NOACHS ARK NOG OP DE ARARAT
Henry Ross houdt vol:
J
H
Betere WA-verzekering voor kinderen
ZATERDAG 15 AUGUSTUS 1970
De ark van Noach is weer in het nieuws. Hoewel de Turkse overheid vo
rige week voor de zoveelste keer buitenlandse organisaties niet heeft
willen toestaan de berg Ararat te beklimmen om daar de resten van de ark te
zoeken, is in vele landen een verhoogde belangstelling voor het „bewijsstuk"
van het oude bijbelverhaal merkbaar. Een hevig geïnteresseerd man is de 39-
jarige Henry Ross. Toen hij nog geen achttien jaar was en men deze zoon van
een Haagse tandarts alleen als Hans Roozen kende, dook hij in de internatio
nale pers op omdat de Nederlandse gymnasiast samen met de Brit Egerton
Sykes een expeditie naar de Ararat voorbereidde. Maar Hans moest inmid
dels bekend als Henry Ross, tot 1966 wachten vooraleer hij de berg met eigen
ogen kon zien. Of hij nu leefde in Afrika, in Engeland of weer in eigen land,
het mysterie van Noachs ark bleef hem fascineren. Wij laten hem daarover
nu zelf aan het woord. Als technisch vertaler (in ongeveer negen talen) heeft
hij een interessant bestaan, maar meer nog lokt hem Noachs ark, waarom
trent hij naar zijn zeggen langs helderziende weg de zekerheid heeft gekregen,
dat het zondvloedschip nog altijd op de Ararat aanwezig is.
De berg Ararat gezien vanuit het zuiden. De pijl geeft aan waar (san de andere kant) Noachs Ark zou
liggen.
•X- Henry Ross.
onj
„En de ark rustte in de zevende maand, op de zeventiende
dag van de maand, op de bergen van Ararat". Deze versregel
i uit Genesis 8 heeft voor mij vanaf mijn prilste jeugd steeds
l< een bijzondere betekenis gehad. Lang voordat de wereldpers
"zich in de jaren veertig met het al dan niet aanwezig zijn van
Noach's ark op de 5200 meter hoge berg Ararat ging bemoeien.
I Ik ben in zeer sterke mate helderziend en mediamiek. Zo sprak
ik reeds als zesjarige over de toekomstige Derde Wereldoorlog
nog voordat de Tweede begonnen was en ik ben vermoedelijk
de enige geweest die het eerste bombardement van Den Haag
door de Britten voorspelde. In 1941 stond ik op verplaatsing
van mijn bed van de ene naar de andere hoek in mijn kamer.
Enkele weken later kwam ik 's avonds mijn bed uit omdat ik
in mijn geest een enorme vuurgloed had gezien. Dat was de
nacht waarop de grote Duitse benzinetanks tegenover ons
huis in lichterlaaie werden gezet en een stuk van een Engelse
bom kwam toen terecht op del plek waar eerst mijn kussen
had gelegen.
tas
in(j! Toen heel Nederland enkele
j jaren later VE-Day vierde zat
ik met een triest gezicht te pra
ten over de volgende oorlog met
China, Zwart Afrika en de Ara
bische Staten die ik steeds voor
1982 heb voorspeld.
Maar nu terug naar de ark
▼an Noach. Ik heb vanaf het
ogenblik dat ik voor de eerste
maal over de Zondvloed hoorde
■preken geweten dat .het schip
van deze door God uitverkorene
nog bewaard ligt op de Ararat.
In 1947 kreeg ik op wel heel
merkwaardige wijze een boek
in handen dat mijn reeds be
gaande interesse voor het on
derwerp versterkte. Enkele we
ken tevoren, had ik gefascineerd
geluisterd naar een van mijn
leraren, destfcujê °P het gymna
sium, die een fragment voorlas
uit een boek door de 17de-
eeuwse Nederlandse ontdek
kingsreiziger Jan Struys.
De door de leraar gekozen
passage beschreef de ervaringen
van Struys op de berg Ararat
waar hij een monnik van een
beenbreuk had genezen. Als
dank hiervoor ontving Struys
een houten kruis dat volgens de
priester gemaakt was van hout
afkomstig van de ark hoog bo-
Ven in de sneeuw.
