Er stroomde al teveel bloed
I
Alleen wereldorde maakt aarde leefbaar
NOBELPRIJSWINNAAR
PROF. J. TINBERGEN
Dimitrios kocht
maar een vlag
ZATERDAG 17 OKTOBER 1970
s OVt
onkt
sblcé
bijn
tsstB
be K
Toe
>n b
u ts
d wi
ijlt.
ftgl
arlc
wee
hen
.Na
at hi
Sing
arlc<
tt zij
p de
aan
rme
i lot
roe-
thij
da
he
wel,
had
te
Het Griekse regiem zit vast in het zadel. Het heeft de touwtjes stevig in handen en alles wijst
erop dat de bevolking zich bij deze situatie heeft neergelegd. Het kolonelsbewind maakt het
de Grieken niet al te moeilijk door veel machtsvertoon. Geen spoor van een ijzeren bewind dat
de bevolking onder de duim moet houden. Maar toch merkt de buitenstaander aan kleine din
gen, dat er allesbehalve sprake is van een normale situatie. Bijvoorbeeld in Sparta, waar we
genoeglijk op een terrasje zitten, totdat plotseling uit de nerveuze reacties van de mensen op
straat valt op te maken dat er iets aan de hand is. 't Blijkt een of andere nationale feestdag
te zijn en het is de bedoeling dat op een hoornsignaal iedereen een minuut stilte in acht neemt.
De Grieken wensen kennelijk de schijn te vermijden dat ze niet willen meedoen aan de plech
tigheid. Wanneer op een kleine militaire appèlplaats een tamboer een bepaald teken geeft,
gaat de een na de ander haastig staan. Als ze merken dat het nog niet nodig is gaan sommi
gen weer wat onhandig zitten. Beschaamd. Wanneer eindelijk het hoornsignaal klinkt, staat
iedereen, maar duidelijk met de situatie verlegen.
Een bord is het enige uiterlijke vertoon van het militaire be
wind. Er is op dat bord het silhouet afgebeeld van een soldaat
met het geweer aan de schouder tegen een achtergrond van
helle vlammen, waaruit de vogel Feniks triomfantelijk opstijgt.
Dit bord is overal te vinden: langs de wegen, aan de openbare
gebouwen, tot in het kleinste en armzaligste dorpje in het bin
nenland. Onder het bord de datum van de staatsgreep: 21 april
1967, opdat niemand het zal vergeten. Deze afbeelding is ook
te vinden op alle lucifersdoosjes.
oefdi
9>
larie
ever-
bbe
rldge
:elde
mae'-
zoal
njuiS
spee
en e
eg*
In een heel klein dorpje aan
de zuidkust van Griekenland
worden we ontvangen als een
ver familielid, dat men bijna
was vergeten en daarom met
alle mogelijke zorgen en at
tenties wordt omringd tenein
de hot verzuim goed te ma
ken. Hier ondervinden we wat
de Griekse gastvrijheid bete
kent. Een week lang blijven
we in dat dorpje. Overdag
zwemmen en vissen aan het
eindeloze strand en 's avonds
ouzo drinken in het „stads
park".
Dimitrios, leraar Engels, is
een van de vele Grieken die
we goed leren kennen. We za-
jen hem voor 't eerst aan het
strand, waar hij met z'n on
der-water-geweer twee grote
Dracula's had geschoten. Vis
sen die onder de vinnen dode
lijk gif dragen, waaraan ze
hun onvriendelijke naam te
wijten hebben. Hij nodigde ons
uit het verse zeebanket, dat de
terrashouder had gebraden, te
proeven.
Elke avond zijn wij de laat-
6ten die het terras verlaten.
Vaak zitten we nog te praten
als alle lichten zijn gedoofd en
de Grote Beer laag aan de ho-
rizon met nog duizenden an
dere sterren onze enige ver
lichting vormt. „Vroeger," zegt
Dimitrios, „werd op dit terras
bijna uitsluitend over politiek
gepraat. Maar nu interesseert
het niémand meer. Ik heb de
laatste drie jaar geen krant
gelezen. Waarom zou ik? De
regering doet wat goed is in
haar ogen."
„Ongeveer 95 procent van de
Griekse bevolking is tegen het
militaire bewind. We komen
niet in opstand en kunnen niet
in opstand komen omdat we
geen wapens hebben. Boven
dien, het bewind is niet streng.
