Partisanen van de Biesbosch En langzaam werd ons bordje voller STOP! WE ZITTEN IN EEN MIJNENVELD 9 doi Henny Sterki^ VOORZICHTIGE GLIMLACH IATIROA® 1HRNR door Arie van Pas «W« waren met ens zessen. Duitsers doorkruisten met stormboten de Biesbosch. Op eens stonden we in long gros. „Stop jongens", zei ik, „stop, we zitten in een mijnen veld!" Ik was hier oi eens eerder geweest ais gids von een commandogroep. Toen liep er door het veld een met witte linten afgezet pad. De Duitsers hadden echter de linten weggehaald. We durfden geen stap meer te doen. Maar we moesten verder. Ik zei: „Kom me maar na en loop precies in mijn voetstappen". Sjefke, de medische student, volgde als laatste. Voetje voor voetje gingen we voorwaarts. We waren gevorderd tot bij het huis van de kooiker. Toen: een verschrikkelijke klap. Sjefke was zijn evenwicht kwijt gerookt en trapte op een mijn. Hij log ineengekrompen op de grond Adriaan da Keizer staat op van achter zijn bureau. Een forse man met grijs achterover gekamd, enigszins krulrend haar. Neemt een sigaret en vervolgt: „Sjefke bloed de ontzettond. We deden onze stropdassen af en verbonden zijn arm en been. Hij gaf zelf aanwijzin gen." ..Het angstzweet stond op onze gezichten. We zouden hulp gaan halen. Tonny Visser bleef bij de zwaargewonde. Maar we durfden geen stap meer te verzetten. Met een zakmei tastten we de bodem af naar miinen, centimeter voor centimeter. Een eind verder was de rietgors. Als we daar maar waren. De laatste anderhalve meter ge vaarlijk terrein overbrugden we door een sprong in het riet." „Drie kwartier zwoegden we door de rietmassa, maar we raak ten de weg kwijt en kwamen weer op hetzelfde punt uit. Achter ons hoorden we Sjefke kreunen. Eén van ons zag de hoogspannings masten en toen wisten we weer ongeveer welke kant we op moes ten, We wo'stelden door de mod der, zwommen, gleden uit. Kwamen bij de Amer, liepen langs de water kant. richting Drimmelen. Zwem mend gingen we om de kribben heen uit angst voor de mijnen die daar lagen." „Ik raakte door de kou bewuste loos, zonk weg, maar Frans Hoff- mans trok me naar boven. Ze leg den me op een krib. Ik kon niet meer verder. „Laten jullie mij maar hier", zei Ik. ..Jou hierlaten....? Neen. dat niet. Dan sterven we lie ver allemaal." „Hulpeloos stonden de jongens om me heen. Het was intussen stikdonker geworden. .Mannen, geef het niet op moedigde Ik hen aan, .ga verder, zie de overkant te bereiken; denk aan Sjefke...." „Maar hoe moesten ze In Drim melen komen? Na lang zoeken en tobben vonden ze een oude riet aak. De boot zat vol kogelgaten. Met stukjes hout en modder wer den de gaton dichtgemaakt." „De crossers kwamen totaal uit geput in Drimmelen en het duurde uren voor ze weer terugwaren. Sjefke was pog helder, maar Tonny lag bulten oewustzijn naast hem. Hij was door de kou bevangen. Ook ik was helemaal verstijfd en kon niet meer praten. Het water stond tot aan mijn nek. Het scheelde maar weinig of ik zou verdronken ziin." „Veel later kwamen we in het cafeetje van Vos in Drimmelen weer wat op verhaal Het was onze laatste crossing. Een dag later wa ren we bevrlid." „Met SjefKe ging het niet goed Een arm en een been moesten worden geamputeerd Twee dagen nadien stierf hij. Sjefkeik heb nooit geweten hoe hij eigenlijk heette...." De wijzers van de electrische wandklok In het privékantoortje van het garagebedrijf De Keizer staan op kwart over vijf. De Wer kendammer vergeet de bedrijvigheid om hem heen en begint een nieuw verhaal. Uren kan hij vertellen over de negentien sluiptochten door de Biesbosch. die hij In de periode 1944-'45 maakte voor de binnen landse inlichtingendienst en over de verschillende andere tochten die hij volbracht als gids van de commando's Crossings van het door de Duitsers bezette noorden naar het bevrijde zuiden en terug. „Wij vervoerden documenten, fo tonegatieven, medicijnen, piloten, geheime agenten. koeriersters. Peddelden 's nachts zo geruisloos mogelijk door een wirwar van kre ken en geulen, langs