Auto met schonere motor WERELD VAN STILTE HOORBAAR TE MAKEN Technopolis: doodsteek voor de kerk MAAR ER ZAL VOORLOPIG NOG WEL EEN VUILTJE AAN DE LUCHT BLIJVEN NGELCAÏJDER Technopolis F IATERDAS S SEPTEMBER 1970 Het is misschien maar goed dat een mens niet alles kan horen. Het menselijk oor is in staat geluid met een frequen tie tussen 16 en 20.000 trillingen per seconde waar te nemen. Maar recent wetenschappelijk onderzoek heeft uit gewezen, dat er een wereld van gelui den bestaat onder en boven het mense lijk waarnemingsvermogen. Daarom heeft nog niemand bijv. het geluid ge hoord van luchtmoleculen die tegen el kaar botsen of het geluid van een groeiende boom. In de ruimtevaartlaboratoria van de Amerikaanse vliegtuigfabriek Boeing is men van mening dat dit onderzoek, waaraan daar veel aandacht wordt be steed, van zeer grote betekenis kan zijn voor het betrouwbaar testen van ma chines en dus van belang voor de mens zelf. Een van de topspecialisten van Boeing, dr. Harvey Balderston, gelooft dat het hoorbaar maken van geluid bui ten het menselijk waarnemingsvermo gen, een methode is om kleine mecha nische afwijkingen te horen. Een lager met een minieme kras erop klinkt als een xylophoonsolo, wanneer het opgenomen geluid op lagere snel heid wordt teruggespeeld. Een hydrau lisch ventiel, op het punt te weigeren geeft een geluid als een doorspoelend toilet. Elk onderdeel van een mechani sche constructie heeft, volgens Balder ston, een eigen karakteristiek geluid. Dr. Balderston voorspelt een grote ontwikkeling in apparatuur die een wij ziging van het karakteristieke geluid en dus van een mogelijke afwijking kan aantonen. Thans is er nog een duur, om vangrijk instrumentarium voor nodig, dat echter in de loop der jaren, wan neer de ontwikkeling van de micro- electronica goed doorzet, alledaags ge bruik kan worden. De auto- en vliegtuigindustrie heb ben al zeer veel belangstelling getoond voor deze methode. Het voordeel ervan is dat lang voordat enig ander systeem een weigering van de machine aangeeft, de geluidsregistratie er reeds op heeft gewezen. Deze apparaten die inge bouwd kunnen worden en verbonden met een computer (die opdracht heeft te waarschuwen wanneer het geluid van een of ander vitaal onderdeel een be paalde grens overschrijdt), zullen van grote betekenis worden voor een met name veilig vliegverkeer. Het meest spectaculaire bewijs van de nauwkeurigheid van deze nieuwe methode kwam toevalligerwijze aan het licht. Dr. Balderston demonstreerde voor een aantal directieleden van Boeing hoe een beschadigd kogellager een hoger geluid gaf dan een nieuw lager. Tot ieders grote verrassing bleek het omgekeerde: het nog ongebruikte kogellager gaf een veel hogere frequen tie. Na zorgvuldig onderzoek bleek dat dat nieuwe lager een voor het oog overigens onzichtbaar ernstige be schadiging te hebben. Maar wie goed luistert, al heeft hij er een instrument voor nodig, kan het horen. PAUL VAN LANGSTRAAT Voor de autofabrikanten is er geen vuiltje aan de lucht. Als per 1 oktober in de meeste EEG-landen de nieuwe richt lijnen voor beperking van schadelijke uitlaatgassen kracht van wet krijgen, zal de industrie klaar zijn. Want dat is zij nü al: verreweg, het grootste deel van de thans aan de markt zijnde modellen is reeds uitgerust met motoren, die voldoen aan de eisen, die in de eerste ronde van de strijd tegen de luchtver vuiling worden gesteld: niet meer dan 4,5 volumeprocenten van het in Europa meest gevreesde koolmonoxyde. En: niet meer dan 0,15 procent van de verbruikte brandstof aan kool waterstoffen (een van de boosdoeners, die de beruchte „smog" veroorzaken) in de uitlaatgassen bij stationair draaiende motor. Véél schoner zullen de 20 kubieke meter lucht, die wij per etmaal inademen dan ook niet per I oktober worden: méér zal er volgend jaar ver anderen, als de tweede fase wordt ingeluid. Pas dén zal wérkelijk sprake kunnen zijn van schonere lucht: als in het najaar de eisen nog stringenter worden en de limieten ook zullen gelden voor de meest ongunstige omstandigheden voor rij den in het stadsverkeer en na een koude start. De eerste ronde zal voor de automobilist geen noe menswaardige prijsverhoging tot gevolg hebben. Althans niel door