ALS STENEN SPREKEN Door rood licht., en toch voorrang toerist is maar een buiten lender door H. Larsen door H. Verweij door Dick Ringlever ZATERDAG 4 JULI 1970 rechts komende auto. die door rood licht deze kruising oprjjdt? En zo ja, strijdt dit dan niet met de uitdrukke- lyke bepaling in artikel 9 van het Reglement Verkeersregels en Ver keerstekens, dat verkeerstekens (waaronder verkeerslichten) gaan bóven gedragsregels (waaronder de regel, dat rechts voorrang heeft)? Het al dan niet van kracht bleven van de voorrangs- en overige ge dragsregels bö kruisingen, die van in werking zynde verkeerslichten z(jn voorzien, is een kwestie, die al tot veel misverstanden heeft geleid. Gezien de hiervoor bedoelde recht spraak ztfn die misverstanden be grijpelijk. temeer waar men mag stellen, dat een groen verkeerslicht een gebod tot doorrijden betekent, net zo goed als een rood verkeers licht tot stoppen gebiedt. En waar een automobilist het ge bod tot doorrijden, hem gegeven door het groene verkeerslicht, opvolgt, kan hij dan worden gestraft als hij in aanrijding komt met een van rechts komende auto, waarvan de bestuurder het gebod tot stoppen, hem gegeven door het rode ver keerslicht, niet opvolgt. Als antwoord mag worden gege ven: Dat kan, als de bij groen licht van links de kruising opgereden automobilist het „grote gebod" voor het verkeer niét in acht heeft ge nomen, namelijk het gebod om zicb zodanig op de weg te gedragen, dat de veiligheid op de weg niet in gevaar wordt gebracht of kan wor den gebracht. Aan dit gebod, vervat in het bekende „kapstokartikel" 25 van de Wegenverkeerswet, hangen alle andere ge- en verboden en re gels voor het gedrag op de weg. Betekent dit nu, dat een automobi list. die bij groen licht een kruising oprijdt en dan in aanrijding komt met een van rechts komende auto die door rood licht rijdt, bij voorbaat altijd strafbaar is? Beslist niet. Hy is niét strafbaar, als hem re delijkerwijs niét kan worden verwe ten, dat hij de veiligheid op de weg in gevaar heeft gebracht door geen voorrang te verlenen aan de van rechts gekomen en door rood licht gereden auto. En dat kan hem niet worden verweten wanneer de om standigheden van dien aard zijn, dat hij erop mocht vertrouwen, dat er van rechts geen verkeer door rood licht zou rijden. Om de advocaat-generaal bij de Hoge Raad, mr. J. Remmelink. aan te halen: iemand, die door groen Gten monument uit de Oudheid Heeft 10 tot de verbeelding van onze tijdgenoten ge sproken ois de Piramide von Cheops, of De Grote Piramide. Op zich zelf zijn deze geweldige bouwsels uit de Egyptische oudheid al zó fascinerend, dat de fantasie wel geprikkeld móet worden. Voor de meeste van deze perfect uit tonnen wegende steenblokken opgebouwde kolossen is een religieuze verklaring. De Egyptenaren geloofden immers dat, als het lichaam maar in stand gehouden werd, het leven na de dood voortging. Daarom werden de Farao's met heel hun hebben en houden, soms met een deel van hun gezinnen en gevolg, meubilair en rijkelijk voorzien van voedsel, onder bergen steen begraven, opdat de boze machten van de onder wereld hen niet konden aantasten. De Grote Piramide is waar- ichynlijk nooit een graf ge weest, althans niet als zodanig gebruikt. In de diep onder de steenmassa gevonden „kamers" js geen spoor van mummies ont dekt, geen spoor ook van voor werpen. Nu zijn de meeste pira miden in de loop der tijden wel leeggeroofd, maari veelal waren ér resten te vinden die op een jgraf wezen. Denk slechts aan de opwindende vondst door Car- iter van het graf van Toet- \Ankh-Amon, een ongerepte schatkamer waarin duizenden jaren oud graan nog kiemkracht bleek te bezitten! Het gangenstelsel van de Srote Piramide leidt naar een rertrek onder het basisopper- irlak waarin zich een tombe be vindt, maar open en leeg. Ver- der