Duitse mitrail leurposten." „Nagenoag iedere polder in de Biesbosch was bezet. De Duitsers patrouilleerden met stormboten, die voorzien waren van zoeklichten. Ging alles goed dan deden we over een tocht van Werkendam naar Drimmelen drie uur." „Het is ook voorgekomen dat we zesendertig uur onderweg waren en dat we urenlang plat op onze buik In het riet lagen en de Duit sers met felle zoeklichten om ons heen cirkelden. Soms kwam het tot hevige vuurgevechten Je wist nooit of Je zo'n nachtelijke trip zou over leven. Ja, wij waren de partizanen van de Biesbosch." „Aanvankelijk gebruikten we voor de crossings een corjaal, een roeikano. Later voeren we met electrische kano's en de laatste maanden met motorkano's, die men speciaal voor ons In Amerika had vervaardigd. De electrische kano's waren geruisloos, maar het pro- Adriaan de Keizer: „Daar zaten we in een mijnenveld." FOTO LINKS: Prins Bernhard Is bevriend met Adriaan de Keizer. Ze gaan samen wel eens op jacht. verder stonden de Duitsers met verrekijkers naar ons te turen. Ze gaven het niet op en bleven net zo lang wachten tot we tevoorschijn zouden komen." „Een dag en een nacht hebben we in het rist gelegen. De groot majoor wilde zich gaan melden. .Ik kan dat als militair beter doen dan jullie', zei hij. .Want jullie worden als partizanen beschouwd en krij gen onmiddellijk de kogel.' „We konden hem tegenhouden. Het lukte ons door de grienden weg te komen De reis liep goed af." „Aike van Driel uit Werkendam maakte de meeste crossings. In maart '45 zou ik van Lage Zwaluwe uit met hem meegaan naar Slle- drecht. Ik had op een vorige tocht flink kou gevat. Maar Ik wilde be slist mee en ik zat al naast Aike in de boot toen mijn chef zei: „Ad, je hoest teveal, je gaat niet mee." Hoe ik ook tegenspartelde, ik kreeg geen toestemming." „En dat bleek later mijn geluk te zijn. want deze trip liep faliekant af. De Duitsers namen ter hoogte van de Kop van het Land het boot je onder «uur. Aike en zijn drie tochtgenoten brachten het er le vend af maar zij vielen in handen bleem was dat we twee accu's moesten meenemen en die wogen nogal zwaar. We konden met de kano's overal doorheen, ook al stond er maar tweeëntwintig centi meter wat9r.' „Op één van de tochten hadden we een grootmajoor van de Ameri kaanse luchtmacht bil ons. Hij was boven Utrecht neergeschoten met zijn toestel. Wij zouden hem naar het bevrijde zuiden brengen. Maar we kregen pech. We moesten ons doodstil in het riet verborgen hou den. Mijn vrouw toen ®ijn ver loofde was er ook bij. Een eind van de vijand. Aike. dre Je milltj uniform was. kreeg later de kog^g Dat was op 30 aprlM945." >p Vo Adriaan de Keizer is voor verzetswerk onderschelden met Ij bronzen kj-uis voor moed en belt., verbonden aan de militaire Willetflj orde. Gisteren (1 mei) is hij uitnodiging van de Engelse re/ai ring met een vliegtuig van Lg R.A.F naar Londen vertrokken v<J een reünie van mannen uit het v| zet. De Keizer is In gezelschap prins Bernhard een got vriend van hem, met wie hij wel eens op jacht gaat enkl oud-crossers en een aantal zijn voormalige chefs van de inlij tingendienst, onder'wie dr. ir. Tromp, president-directeur van lips, en dr. J. M. Somer. destij-. hoofd van de inlichtingendienstj Londen. jg Vandaag zal het gezelschap M gast zijn bij ambassadeur V1^1 Rooijen. nei „Wij hebben wel eens het fnt voel dat we op een voetstuk den geplaatst. Maar ons werk niet belangrijker dan dat van I vele andere verzetsmensen. M we deden, hebben we gedaan j plichtsbesef." „Uit de tijd van de crossings J mij natuurlijk de kritieke momeni, het scherpst bijgebleven. Die geetje nooit meer." „Het is met dit werk zo: je r. er geleidelijk aan in. Wat doe je Hf een zoon, een vriend of een fatis lielid. van je gepakt wordt....? I vader was zeekapitein. Wij wisf In het begin van de oorlog niet vf er met hem gebeurd was. Lap bleek hij veilig in Zweden te ik kwam in de illegaliteit door i verzamelen van geld en goed^j voor vrouwen en kinderen van geweken