voorzieningen, die in het kader van de nieuwe wet geëist worden. Trouwens, die wet zal er in Nederland in tegenstelling tot andere EEG-landen op 1 oktober nog niet eens zijn. Zij moet eerst nog de Eerste Kamer passeren en het zal wel lente volgend jaar worden voordat zij in het Staatsblad verschijnt. Maar dat neemt niet weg, dat er al na 1 oktober in Nederland geen enkele nieuwe auto zal worden verkocht, die niet vol doet aan de nieuwe limieten. Want waar de industrie met de nieuwe richtlijnen heeft reke ning gehouden, produceert zij nu al geen auto's meer, waar mee de voorschriften worden overtreden: zij is allang op de wettelijke verplichtingen voor uitgelopen. Geen noemenswaardige prijsverhogingen dus. De even tueel hogere produktiekosten zullen waarschijnlijk wel wor den weggewerkt in de prijsstij gingen, die de nieuwe BTW per 1 januari zal veroorzaken. Zeker Wél prijsverhoging ech ter zal er volgend jaar zijn, bij het ingaan van de tweede fase, waarin nog hogere eisen aan de motoren worden gesteld. Deze zullen, volgens de RAI, waar- schijnlijk variëren van enkele tientjes tot zo'n zeshonderd gul den, al naar gelang van het merk en de voorzieningen, die men treft. Want de fabrikanten hebben diverse mogelijkheden tot hun beschikking om de schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen te beperken. „De beste, maar tevens duur ste methode," zegt de heer W. Th. N. M. Hustinx van de RAI, „is de electronische benzine-in- jectie, zoals die al op enkele duurdere modellen wordt toege past. 'n Systeem, waardoor langs elektronische weg de toe voer van benzine naar de ver brandingskamers wordt gere geld. Dit betekent, dat er nooit een teveel aan brandstof in de motor terecht komt: zodra de benzinestroom groter dreigt te worden dan nodig is, wordt de toevoer automatisch afgesloten. En dat houdt dus ook in, dat de hoeveelheid niet verbrande ben zine de oorzaak van de luchtvervuiling tot een mini mum beperkt blijft." De heer Hustinx: „Toepassing van dit systeem zal de auto on geveer 500 tot 600 gulden duur der maken. Maar goedkoper kan het ook. De voordeligste methode is een verbeterde zgn. ademhaling van de motor, 'n Amerikaanse methode, die waarschijnlijk op de meeste Europese kleine en middenklas- automobielen zal worden toe gepast. Dit systeem voorziet on der meer in een speciale carbu rateur, anders gevormde ver brandingskamers en een betere kleptiming. Een dergelijke voorziening zal de prijs van de auto niet meer dan zo'n 50 tot 100 gulden hoe ven te verhogen. Daarnaast zijn er nog verscheidene andere sys temen, maar omdat deze kost baarder zijn, komen ze bij de Europese auto-industrie nauwe lijks in aanmerking." Door deze maatregelen voor nieuwe auto's zal het CO- en CH-gehalte in de uitlaatgassen nzienlijk worden terugge drongen, zo hebben proeven al duidelijk bewezen. „Maar", zegt de heer Hustinx, „behalve door deze technische voorzieningen kunnen met een oude auto door door Dick Ringlever een goed en regelmatig onder houd ook al zeer goede resulta ten worden bereikt Van kardi naal belang hierbij is een juiste afstelling van de carburateur." De test, onlangs gehouden door Total, heeft dat wel aange toond. De ruim 50 procent (vrij willig onderzochte) auto's, die een te hoog CO-gehalte in de uitlaatgassen hadden (sommige zelfs negen procent) vertoonden vrijwel allemaal een onjuiste afstelling. Bij dezelfde steekproeven kwam ook naar voren, dat maar 28 procent van de auto's een goed afgestelde motor had. Hoe wel deze tests natuurlijk niet representatief gesteld kunnen worden, komt er wel mee tot uiting van welk een groot be lang een juiste afstelling is, en: hoe belangrijk het is de auto hierop regelmatig te laten con troleren. Het is een bekend feit, dat wanneer een auto goed is afge steld hij zeker op de buiten weg, waar met constante snelhe den en toerentallen wordt gere den, deze maar een minimum aan onverbrande benzine in de uitlaatgassen achterlaat. Er is W. Th. N. M. Hustinx: „Ik geloof nog niet zo erg in nieuwe brand stoffen." dan sprake van een vrijwel vol ledige verbranding. In de stad, waar snel wisse lende toerentallen en belastin gen voorkomen, zal deze ver branding minder volledig zijn, maar altijd nog veel beter dan