1-
Verering van Zeeuwse godin
Nehalennia komt boven water
- 4\
ZILVEREN RIJKSPOLITIE
HEEFT AL GRIJZE HAREN
J
lATfcRDAG 29 AUGUSTUS 1970
Het is alweer 35 jaar geleden, dat een visser voor Domburg een
bewerkte steen in zijn netten kreeg. Men zag de gestalte van
een vrouw, waaraan hoofd, hals en schouders, en voeten ontbra
ken. Op de linkerknie had ze een mandje met fruit, in de rechter
hand iets als een vrucht. Links van haar een mandje met appels
En rechts een hond, de intelligente kop naar de vrouw toegekeerd,
zijn neus vertrouwelijk op haar knie. Duidelijk een „middenre-
gister" van een altaar voor Nehalennia, dat fluks naar het museum
van Middelburg werd overgebracht.
Sinds 1935 was het stil geworden rondom deze Zeeuwse godin.
Amateurarcheologen droomden er wel van, nog eens te gaan
duiken In Domburg En nu, zomer 1970, tuimelt het ene
bericht over het andere heen. Op de televisie zien we, hoe schip
per Bout uit Colijnsplaat zijn schuit feilloos naar de vindplaats
stuurt en hoe een compleet altaar voor Nehalennia uit de Oos-
terschelde wordt gevist. Archeologen, die zijn meegekomen, zijn
als de kippen erbij, en spreken al over de vondst van het jaar.
Het lijkt niet op te kunnen.
Als er eens geen altaar naar bo
ven komt, rijn het wel dakpan
nen van de tempel, of maar
die hebben met Nehalennia
niets te maken en zijn nog veel
ouder rhinocerossen en mam
moeten, in fragmenten wel te
b verstaan. Voor de duikers van
de marine zou het een mooi
karwei zijn om te gaan kijken,
hoe het er beneden uitziet
dan zou het, meer nog dan nu,
mogelijk kunnen worden na t?
gaan. hoe het geheel van die
tempel in elkaar heeft gezeten.
Misschien heeft men bij de Del
tawerken „even" een zandzuiger
te missen! Wie weet, wat het
jaar nog brengt!
Het record houdt tot nu toe
nog altijd het fameuze jaar
1647. De vondst van toen was
zelfs dubbel sensationeel. Niet
alleen bleek het aantal gevon
den altaren overweldigend (met
enkele latere vondsten meege
teld tot nu toe al 28 altaren!),
maar ook betrof het destijds
een tot op dat moment geheel
onbekende godin!
De activiteiten rondom die
vondst waren dezelfde als die
nu aan de gang zijn. Een onbe
kende plaatselijke correspon
dent schrijft een verslag onder
i de titel „Extraordinaire antique
nntdekkinghe". „Mijn Vrient",
*o begint hij, „(ik) kan niet na
laten u Edele bekent te maken,
dat hier onlancks is gevonden
•en seer oude Antiquiteit".
Dit verslag wordt door Jan
van Hilten, boekverkoper in
„De geborduurde Handschoen"
in de Beursstraat te Amster
dam, gedrukt en als vliegend
blaadje oftewel vlugmare, zoiets
als een extra-editie van een
krant, verkocht.
-Ifr Reconstructietekening, in de achttiende eeuw gemaakt aan de hand
van eerder bij Domburg gevonden altaarfragmenten. De foto boven
de kop toont een 65 cm hoog altaar voor de godin Nehalennia, dat in het
bezit is van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.
De tekenaar Van Schuylen-
burg gaat ter plaatse schetsen
maken en geeft nog hetzelfde
jaar afbeeldingen van de alta
ren uit En de 'wetenschapper'
Boxhorn zet zich aan zijn bu
reau en pleegt vlot een boekje:
„Bediedinge (betekenis) van de
afgodinne Nehalennia".
Op 6 januari 1647 was het be
gonnen. De duinen bij Domburg
waren destijds veel breder dan
nu en strekten zich verder naar
zee uit. Een winterstorm, ge
paard met springtij, sloeg een
reep van die duinen weg. Toen
de elementen waren uitgewoed,
vond men de resten van -een
tempel, die eeuwenlang verbor
gen lag onder het duinzand, dat
tussen 700 en 1200 na Chr. die
tempel had overstoven.
