ALS STENEN SPREKEN
Door rood licht.,
en toch voorrang
toerist is maar een buiten lender
door H. Larsen
door
H. Verweij
door Dick Ringlever
ZATERDAG 4 JULI 1970
rechts komende auto. die door rood
licht deze kruising oprjjdt? En zo ja,
strijdt dit dan niet met de uitdrukke-
lyke bepaling in artikel 9 van het
Reglement Verkeersregels en Ver
keerstekens, dat verkeerstekens
(waaronder verkeerslichten) gaan
bóven gedragsregels (waaronder de
regel, dat rechts voorrang heeft)?
Het al dan niet van kracht bleven
van de voorrangs- en overige ge
dragsregels bö kruisingen, die van
in werking zynde verkeerslichten
z(jn voorzien, is een kwestie, die al
tot veel misverstanden heeft geleid.
Gezien de hiervoor bedoelde recht
spraak ztfn die misverstanden be
grijpelijk. temeer waar men mag
stellen, dat een groen verkeerslicht
een gebod tot doorrijden betekent,
net zo goed als een rood verkeers
licht tot stoppen gebiedt.
En waar een automobilist het ge
bod tot doorrijden, hem gegeven door
het groene verkeerslicht, opvolgt,
kan hij dan worden gestraft als hij
in aanrijding komt met een van
rechts komende auto, waarvan de
bestuurder het gebod tot stoppen,
hem gegeven door het rode ver
keerslicht, niet opvolgt.
Als antwoord mag worden gege
ven: Dat kan, als de bij groen licht
van links de kruising opgereden
automobilist het „grote gebod" voor
het verkeer niét in acht heeft ge
nomen, namelijk het gebod om zicb
zodanig op de weg te gedragen, dat
de veiligheid op de weg niet in
gevaar wordt gebracht of kan wor
den gebracht. Aan dit gebod, vervat
in het bekende „kapstokartikel" 25
van de Wegenverkeerswet, hangen
alle andere ge- en verboden en re
gels voor het gedrag op de weg.
Betekent dit nu, dat een automobi
list. die bij groen licht een kruising
oprijdt en dan in aanrijding komt
met een van rechts komende auto
die door rood licht rijdt, bij voorbaat
altijd strafbaar is? Beslist niet.
Hy is niét strafbaar, als hem re
delijkerwijs niét kan worden verwe
ten, dat hij de veiligheid op de weg
in gevaar heeft gebracht door geen
voorrang te verlenen aan de van
rechts gekomen en door rood licht
gereden auto. En dat kan hem niet
worden verweten wanneer de om
standigheden van dien aard zijn, dat
hij erop mocht vertrouwen, dat
er van rechts geen verkeer door
rood licht zou rijden.
Om de advocaat-generaal bij de
Hoge Raad, mr. J. Remmelink. aan
te halen: iemand, die door groen
Gten monument uit de Oudheid Heeft 10 tot de verbeelding van onze tijdgenoten ge
sproken ois de Piramide von Cheops, of De Grote Piramide. Op zich zelf zijn deze geweldige
bouwsels uit de Egyptische oudheid al zó fascinerend, dat de fantasie wel geprikkeld móet
worden. Voor de meeste van deze perfect uit tonnen wegende steenblokken opgebouwde
kolossen is een religieuze verklaring. De Egyptenaren geloofden immers dat, als het lichaam
maar in stand gehouden werd, het leven na de dood voortging. Daarom werden de Farao's met
heel hun hebben en houden, soms met een deel van hun gezinnen en gevolg, meubilair en rijkelijk
voorzien van voedsel, onder bergen steen begraven, opdat de boze machten van de onder
wereld hen niet konden aantasten.