wanneer de motor slecht is af gesteld. Met andere woorden: de automobilist kan er ook zelf nog veel aan doen, zelfs wan neerhij een oude auto heeft. Natuurlijk, schone lucht is niet alleen een kwestie van ge perfectioneerde motoren, zelfs als men de vervuiling door de industrie en de huisbrand (die volgens sommige deskundigen voor tweederde schuldig zijn aan de vervuiling) even buiten beschouwing laat. Ook de brandstof speelt een rol. Een belangrijke boosdoener, die vervuiling van de motor in de hand werkt (en daardoor ook een niet volledige verbranding) is het lood. Een bestanddeel, dat in de loop der jaren in steeds sterkere mate aan de benzine werd toegevoegd om een hoog octaangetal te bereiken en daarmee een grote klopvastheid. Het maakte het mogelijk ook bij kleinere wagens een hoge Controle op CO in de uitlaatgassen de meeste auto's tonen een royaal teveel. compressie-verhouding te be werkstelligen en verricht dus in die brandstof een niet onbe langrijke functie. Hoe dat lood eruit te krijgen, zonder aan de prestaties van de auto afbreuk te doen, lijkt nog steeds een groot probleem. In kringen van brandstofexperts ziet men het als het terugdraai en van de klok. Immers: zodra de hoeveelheid lood in de benzi ne wordt verminderd, nemen het specifiek vermogen en de acceleratie af. Dat is niet zo'n bezwaar bij grote auto's, die een royaal vermogen extra hebben, maar wel voor kleinere wagens. De laatste tijd proberen fa brikanten deze modellen een steeds grotere kracht te geven, zonder de cilinderinhoud en het gewicht noemenswaard te ver groten. Ook al omdat dit fiscaal een aantrekkelijke zaak is. En gaat men nu bij die motoren minder lood in de benzine doen dan zal dit vrij rigoureuze ge volgen hebben. Het vermogen, de acceleratie en de topsnelheid, dalen en dat zal weer tot gevolg hebben, dat de kleinere auto's, die juist in Europa zo populair zijn, veel minder aantrekkelijk worden voor het grote publiek. Desondanks lijkt de industrie de laatste jaren toch langzaam aan in de richting van lagere compressieverhoudingen te gaan, vooral in Amerika. De plannen van president Nixon om de gewone benzine hoger te gaan belasten dan de benzine met minder lood erin, zullen daaraan wel niet vreemd zijn. Dat ook Japan daar snel aan zal gaan werken, lijkt na de re cente heftige discussie in het parlement over de effecten van loodhoudende uitlaatgassen, zeer waarschijnlijk. Aanleiding tot die debatten was het onder zoek op een aantal bewoners van Tokio, die klaagden over een slechter geheugen, snellere irritatie en chronische pijn in de gewrichten. Daarbij bleek, dat al deze mensen abnormaal veel lood in bloed en urine had den: gevolg van vergiftiging door uitlaatgassen van auto's. Voor de Japanse regering was dit reden om per 1 juli volgend jaar nieuwe voorschriften voor de oliemaatschappijen te laten gelden: het loodgehalte moet dan drastisch beperkt zijn. Di rect gevolg daarvan is, dat de superbenzine in Japan volgend jaar geen octaangetal van 100, maar van 97 zal hebben. Bij de normale benzine zal het dalen tot 91. Dat de auto-industrie zich hieraan zal moeten aanpassen, lijkt voor de hand te liggen. In dit verband is de recente be-: kendmaking van Datsun inte ressant, rd. dat gewerkt wordt aan een auto, die voor een be langrijk deel op het gas freon rijdt. Een demonstratiemodel van de auto, die zelfs geen spoortje vuil zou uitspuiten, zal komende herfst al op de autosa-» Ion in Tokio te zien zijn. Vol-* gens de direkteur van de Ame rikaanse Kinetics Corporation* die de krachtbron ontwikkelde, zal de motor in 1972 in seriepro- duktie kunnen komen. Het zou hier gaan om een motor met een vermogen van 80 pk en een bijzonder lange levensduur om dat er maar twee bewegende delen nodig zijn Overigens is dit nog maar een proef, waarvan experts weinig effect voor de naaste toekomst verwachten. De heer Hustinx: „Persoonlijk geloof ik nog niet zo erg in nieuwe brandstoffen. Voorlopig zullen auto's met gewone ver brandingsmotoren op benzine blijven rijden. Weliswaar zal de kwaliteit van die benzine steeds meer verbeterd worden, maar het zal benzine blijven. En in iet jaar 2000? Ik ben geneigd aan te nemen, dat we dan meer in de richting van kernenergie