Sjögren (gebo
ren in 1925, Duits correspondent
van Dagens Nyheter, wijdde uit
voerige studie aan Ulbricht). Prijs
van alle delen afzonderlijk f 8,90.
Bij Westfriesland te Hoorn ver
scheen Reis naar de revolutie, een
aide-mémoire, van Emil Belzner
(224 blz., ƒ10,90). Het is een boek
dat uitgaat van een persoonlijke
belevenis van de scholier Belzner.
tijdens de reis van Lenin door
Duitsland in april 1917: een roman
waarin wat al te gemakkelijk
"Wahrheit und Dichtung' in elkaar
worden gevlochten.
JdB
-#■ Het was zo vaak goed gegaan....
Die Goya is zo'n „oude" kunstenaar, bekijk zijn etsen
maar, zijn litho's en de enkele tekeningen, die ter
verduidelijking aan deze expositie toegevoegd zijn. In
derdaad, je kunt zien wat er allemaal „voorgesteld"
wordt: mannen, vrouwen, dieren, de omgeving, waarin
zij gewoonlijk verkeren. Mannen als minnaars én als
verkrachtende soldaten, vrouwen, jong en oud, dieren
en landschap: gewoon of spookachtig. Ja, je kunt duide
lijk zien wat het voorstelt en als. je de etsen van Goya
alleen maar als razend knap geëtste plaatjes bekijkt
en dat kan ben je er zo mee klaar. Dan ga'je weer
naar huis en dan kun je overal vertellen, dat je de
grafiek van Goya bekeken hebt.
Want gezien heb je ze dan helemaal niet. Als je de
grafiek van Goya écht gezien hebt, dan sta je daar,
volkomen verlaten, totaal eenzaam.
Je ervoer dat alles namelijk als een zeer bijzondere
belevenis en als je dan je mond opendoet om daar met
een ander over te praten, bemerk je, dat je het alleen
maar over bijkomstigheden kan hebben.
Het essentiële van alles wat Goya je medegedeeld heeft,
kun je niet kwijt, dat zit te diep. dat is te vreemd, te
vér-af, te ongelooflijk, dat blijft ergens in het onderbe
wuste hangen.
Ik geloof, dat velen dat op een dergelijke manier
ervaren zullen hebben. De een geeft het dan toe: er zijn
b.v. vele geleerden die, waar het deze prenten betreft,
zonder meer het woord „raadselachtig" durven gebrui
ken (vooral bij een serie als „Los Desperates", die ook
wel „Los Proverbios" genoemd wordt) Anderen „baseren
hun vermoedens" op wat dan ook, maar spreken zich
verder ook niet uit. En dan heb je mensen als b.v.
Sanches-Cantón, die het maar dah wel honderd jaar
na Goya's dood oplost door te zeggen, dat Goya
„meer verward dan diepzinnig was, wanneer hij zijn
gevoelens en emoties opzij zette en ideeën zocht."
Ik realiseer me, dat ik, als liefhebber emotioneel rea
geer ik heb nooit een jarenlange, diepgaande studie
gemaakt van Goya's grafisch oeuvre maar één ding
moet me van het hart: over dat „zoeken naar ideeën".
Bij het zien van deze grafiek, krijg je juist telkens het
gevoel, dat Gcya véél te véél ideeën had. Zoveel, dat hij
ze onmogelijk allemaal verwerken kon. Dat hij alles en
alles de revue wilde laten passeren en dat als gevolg
daarvan zijn bedoelingen, samengepakt, gecomprimeerd
als ze zijn, vaak zo duister schijnen.
Ik geloof ook, dat je Goya niet 't koste wat 't kost,
moet willen „begrijpen". Hij benaderde de problemen,
vooral nadat hij volledig doof geworden was, op een
uiterst persoonlijke wijze.
En als je z'n levensgeschiedenis er op naslaat, zou je
kunnen veronderstellen, dat die benadering voor een
deel toch ook wel op een zekere recalcitrantie, op een
bitterheid over eigen lot, gebaseerd was.