zeestrijdkrachten. In 19 stond mijn naam al In het blad v Je höhere SS und Polizeiführer.. „Of ik die tochten weer zou r" ken als de gelegenheid zich vo deed? Als het plotseling moest beuren, nog voor geen drie miljo gulden....! Voor 't eerst weer wittebrood. En ook de margarine was echt verdiend. Zaterdag 5 mei 1945. De totale verarming en ontreddering van het volk maken het noodzakelijk dat direct met grootscheepse hulpacties wordt begonnen. De Nederlander heeft gebrek aan alles, maar het meest nijpend is het gebrek aan voedsel, met name in het westen van het land, waar de Duitse bezetter de bevolking gedurende de laatste oorlogswinter systematisch uithongerde. Het voorzien van de bevolking van althans de meest noodzakelijke voedingsmiddelen is dan ook een van de voornaamste taken waarvoor de diverse hulporganisaties zich zien geplaatst. In het zuiden van het land dat Immers eerder werd bevrijd wa ren de hulpacties al eerder op gang gekomen en was ook al een buffer voorraad aangelegd voor het noor den. Al op 2 april begon de actie „Zuid helpt Noord" te werken, waarvoor met name de Belgen veel schonken. Binnen enkele dagen waren vele dui zenden pakketten, niet zwaarder dan drie kilo en met uitsluitend houdbare levensmiddelen, voorhanden. Zij werden voorlopig opgeslagen in ma gazijnen te Den Bosch, Tilburg en Eindhoven. Ook het Centraal Bestuur van het Nederlandsche Roode Kruis be schikte al over aanzienlijke voorra den, geschonken door de Belgische, Franse en Zwitserse verenigingen. Toen de bevrijding op 5 mei een feit was, lag ruim tweeduizend ton (twee miljoen kilo) voedsel te wach ten op transport naar het noorden. In eerste instantie zouden deze goederen ter beschikking worden gesteld aan de gemeentelijke geneeskundig diensten, die voor verdeling onder ziekenhuizen, consultatiebureaus, te huizen voor oude van dagen en thuisliggende zieken zouden zorgdra gen. De medicamenten die men bij het Rode Kruis uit het buitenland ontving, werden overgedragen aan het departement voor volks gezond heid en het Militair Gezag. Hoewel de voedsel-droppings door Amerikaanse en Engelse vliegtuigen en door het Zweedse Rode Kruis al voor het einde van de oorlog waren begonnen, bleek het gebrek aan voedsel in het westen van het land in de eerste week van de bevrijding het grootst. Ter illustratie kan een publicatie van de gemeente Amsterdam dienen uit het najaar van 1945: het aantal calorieën dat men normaal per dag nodig heeft is circa 2400. In 1944 was het aantal, dat men in Amsterdam kreeg al gedaald tot 1550. Januari 1945: 460, februari: 340 en begin mei: 230. Het rantsoen, dat men vlak voor de bevrijding kreeg toegewezen be stond uit 400 gram brood per week, één kilo aardappelen, eens in de vier weken aangevuld met drie kilo sui kerbieten en wat kaas. Bij gebrek aan brandstof werden de centrale keukens genoodzaakt hun werkzaam heden tot de helft te verminderen. Zodra ons land was bevrijd, itroomden grote hoeveelheden voed sel, geneesmiddelen, kleding en huis houdelijke artikelen uit alle delen Tan de wereld toe. Zorgd» het Rode Kruis voorname lijk voor de verdeling van voedsel, zeep en kaarsen ook de laatste twee artikelen behoorden tot de meest elementaire levensbehoeften de Hulp Actie Roode Kruis de Hark, zoals de organisatie al spoedig werd genoemd) zorgde voor de ver deling van kleding, huishoudelijke artikelen, meubilair en dergelijke. Al in het voorjaar van 1945 was over eengekomen, dat alles wat het Ne derlandsche Roode Kruis op dit ge bied uit het buitenland kreeg aange boden. aan het centraal bureau van de Hark te Tilburg zou worden afge staan. De Hark was tot stand gekomen op initiatief van de afdeling Heerlen van het Roode Kruis. Dit initiatief werd na de bevrijding overgenomen door Den Bosch, door het rooms-ka- tholiek huisvestingscomité aldaar. Aanvankelijk was de distributie die de Hark voor haar rekening nam „willekeurig", pas later was er spra ke van een goed georganiseerde in stantie, die al gauw 10.000 