was er letterlijk niets te Vinden. Toch is juist déze piramide meest besproken. Honder den boeken en brochures zijn >r over verschenen, alles naar aanleiding van een hardnekkige theorie dat dit bouwsel het bodsteken in Egypteland is, waarover Jesaja spreekt (Jes. 19 19-20). De geschiedenis van Beze visie is op zich zelf al zeer Be moeite waard om na te speu ren. Ruim honderd jaar geleden werd deze „piramidologie" ge- ■boren. De piramidologie overtreft de nooit stervende legende van Atlantis. De Londense uit gever John Taylor was de eer ste die er een geruchtmakend boek aan wijdde: „De grote Pi ramide. Waarom gebouwd? Wie hem?" In de mystieke magische literatuur was het aleeuwen als iets bijzonders bekend, o.a. van studie bij inge wijden van genootschappen als de Rozenkruisers. Met Taylors „De Grote Piramide" werd ech ter voor het eerst het geheim uit de mysteriescholen naar de oppervlakte van het grote pu bliek gebracht. Taylor en in zijn spoor de Engelse ingenieur Davidson stel de vast, dat deze piramide geen Egyptisch bouwsel kon zijn, maar gebouwd op bevel en vol gens aanwijzingen van God door een ingewijde, Semitische bouwmeester. Ofschoon Taylor de piramide nooit gezien heeft, ontleende hij aan de maten van het bouw werk de theorie dat hier van een door God geïnspireerd teken sprake is. De wiskundige maten en verhoudingen gaan volgens deze visie ver uit boven de ken nis der Egyptenaren en trou wens ook boven onze tegen woordige kennis. Bepaalde overeenkomsten van maten en maatverhoudingen met natuurkundige en astrono mische gegevens zouden nog wel toevallig kunnen zijn, maar er is volgens de voorstanders zóveel in deze maten dal precies klopt met de door de moderne wetenschap vastgestel de feiten, dat er van toeval geen sprake kan zijn. Om niet te veel uit te wijden, noemen we slechts enkele ge gevens door Taylor en vele an deren aan de maten van de Grote Piramide ontleend. Alge meen erkend is dat de hoogte van het monument, verdeeld in twee maal de zijde van de basis, het getal „pi" oplevert. Dat is de verhouding van de diameter van een cirkel tot de omtrek er van. De maateenheid van het bouwsel is de zgn. „heilige el", de maat die Noach voor de Ark gebruikte en o.m. Salomo bij de Tempelbouw. Taylor leidt deze el van 63 cm af van de aardas, waarvan de el een 400.000 deel is. Nog veel sensationeler waren de bevindingen van de direc teur van de Schotse sterren wacht, professor Charles Piazzi Smyth, hoogleraar aan de Uni versiteit van Edinburgh. Toen deze geleerde de visie van Tay lor overnam en hij zelf metin gen aan de piramide verrichtte, kwam de „piramidologie" pas goed op gang. Het was niet de eerste de beste die een dik boek van 700 pagina's over de God delijke oorsprong van de Grote Piramide schreef! Piazzi Smyth ontdekte de „pi ramide-duim" (l/25e van de ge noemde el) die het tien miljoen ste deel van de straal van de poolcirkel is. De basis van de piramide, gedeeld door deze duim, levert 365 dagen op, de dagen van een jaar. Wordt de hoogte van het bouwwerk met tien tot de negende macht ver menigvuldigd, dan is het resul taat een gemiddelde afstand van de aarde tot de zon. De Leedse bouwkundig inge nieur Davidson (auteur van het ook in het Nederlands vertaalde boek „De Grote Piramide, zijn Goddelijke Boodschap") komt met nóg meer verbluffende ge volgtrekkingen. Hij berekende o.m. dat het grondvlak van de piramide precies overeenkomt met het gemiddelde peil van de zeeën en de hoogte van de top met de gemiddelde hoogte van het aardoppervlak. De diagona len van het grondvlak geven exact de posities van oost, west, noord en zuid aan. Davidson verbond aan zijn uitlegging van de piramide- maten nog een andere theorie, die ook thans nog veel aanhan gers telt: de Brits-Israëltheorie. De Angelsaksische volken zou den de