De Grote Piramide is waar-
ichynlijk nooit een graf ge
weest, althans niet als zodanig
gebruikt. In de diep onder de
steenmassa gevonden „kamers"
js geen spoor van mummies ont
dekt, geen spoor ook van voor
werpen. Nu zijn de meeste pira
miden in de loop der tijden wel
leeggeroofd, maari veelal waren
ér resten te vinden die op een
jgraf wezen. Denk slechts aan
de opwindende vondst door Car-
iter van het graf van Toet-
\Ankh-Amon, een ongerepte
schatkamer waarin duizenden
jaren oud graan nog kiemkracht
bleek te bezitten!
Het gangenstelsel van de
Srote Piramide leidt naar een
rertrek onder het basisopper-
irlak waarin zich een tombe be
vindt, maar open en leeg. Ver-
der was er letterlijk niets te
Vinden.
Toch is juist déze piramide
meest besproken. Honder
den boeken en brochures zijn
>r over verschenen, alles naar
aanleiding van een hardnekkige
theorie dat dit bouwsel het
bodsteken in Egypteland is,
waarover Jesaja spreekt (Jes.
19 19-20). De geschiedenis van
Beze visie is op zich zelf al zeer
Be moeite waard om na te speu
ren. Ruim honderd jaar geleden
werd deze „piramidologie" ge-
■boren.
De piramidologie overtreft
de nooit stervende legende
van Atlantis. De Londense uit
gever John Taylor was de eer
ste die er een geruchtmakend
boek aan wijdde: „De grote Pi
ramide. Waarom gebouwd? Wie
hem?" In de mystieke
magische literatuur was het
aleeuwen als iets
bijzonders bekend, o.a.
van studie bij inge
wijden van genootschappen als
de Rozenkruisers. Met Taylors
„De Grote Piramide" werd ech
ter voor het eerst het geheim
uit de mysteriescholen naar de
oppervlakte van het grote pu
bliek gebracht.
Taylor en in zijn spoor de
Engelse ingenieur Davidson stel
de vast, dat deze piramide geen
Egyptisch bouwsel kon zijn,
maar gebouwd op bevel en vol
gens aanwijzingen van God
door een ingewijde, Semitische
bouwmeester.
Ofschoon Taylor de piramide
nooit gezien heeft, ontleende hij
aan de maten van het bouw
werk de theorie dat hier van een
door God geïnspireerd teken
sprake is. De wiskundige maten
en verhoudingen gaan volgens
deze visie ver uit boven de ken
nis der Egyptenaren en trou
wens ook boven onze tegen
woordige kennis.
Bepaalde overeenkomsten van
maten en maatverhoudingen
met natuurkundige en astrono
mische gegevens zouden nog
wel toevallig kunnen zijn, maar
er is volgens de voorstanders
zóveel in deze maten dal
precies klopt met de door de
moderne wetenschap vastgestel
de feiten, dat er van toeval geen
sprake kan zijn.
Om niet te veel uit te wijden,
noemen we slechts enkele ge
gevens door Taylor en vele an
deren aan de maten van de
Grote Piramide ontleend. Alge
meen erkend is dat de hoogte
van het monument, verdeeld in
twee maal de zijde van de basis,
het getal „pi" oplevert. Dat is
de verhouding van de diameter
van een cirkel tot de omtrek er
van. De maateenheid van het
bouwsel is de zgn. „heilige el",
de maat die Noach voor de Ark
gebruikte en o.m. Salomo bij de
Tempelbouw. Taylor leidt deze
el van 63 cm af van de aardas,
waarvan de el een 400.000 deel
is.
Nog veel sensationeler waren
de bevindingen van de direc
teur van de Schotse sterren
wacht, professor Charles Piazzi
Smyth, hoogleraar aan de Uni
versiteit van Edinburgh. Toen
deze geleerde de visie van Tay
lor overnam en hij zelf metin
gen aan de piramide verrichtte,
kwam de „piramidologie" pas
goed op gang. Het was niet de
eerste de beste die een dik boek
van 700 pagina's over de God
delijke oorsprong van de Grote
Piramide schreef!