werkne mers telde. In samenwerking met het Roode Kruis werden ruimten ge huurd in Amsterdam, Rotterdam, Roosendaal, Zwolle en Den Bosch. Daar werden de kledingstukken en dekens opgeslagen om snel in de eer ste behoefte te kunnen voorzien. Een voedselcommissie gaf bestemming aan de ruim twintig miljoen kilo le vensmiddelen uit het buitenland. Moeilijkheden in de organisatie van de Hark er kwamen vele klachten binnen over een onjuiste verdeling van de goederen waren er oorzaak van dat het Roode Kruis in mei 1947 ook de distributie van „Hark-goedercn" overnam, omdat toen nog steeds hulpzendingen uit de Verenigde Staten werden ontvangen. Het laatste onderdeel van de Hark, de foreign-reliefsectie, werd per eind 1948 opgeheven en als onderdeel van de afdeling intendance van het Roo de Kruis overgenomen. Hoe snel de distributie van levens middelen op gang kwam, blijkt wel uit het feit, dat in de week van 13 tot 19 mei iedere Amsterdammer 900 gram biscuit, 200 gram vet en een reep chocola ontving, tot uitbundige vreugde van alle Amsterdammers van wie de jongsten de biscuitblik- ken onmiddellijk tot trommel promo veerden. Ook de Stichting „Volksherstel" begon direct na de bevrijding haar werk. Duizenden, „opgedoken", gere- vacueerde of gerepatrieerde en door oorlogsleed getroffenen kregen van deze stichting hulp. Alleen al in Am sterdam deed 70 pet. van de gezinnen een beroep op „Volksherstel Maar niet alleen door hulpverle nende organisaties werd de distribu tie van voedsel en goederen onmid dellijk ter hand genomen. Ook in de winkels deed men direct grote moeite de goederenvoorziening zo normaal mogelijk en in ieder geval beter dan tegen het einde van de oorlog, te la ten verlopen. Het systeem van stamkaarten waarop men bij het distributie kantoor bonnen kon krijgen, werd gehandhaafd. Lange rijen mensen stonden dagelijks voor de loketten van de kantoren om bonnen te halen voor de goederen en levensmiddelen die te krijgen waren. De geldigheids duur en de data van inlevering van dc bonnen liepen dikwijls sterk uit een. Per leeftijdsklasse en naar gelang de aard van de werkzaamheden wer den de bonkaarten uitgereikt. Er wa ren bonkaarten voor baby's, voor kinderen van één tot vier jaar, voor jongeren, volwassenen, a.s. en jonge moeders, voor zieken, voor hen die zware arbeid moesten verrichten e.d. Menige winkelier was avond aan avond met zijn hele gezin bezig met het sorteren van de ingenomen bon nen. Hoeveel werk dit distributiesys teem eiste, bl^kt wel uit een be- drijfsanalyse uit die dagen die aan toonde, dat 26 procent van de totale arbeidstijd werd besteed aan het uitvoeren van wettelijke voor schriften. Al tegen het einde van 1945 was de situatie voor meelproducten zodanig verbeterd dat een hoeveelheid kon Op onze snuffeltocht door die oude, vergeelde kranten van Het Kwartet ontmoetten wij ook veel berichten, die hoewel in die dagen in volle ernst gelanceerd thans een voorzichtige glimlach moeilijk kunnen weerhouden. Daaruit volgt hier nu een kleine greep: De negatieve tijd ligt achter ons: spoedig hopen wij U weder boeken te verkoopen met geestelijke principieele voorlichting (uit advertentie op 15 mei). Zondagsrust is een kostelijke zaak. lang niet genoeg gewaardeerd door het menschdom. Het heeft zeer velen leed gedaan dat te Rotterdam Pinksterzon dag was aangewezen voor het in ont vangst nemen der distributiebons, zelfs tijdens den morgenkerkdienst. Het wil er bij ons niet in. dat dit absoluut noodzakelijk was. Den Haag en Dor drecht hebben beide de Pinksterdagen buiten hun rooster gelaten (22 mei). 9 In bepaalde wijken van Rotterdam heeft het drinkwater de laatste dagen een slechte smaak. Men deelde ons mee dat de burgerij zich hierover niet ongerust behoeft te maken. Alles wordt in het werk gesteld de onaangename smaak te doen verdwijnen (28 mei). Wie helpt ons? Onze redactie heeft niet overbodig; wij vreezen slechts, dat de bewondering voor de vlotte uniform onzer gasten het luisteren naar onzen welgemeenden raad moeilijker maakt, een raad overigens, welke tevens die is van wie op het brede terrein van gezinszorg en maatschappelijk bemoei ingen een taak hebben. Men neme zeer dringend een goede fiets noodig. Wie helpt ons er aan? (1 juni). 