zullen moeten gaan denken". De praktijk van nu lijkt hem gelijk te geven. Want andere op het ogenblik geteste voort stuwingsbronnen hebben nog lang geen bevredigende resulta ten opgeleverd. De schone Stirling-hetelucht- motor, waarmee Philips binnen-* kort op een DAF-bus gaat ex perimenteren, bevindt zich nog in een zeer pril stadium. Over de electrobus, waarmee MAN en Mercedes in Duitsland proe ven nemen, wordt evenmin nog gejuicht. Het grote gewicht (3500 kg) en volume van de bat terijen, de beperkte actieradius (200 km) en snelheid (60 km) blijken onoverkomelijke bezwa ren om de krachtbron in perso nenauto's in te bouwen. De heer Hustinx: „Tenzij de industrie met nieuwe accu's komt, die deze beperkingen op heffen, zie ik in de electrische auto weinig perspectief, hoe aantrekkelijk het idee van een geheel schone motor ook is. Evenmin zie ik veel in de tur bomotoren (minder vuil, meer vermogen), zoals die nu door Ford en Chrysler op zware vrachtwagens worden uitge test". „De enige - nu met succes in gebruik zijnde vrij schone motor, is eigenlijk de diesel. Die scheidt althans geen koolmo noxyde af. Wél soms veel roet, maar daar is door een goede af stelling veel aan te doen, zoala onlangs een grote busonderne ming heeft bewezen". Waarmee hij maar zeggen wil en vele deskundigen staan daarin achter hem dat de traditionele benzinemotor voor lopig de alleenheerschappij in autoland zal hebben. Perspec tief, dat ook het probleem van de luchtvervuiling levend zal houden. Want hoe geperfectio neerd zo'n motor ooit mag wor den de limieten zullen zeker verder verlaagd worden een voor honderd procent schone motor bestaat niet. Er zal een vuiltje aan de lucht blijven, zo lang wij onze tank nog met benzine vullen Nigel Colder spreekt in zijn boek TECHNOPOLIS, MAATSCHAPPE LIJKE CONTROLE OP DE TOEPASSING VAN DE WETENSCHAP niet over de kerk. Met pijnlijke verbazing kan men constateren, dat deze man die vijf werelddelen en achttien landen heeft bereisd, die op de hoogte is van alles wat er op technologisch gebied gaande is, die deskundig kan meepraten over supersonische verkeersvliegtuigen, internationale gezondheidszorg, oceaan-onderzoek, de softenonramp, antibiotica, in secticiden, verontreiniging van lucht en water, atoomenergie, microbio logie, computers, radio en televisie, psychiatrie en tientallen andere onderwerpen meer, niet alleen de geesteswetenschappen nauwelijks schijnt op te merken, maar theologie en kerk eenvoudig niet noemt. Sociologie en psychologie vinden nog wel genade in zijn ogen en ook is hij realist genoeg om te rekenen met de demonie in de samenleving en met mensen van boze wil. Maar verder is er In dit briljante boek met zijn overvloed aan gedetailleerde informatie (verkregen uit bergen studiemateriaal, discussies en gesprekken) geen enke'e verwijzing naar wat ik nu maar in het algemeen „hel christendom" zal noemen. Onder het lezen van deze honderden dichtbedrukte bladzijden moest ik daar voortdurend aan denken. Op bl. 282 heeft hij het over de nog aanwezige stabiliteit in de wereld en noemt dan in dit verband het kasteel niet de kerk. Voor het laboratorium (van waaruit de wereld meer en meer geregeerd wordt) bestaat de kerk blijkbaar niet, zelfs niet de wereldmacht, die de Rooms-Katholie- ke kerk vandaag nog uitoefent. Welk een beschaming! Een groot deel van dit boek is op de toekomst gericht, het wil een weten schappelijk verantwoorde futurologie be drijven, bijdragen tot een internationale discussie over de leefbaarheid van deze wereld in de nabije toekomst, over de internationale en intermenselijke verhou dingen van morgen, over de komende computerisering van het onderwijs, over de vorming van een door technologie geleide democratie, over een wereldre gering door een mogelijke technocra tische junta. Maar voor christendom en kerk is bij dit proces geen taak wegge legd, eenvoudig omdat ze voor de auteur niet bestaan. En het Is, zoals Ik zei, zo'n briljant boek, een product van Angelsaksisch genie, hersenwerk van hoge kwaliteit, pragmatisch, realistisch, rijk aan fanta sie, helder van opzet en stijl, met ty pisch populaire formuleringen zoals b.v. de onderscheiding tussen slomen en doordouwers, en met duidelijke tabellen om