Ik beschouwde deze verkla
ring als de eerste mogelijke be
vestiging van wat ik zelf steeds
had gezien. Het is wel heel erg
typisch dat ik binnen een
maand tijds bij een van mijn
bezoeken aan de Haagse boe
kenmarkt een zeventiende-
eeuws boek opensloeg, dat de
Franse vertaling van het relaas
van Struys bleek te zijn. Het
viel open op de pagina waarin
diens ervaringen op de Ararat
stondep vermeld en uiteraard
werd ik meteen de gelukkige
eigenaar van dit werk.
Ik ging systematisch alle be
staande gegevens over de Ara
rat en de Zondvloed in het al
gemeen verzamelen. Inmiddels
begon ik ook als scholier de Ne
derlandse pers te polsen, maar
werd van het kastje naar de
muur verwezen. Er was dood
eenvoudig geen interesse. Toch
bleef ik doorgaan met het cata
logiseren van materiaal over de
Ararat en nam contact op met
archeologen en theologen in de
Verenigde Staten en het Ver
enigd Koninkrijk.
Het was een prettige gewaar
wording toen ik op een dag in
1949 mocht lezen dat een Ame-
Hans Roozen in 1949 te midden van een grote voorraad levensmid
delen, die hij voor zijn expeditie had verzameld.
rikaans-Engelse expeditie zich
naar de Ararat zou begeven op
grond van bepaalde gegevens
verschaft door „een bekend Ne
derlands archeoloog".
Toen was het hek van de
dam. Van alle kanten werd ik
benaderd voor het schrijven
van artikelen en de expeditie
haalde de koppen van de we
reldpers. 'Uit alle windstreken
kwamen verslaggevers om in
formatie op te doen.
Inmiddels had het toen nog
starre bewind in Moskou zich
ook niet onbetuigd gelaten en
zowel Prawda als Tass keerden
zich heftig tegen de Turkse re
gering die zich bereid had ver
klaard om een expeditie toe te
laten in een gebied op luttele
kilometers van de Russische
grens gelegen. Binnen enkele
dagen kwam er uit Ankara be
richt dat de toestemming alsnog
geweigerd was. Het zou enkele
jaren duren voordat een expe
ditie op de Ararat zou worden
toegelaten.
Reeds de oudst bekende bron
nen (b.v. de Soemerische kleita
bletten) spreken over de lan
ding van de ark op een berg in
Armenië, d.w_z. het land Ararat,
waarvan de berg Ararat veruit
de meest indrukwekkende top
vormt Flavius Josephus haalt
in zijn Joodse Geschiedschrij
ving uit de eerste eeuw na
Christus de Babylonische hoge
priester Berosus aan en schrijft:
„De ark rustte op de top van
een zekere berg in Armenië.
Men zegt dat er nog stukken
van dit schip nog zijn". De
Uit de statistieken van automobielassuradeuren blijkt, dat nog steeds veel verkeersonge
vallen worden veroorzaakt door jonge kinderen. Desondanks is bij zeer veel ouders be
slist onvoldoende het besef aanwezig, dat hun jeug dig kroost een aanzienlijk risico voor het
verkeer oplevert.
door H. Larsen
Dit kan worden geconcludeerd uit het
feit dat slechts de helft van de gezins
hoofden als particulier een verzekering
heeft afgesloten die de wettelijke aan
sprakelijkheid (de w.a.) voor de, door kin
deren veroorzaakte, schade dekt. Bepaald
een misstand, die niet kan worden gewe
ten aan de premie, want die bedraagt
slechts een paar tientjes per jaar.
Al meer dan eens is van rechtsgeleerde
zijde de wens geuit, dat de overheid het
afsluiten van deze verzekering verplicht
stelt, evenals dit enkele jaren geleden is
gebeurd met de wa-autoverzekering.