De jonge Francisco Goya moet iets gehad hebben van
een geweldige doordouwer. Want je hoort altijd wel van
Goya, de hofschilder (van Karei III, van Karei IV, van
Ferdinand VII), maar die hoge post kreeg hij pas op
veertigjarige leeftijd. Daarvoor was hij niet minder dan
zeventien jaar werkzaam geweest als ontwerper voor
wandtapijten in het Koninklijk Atelier van Santa Bar
bara. Door die benoeming aan het hof kreeg hij uit
eraard ook toegang tot de Madrileense society, die hem
voorzag van ontelbare portretopdrachten. Hij had
daardoor een groot inkomen, voerde een rijke staat, had
een eigen rijtuig en was op dit alles, zo blijkt uit een
brief aan zijn vriend Martin Zapater, zeer gesteld: „Ik
heb alles wat mijn hart begeert. God zij gedankt!"
Enkele jaren later, in 1793, overviel hem een ernstige
ziekte, die resulteerde in een blijvende en totale doof
heid. Hij was toen 47 jaar. Hii bleef weliswaar hofschil
der, maar moest wél bedanken voor de belangrijke
functie die hij aan de Academia de San Fernando te
Madrid bekleedde. En hij, die zo gesteld was op het
mondaine leven in de rijke salons, moest ook dat opge
ven.
Zou dat deze man, die er kennelijk toch wel op uit
was een goede carrière te maken, niet verbitterd heb
ben?
Kort daarna ontstaat dan ook de serie „Los Capri-
chos", grillige invallen, een reeks prenten, waarvoor de
kunstenaar een keuze gemaakt heeft „uit alle dwaashe
den, vooroordelen en bedriegerijen, die worden ingege
ven door onwetendheid en eigenbelang, teineinde deze
aan de kaak te stellen: (en, staat er dan verder in deze
aankondiging, die hoewel misschien niet van Goya zelf,
De gewurgde (ca. 1778/'80).
dan toch in leder geval zijn volle instemming had)
„tegelijkertijd zijn zij een uitdaging aan de fantasie van
de kunstenaar."
De fantasie van de kunstenaar, die telkens weer tot
uiting komt in de ongelooflijk fraaie techniek, waarbij1
hij voor die tijd nieuwe vondsten als de aquatint veel
vuldig toepaste. (Öp deze tentoonstelling zijn hoofdzake
lijk proef- en andere vroege drukken bijeengebracht,
prenten dus die latén zien hoe Goya het zelf gewild
heeft. Dit in tegenstelling tot latere drukken de
Caprichos beleefde b.v. twaalf uitgaven die Goya als
graficus zeker niet op zijn best tonen).
Maar de fantasie van de kunstenaar breekt vooral
door in de aanpak van zijn kritiek op alle mogelijke
uitwassen van de toenmalige maatschappij. De „duister
heid" waarover ik het in 't begin had is dan ook meer
malen éen gevolg van het feit, dat de kunstenaar zijn
kritiek op bepaalde personen telkens weer verborg on
der het mom van een meer algemene satire.
De serie „Los Desastres de la Guerra", de verschrlk-
kfhgen van de oorlog, vind ik een van de minst raadsel
achtige, de meest afgrijselijke en de mooiste, want:
diep menselijke. Er valt heel weinig bij te zeggen.
Goya's titels zélf zijn ook heel kort. Zo b.v.: „Begraaf
hen en zwijg", of: „Waarom?", „De waarheid is gestor
ven" en deze, die duidelijk maekt, waarom zo'n ver
schrikkelijke serie werd gemaakt: „Ik heb het gezien".
Hoezeer Goya zich in deze serie ook keerde tegen de
barbaarheid van de oorlog, een andere mensonterende
barbaarsheid, die van het stierengevecht, was voor hem
een favoriete sport, een vorm van kunst. De serie die
hij ervan maakte noemde hij dan ook de „Tauroma
quia", de kunst van het stierenvechten.
Maar afgezien van bepaalde meningen over deze
„sport" op zichzelf: „Niemand" schreef Beruete, de
eerste Spanjaard, die een boek over Goya als graficus
samenstelde „Niemand heeft ooit zo indringend een
stierengevecht getekend en niemand kon geloven dat de
stieren dergelijke bewegingen maakten en zulke posities
kozen. Een uitzonderlijke gave van de geest, sneller dan
het menselijk oog of dan de momentopname van de
camera was in staat ons met een bewonderenswaardige
precisie en een trefzekere waarneming het spel voor
ogen te toveren.