Piazzi Smyth ontdekte de „pi
ramide-duim" (l/25e van de ge
noemde el) die het tien miljoen
ste deel van de straal van de
poolcirkel is. De basis van de
piramide, gedeeld door deze
duim, levert 365 dagen op, de
dagen van een jaar. Wordt de
hoogte van het bouwwerk met
tien tot de negende macht ver
menigvuldigd, dan is het resul
taat een gemiddelde afstand van
de aarde tot de zon.
De Leedse bouwkundig inge
nieur Davidson (auteur van het
ook in het Nederlands vertaalde
boek „De Grote Piramide, zijn
Goddelijke Boodschap") komt
met nóg meer verbluffende ge
volgtrekkingen. Hij berekende
o.m. dat het grondvlak van de
piramide precies overeenkomt
met het gemiddelde peil van de
zeeën en de hoogte van de top
met de gemiddelde hoogte van
het aardoppervlak. De diagona
len van het grondvlak geven
exact de posities van oost, west,
noord en zuid aan.
Davidson verbond aan zijn
uitlegging van de piramide-
maten nog een andere theorie,
die ook thans nog veel aanhan
gers telt: de Brits-Israëltheorie.
De Angelsaksische volken zou
den de afstammelingen zijn van
de tien verloren stammen van
Israël.
Het toekomstig lot van de An
gelsaksische volken staat in de
gangenstelsels van de piramide
geschreven. Een systeem van
maatstrepen geeft de jaartallen
van de belangrijkste omwente
lingen en gebeurtenissen aan.
Als de jaartallen 16 september
1936 en 20 augustus 1953, die
Davidson in zijn boek aan het
herstel van Brits-Israël ver
bindt, uiterlijk niets bijzonders
opleveren, zijn de aanhangers
niet ontmoedigd. Men ziet dit
als een fout in de verklaring van
de tekens en niet als een bewijs
dat de theorie fout is.
Enkele jaren geleden zei de
•voormalige directeur van de
Utrechtse Sterrenwacht, prof.
Minnaert, dat een wiskundige
van ieder willekeurig voorwerp
de maten kan opnemen en deze
dan zodanig met elkaar kan
vergelijken dat er een heel sys
teem uit komt. Toch hebben
vooraanstaande geleerden vol
gehouden dat de Grote Piramide
van vóór de zondvloed stamt,
dat hij gebouwd is door de voor
vaderen van Israël en dat God
in de maten niet alleen een
groot deel van onze moderne
wetenschap herkenbaar maak
te, maar ook in grote lijnen de
heilsgeschiedenis heeft uitge
beeld.
De Nederlandse vertaling van
Davidson's boek is bekend onder
de titel „De Stenen Spreken".
Voor ons blijft het nog een
vraag of deze duizenden jaren
oude stenen een bovenmenselij
ke boodschap bevatten.
De eerste stromen vakantievierders zijn al op weg. Eindeloze
iles zwaar beladen auto's trekken hun sporen naar het zonnige
uiden, moeizaam de caravans, jachten en bagagewagens achter
ich aan zeulend. Het is de voorhoede. De grote rest van het
niljoenen-legioen moet nog komen. Dat zit nu nog thuis, druk
bezig met de voorbereidingen voor de grote trek van straks, die
Europa's wegen overvol zal maken. De kaarten liggen op tafel,
de eerste koffers zijn gepakt en de auto heeft zijn grote vakantie
beurt al gehad. Het ziet er allemaal even zonnig uit. Maar is de
werkelijkheid ook zo stralend? De ervaring van velen leert anders.
Zonnig verschiet voor de toerist: de camping aan
het warme Spaanse strand. Maar wie werkelijk
stralend vakantie wil vieren moet politieagent zijn
voor eigen bezit...