We voelen ons vrij. -Ik weet dat
het slap klinkt, maar we zijn
ervan overtuigd dat het regiem
tijdelijk is. Het is al veel soe
peler dan drie jaar geleden:
communisten die gevangen
hebben gezeten mogen weer
naar huis en de censuur is
minder streng geworden. Het
is een kwestie van tijd. Morgen
hebben we weer een demo
cratie".
Later vertelt hij dat hij als
jongetje van tien jaar in het
zelfde park, waar we nu zit
ten, een ontzettende ervaring
heeft opgedaan. „Tien com
munisten werden doodgeknup
peld door partisanen, omdat
het volk dat wilde. Het dreef
hier van 't bloed. Ik zal het
nooit vergeten. Het gebeurde
tijdens de burgeroorlog in 1948.
Er is toen zoveel bloed vergo
ten, dat we misschien bang ge
worden zijn opnieuw in een
bloedbad te geraken."
De meeste Grieken willen
niet over politiek praten. Zelfs
in het kleine plaatsje aan de
kust, waar iedereen iedereen
kent, is men duidelijk bang
voor elkaar. Een socialist, die
geen voorstander is van het
Russische communisme maar
veel voelt voor de Joegoslavi-
-X- Hoog boven Athene torent het
trotse Parthenon, met recht toe
ristische trekpleister nummer 1
van Griekenland. Rechts boven
een detail van een tempel te
Delphi.
sche politiek van Tito, wil al
leen praten wanneer niemand
hem kan horen.
„Niemand is te vertrouwen,"
zegt hij. „Nog steeds worden
mensen van bed gelicht omdat
ze zogenaamd communistische
sympathieën hadden verkon
digd. Wat wij willen is een
vergaande socialisering. Dat
heeft ons land zo nodig. Onder
het mom het communisme uit
te roeien hebben de rijken een
voorwendsel gevonden om de
noodzakelijke sociale hervor
mingen achterwege te laten."
Zelfs Dimitrios, die hardop
tegen ons zegt, zodat iedereen
het kan horen: „Zeg maar te
gen je vrienden in Holland, dat
we het regiem veroordelen, dat
we niet blij zijn met het be
wind, maar dat we ons des
ondanks gelukkig voelen," zelfs
deze leraar Engels is bang. Dat
merken we wanneer we bij
door
Rolf Hoekstra
hem thuis worden uitgenodigd
voor een maaltijd en in 'n hoek
van de kamer de Griekse vlag
zien staan.
„Ik heb nooit een vlag ge
had," zegt hij, „maar een paar
dagen geleden was het 'n na
tionale feestdag en het gerucht
ging dat de politie zou contro
leren of iedereen de vlag wel
buiten hing. Mensen zonder
vlag liepen de kans gearres
teerd te worden. Ik weet niet
of het waar is, maar heb toch
voor alle zekerheid een vlag
gekocht."
„Ik ben jaloers op jullie,"
zegt hij, wanneer we na de
maaltijd teruggaan naar het
stamterras in het park. „Ik ben
nog nooit in het buitenland ge
weest en ik denk dat ik nooit
in staat zal zijn zo'n reis te be
kostigen. Ik woon hier al meer
dan dertig jaar. Elke avond
zit ik hier op dit terras. M'n
vrouw leeft in een gevangenis.
De hele dag blijft ze thuis om
op de kinderen te passen. Al
leen zondagavond gaat ze een
uurtje mee".
Het sociale leven van de
Grieken, althans van het man
nelijke gedeelte, speelt zich af
op de terrasjes. Ze geven ons
geen enkele kans onze eigen
consumpties te betalen, laat
staan die van anderen. Zelfs de
twee bioscoopbezoekjes worden
voor ons betaald. Het is een
aparte gewaarwording om ijs
etend, nootjes peuzelend en ro
kend in een openluchtbioscoop
onder de sterrenhemel te zitten
kijken naar de nieuwste Ame
rikaanse films.
De Griekse obers vormen een
hoofdstuk apart. Wat die niet
elke dag afsjouwen. Wanneer
je een glaasje ouzo bestelt, de
nationale „borrel" die naar pe
permunt smaakt, krijg je er 'n
schoteltje hartigheidjes bij en
'n glas koud water. Heerlijk
water. In Óriekenland leer je
weer wat water is. Zo'n drie-
in-één-consumptie kost dertig
cent. En dan zijn er nog toe
risten, die aan bier de voor-
Het orakel van Delphi zwijgt
over de toekomst van Griekenland.