Hij had gelijk: de stieren en de mannen bewogen
inderdaad op de manier waarop hij hen had waargeno
men" (Later, zou je kunnen zeggen, is dat bevestigd:
door de fotografie.
De laatste serie „Los Proverbios" (spreekwoorden) of
„Los Desparates" (dwaasheden) is fantastisch, vaak
monstrueus; bijna ontoegankelijke visioenen zijn het.
Ontoegankelijk en tegelijk ongelooflijk indrukwekkend.
Een raadsel. Een uitingswijze, die eigenlijk een aangele
genheid is tussen de maker en degeen, die er mee
geconfronteerd wordt.
Daar moet niemand tussenkomen.
De Saluuteilanden liggen vlak voor de kust van Frans Guyana.
Eén ervan heel lie Royale, het andere lie St. Joseph en het derde
He du Diable. Op dat Duivelseiland, het beruchte Franse verban
ningsoord voor misdadigers, zat niet alleen de Joodse kapitein
Dreyfus gevangen onschuldig beticht van landverraad en tot
levenslange opsluiting veroordeeld maar ook een zekere
Henri Charrière, alias Papillon.
In de afgelopen week is het proces begon-
•n tegen luitenant William Calley, die zich
b Vietnam schuldig zou hebben gemaakt
»an moord op meer dan 100 weerloze bur
gers. Er zijn veel meer mensen in deze zaak
:trokken, ook hoge officieren, die van de
massaslachting afgeweten hebben, maar het
beter oordeelden, de feiten in de doofpot tc
laten verdwijnen deels uit solidariteit
met degenen, die verantwoordelijk waren
Seymour M. Hersh publiceerde 'kort gele
den My Lai, het verslag van een massa-
'moord (Uitg. In den Toren te Baarn, 184
jblz., ƒ8,90). Het is een uitvoerige documen
taire over de moord op ongeveer 500 kinde
vrouwen en oudere mannen. Hersh
heeft 50 militairen van de Charlie-com-
pagnie die op 16 maart 1968 het dorp My
Lai binnentrokken, geïnterviewd. Ook had
hij vraaggesprekken met Calley en kapitein
Ernest Medina (welke laatste ook in staat
van beschuldiging is gesteld).
Drie en een half uur lang hielden de
Amerikaanse militairen zich bezig met
schieten „op alles wat bewoog". Hun in
structies waren onduidelijk; zij konden hun
lang gaan. Volledig gedesorganiseerd en ge
degenereerd richtten zij in korte tijd een
afschuwelijk bloedbad aan. Pas na twintig
maand en kwam het gebeuren in de open
baarheid.
Dagboek uit het ghetto van Warschau
'39-1945 (verschenen bij De Arbeiderspers
te Amsterdam, 212 blz., 12.50) is geschre
ven door Michael Zylberberg, een uit War
schau afkomstige Pool van Joodse afkomst
De vernietiging van het ghetto was een ma
cabere climax in de nazistische vervolging
Van de Joden. Van het half miljoen ghettó-
bewoners zijn maar enkele honderden in
Luitenant William Calley op weg naar zijn
rechters.
leven gebleven. Pas enkele jaren geleden
kwam de schrijver weer in het bezit van
zijn notities, die lang zoek waren geweest.
Hel en Hemel, de rol van de katholieken
in Vietnam (Uitg. In den Toren te Baarn,
142 blz-, ƒ7.50) werd geschreven door drs.
W. D. Verwey. medewerker aan het Pole-
mologisch instituut van de RU te Gronin
gen, Harry Haas, studentenpastor, die in
1967 en 1968 in Zuid-Vietnam is geweest en
Ngyen Bao Cong, pseudoniem van een Viet
namees, die in een afsluitend artikel een
hartekreet laat horen. Hierin pleit hij voor
een dialoog met de communisten en een
poging tot integratie in de Vietnamese cul
tuur, waarin het katholicisme als
„Fremdkörper" geen plaats zou kunnen vin
den. Deze „derde weg" stuit op verzet, niet
in het minst bij de officiële kerk in Zuid-
Vietnam.
Dit is uw land (door W. A. Ballinger, uitg.