By een van verkeerslichten voor
zien kruispunt springt het licht voor
mejuffrouw H. op groen. Zij rijdt met
haar auto het kruispunt op, maar
moet even voorbij de stopstreep
wachten op tegemoetkomende trams,
die links afslaan. Terwijl zij wacht,
springt het verkeerslicht weer op
rood en voor het haar kruisende ver
keer op groen. Van links rijdt der
halve automobilist T. de kruising
op.
Ook mejuffrouw H. trekt, zodra de
trams van het kruispunt af zijn, op
teneinde het kruispunt verder over
te steken en haar weg te vervolgen.
Bestuurder T. rijdt echter eveneens
door, omdat het licht voor hem op
groen was gesprongen. Hü wil vóór
de auto van mejuffrouw H. langs rij
den. Maar doordat ook zij optrekt,
terwijl het verkeerslicht voor haar
rijrichting inmiddels rood was ge
worden, volgt er een botsing tussen
beide auto's op het kruispunt.
Wat bestuurder T. nooit had ver
wacht, gebeurde toch: tegen hem
wordt proces-verbaal opgemaakt, hij
wordt door de Officier van Justitie
gedagvaard en tenslotte veroordeeld,
nadat zijn zaak achtereenvolgens
had gediend voor het Kantongerecht,
de Rechtbank, de Hoge Raad en, op
verwijzing van dit laatste college,
voor het Gerechtshof.
Hem was ten laste gelegd, dat hü
niet de voorgeschreven voorrang had
verleend aan de voor hem op het
kruispunt van rechts komende auto
van mejuffrouw H. Bestuurder T.
begreep er niets van. Hü verklaarde
tegenover de rechters: „Inderdaad
kwam H. voor mü van rechts, doch
ik meende, dat ik niettemin haar
geen voorrang behoefde te verlenen,
aangezien voor mü het verkeerslicht
op groen, doch voor haar het ver
keerslicht op rood stond. Weliswaar
was H. over de stopstreep gereden
toen voor haar het verkeerslicht nog
op groen stond, doch aangezien zü
even voorbü de stopstreep had moe
ten wachten voor een paar trams,
waren inmiddels de lichten verspron
gen, waardoor een situatie ontstond,
aan welke ik het recht meende te
kunnen ontlenen om vóór de auto
van H. langs door te rüden."
Maar dit verweer baatte hem niet.
Hü werd veroordeeld omdat hij geen
voorrang aan de van rechts gekomen
auto van mejuffrouw H. had ver
leend ondanks het feit, dat het ver
keerslicht voor haar rijrichting op
rood en voor zün rijrichting op groen
was gesprongen.
Dit en meer van dergelüke geval
len in de rechtspraak doen vaak de
vraag rüzen: behoudt het van rechts
door rood licht komende verkeer zün
voorrangsrecht jegens het van links
door groen licht komende verkeer?
Of anders gesteld: moet een auto, die
bü groen licht een kruising oprüdt,
toch voorrang verlenen aan een van
licht rijdt, mag er in beginsel op
vertrouwen, dat hy' op de betreffen
de kruising niet met vers dwarsver-
keer krügt te maken.
Wannéér een automobilist, voor
wie het verkeerslicht op groen
springt, daar nu wel of niet op mag
vertrouwen, zal vaak van de plaat-
selüke omstandigheden afhangen.
Bespeurt hü büvoorbeeld, dat de
auto's van rechts voor het rode licht
stoppen en stilstaan, dan mag hü er
uiteraard op vertrouwen, dat geen
der voor het rode licht stilstaande
auto's van rechts 'de kruising zal op-
rijden.