9 Binnenkort zal in Den Haag het Duitsche woord „Halt" worden vervan gen door het gemoedelijker, doch even onverbiddelijke „Stop", welk voorbeeld elders dient te worden gevolgd (15 ju ni). 9 Wij willen in schuchterheid de aan dacht vestigen op de wenschelijkheid. dat vrouwen en meisjes nauwlettend acht geven op haar waardigheid. Dit is voorzichtigheid in acht. Nog steeds geldt: eer is teer (21 juni). 9 Ik geloof dat alle hoogere bur gerscholen in ons land tezamen geen kilo kwik meer bezitten, zoodat het on mogelijk is den leerlingen den barome ter te doen demonstreren, want als je het met water moet doen. heb je een glazen buis noodig van 10 meter en die is er natuurlijk ook niet. (Uit rede voering van de secretaris-generaal van het departement van O.K. en W.. prof. G. A. van Peelje. 7 juli). worden geproduceerd die nagenoeg gelijk was aan de consumptie van vöör de oorlog. Met ingang van ja nuari 1946 konden artikelen als koek en biscuit dan ook al bonvrij worden gekocht. De grondstoffen werden echter nog ln een contingentering aan de fabrikanten toegewezen, waarbij het verbruik van de jaren 19381939 als basis gold. Dit systeem ondervond overigens niet bij alle winkeliers even grote waardering. Velen vonden het onbil lijk, dat bij de goederenverdeling werd uitgegaan van de „laatste nor male jaren" voor de oorlog. „Im mers", zo redeneerden zij, „de situa tie is momenteel sterk gewijzigd". In de na-oorlogse jaren was niet alleen het geld, dat men tot zijn be schikking had bepalend voor de hoe veelheid goederen die men kocht, maar ook het aantal toegewezen bon nen. Het voortdurend gebrek dat men in de oorlog had moeten lijden, maakte dat men na de oorlog artike len ging kopen, die men strikt geno men niet altijd even hard nodig had. De dikwijls geringe hoeveelheid goederen die de winkelier kreeg toe gewezen, veroorzaakte dan ook re gelmatig ontevredenheid bij het pu bliek. Men verdacht de winkelier er van dat hij goederen bewust achter hield om ze „zwart" te kunnen ver kopen, hoewel de situatie juist zo was. dat hij zelf een soort distribu tiesysteem moest bedenken om de beschikbare goederen zo eerlijk mo gelijk onder de klanten te kunnen verdelen. Hoewel het gebrek nog lang bleef bestaan nog in 1947 deed het Ne derlandsche Roode Kruis een beroep op de Liga in Genève lakens, slopen, dekens, dames-, heren- en kinderkle ding tc zenden verbeterde de si tuatie in de goederen- en voedsel voorziening zich allengs. In 1948 was de situatie in die m gewijzigd, dat van schaarste in paalde takken van het bedrijfsle nauwelijks meer kon worden gesp ken, zo blijkt uit het verslag van Nederlandsche Middenstandsbi -i over dat jaar. De meeste hinder de schaartste ondervonden in 1 jj nog de slagerijen, bouwbedrijven textielzaken, al konden de laatste drijven in dat jaar toch al tweern j een bonvrije uitverkoop houden. Dat men geleidelijk aan n meer normale omstandigheden 1 ging, was merkbaar aan de terugl van een typisch Nederlandse eig schap: spaarzaamheid. Voor het ei in 1948 toonden de cijfers van Nederlandse spaarbanken weer I stijging van de inlegcijfers en j werd vooral in de textielhandel delijk, dat men weer op de kwali i van de artikelen ging letten. Het al vrij hoge consumptiepei ons land was onder meer te dan aan het Marshall-plan. De wedei bouw en het herstel van het eco misch apparaat vond geleide voortgang, evenals de sanering de openbare financiën. Door de betering van de handels- en b< lingsbalans on door de Marshall! werd het dreigende inflatiegé verminderd. De distributie kon in 1949 V vrijwel alle artikelen worden ol heven. Een uitzondering werd gemaaakt voor koffie en bra stoffen. Dagrantsoen in hat laatst van oorlog.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1970 | | pagina 18