afstammelingen zijn van de tien verloren stammen van Israël. Het toekomstig lot van de An gelsaksische volken staat in de gangenstelsels van de piramide geschreven. Een systeem van maatstrepen geeft de jaartallen van de belangrijkste omwente lingen en gebeurtenissen aan. Als de jaartallen 16 september 1936 en 20 augustus 1953, die Davidson in zijn boek aan het herstel van Brits-Israël ver bindt, uiterlijk niets bijzonders opleveren, zijn de aanhangers niet ontmoedigd. Men ziet dit als een fout in de verklaring van de tekens en niet als een bewijs dat de theorie fout is. Enkele jaren geleden zei de •voormalige directeur van de Utrechtse Sterrenwacht, prof. Minnaert, dat een wiskundige van ieder willekeurig voorwerp de maten kan opnemen en deze dan zodanig met elkaar kan vergelijken dat er een heel sys teem uit komt. Toch hebben vooraanstaande geleerden vol gehouden dat de Grote Piramide van vóór de zondvloed stamt, dat hij gebouwd is door de voor vaderen van Israël en dat God in de maten niet alleen een groot deel van onze moderne wetenschap herkenbaar maak te, maar ook in grote lijnen de heilsgeschiedenis heeft uitge beeld. De Nederlandse vertaling van Davidson's boek is bekend onder de titel „De Stenen Spreken". Voor ons blijft het nog een vraag of deze duizenden jaren oude stenen een bovenmenselij ke boodschap bevatten. De eerste stromen vakantievierders zijn al op weg. Eindeloze iles zwaar beladen auto's trekken hun sporen naar het zonnige uiden, moeizaam de caravans, jachten en bagagewagens achter ich aan zeulend. Het is de voorhoede. De grote rest van het niljoenen-legioen moet nog komen. Dat zit nu nog thuis, druk bezig met de voorbereidingen voor de grote trek van straks, die Europa's wegen overvol zal maken. De kaarten liggen op tafel, de eerste koffers zijn gepakt en de auto heeft zijn grote vakantie beurt al gehad. Het ziet er allemaal even zonnig uit. Maar is de werkelijkheid ook zo stralend? De ervaring van velen leert anders. Zonnig verschiet voor de toerist: de camping aan het warme Spaanse strand. Maar wie werkelijk stralend vakantie wil vieren moet politieagent zijn voor eigen bezit... By een van verkeerslichten voor zien kruispunt springt het licht voor mejuffrouw H. op groen. Zij rijdt met haar auto het kruispunt op, maar moet even voorbij de stopstreep wachten op tegemoetkomende trams, die links afslaan. Terwijl zij wacht, springt het verkeerslicht weer op rood en voor het haar kruisende ver keer op groen. Van links rijdt der halve automobilist T. de kruising op. Ook mejuffrouw H. trekt, zodra de trams van het kruispunt af zijn, op teneinde het kruispunt verder over te steken en haar weg te vervolgen. Bestuurder T. rijdt echter eveneens door, omdat het licht voor hem op groen was gesprongen. Hü wil vóór de auto van mejuffrouw H. langs rij den. Maar doordat ook zij optrekt, terwijl het verkeerslicht voor haar rijrichting inmiddels rood was ge worden, volgt er een botsing tussen beide auto's op het kruispunt. Wat bestuurder T. nooit had ver wacht, gebeurde toch: tegen hem wordt proces-verbaal opgemaakt, hij wordt door de Officier van Justitie gedagvaard en tenslotte veroordeeld, nadat zijn zaak achtereenvolgens had gediend voor het Kantongerecht, de Rechtbank, de Hoge Raad en, op verwijzing van dit laatste college, voor het Gerechtshof. Hem was ten laste gelegd, dat hü niet de voorgeschreven voorrang had verleend aan de voor hem op het kruispunt van rechts komende auto van mejuffrouw H. Bestuurder T. begreep er niets van. Hü verklaarde tegenover de rechters: „Inderdaad kwam H. voor mü van rechts, doch ik meende, dat ik niettemin haar geen voorrang behoefde te verlenen, aangezien voor mü het verkeerslicht op groen, doch voor haar het ver keerslicht op rood stond. Weliswaar was H. over de stopstreep gereden toen voor haar