Waar eens de Pythia haar uitspra
ken deed, waarvoor alle machts
hebbers beefden, heeft men nu een
prachtig uitzicht.
■X- De monumentale zuilen van de pronos (voorhal) van het Parthenon
neigen iets naar binnen, waardoor de tempel de indruk wekt op het punt
te staan zich in de lucht te verheffen.
keur. geven en darvoor vijf
keer zoveel betalen.
Griekenland is nog niet door
het toerisme aangetast. Het
komt heel vaak voor, dat men
geïnteresseerd een gesprek be
gint. Want de Griek wil alles
weten. In Athene overkwam
het onSj dat we werden aan
gesproken door iemond die ons
alles wilde vertellen wat we
weten wilden. „Vast een gids",
is je eerste reactie. Nee, die
man vertelt je werkelijk alles
wat je maar weten wil.
Maar hij vraagt de nodige in
formatie terug: hoeveel we ver
dienen, hoeveel huishuur we
betalen, hoeveel ons deze va
kantiereis kost. En tot onze
verbazing weet hij nagenoeg
tot op de cent nauwkeurig te
schatten hoeveel wij voor onze
vakantie denken uit te geven.
Dimitrios zegt hierover: „Dat
is onze manier om 'n gesprek
te beginnen. Bij jullie is het
weer 'n eerste aanloop voor 'n
gesprek, is het niet?"
Ook maken we een paar keer
mee, dat 'n schooljongen door
z'n vader op ons wordt afge
stuurd met de duidelijke op-
In zijn pas verschenen boek „Een Leefbare
Aarde" houdt Nobelprijswinnaar prof. dr.
J. Tinbergen een vurig pleidooi voor de in
stelling van een internationale orde. Als de
strijd tegen de armoede in de wereld niet
met betere wapens gestreden wordt, zal de
toekomst gekenmerkt worden door revolu
ties. „Dan krijgen wij een herhaling van de
oude processen, waarbij een toestand slechts
door geweld in een volgende fase wordt ge
bracht, die op overdreven wijze het oude
uitroeit en er nieuws voor in de plaats stelt,
om pas daarna te merken dat men overdre
ven heeft en een stapje terug moet."
Van de volkeren wordt een niet-dogmatische,
constructieve wil verlangd, de ontwikkelingssa
menwerking te bevorderen teneinde de armen
landen tot grotere welvaart te brengen. Volgens
de auteur zijn het vooral de welvarende landen
met hun omvangrijke hulpbronnen, die een eerste
stap in deze richting moeten zetten. Niet alleen
omdat ze door hun rijkdom de nodige bijdragen
kunnen leveren, maar ook omdat hun belemme
ringen op handelsgebied de meest gewenste ont
plooiing van de produktiestructuur van de arme
landen in de weg staan, en omdat hun gierigheid
met financiële overdrachten ontwikkelingen stopt,
die aanstonds verwezenlijkt zouden kunnen wor
den.
Het boek van prof. Tinbergen verschijnt aan de
vooravond van het zogenaamde Tweede Ontwik
kelingsdecennium afgekort DD2 naar Second
Development Decade dat aan 't^ eind van de
maand, tijdens de viering van het' 25-jarig be
staan van de Verenigde Naties, ten doop zal wor
den gehouden. De auteur is voorzitter van het
betreffende Plancomité (UNDPC), dat adviezen
uitbrengt aan de secretaris-generaal der VN over
X- Prof. dr. J. Tinbergen:
Dreiging van revolutionair geweld
de opstelling en de uitvoering van de ontwikke
lingsplannen, en dat tegelijkertijd bevoegd is eigen
initiatieven te nemen.
De strategie voor het Tweede Ontwikkelings
decennium is neergelegd -in een rapport, dat door
dit Plancomité werd opgesteld, en het is duide
lijk dat de schrijver dezelfde uitgangspunten en
basisgegevens in z'n boek heeft verwerkt. Alle
voorgestelde doeleinden en te gebruiken mid
delen moeten worden gezien binnen het kader
van het zo snel mogelijk verhogen van het wel
zijn van de grote massa der bevolking van de
ontwikkelingslanden. Als centrale doelstelling is
aanbevolen een jaarlijkse stijging van de pro-
duktie van alle ontwikkelingslanden tezamen van
6 tot 7 procent. Produktie immers schept inko
men, en met inkomen is zowel het materiële (voe
ding, gezondheid, behuizing e.d.) als het niet-
materiële (opleiding, maatschappelijke verhoudin
gen etc.) welzijn gediend.