Gebeurt dit toch en volgt er een
aanrijding, dan zal aan de door het
groene licht gereden automobilist
beslist niét kunnen worden verwe
ten, dat hü de veiligheid op de weg
in gevaar heeft gebracht door geen
voorrang aan rechts te verlenen. Be
speurt evenwel een automobilist,
voor wie het verkeerslicht op groen
springt, een zodanig snel van rechts
komende auto, dat hü kan vermoe
den dat deze auto door het rode licht
nog vóór hem langs de kruising over
zal rüden, maar rijdt de automobilist
desondanks toch van links „dom
weg" de kruising op omdat het licht
voor hem nu eenmaal groen is, dan
loopt hy het risico strafbaar te wor
den gesteld als er een aanrijding
tussen beide auto's ontstaat. Want hü
had ter handhaving van de veilig
heid op de weg voorrang aan de van
rechts komende auto moeten verle
nen.
Dat ook de bestuurder van deze
laatste auto strafbaar is, omdat deze
door rood licht is gereden en uiter
aard eveneens de veiligheid op de
weg in gevaar heeft gebracht, spreekt
vanzelf. Kon echter de door groen
licht gereden automobilist de van
rechts gekomen auto niet of niet tü-
dig bespeuren door omstandigheden
buiten zün schuld, dan zal hü een
gerechtvaardigd beroep kunnen doen
op afwezigheid van schuld.
De conclusie van dit alles mag zün:
groen licht betekent geen vrübrief
om de veiligheid op de weg te ver
geten, laat staan „domweg" in ge
vaar te brengen.
k De Guardia Civil doet eerder
"•t voor zijn vaderland dan voor
►•n toe riet
Elk jaar opnieuw is er een deel van
dat- miljoenenlegioen, dat de vakantie
pret vergald ziet door onvoorziene moei
lijkheden. Door brutale roof en inbraak.
Elk jaar opnieuw komen vakantiegangers
terug in paniek, totaal berooid, van ba
gage, soms zelfs van geld en auto.
En dat 16 de waarschuwing, die zij èn
de verzekeringsmaatschappijen elk nieuw
zomerseizoen wéér geven: pas in de
vakantie op uw spullen, vooral in zui
delijke landen. Wees politieagent voor
uw eigen bezit, neem geen risico èn ver
zeker u. Het is de enige manier om te
houden wat meegenomen werd. Want de
politie zélf zorgt er in die zonnige zuide
lijke landen niet voor. Wie in moeilijk
heden raakt, moet ze zelf oplossen. De
wet beschermt de buitenlander nauwe
lijks. Sterker nog: ze werkt hem tegen.
Een ervaring aan een Spaans strand,
één van de vele. Op de bewaakte cam
ping Els Pins, ergens tussen Salou en
Cambrlls, zoals er honderden zijn aan
de kust van Iberië. "s Avonds laat, na
terugkomst vah een glaasje op het dorps
terras, staat de kampeerder er wat
vreemd tegenaan te kijken. Op de plaats
waar een paar uur terug nog zijn tent
stond, rest nu alleen nog een wappe
rende luifel. De tent zplf is weg. Gesto
len, inderdaad. Grijpgrage rovers moeten
hem in enkele onbewaakte ogenblikken
hebben weggesleept. Compleet met de
hele inhoud, inclusief de bedden, al de
bagage, al de kleding.
Wat te doen op zo'n moment, als je
alleen hebt, wat je draagt, plus nog wat
spulletjes in de auto?
Natuurlijk, de kampeerder gaat naar
de bewaker van de camping, in de hoop.
dat die doet, wat een camping in zo'n
geval behoort te doen: de politie waar
schuwen. Als buitenlander, die pas één
dag op de camping staat en nog niet be
kend is in het dorp en bovendien maar
een paar woordjes Spaans spreekt,
reken je er toch op, dat de camping
leiding bijspringt.
Maar al gauw blijkt het tegendeel. De
camping heeft geen telefoon en de be
waker is niet bereid even mee te rijden
naar de dichtstbijzijnde politiepost.