het verkeerslicht nog op groen stond, doch aangezien zü even voorbü de stopstreep had moe ten wachten voor een paar trams, waren inmiddels de lichten verspron gen, waardoor een situatie ontstond, aan welke ik het recht meende te kunnen ontlenen om vóór de auto van H. langs door te rüden." Maar dit verweer baatte hem niet. Hü werd veroordeeld omdat hij geen voorrang aan de van rechts gekomen auto van mejuffrouw H. had ver leend ondanks het feit, dat het ver keerslicht voor haar rijrichting op rood en voor zün rijrichting op groen was gesprongen. Dit en meer van dergelüke geval len in de rechtspraak doen vaak de vraag rüzen: behoudt het van rechts door rood licht komende verkeer zün voorrangsrecht jegens het van links door groen licht komende verkeer? Of anders gesteld: moet een auto, die bü groen licht een kruising oprüdt, toch voorrang verlenen aan een van licht rijdt, mag er in beginsel op vertrouwen, dat hy' op de betreffen de kruising niet met vers dwarsver- keer krügt te maken. Wannéér een automobilist, voor wie het verkeerslicht op groen springt, daar nu wel of niet op mag vertrouwen, zal vaak van de plaat- selüke omstandigheden afhangen. Bespeurt hü büvoorbeeld, dat de auto's van rechts voor het rode licht stoppen en stilstaan, dan mag hü er uiteraard op vertrouwen, dat geen der voor het rode licht stilstaande auto's van rechts 'de kruising zal op- rijden. Gebeurt dit toch en volgt er een aanrijding, dan zal aan de door het groene licht gereden automobilist beslist niét kunnen worden verwe ten, dat hü de veiligheid op de weg in gevaar heeft gebracht door geen voorrang aan rechts te verlenen. Be speurt evenwel een automobilist, voor wie het verkeerslicht op groen springt, een zodanig snel van rechts komende auto, dat hü kan vermoe den dat deze auto door het rode licht nog vóór hem langs de kruising over zal rüden, maar rijdt de automobilist desondanks toch van links „dom weg" de kruising op omdat het licht voor hem nu eenmaal groen is, dan loopt hy het risico strafbaar te wor den gesteld als er een aanrijding tussen beide auto's ontstaat. Want hü had ter handhaving van de veilig heid op de weg voorrang aan de van rechts komende auto moeten verle nen. Dat ook de bestuurder van deze laatste auto strafbaar is, omdat deze door rood licht is gereden en uiter aard eveneens de veiligheid op de weg in gevaar heeft gebracht, spreekt vanzelf. Kon echter de door groen licht gereden automobilist de van rechts gekomen auto niet of niet tü- dig bespeuren door omstandigheden buiten zün schuld, dan zal hü een gerechtvaardigd beroep kunnen doen op afwezigheid van schuld. De conclusie van dit alles mag zün: groen licht betekent geen vrübrief om de veiligheid op de weg te ver geten, laat staan „domweg" in ge vaar te brengen. k De Guardia Civil doet eerder "•t voor zijn vaderland dan voor ►•n toe riet Elk jaar opnieuw is er een deel van dat- miljoenenlegioen, dat de vakantie pret vergald ziet door onvoorziene moei lijkheden. Door brutale roof en inbraak. Elk jaar opnieuw komen vakantiegangers terug in paniek, totaal berooid, van ba gage, soms zelfs van geld en auto. En dat 16 de waarschuwing, die zij èn de verzekeringsmaatschappijen elk nieuw zomerseizoen wéér geven: pas in de vakantie op uw spullen, vooral in zui delijke landen. Wees politieagent voor uw eigen bezit, neem geen risico èn ver zeker u. Het is de enige manier om te houden wat meegenomen werd. Want de politie zélf zorgt er in die zonnige zuide lijke landen niet voor. Wie in moeilijk heden raakt, moet ze zelf oplossen. De wet beschermt de buitenlander nauwe lijks. Sterker nog: ze werkt hem tegen. Een ervaring aan een Spaans strand, één van de vele. Op de bewaakte cam ping Els Pins, ergens tussen Salou en Cambrlls, zoals er honderden zijn aan de kust van Iberië. "s Avonds laat, na