De ontwikkelingssamenwerking het kern
thema van Een Leefbare Aarde dient volgens
prof. Tinbergen versterkt te worden om tot een
internationale orde te kunnen komen. Niet alleen
van de zijde van welvarende, maar ook van die
van arme volkeren zijn grotere krachtsinspanningen
vereist.
We weten, aldus de auteur, dat aan de activi
teiten van de Derde Wereld nog heel wat kan
worden verbeterd. De heersende kringen zijn be
paald niet allemaal van de goede geest bezield.
In een aantal Latijns-Amerikaanse landen bestaat
zelfs een onbegrijpelijke kortzichtigheid- men
zou zelfc zeggen vanuit hun eigen belang ge
zien want zij maken een kans eenmaal wegge
vaagd te worden door plotselinge uitbarstingen,
die zeker niet tot de beste en prettigste ontwik
kelingspolitiek zullen leiden.
In alle ontwikkelingscontinenten, maar het meeste
wel in Afrika, zijn er grote groepen van de be
volking en een deel van de leiders, die nog leven
in het stadium van stamverband en conflicten tus
sen buren en buurlanden. De grotere sociaal-eco
nomische belangen hebben het daar nog niet ge
wonnen van het poiltieke spel der heersende klasse.
Prof. Tinbergen zegt te hopen op de groei van
een Vierde Wereld, waarmee niet een nieuw blok,
maar een nieuwe geest wordt bedoeld.
Een eerste voorwaarde Is echter dat de ontwik
kelde Westerse landen over de brug komen. Al
leen zo kan iets hersteld worden van de oneven
wichtigheid, die thans bestaat tussen de bestedingen
ten behoeve van de leefbaarheid in eigen land en
de middelen, die voor de leefbaarheid in arme
landen (tweederde deel van de wereld!) worden
uitgetrokken.
Het falen aan Oostelijke zijde schrijft de auteur
toe aan het nog steeds bestaande geloof in de com
munistische wereld dat men eenmaal de overge
bleven partij zal zijn. ondanks de vele teleurstel
lingen, die men in dit opzicht heeft moeten incas
seren (o.a. de sterkte van het kapitalistische sy
steem, de aanzienlijke reparaties aan het eigen stel
sel en de diepe kloof tussen de Chinese en de
Oosteuropese opvattingen).
door Link van Bruggen
„Men kan bewondering hebben voor het door
zettingsvermogen van Oostelijke zijde, aldus prof.
Tinbergen, maar minder bewondering voor het ge
brek aan internationalisme en voor het vermogen
om zelf te denken en de nieuwe wereld te begrij
pen, die door de kernenergie is ontstaan."
Het falen aan Westelijke zijde om tot een we
reldorde te komen, is volgens de auteur te wijten
aan „het denken in nationale termen, dat onuit
roeibaar lijkt". Voor de grote landen speelt dit een
nog veel sterkere rol dan voor de kleine.
Een nieuwe realistische houding is gewenst,
maar realisme in de zin van voorzichtigheid en con
servatisme is te klein voor onze tijd, die gericht
dient te zijn op een leefbare aarde voor allen, die
na ons komen. Ook ten aanzien van de ontwikke
lingssamenwerking zal deze houding op het besef
moeten steunen dat de toekomstige burgers van
deze wereld samen zullen leven of samen zullen
ondergaan.
„Een Leefbare Aarde" is uitgegeven door Agon
Elsevier te Amsterdam.
dracht een gesprek te begin
nen. En dan ontstaat het meest
stereotiepe gesprek dat men
zich maar denken kan, waarbij
de jongen bibberend van de
zenuwen de meest voor de
hand liggende vragen in het
Engels stamelt, vervolgens ver
taalt voor de samengestroomde
menigte, zodat je je voelt als
'n soort simultaanschaker.