Zelf zoeken dus in een nachtduister
dorp, dat zich gereed maakt naar bed te
gaan. Bonzen op de deur van de guardia
civil, onder het kleurige bord met „todo
por la patria" (alles voor het vaderland)
erop. Het is de eerste stap op een weg.
waarvan je_ de lengte op dat moment,
gelukkig,- nog niet vermoedt.
Als op het bonzen eindelijk een luik
wordt geopend en een slaperig politie
hoofd naar bulten komt, hoort de kam
peerder zijn eerste „no". De politieman
mag dan misschien alles voor zijn vader
hand over hebben, de kampeerder is
maar een buitenlander en moet het dus
met een „manana" doen. Het luik wordt
gesloten en gaat pas na een lange
nieuwe roffel op de deur wéér open
Zuchtend gaat de man dan toch mee
Samen met een collega in de kleine
Seat.
Onderzoek op de camping. Schijnen
met zaklantaarn. De wielsporen bulten de
camping, duidelijk door de dieven achter
gelaten. worden veronachtzaamd. Nee,
de rovers moeten binnen de camping
worden gezocht, onder de buitenlanders,
want een Spanjaard breekt nu eenmaal
niet in.
Na een half uur zijn de Sherlock
Holmes' klaar. De bewaker geeft het
advies maar een hotel te zoeken. Welk
hotel? Ach, er zijn er zoveel. Dat de
meeste op dat uur van de nacht al dicht
zijn, interesseert hem niet.
De volgende dag om tien uur moet je
weer op het politiebureau komen, voor
het proces-verbaal. Je bent er, op tijd.
maar krijgt te horen, dat de man, die de
zaak In handen heeft, op bed ligt omdat
hij nachtdienst heeft.
's Avonds dus nog maar eens probe
ren. Hij blijkt er dan inderdaad te zijn,
maar maakt geen aanstalten zich achter
zijn bureau te zetten. Eerst moet je voor
een tolk zorgen. Na veel zoeken vind je
dan een dorpsbewoner, die een beetje
Engels spreekt. Hij vertaalt en geeft dan
al gauw door, dat de mannen van de
guardia civil zeer sceptisch staan tegen
over het lijstje van vermiste voorwerpen,
dat je 's nachts in je hotel hebt opge
steld.
Als je hem duidelijk maakt, dat een
vakantieganger nu eenmaal met meer dan
één onderbroek en één handdoek op
stap gaat, kijkt hij je niet begrijpend aan.
Een heftige woordenwisseling volgt. Na
een uurtje discussie, gaat eindelijk de
schrijfmachine ratelen. Er worden hand
tekeningen gezet en de- gedupeerde
haalt opgelucht adem. Het door zijn ver
zekering vereiste papier ligt op het bu
reau.
Maar zó snel blijkt de zaak toch niét
te worden afgewikkeld. Want dat papier
krijg je niet in handen. Dat gaat, zegt de
politieman, naar ,,il jvez" van Cambrils.
tien kilometer verderop, een soort rech
tercommissaris. die de stukken ook nog
even moet lezen
De volgende dag, 's avonds tussen zes
en acht, moet Je daar zijn. Je bent er.
weer op tijd. Maar „il jvez"? Die blijkt
op het gemeentehuls afwezig. Een werk
ster in het verlaten gebouw spreekt over
manana of anders overmorgen.
Daags erop heb je meer geluk. In een
kleine rommelige kamér zit inderdaad „il
jvez", een grijzend baasje in hemds
mouwen. En wat je na alle tot dan toe
opgedane ervaringen nooit zou verwach
ten: hij weet al van het geval af, wat
betekent, dat hij de papieren inderdaad
heeft gekregen
Er wordt weer getikt, het dossier
groeit. Of je maar even een handteke
ning wilt zetten. Het verlossende slot?
Dat is het ook dit keer niet, want wéér
blijven de papieren op het bureau liggen.
Je zegt, dat het nu dinsdag is en dat
je zaterdag thuis moet zijn. Maar dat
maakt op ..il jvez" niet de minste indruk.