terugkomst vah een glaasje op het dorps terras, staat de kampeerder er wat vreemd tegenaan te kijken. Op de plaats waar een paar uur terug nog zijn tent stond, rest nu alleen nog een wappe rende luifel. De tent zplf is weg. Gesto len, inderdaad. Grijpgrage rovers moeten hem in enkele onbewaakte ogenblikken hebben weggesleept. Compleet met de hele inhoud, inclusief de bedden, al de bagage, al de kleding. Wat te doen op zo'n moment, als je alleen hebt, wat je draagt, plus nog wat spulletjes in de auto? Natuurlijk, de kampeerder gaat naar de bewaker van de camping, in de hoop. dat die doet, wat een camping in zo'n geval behoort te doen: de politie waar schuwen. Als buitenlander, die pas één dag op de camping staat en nog niet be kend is in het dorp en bovendien maar een paar woordjes Spaans spreekt, reken je er toch op, dat de camping leiding bijspringt. Maar al gauw blijkt het tegendeel. De camping heeft geen telefoon en de be waker is niet bereid even mee te rijden naar de dichtstbijzijnde politiepost. Zelf zoeken dus in een nachtduister dorp, dat zich gereed maakt naar bed te gaan. Bonzen op de deur van de guardia civil, onder het kleurige bord met „todo por la patria" (alles voor het vaderland) erop. Het is de eerste stap op een weg. waarvan je_ de lengte op dat moment, gelukkig,- nog niet vermoedt. Als op het bonzen eindelijk een luik wordt geopend en een slaperig politie hoofd naar bulten komt, hoort de kam peerder zijn eerste „no". De politieman mag dan misschien alles voor zijn vader hand over hebben, de kampeerder is maar een buitenlander en moet het dus met een „manana" doen. Het luik wordt gesloten en gaat pas na een lange nieuwe roffel op de deur wéér open Zuchtend gaat de man dan toch mee Samen met een collega in de kleine Seat. Onderzoek op de camping. Schijnen met zaklantaarn. De wielsporen bulten de camping, duidelijk door de dieven achter gelaten. worden veronachtzaamd. Nee, de rovers moeten binnen de camping worden gezocht, onder de buitenlanders, want een Spanjaard breekt nu eenmaal niet in. Na een half uur zijn de Sherlock Holmes' klaar. De bewaker geeft het advies maar een hotel te zoeken. Welk hotel? Ach, er zijn er zoveel. Dat de meeste op dat uur van de nacht al dicht zijn, interesseert hem niet. De volgende dag om tien uur moet je weer op het politiebureau komen, voor het proces-verbaal. Je bent er, op tijd. maar krijgt te horen, dat de man, die de zaak In handen heeft, op bed ligt omdat hij nachtdienst heeft. 's Avonds dus nog maar eens probe ren. Hij blijkt er dan inderdaad te zijn, maar maakt geen aanstalten zich achter zijn bureau te zetten. Eerst moet je voor een tolk zorgen. Na veel zoeken vind je dan een dorpsbewoner, die een beetje Engels spreekt. Hij vertaalt en geeft dan al gauw door, dat de mannen van de guardia civil zeer sceptisch staan tegen over het lijstje van vermiste voorwerpen, dat je 's nachts in je hotel hebt opge steld. Als je hem duidelijk maakt, dat een vakantieganger nu eenmaal met meer dan één onderbroek en één handdoek op stap gaat, kijkt hij je niet begrijpend aan. Een heftige woordenwisseling volgt. Na een uurtje discussie, gaat eindelijk de schrijfmachine ratelen. Er worden hand tekeningen gezet en de- gedupeerde haalt opgelucht adem. Het door zijn ver zekering vereiste papier ligt op het bu reau. Maar zó snel blijkt de zaak toch niét te worden afgewikkeld. Want dat papier krijg je niet in handen. Dat gaat, zegt de politieman, naar ,,il jvez" van Cambrils. tien kilometer verderop, een soort rech tercommissaris. die de stukken ook nog even moet lezen De volgende dag, 's avonds tussen zes en acht, moet Je daar zijn. Je bent er. weer op tijd. Maar „il jvez"? Die blijkt op het gemeentehuls afwezig. Een werk ster in het verlaten gebouw spreekt over manana of anders overmorgen. Daags erop