De stenen spraken gelukkig
een duidelijke taal: de teks
ten erop waren in het Latijn
gesteld. Zo lag de conclusie voor
de hand dat die tempel uit plm.
200 na Chr. dateerde. De autori
teiten begrepen het belang van
de vondst terdege: de altaren
vonden, als eigendom van de
Heren van Domburg (toen nog
de Oranjes) een plaats in het
koor van de kerk. Tijdens het
transport is een altaar van de
wagen gegleden en opnieuw on
der het zand geraakt in 1870
werd het voor de tweede keer
gevonden en in het Middelburgs
Museum geplaatst bij de enkele
andere die daar al waren.
De belevenissen van die alta
ren zijn een verhaal op zichzelf.
Sommige werden blijkbaar ca
deau gedaan aan oudheidlief-
hebbers en kwamen in een 'ra
riteitenkabinet' terecht; daaruit
werden er dan wel verkocht,
om spoorloos te verdwijnea
Van Papenbrouck deed beter.
en vermaakte twee altaren aan
Leiden (nu in het Rijksmuseum
van Oudheden aan het Rapen
burg).
Omstreeks 1730 kocht de
schatrijke oud-gouverneur van
Bengalen, Ewout van Dishoeck,
de heerlijkheid Domburg en
kwam zo in het bezit van de
altaren. Voor Cannegieter, de
rector van de Latijnse school
van Arnhem, reden om hem
verlof te vragen er een geleerd
boek over te schrijven, verlucht
met gravures, die Van Dishoeck
zou laten maken.
Die gravures kreeg Cannegie
ter vlot toegestuurd. Met het
boek ging het minder vlug. Tot
dat de toean besar, die in de
Oost gewend was op zijn wen
ken te worden bediend, ongedul
dig werd en ten slotte de gra
vures wilde terughebben.
Later, plm. 1800, dacht de
Leidse professor Te Water ero
ver om dit boek, waarvoor Can
negieter toch al een heel ma
nuscript bijeen had gebracht,
'vermeerderd met eigen aante
keningen uit te geven. En hij
correspondeerde daar ijverig
over met de toenmalige eige
naar. ook een Van Dishoeck.
Deze is bereidwillig genoeg en
stuurt alvast de gravures op.
Maar hij sterft.
De Franse tijd is voor de we
duwe Sara Catharina Van
Dishoeck - geb. Lammens fi
nancieel erg zwaar. Als ze
hoort, dat Te Waters papieren
bij de ontploffing van het
kruitschip in Leiden door elkaar
zijn geraakt, maakt ze korte
metten en biedt de altaren aar
Lodewijk Napoleon aan, die in
die tijd eraan denkt een mu
seum voor oudheden in Leiden
te stichten.
Haar brief eindigt in plech
tige stijl: „Indien zij de altaren
niet aan Z.M. kan afstaan vol
gens de begeerte van haar hart,
dan neemt zij de vrijheid zich,
terwijl ze ze aanbiedt, te verla
ten op de edelmoedigheid van
Z.M." Zij biedt ze dus te koop
aan. Op 13 mei 1809 is de ko
ning, die toen een reis door
Zeeland maakte in Domburg en
aanvaardt ze persoonlijk.
Intussen, Leiden kreeg ze
niet, tengevolge van de politieke
gebeurtenissen met Lodewijk
Napoleon en zijn broer. Zo ble
ven ze in de kerk van Domburg,
waar de altaren een wis verderf
was bereid. In 1848 brandde de
kerk af en donderend viel het
dak op de altaren. Wat heel
was, werd fjagment.
Jaren lang lagen de brokken
in de kerktuin waar Dombur
gers die stenen nodig hadden ze
wel wisten te vinden. Totdat
mejuffrouw De Man van het
museum te Middelburg alle
restanten wat ging ordenen.
Haar werk werd in 1940, bij de
beschieting van Middelburg, he
laas te niet gedaan.
In 1955 deed mevrouw Ada
Hondius-Crone het over. Het
resultaat van haar werk is
vastgelegd in een fraai boek
met mooie illustraties: The tem
ple of Nehalennia at Domburg
(Meulenhoff. Amsterdam).
Bij het bijeenzoeken van wat
bij elkaar behoorde, was een
ding erg nuttig: nog altijd be
stonden de gravures die Van
Dishoeck had laten maken, plus
die van Van Schuvlenburg. En
in 1845, vlak voor de brand, had
de archeoloog Janssen van het
Leid» Museum alles in Dom
burg in plaat gebracht.