De taal is ?n probleem, voor
al in het zuidelijk deel van de
Peloponnesos. Wanneer we op
'n avond van een late wande
ling langs het strand terugko
men, worden we op het terras
door een paar vissers voor 'n
laatste drank uitgenodigd. Ze
spreken alleen maar Grieks en
wij helemaal geen Grieks, zo
dat de conversatie zich beperkt
tot zwijgend geglimlach naar
elkaar. Een visser doet ons nog
meer verstommen door met z'n
blote voeten de peukjes uit te
doven.
Wanneer we afscheid nemen
van Dimitrios en de anderen
(onze groep werd elke avond
groter) is hij bedroefd. „Morgen
zal ik geen ouzo drinken", zegt
hij, „want morgen voel ik me
eenzaam en wanneer we ons
eenzaam voelen smaakt de ouzo
niet. Leer me 'n Nederlands
woord ter herinnering. Wat is
„the sea" in het Hollands? De
zee, dat woord zal ik onthouden.
De zee verbindt ons en het is de
zee die ons scheidt".
Een vrouw, die verhalen te
gen ons afsteekt in het Grieks,
vraagt de leraar Engels of hij
dan onze taal niet kan verstaan.
Een langdurige uitleg volgt. Di
mitrios: „Ze is analfabeet. Ze
denkt dat 't spreken van 'n
vreemde taal 'n soort kunstje is
en als je dat kunstje kent, kun
je plotsklaps alle mensen op de
hele wereld verstaan." Ze heeft
niet meer tegen ons gesproken.
We hebben ruim een week
geen toerist gezien, maar bij het
volgen van de bekende route
Olympia, Patre, oversteken naar
Delphi en tot slot Thebe, komen
we elkaar weer tegen: de Ame
rikanen in grote bussen met
hun reisleiders, de Fransen in
hun lelijke eendjes, de Duitsers
in hun Mercedessen, de
Australiërs in hun Austins en
de lifters onder hun rugzakken.
Als je ons zo ziet zwoegen
van het ene cultuurmonument
naar het andere, vraag je je on
willekeurig af of een „aktie to
maat" en het brengen van „de
kunst op straat" wel de juiste
methode is. De meeste Griekse
tempels liggen hoog tegen de
berghellingen, soms zelfs bijna
onbegaanbaar, maar beslist niet
alleen voor de „happy few".
Misschien hebben de oude Grie
ken de menselijke geest dieper
en beter doorgrond en wil de
mens liever „klimmen" om zich
cultureel te verrijken. Zich
eraan „optrekken". Het is maar
een gedachte.
We besluiten onze reis met
het beklimmen van de berg
Olympus, een soort pelgrim-
tocht naar de oude Griekse go
den. Wanneer we de berg oprij
den, komen we duizenden ande
re pelgrims tegen. In lange
reeksen bussen, in vrachtwa
gens, op tractoren, ezeltjes en te
voet komen ze de berg af. Ze
hebben niet Zeus bezocht, die
zich zou verschuilen achter de
wolken die deze 3000 pieter ho
ge berg constant omhullen,
maar het is een kerkelijke
feestdag en de duizenden heb
ben een bezoek gebracht aan
het vervallen klooster, dat de
heilige kluizenaar Dionysios
eeuwen geleden met z'n blote
handen in z'n eentje bouwde.
De legende zegt, dat hij heili
ge beren temde om hem te hel
pen bij de bouw van het kloos
ter. De beren deden het sjouw
werk. De Grieks orthodoxe ge
lovigen hebben de nacht bid
dend en zingend op de berg
doorgebracht. Sommige mannen
maakten de tocht geheel te
voet, zes uur heen en zes uur
terug met hun bagage, voorna
melijk bestaande uit voedsel en
water. Als late bezoekers ma
ken we dezelfde reis, totdat het
zweet ons tappelings over de
rug loopt.
Diep in de Olympus tussen
twee diepe bergruggen ligt het
vervallen klooster, de vloeren
nog bedekt met bladeren. De
geur van houtskoolvuren hangt
tot in de verre omtrek. Het
klooster ligt weer voor 'n jaar
geheel verlaten. We branden
een paar van de honderden
kaarsen, die in grote verwron
gen hopen op 'n soort altaar lig
gen, steken de olielampjes aan
langs de wand en voor de kits-
jerige ikonen, branden wierook
en luiden de zware klok, waar
van de klank nog lang blijft na
galmen in de onwerkelijke stil
te.
-X- De resten van het klooster op de Olympus, gebouwd door de klui
zenaar Dionysios.