bepaalde situaties vast te leggen. Naar waarde beoordelen kunnen het natuurlijk alleen mensen van ongeveer gelijke scholing en intelligentie en ver moedelijk zijn dat er niet eens zo velen. Maar tenslotte richt Calders boek zich tot een breder publiek en daartoe beho ren ook wij lezers. Verderop zal ik nog iets meer over dit rijk gedocumenteerde boek moeten zeg gen, maar eerst moet ik mijn verbazing kwijt over de kloof die hier tussen de moderne exacte wetenschappen en het christelijk geloof gaapt. Stoot de menselijke samenleving van morgen het geloof af als een nauwelijks meer bestaande, verouderde overtollig heid? Calder is het tegendeel van een fana ticus; op bl. 340 erkent hij nadrukkelijk de noodzakelijkheid van de tegenspraak om alle implicaties van een plan aan het licht 'e doen treden Maar ook Mar wordt aan de tegenspraak van de bij belse profeten niet gedacht. En waarom spelen moderne Ameri kaanse theologen zoals Harvey Cox en Thomas J. J. Altizer mensen die zich helemaal openstellen voor de technolo gische ontwikkeling in Calders ge dachten totaal geen rol? Wat voor waar de kunnen dan aan die theologisch- maats .happelijke fantasieën worden toe gekend? Om maar niet te spreken van de fundamentalisten die overal ter we reld hun egelstellingen proberen te ver sterken. Heeft men te maken met een opzette lijke denigratie of openbaart zich hier op een afschuwelijke wijze het tekort van de christelijke kerken, wanneer het erop aankomt de tekenen van de tijden te verstaan? Biedt de wereld van de kerke lijke weekbladen, bieden de dlseuesies op de talloze christelijke conferenties, biedt dat hele babel van theologisch ge babbel dan geen enkel aanrakingspunt met wat er werkelijk in de wereld gaan de is? Dit is meer dan verbazing: dit is een dolkstoot. Een boek dat het christendom fel bestrijdt ik heb er enkele bespro ken kan de atmosfeer ophelderen, maar een boek als dit is dodelijk. Men zou tegen e'!e theologen en theologan ten willen zeggen: „Lees dit boek, leef ermee een paar weken, een maand, en bezie in het licht van zijn inhoud je eigen denkwereld. Waar blijf je hier met je kerk, je ge loof? Bestaat er op de wereld dan geen levende gemeente van Jezus Christus? Waarom worden de zwarte pakken door de witte jassen uitgewezen?" Maar ik zou nog iets meer uit het boek van Calder aan u doorgeven. Ik bepaal me daartoe tot enkele van de tabellen. De auteur stelt in tabel I en tabel II (22/23) twaalf standaard schrik beelden en twaalf recente successen van de wetenschap tegenover elkaar. De softenonramp, het misbruik van an tibiotica en insecticiden, de afvalproduc ten van de waterstofbom, verontreiniging van lucht an water, verandering van de atmosfeer, leegvissen, afluister-appara- 3fcepa&T>g vG.ndey^ee^c'pD tuur, geluidsoverlast, het massaal uitval len van energie staan tegenover de atoomenergie voor vredesdoeleinden, de microbiologie die besmettelijke ziekten uitschakelt, de verbeterde weerobserva- ties en telecommunicaties, de computer, de gestegen opbrengsten van voedsel per hectare, de verhoging van de le vensstandaard en vermeerdering van de vrije tijd, de vermindering van huishou delijk werk, verbeterde verven en kleur stoffen, luchttransport, televisie en psy chiatrie. In tabel IV behandelt Calder „een handvol waandenkbeelden" van meer technische aard, zoals ter aanzien van research en personeelsbeleid, organisa tie van het onderzoek, het maken van vernieuwingsplannen, het al dan niet uit voeren van vernieuwingsplannen en het toezicht op de wijze waarop vindingen worden benut. Ik ervaar hoe hachelijk het is, ook maar te proberen een indruk te geven van de overstelpende hoeveelheid infor matie, de ordening en de beoordeling daarvan die in Calders boek ligt op geslagen. Er gaat hier voor de niet-wetenschap- pelijke lezer een wereld open, die met zijn dagelijkse christelijke praktijk niets maar dan ook niets te maken schijnt te hebben. En dat terwijl hij in zijn bijbel leest: „De aarde is des Heren, met haar volheid; de wereld, en die daarin wo nen" De kerk zal deze kloot moeten over bruggen, of ze zal in de wereld van morgen niets zinnigs meer hebben in te brengen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1970 | | pagina 13