Met dat eventueel verplicht stellen van
de wa-particulierverzekering, zouden
kind veroorzaakte schade. Wanneer bo
vendien aan hun kind zelf, wegens zijn
leeftijd, geen schuld kan worden verwe
ten, behoeft hun verzekeringmaatschappij
de sdhadelijder niet schadeloos testellen.
Rechtspraak- en andere gevallen wij
zen uit dat dit maar al te vaak voorkomt.
Zowel de sdhadelijder als de ouders be
grijpen daar meestal niets van. Ouders,
die zich dan op 'z'n minst toch wel moreel
aansprakelijk voelen voor de door hun
kind veroorzaakte schade, verzuchten in
zo'n geval niet geheel ten onrechte: wat
nut ons een wa-verzekering.
In een onlangs in het Nederlands Juris
tenblad verschenen artikel over deze
zaak, schrijft mr. G. H. A. Schut (specia
list in aansprakelijkheidskwesties): „Dat
dwijnt en daarvoor in de plaats komt een
risico-aansprakelijkheid van de ouders
voor de daden van him minderjarige kin
deren. Dat wil zeggen, een aansprakelijk
heid, die zonder meer aanwezig is en
waarbij het wel of niet zelf schuldig zijn
der ouders er niet toedoet.
Voorlopig ziet het er niet naar uit dat
de wet in dit opzicht dienovereenkomstig
zal worden gewijzigd. Des te lofwaardiger
is het initiatief van die verzekeringsmaat
schappijen die de behoeften van het pu
bliek op dit punt goed in het oog hebben
gevat en daarin zijn gaan voorzien door
een verruiming van de dekking in hun
wa-particulierpolis.
Mr. Schut zelf vermeldt als voorbeeld
de polis voor de wa-particulierverzeke-
overigens beslist niet alle moeilijkheden
rondom de door kinderen in het verkeer
veroorzaakte schade zijn opgelost. Want
dan zou nog blijven bestaan en zelfs op
grotere schaal aan de dag treden, de
moeilijkheid, dat, ondanks het door de
ouders zijn afgesloten van een wa-verze
kering toch niet wordt vergoed de schade
die een kind op de weg veroorzaakt, na
melijk als volgens de rechtspraak de
ouders dit niet hebben kunnen voorko
menen dus zelf niet schuldig zijn.
De wet artikel 1403 van het Burger
lijk Wetboek stelt, dat de ouders dan
niet aansprakelijk zijn voor de door hun
het publiek in zaken als deze de houding
van assuradeuren niet begrijpt, acht ik
alleszins verklaarbaar. Het publiek be
grijpt de houding van de verzekeraar
niet, omdat het de houding van de rech
ter, niet begrijpt. Deze wijst aansprake
lijkheid af waar naar het rechtsgevoel
van de gewone burger juist aansprake
lijkheid zou moeten worden aanvaard.
Mr. Schut wijst dan op de wense
lijkheid dat de wet in dit opzicht wordl
gewijzigd. En wel in die zin, dat de per
soonlijke schuld van ouders als voor
waarde voor het erkennen van hun aan
sprakelijkheid in dergelijke gevallen, ver-
ring van de verzekeringmaatschappij
Woudseind in Friesland. In deze polis is
thans bepaald dat schade veroorzaakt
door jonge kinderen ook wordt vergq^d,
als er volgens de wet geen aansprakeVWk-
heid voor die schade zou bestaan.
Ongetwijfeld betekent deze dekkings
verruiming een aanzienlijke verbetering
van de aansprakelijkheidsverzekering
voor ouders met jonge kinderen. Met een
dergelijke, wellicht wat meer premie kos
tende polis in huis, kunnen ouders „met
recht" tegen een verkeersdeelnemer, aan
wie door hun kind schade is berokkend
zeggen: onze verzekering dekt uw schade.
Een oude Nederlandse prent
geeft deze voorstelling van de
bouw en de indeling van Noachs
Ark.
folklore van Oost-Turkije bevat
talrijke verwijzingen naar de
aanwezigheid van de ark op de
Ararat zoals ik zelf ter plaatse
heb mogen constateren.