De Boekerij nv te Baarn, 355 blz., 16.90) is
het verhaal van de blanke aanwezigheid in
Rhodesië, in het bijzonder van de Britse
kolonisten, die als laatsten kwamen. Het is
een ruwe roman geworden, Waarin de
schrijver zijn fantasie de vrije loop kon la
ten. Ballinger laat er geen twijfel aan be
staan, aan welke kant hij staat. Hij laat
evenwel ook ruimte voor de argumenten
van degenen, die tegen eenzijdige onafhan
kelijkheid waren en menen, dat geheel
\frika bezuiden de Sahara aan de zwarle
\frikanen behoort.
Wanted is de Engelse titel van het boek,
dat Sean Bourke heeft geschreven over de
door hem georganiseerde ontsnapping van
de tot 42 jaar veroordeelde spion George
Blake. Deze slaagde erin naar Moskou te
ontkomen, waar Bourke ook tijdelijk een
veilig heenkomen zocht. Hij kwam echter
tot de ontdekking, dat hij een met luxe
omringde gevangene was. Zijn boek (Uitga
ve A. W. Bruna Zoon, Utrecht, 290 blz.,
14.50) heeft veel weg \^m een roman,
waarin de schrijver de feiten die hij kan
gebruiken met veel fantasie „aankleedt",
niet zonder auccei overigens.
Vijfentwintig jaar lang heeft de
thans in Venezuela wonende
Charrière gezwegen, maar eindelijk
heeft hij dan toch z'n mond open
gedaan. Hij schreef een pil van
een boek over z'n gruwelijke bele
venissen, sierde dat boek met z'n
onderwereldnaam en plukt thans
de zoete vruchten van een oplage,
die wereldwijd al meer dan zes
miljoen exemplaren heeft gehaald.
Papilion, zo genoemd naar de
reusachtige vlinder, die hij in z'n
nek liet tatoueren, ging ook nog de
hoofd- en heldenrol spelen in een
fiimproduktie van dezelfde naam.
Financiëel gevolg: een weelderig
ingericht huis in Caracas, drie met
briljanten getooide ringen aan bei
de handen, een peperdure Ameri
kaanse wagen met de laatste be
dieningssnufjes.
„Aan het volk van Venezuela",
schrijft Papillon in z'n boek, dat
thans ook op de Nederlandse
markt verschenen is (Meulenhoff,
508 blz. f 22,50, vertaling: Yves van
Domber), aan zijn schamele vissers
van de Golf van Paria, aan allen,
intellectuelen, militairen en ande
ren, die mij de kans tot herleven
hebben geschonken, aan Rita, mijn
vrèuw, mijn beste vriendin". Een
opdracht niet zonder pathos, maar
tegelijkertijd één, die tot lezen noopt
en die de dankbaarheid van de
schrijver vertolkt voor de mensen,
die z'n laatste geslaagde vluchtpo
ging mogelijk maakten.
Papilion introduceert zichzelf en
is daarbij bepaald niet bescheiden.
Als hij, verdacht van moord op een
souteneur, in 1931 in Parijs voor
z'n rechters staat, die hem tot le
venslange dwangarbeid veroorde
len onschuldig zoals hij zegt,
want de moordenaar was een an
dere Papillon, een andere man met
een getatoueerde vlinder in de
halsstreek stelt hij zich als volgt
voor:
„Ik ben pas geschoren en goed
gekleed: een maatkostuum van fij
ne snit verleent me een elegant
voorkomen. Wit hemd en een
blauw vlinderdasje, dat de zaak
mooi afrondt. Ik ben vijfentwintig
jaar, maar zie er uit als twintig. De
gendarmes zijn een beetje onder
de indruk van mijn uiterlijk, ze zien
me als 'gentleman' en behandelen
me beleefd..."
In 1933 wordt de dan 27-jarige
Papillon op transport gesteld. Hij
moet naar het bagno, zoals de
Fransen zeggen, hij wordt „de weg
der verrotting" opgestuurd. Voor
eeuwig zal hij uitgestoten worden
uit de maatschappij, van nu af aan
zal hij zich moeten handhaven te
genover keiharde medegevangenen
en onmenselijke bewakers, hij is
een man zonder rechten, die zich,
desnoods met het mes in de hand.
in de troebele wereld van verban
nen misdadigers staande dient te
houden.