Daarom zien we in het boek
van mevrouw Hondius, als het
een fragment betreft, ook de af
beelding van Janssen en zijn
voorgangers, en zo kunnen we
dan het fragment-van-nu zien
in het geheel-van-toen.
Soms zijn Janssen c.s. overbo
dig dan betreft het altaren
die de brand zijn ontkomen
doordat ze elders waren: een in
Brussel, twee in Leiden, een in
(Ipendam (nu ook in Leiden) en
het altaar dat nog veilig onder
het duinzand lag! Ook >iet frag
ment van 1935 'staat natuurlijk
alleen afgebeeld. Soms is er al
leen een gravure: dan is het al
taar spoorloos (een is in Middel
burg gestolen; 'n verjaard ge
val).
Omstreeks 200 na Chr. be
vond zich in Domburg een ha
ven vanwaar men overstak naar
r Engeland. Wie dat svan plan
was, ging eerst naar de tempel
van Nehalennia. Welgestelden
beloofden bij slecht weer aan
de godin een altaar te wijden
als ze behouden mochten terug
keren.
Deze altaren waren bij Keu
len gemaakt en stonden mis
schien in Domburg in voorraad
daar zal men ze dan van de
naam van de schenker hebben
voorzien en van wat hij er ver
der aan tekst wilde ophebben.
„Aan de godin Nehalennia".
heet het eenvoudig. Of: „Aan de
godin Nehalennia heeft Dacinus,
zoon van Liffio, zijn gelofte be
taald, van harte en naar zij
verdient". (Jacob van Lennep
schreef over deze steen in het
dagboek van zijn vakantiereis
door Noord-Nederland samen
met Dirk van Hogendorp en
Dacinus vinden we in zijn 'Bri-
nio'terug, met Liffio).
Soms staat erbij: „Wegens be
houd van' de koopwaar"
Of: „Wegens verbeterde han
delswegen" Men vertaalt dat 'ob
meliores successus" ook wel
met: „wegens groter succes".
Eens plaatste een vader een
altaar voor het behoud van zijn
zoon, niet 'e voto' volgens ge
lofte (men ziet hoe oud, en eer
waard, zij het heidens, de oor
sprong is van de titel van Abra
ham Kuypers boek!), maar 'e
praecepto', op voorschrift van
de godin via haar priester(es?).
Had de zoon zelf zijn gelofte
vergeten en was vader daarover
ongerust geworden?
Dat brengt ons toch eigen
lijk hoofdzaak bij de mensen,
die daar in Domburg en naar
we nu weten ook bij Colijns
plaat, aan de overkant van die
brede riviermond Nehalennia
vereerden. Inheemsen, blijkt uit
hun namen, onder Romeins be
wind.
Nehalennia zelf is stellig een
inheemse godin. Wat haar naam
betekent! Bilderdijk heeft er met
menig ander naar geraden en
gepoogd „deze Dame t'huis te
brengen". Haar macht gaat over
leven (de vruchten) en dood (de
hond) zulke godinnen kent
men ook in havens als Alexan-
drië, Ostia. Maar ook met de
Germaanse moedergodinnen zal
ze in verband staan. De „bedie-
ninge" van haar dienst is nog
niet geheel duidelijk. Wat de
godin zeker was? Een Wal-
cherse althans een Zeeuwse.
Getuige de omslagdoek die ze
draagt...
Er bestaat tegenwoordig grote
belangstelling voor de archeolo-
Schipper K. J. Bout viste dezer
dagen bij Colijnsplaat een com
pleet altaar op, dat ongeveer 200
na Chr. werd gewijd aan de godin
Nehalennia. De expeditie naar een
in dit deel van de Oosterschelde
tot dusver onbekende tempel stond
onder leiding van dr. P. Stuart, con
servator van de afdeling Nederland
bij het Rijksmuseum voor Oudheden
in Leiden.
door
Drs. N. van der Blom
gie. Men kent de fraaie onder
waterfoto's van oude schepen
waar amateurs duiken eer
lijk gezegd vaak een 'zinneloze
en schadelijke, want gegevens
vernietigende souvenirduikerij'.