heb je meer geluk. In een kleine rommelige kamér zit inderdaad „il jvez", een grijzend baasje in hemds mouwen. En wat je na alle tot dan toe opgedane ervaringen nooit zou verwach ten: hij weet al van het geval af, wat betekent, dat hij de papieren inderdaad heeft gekregen Er wordt weer getikt, het dossier groeit. Of je maar even een handteke ning wilt zetten. Het verlossende slot? Dat is het ook dit keer niet, want wéér blijven de papieren op het bureau liggen. Je zegt, dat het nu dinsdag is en dat je zaterdag thuis moet zijn. Maar dat maakt op ..il jvez" niet de minste indruk. In tegendeel. Opgewekt verklaart .hij. dat je morgen maar even naar de recht bank in Reus moet gaan. Daar zullen ze de zaak weer verder regelen. Nee, „il jvez" kan er zelf verder niets meer aan doen. Maar is het morgen dan geen feest dag en zijn de kantoren dan niet ge sloten? Ja, ja, meneer heeft gelijk. Dan moet u donderdag maar gaan. „II jvez" zorgt er wei voor, dat de papieren er dan zeker zijn. Donderdagochtend weer op pad. Zoe ken naar de rechtbank, waarvan zelfs de verkeersagenten het adres niet weten. Eindelijk heb je het gebouw. Wachten in de wandelgangen, samen met een tolk. die zo vriendelijk is je te helpen. Een half uur ijsberen in drukkende hitte. Dan een kamer binnen. De man achter het bureau is vriendelijk. De tolk legt uit. De man toont verbazing. Zelfs hij vindt het vervelend, dat de beloofde papieren van „II jvez" nog niet zijn aangekomen Nee, zonder die papieren kunnen wij niets doen. dat begrijpt u wel. Maar wat staat de gedupeerde dan nü eigenlijk nog te doen? Diezelfde middag nog moet hij beslist naar huis. Hij kan niet wachten. De man achter het bureau, die inmiddels al minder vriendelijk is ge worden en tekenen van ongeduld gaat vertonen, weet het ook niet Nee, een telefoontje naar Cambrils is niet mogelijk. U zult nog een paar dagen moeten wachten. Want zelfs éls de pa pieren er nu waren, vertrouwt hij toe. zou het nog wel drie dagen duren voor de zaak zou zijn afgewikkeld. Wat doet de gedupeerde dan? In arren moede rijdt hij weer naar „II jvez" om te vragen waar die papieren zijn gebleven. Tot zijn verbazing èn ergernis ontdekt hij dan dat de papieren nog steeds op dezelfde plaats op het bureau liggen als twee dagen geleden. Was „II jvez" ze misschien vergeten op te sturen? Het baasje gaat daar wijselijk niet op in en zegt, geruststellend, alleen „manana'". En als u vandaag naar huis moet wel, gaat u gerust. Wij maken de zaak echt voor u in orde. Laat uw verzekerings maatschappij maar naar de rechtbank schrijven. De gedupeerde denkt, dat hij van woede uit elkaar barst en moet zich be heersen om „il Jvez" geen asbak naar diens hoofd te gooien. Hij doet het niet. alleen omdat hij nog het land uit moet èn om te voorkomen, dat hij heleméél als een misdadiger wordt beschouwd. Want dat hebben de Spaanse wetsdienaren hem inmiddels wél geleerd: wie In Spanje wordt bestolen, wordt eerder als op lichter dan als slachtoffer gezien. Van welkome deviezen brengende toe rist wordt hij. persona non grata: men ziet hem dan liever verdwijnen dan blijven. Voor hulp klopt hij tevergeefs aan. Zelfs op de camping, waar de lange weg be gon. Of men daar dan misschien een schriftelijke verklaring wil geven, dat er gestolen is? Nee, nee, dat doen wij nooit. Déérvoor moet u bij de politie zijn Van het kastje wordt de toerist naar de muur gestuurd. Dat het volgen van die procedure vele kostbare vakantie* dagen gaat kosten, daarbij wordt niet stil gestaan. Dat die toerist, die niet meer heeft dan de kleren, die hij draagt, In een nog al benarde positié verkeert, ook déér- over stapt men luchtig heen. Onder het motto „alles voor het vaderland" en daar maakt de toerist geen deel van uit...

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1970 | | pagina 11