De top van de berg werd pas
voor 't eerst in 1829 bereikt
door de Duitser Parrot. In 1876
vond de Engelsman James Bry-
ce een stuk hout, vier voet lang
en vijf duim dik, op een hoogte
van 4200 meter. Het was met
werktuigen bewerkt en lag bo
ven de sneeuwgrens. In zijn
boek Transcaucasia and Ararat
vertelt hij: o.a.: „Het zal moei
lijk zijn om te bewijzen dat het
geen goferhout is. En als er zich
overblijfselen van de ark op de
Ararat bevinden iets dat
voor de plaatselijke bevolking
een uitgemaakte zaak is dan
zal men die eerder hier dan op
de top van de berg vinden".
Hoewel de Turkse regering in
1949 toestemming tot beklim
ming van de Ararat had gewei
gerd, togen er in de volgende
jaren verschillende expedities
naar de Ararat, vooral ook
naarmate het Kremlin een mil
dere buitenlandse politiek ging
voeren.
Zelf had ik steeds de mening
gehuldigd dat de ark zich be
vindt aan de noordzijde die het
moeilijkste te beklimmen is. Al
deze expedities evenwel zochten
de zuid-, west- en oostzijde af,
zonder resultaat, en ik werd in
Zuid-Afrika, waar ik inmiddels
woonde, als een fantast be
schouwd.
In 1956 besteeg de Fransman
Femand Navarra de Ararat
voor het derde achtereenvol
gende jaar en vond op 4200 me
ter hoogte, aan de noordkant, de
voor- of achtersteven van een
enorm groot schip dat groten
deels lag vastgevroren in de ijs
massa's. Proeven met de C14
radiocarbon dateermethode heb
ben duidelijk aangetoond dat
het hier gaat om halffossiel
eikehout, door primitieve werk
tuigen bewerkt, gedrenkt in pek
(zoals ook in de Bijbel beschre
ven) en zo'n 5000 jaar oud.
Overigens groeit er 300 km in
de omtrek van de Ararat geen
enkele eikeboom. Wel liggen er
overal zeeschelpen in Oost-Ana-
tolië en ringen v. schelpen bevin
den zich op verschillende hoog
ten op de Ararat zelf. Reeds de
Britse geoloog William J. Ha
milton, secretaris van de Geolo
gical Society, merkte in zijn
boek „Researches in Asia Mi
nor" in 1835 op: „Ik kan slechts
verklaren dat de hele geologie
van dit deel van Armenië, wan
neer men dit in verband brengt
met de onmiddellijke nabijheid
van de berg Ararat, volgens mij
opmerkelijk overeenkomt met
het verhaal in de Heilige
Schrift".
Er is kortgeleden een Ameri
kaanse expeditie naar Turkije
getrokken die blijkens persbe
richten geen toestemming heeft
gekregen om de Ararat te be
zoeken. Dat is niet verwonder
lijk. Men is in Turkije bepaald
niet gebrand op buitenlanders
speciaal Amerikanen aan
de Sovjetgrens, tenzij men er
van overtuigd kan zijn met bo
nafide neutrale persoonen te
doen te hebben.
Zelf werd ik in 1966 bij mijn
bezoek aan de Ararat uitzon
derlijk gastvrij ontvangen, hoe
wel ik vanwege een chronisch®
infektieziekte en daarmee ge
paard gaande frequente bloe
dingen helaas geen bergen kon
beklimmen. Maar mijn contac
ten in Ankara zijn van zodanige
aard dat ik overweeg om, indien
ik physiek daartoe in staat zal
zijn, in 1971 een aantal Europe
se wetenschapsmensen mee
naar de Ararat te nemen. Ge
zien mijn bewondering voor zo
wel het Turkse als 't Russische
volk zal men in Ankara veel
meer geneigd zijn tot samen
werking.
De mens werkt hard aan de
ontsluiering vtfh de geheimen
van het heelal. En toch bevat
ook onze eigen planeet nog
raadselen. Een ervan is het
enorme bouwsel dat Fernand
Navarra in 1956 op de Ararat
aantrof en dat in 1969 oppieuw
werd waargenomen. Zal' men
erin slagen om het tijdig uit te
graven, of zal deze reliek van
de Zondvloed mede vergaan in
de Vuurgloed'
HENRY ROSS
Het was een lucifersdoosje
dat me naar het dorp Woro-
nowo bracht. Of liever
niet het doosje zelf maar het
etiketje, waarop een huisje
met bovenverdieping stond
afgebeeld, dat in een voor de
Russische architectuur onge
wone stijl gebouwd is. Het
onderschrift luidde: „Hollands
huisje" in Woronowo.