Een voorbeeld van goed ama
teurisme daarentegen is het on
derzoek naar de befaamde Brit
tenburg bij Katwijk, waarvan
in de Fibulareeks van Van
Dishoeck het verslag is gepubli
ceerd. Vergane culturen trekken
ons aan. (Hebben we daar van
daag extra gevoel voor?). Het
boeiende zal ook zijn de verbin
ding tussen geschiedenis en
techniek en tussen zien en we
ten. En, misschien ook wel,
voorzover het de praehistorie
betreft, dat men bij gebrek aan
schriftelijke gegevens zo veel
moet raden omtrent cultuur en
geestelijk leven, (óf: dat raden
eraan kan geven en zich tot
handelsbewegingen en derge
lijke beperken, de zaak wat
vereenvoudigen?).
Hoe dan ook: het zoeken naar
de mens van vroeger en in
hem naar de mens van vandaag
kunnen we blijkbaar niet
laten. De recente vondsten van
de Nehalennia-altaren zullen
aan die drang om te weten
en te zien nieuw voedsel ge
ven.
Men raadplege over Nehalennia
vooral Ada Hondlus-Crone: The tem
ple of Nehalonnia at Domburg, Am
sterdam, Meulenhoff 1955, 123 peg.,
kaarten, tekeningen, Illustratie». En
ev. nog het artikel van drs. N. van
der Blom in Hermeneua 28 (1956/57)
44-50: Nehalennia in de Nederlandse
Romantiek. Gesignaleerd werd verder
H. Dükstra en F. C. I. Ketelaar:
Brittenburg; raadsels rond een ver
dronken ruine, Bussum, Ven Dis
hoeck. 1965 (Fibulareeks nr. 2)
ijl De technische recherche aan het werk
De Rijkspolitie bestaat 25 jaar,
maar feesten, waarmee een zilve
ren jubileum pleegt te worden ge
vierd, zullen uitblijven. De RP houdt
het sobertjes met alleen het optre
den komend najaar van de
korpskapel in de provinciehoofd
steden. Waarom niet meer vertoon
van een dienst, die toch doorgaans
letterlijk en figuurlijk flink aan de
weg timmert? Generaal W. de
Gast, algemeen inspecteur en hoog
ste baas van de 6500 RP-ers, ging
daar van de week op de jubileum
persconferentie in Woudrichem niet
diepgaand op in. Maar hij liet wel
ruimte voor de veronderstelling,
dat de positie van het korps een
kwart eeuw na de oprichting lang
met zo vrolijk is als de muziek op
de zojuist verschenen LP van de
kapel zou doen vermoeden.
Het budget, waarmee het korps moet
werken, is beperkt (zodanig, dat de
consumpties op de persconferentie
moesten worden betaald door Philips'
Phonogram), de sterkte is ver beneden
peil (een personeelstekort van een kwart
op het huidige bestand) en zelfs blijkt
het niet geheel uitgesloten, dat het korps
met deze 25 jsar zijn langste tijd heeft
gehad. De generaal liet duidelijk blij
ken eraan te twijfelen of het korps bij
een volgend jubileum nog wel hetzelfde
gezicht zal hebben.
Ongetwijfeld doelde hij hiermee op de
veelbesproken mogelijke integratie in
de gemeentepolitie, hoewel hij openlijk
daarover alleen wilde zeggen: „dat dit
zijn, waarmee
den gewerkt en
I". Verder ging
beraadt er zich
nog geen be-
kan ik als advi-
ing bekendma-
echter wel de
BIJLAGE VAN
HET KWARTET
De Rotterdammer
Nieuwe Haagse Courant
Nieuwe Leidse Courant
Dordts Dagblad
twee hoofdproblemen van de zilveren RP
mee aan. Vraagstukken, waarvan het
personeelstekort van ruim 1500 man wel
het zwaarst weegt. Niet voor niet6 wordt
het korps Rijkspolitie een snel vergrij
zende organisatie genoemd. Oude ge
trouwen vormen nog steeds een te grote
groep in het geheel om het korps ruim
perspectief op een nieuwe kwart eeuw
te bieden. De komende jaren zal dat
pijnlijk duidelijk worden als honderden
RP-ers tegelijk met pensioen gaan: de
Een van de 146 patrouilleboten van
de RP-te water in actie
eerste golf van mensen, die in 1945 in
dienst zijn gekomen. Een massale af
vloeiing, die zeker vier vijf jaar zal
duren.