In tegendeel. Opgewekt verklaart .hij.
dat je morgen maar even naar de recht
bank in Reus moet gaan. Daar zullen ze
de zaak weer verder regelen. Nee, „il
jvez" kan er zelf verder niets meer aan
doen.
Maar is het morgen dan geen feest
dag en zijn de kantoren dan niet ge
sloten? Ja, ja, meneer heeft gelijk. Dan
moet u donderdag maar gaan. „II jvez"
zorgt er wei voor, dat de papieren er
dan zeker zijn.
Donderdagochtend weer op pad. Zoe
ken naar de rechtbank, waarvan zelfs de
verkeersagenten het adres niet weten.
Eindelijk heb je het gebouw. Wachten
in de wandelgangen, samen met een tolk.
die zo vriendelijk is je te helpen. Een
half uur ijsberen in drukkende hitte. Dan
een kamer binnen. De man achter het
bureau is vriendelijk. De tolk legt uit.
De man toont verbazing. Zelfs hij vindt
het vervelend, dat de beloofde papieren
van „II jvez" nog niet zijn aangekomen
Nee, zonder die papieren kunnen wij
niets doen. dat begrijpt u wel.
Maar wat staat de gedupeerde dan nü
eigenlijk nog te doen? Diezelfde middag
nog moet hij beslist naar huis. Hij kan
niet wachten. De man achter het bureau,
die inmiddels al minder vriendelijk is ge
worden en tekenen van ongeduld gaat
vertonen, weet het ook niet
Nee, een telefoontje naar Cambrils is
niet mogelijk. U zult nog een paar dagen
moeten wachten. Want zelfs éls de pa
pieren er nu waren, vertrouwt hij toe.
zou het nog wel drie dagen duren voor
de zaak zou zijn afgewikkeld.
Wat doet de gedupeerde dan? In arren
moede rijdt hij weer naar „II jvez" om te
vragen waar die papieren zijn gebleven.
Tot zijn verbazing èn ergernis ontdekt
hij dan dat de papieren nog steeds op
dezelfde plaats op het bureau liggen als
twee dagen geleden. Was „II jvez" ze
misschien vergeten op te sturen? Het
baasje gaat daar wijselijk niet op in en
zegt, geruststellend, alleen „manana'".
En als u vandaag naar huis moet wel,
gaat u gerust. Wij maken de zaak echt
voor u in orde. Laat uw verzekerings
maatschappij maar naar de rechtbank
schrijven.
De gedupeerde denkt, dat hij van
woede uit elkaar barst en moet zich be
heersen om „il Jvez" geen asbak naar
diens hoofd te gooien. Hij doet het niet.
alleen omdat hij nog het land uit moet èn
om te voorkomen, dat hij heleméél als
een misdadiger wordt beschouwd. Want
dat hebben de Spaanse wetsdienaren
hem inmiddels wél geleerd: wie In Spanje
wordt bestolen, wordt eerder als op
lichter dan als slachtoffer gezien.
Van welkome deviezen brengende toe
rist wordt hij. persona non grata: men ziet
hem dan liever verdwijnen dan blijven.
Voor hulp klopt hij tevergeefs aan. Zelfs
op de camping, waar de lange weg be
gon. Of men daar dan misschien een
schriftelijke verklaring wil geven, dat er
gestolen is? Nee, nee, dat doen wij
nooit. Déérvoor moet u bij de politie
zijn
Van het kastje wordt de toerist naar
de muur gestuurd. Dat het volgen van
die procedure vele kostbare vakantie*
dagen gaat kosten, daarbij wordt niet stil
gestaan.
Dat die toerist, die niet meer heeft
dan de kleren, die hij draagt, In een nog
al benarde positié verkeert, ook déér-
over stapt men luchtig heen. Onder het
motto „alles voor het vaderland" en
daar maakt de toerist geen deel van
uit...