Hoe kon in een Russisch dorp
een 'Hollands huisje' verzeild ra
ken? Om dat te weten te komen
raadpleegde ik eerst de encyclope
die en ging daarna een bezoek
brengen aan het dorp.
Dat Hollandse huisje bleek in
de tweede helft van de achttiende
eeuw te zijn gebouwd door de
Russische architect Karl Blank, en
wel als onderdeel van een paleis-
en pafkensemble. met de aanleg
waarvan aan het einde van de
veertiende eeuw een begin was
gemaakt door Dmitri Bobrak-Wol-
ynski die onder meer beroemd
werd om zijn overwinning op de
Tartaren in de veldslag op Koeli-
kowo Polje. Om zijn voorliefde
voor de paarden kreeg de vorst de
bijnaam 'Woronoj' (ravenzwart
paard), waaraan ook het dorp met
het paleispark zijn naam te danken
heeft.
Karl Blank, die naar alle waar
schijnlijkheid Nederland bezocht
had, bouwde in Rusland drie 'Hol
landse huisjes', en wel in het Pe-
terhoff (het huidige Petrodworets
bij Leningrad), in Koeskowo onder
de rook van Moskou en in het
reeds genoemde dorp Woronowo.
Dit laatste huisje wordt als het
best gelukte en mooiste be
schouwd. Verrijkt met deze kennis
ging ik dan onderweg naar Woro
nowo. op een 58 kilometer van
Moskou, gelegen aan de Staroka-
loezjskoje Chaussée, die werd aan
gelegd over de vroegere weg naar
Kaloega, waarlangs Napoleon in
1812 uit Moskou vluchtte.
Het „Hollandse huisje" in het Russische dorp Woronowo.
Na een van de bochten in de
weg zien wij opeens een enorm
park met hoge eiken, waar boven
uit maar nauwelljke de koepel van
een kerkje waarneembaar Is. WIJ
hebben het paleis- en parkensem
ble Woronowo voor ons.
Het 'Hollandse huisje' l6 een pa
viljoen met bovenverdieping, ge
bouwd aan een inham van een grote
gegraven vijver. Het is van rode en
witte bakstenen opgetrokken en
met dakpannen bedekt. Aan beide
zijden is het huisje met hoge ge
compliceerde frontons versierd met
voluten. 8iervazen en andere de
tails die het tot een zeer origineel
en zeldzaam bouwwerk In de Rus
sische architectuur maakt.
In 1773 logeerde hier de Rus
sische keizerin Catherina de Grote
toen zij op bezoek was bij de be
zitter van het. landgoed, graaf Wo-
rontsow. Zij had zelf de wens te
kennen gegeven om ondergebracht
te worden in dat huisje dat haar
getroffen had door het ongewone
van de architectonische vormen.
In 1800 was de gouverneur-ge
neraal van Moskou, graaf Ras-
toptsjin, de eigenaar van het bui
tengoed. Tijdens de Invasie van
Napoleon liet graaf Rastoptsjin zijn
buiten platbranden opdat het niet
in handen zou komen van de
vijand. Slechts het .Hollandse huis
je' bleef gespaard. De graaf kon
het niet over zich verkrijgen het t®
laten verwoesten omdat hij er zelf
in had gewoond.
Na de Oktoberrevolutie van 1917
werd het buiten "Woronowo" aan
Duitse politieke emigranten voor
onderdak ter beschikking gesteld.
In de Tweede Wereldoorlog was er
een hospitaal ondergebracht.
Thans zijn het bulten en het
'Hollandse huisje* comfortabel in
gericht als vakantiehuls voor me
dewerkers van het Staatsplan-
ningscomlté van de USSR.
Wladimir Moltsjanow