Papillon heeft daar geen moeite
mee. Hij is handig, slim en verme
tel, dient het recht en bestrijd het
onrecht, weet door persoonlijke
manipulaties wreedheden te voor
komen, treedt als pleitbezorger van
maten op, die in strafverzwarings-
moeilijkheden zijn geraakt, en re
kent af met verraders en onder
kruipers.
Bovendien vindt Papillon zijn el
lendige bestaan niet helemaal uit
zichtsloos. Hoewel hij honger en
dorst lijdt en z'n spieren vaak op
scheuren staan, kan hij mentaal el
ke situatie aan. Als hij al niet op
de vlucht is, is hij bezig vluchtpian-
nen te maken, en als iedereen
murw en down is, bezit hij nog
zoveel geestelijke veerkracht dat
van hem een sterke boodschap
lijkt uit te gaan.
De zwaarste straf, die Papillon
door LINK VAN BRUGGEN
tijdens zijn gevangenschap krijgt,
is twee jaar eenzame opsluiting in
de „Réclusion Disciplinaire" van
Duivelseiland wegens een mislukte
vluchtpoging. Er mag nooit gespro
ken en nooit gerookt worden. Het
breken van welke gevangenisregel
ook brengt zware lijfstraffen met
zich mee.
„Ik onderzoek de cel, waar ze
me hebben ondergebracht," schrijft
hij. „Nooit had ik kunnen vermoe
den noch mezelf kunnen indenken
dat een land als het mijne, Frank-
Duivelseiland kwam in het wereldnieuws door kapitein Dreifus, die
onschuldig in 1894 werd veroordeeld tot degradatie voor het front van
de troep en verbanning naar het beruchte eiland.
rijk, moeder van de vrijheid in de
gehele wereld, het land waar de
Rechten van de Mens het licht za
gen, er zo'n barbaars onderdruk-
kingsinstituut op na zou kunnen
houden, al is het dan in Frans
Guyana op een verloren eilandje in
de Atlantische Oceaan, zo groot
als een zakdoek."
„Stelt u zich voor: honderdvijftig
cellen naast elkaar en elke cel rug
gelings met een ander verbonden,
vier dikke muren met een ijzeren
luikje... Links een bed met houten
hoofdkussen...; een deken; een
blok cement achterin als zitje; een
kroes, een houten lepel, een verti
cale Ijzeren plaat, die een ipetalen
emmer verbergt waaraan h-j door
een ketting verbonden is (naar bui
ten trekken om te legen, en naar
binnen om er gebruik van te ma
ken)."
„Drie meter hoog. Als plafond
enorme ijzeren staven, zo dik als
tramrails, elkaar zo kruisend dat
iets van enige omvang <r niet
doorheen kan. Daarboven, op on
geveer zeven meter van de, vloer,
het echte dak van het gebouw-
twee oppassers lopen zonder op
houden van de ene kant tot het
midden van de omloop en maken
In deze half duistere cel en te-
waarvan de beet hondse koorts en
pijn veroorzaakt, vangt Papillon de
grauwste periode van zijn gevan
genschap aan. Hij moet zwijgen,
maanden en maanden lang. Ook
met de bewakers mag hij niet pra
ten.
Papillon is zeer zeker een vaar=
dige verteller. In de vaak gruwe
lijke avonturen, waarvan hij ver
haalt, weet hij veel en grote span
ning te brengen. Uitgever Jean-
Pierre Castelnau prijst hem aan als
een natuurtalent en zegt er nog bij
„voor de authenticiteit van de kern
van het verhaal" in te kunnen
staan.
Dat laatste wordt echter In
Frankrijk betwijfeld. Veel andere
(en zeker minder succesriike)
auteurs wijzen eroD dat Paoillon
een knots van een duim moet heb
ben. Men gelooft zeker wel dat de
meeste van de gebeurtenissen,
welke hij beschrijft, echt hebben
olaats qevonden. maar men meent
aanwijzingen te hebben dat hii zich
ontelbare details heeft ingeleefd.
Voor wie van spannende verha
len en goede sfeerbeschrijvingen
houdt, is Panillon zeker de kosten
van aanschaf waard. En wie zich
afvraagt waarom Henri Charrière
zijn dertien schoolschriften pas vij-
entwintio jaar na de oeschetste
belevenissen heeft volgeklad, zij
qezeod dat hii toen pas z'n schrij-
verst»'»"» nntdot'»^ en de waarde
van z'n herinneringen besefte.