Generaal De Gast daarover: „We heb
ben met het oog hierop per jaar ten
minste 150 adspiranten meer nodig dan
nu. Op het ogenblik krijgen we er jaar
lijks zo'n 470. Pas als dat er 650 kunnen
en, gaat
uitzien. We zullen de werving nog krach
tiger ter hand moeten nemen".
Een van de middelen, waarmee ophef
fing van de tekorten zou kunnen worden
bereikt, noemt hij de nieuwe opleidings-
r
t mler;«
school in Apeldoorn, die ter vervan
ging van de school in Arnhem bin
nenkort in gebruik wordt genomen. De
capaciteit daarvan is aanzienlijk groter,
wat betekent, dat straks samen met de
school in Horn een capaciteit wordt ver
kregen van 650 man.
Of die er zullen komen, is echter nog
een vraag. Behalve de dalende belang
stelling bij de jeugd speelt ook een rol.
dat de selectie vrij streng is. De afgelo-
oen jaren moest niet minder dan 90 pro
cent van de gegadigden worden afge
keurd.
Meer belangstelling kweken bij de
jeugd: dat is de RP-politiek voor de
eerstkomende jaren; wijzen op de moge
lijkheden, die het korps te bieden heeft.
En dat het er nog steeds vele zijn, staat
ruim uitgemeten in de folders te lezen.
Ze laten er geen twijfel over bestaan:
Zij, die politiedienst ambiëren, kunnen
bij de RP alle kanten uit. Naar de zeven
tien districten tellende landdienst, de RP
te water (146 vaartuigen), de dienst
luchtvaart (twee lichte vliegtuigen), de
algemene verkeersdienst, de recherche
of de speurhondengroep-
Tijdens de persbijeenkomst werden al
die aspecten samen attractief gepresen
teerd. Maar en zelfs RP-ers geven
dat toe wie bij de rijkspolitie wil.
moet zeker niet alleen naar de glamour
kijken. Die Porches, die snelle patrouille
boten en de stuurknuppel van de Cess
na's mogen dan aanspreken, het zijn
mogelijkheden voor een maar beperkte
groep. De grootste tekorten zitten in de
744 gemeenten omvattende landdienst
die mosten in de eerste plaats worden
aangevuld.
Verkeerspolitie tijdens controle aan de snelweg
Hoewel de regering zich druk beraadt
over eventuele integratie van rijks- en
gemeentepolitie, heeft de RP in het poli-
tie-apparaat nog steeds een eigen zelf
standige plaats. Zo heeft het politiebe-
sluit 1945, waardoor het korps op 11
november van dat jaar werd opgericht,
het ook bedoeld.
Belangrijk nevendoel daarbij echter
was orde te scheppen in het politieappa
raat, dat in de loop der jaren in te veel
takken bleek te zijn uiteengevallen. Men
kende voor de oorlog de staatspolitie (in
de acht gemeenten waar een hoofdcom
missariaat gevestigd was), de gemeente
politie. de rijksveldwacht, de Koninklijke
Marechaussee en de gemeenteveld-
wacht.
Tijdens de oorlog heeft men deze dif
ferentiatie enigszins beperkt door het
korps Marechaussee (gendarmerie) te
♦stichten, waarin samengevoegd werden
d« rijksveldwacht. de Koninklijke Mare
chaussee. de gemeenteveldwacht en de
velen van de militaire politie, de land
macht en de marine, die na de capitula
tie in 1940 tot de politie waren toegetre
den.
Ook die beperking bleek na de oorlog
niet ver genoeg te gaan voor een opti
maal functioneren. Gevolg daarvan was
het politlebesluit 1945, dat nog maar
twee korpsen toeliet: de rijknrvdiue.
waarin opgenomen de marechaussee
(gendarmerie) en de gemeentepolitie.
Tot vandaag toe is dat zo gebleven.
Hoelang dit nog zal blijven, is echter
een vraag. De personeelstekorten zo
wel bij rijks- als bij gemeentepolitie
lijken voorstanders van verdere integra
tie goede argumenten in handen te ge
ven. In elk geval zou het één middel
kunnen zijn om de toenemende vergrij
zing van de RP tegen te gaan en te
voorkomen dat zij bij het volgend jubi
leum voor het voetlicht zal moeten tre
den als een gebrekkige en hulpbehoe
vende bejaarde