WIJ ZIJN GEEN
HARDLOPERS
MAAR OOK GEEN VERONTRUSTEN
'Niet zo gauw alsjeblieft,
ik ben nog niet zo ver...'
Het was
mooi
en goed
1H)[R]
door Johan
van Wolfswinkel
SYSTEMEN
BhhNDKHSTEN
KANTOORINRICHTING
IHOOFDSTR. 186 I
1 TEL: 01710-30797* I
|LEIDERDORP|
HET GEBEURDE in Leiden: ik
wandelde door een van de vele
steelse steegjes, toen ik na een
bocht stuitte op een klein volksop
loopje. Of eigenlijk waren het er
twee: aan de ene kant van de steeg
dromde een groepje samen om een
van de imponerende matrones van
het blok, terwijl aan de overkant
in schuinse richting een even in
drukwekkende manninne zich had
opgesteld temidden van haar sup
porters. Al gauw bemerkte ik, dat
er een duel in woorden gaande
was tussen de beide vertegen
woordigsters van het Leidse zwak
ke geslacht. Geboeid bleef ik
luisteren- ik heb altijd een zwak
gehad voor dit soort woordkunst in
originele verpakking. Sinds Leiden
is mijn woordenschat dan ook
sterk uitgebreid in een bepaalde
richting.
Nu wilde het geval dat een van
de beide furiën kennelijk zeer bin
nenkort gezinsuitbreiding ver
wachtte. Toen ik op het toneel
verscheen informeerde ze juist bij
haar minder verwachtende tegen
partij of deze soms „een gaatje in
haar hoofd" had. Ziedend van on
heilige verontwaardiging gaf deze
haar toen een typisch Leidse volle
laag: „als jij een kind krijgt hoop
ik dat het een koperen kop heeft,
dan kun je elke dag poetsen"!
U begrijpt, dat toen Leiden tn
last was; ik vond het raadzamer
om maar schielijk mijns weegs te
gaan. Maar toen ik na drie kwar
tier weer langs dezelfde plaats
kwam, was het vuurgevecht nog
steeds aan de gang. De vitaliteit
r\E Leidse gereformeerde be-
leefden 1919 niet als het be
gin van een nieuwe periode. Ze
gingen door op de oude paden
ill de stellige overtuiging dat
hun beginselen waarheden wa
rén.
De toestand in de Leidse gemeen
te <5 jarenlang stationair ge
bleven; er waren drie predi
kanten, ds. Boumamn, ds. Kou-
wenhoven en ds. Thomas; ook
drie vergaderplaatsen, de ker
ken aan de Hooigradht, de He-
I rengracht en de Oude Vest. Al
leen de Oude-Vestkerk, in de
jaren vijftig gerestaureerd, is
bij de gereformeerden nog al-
tijd in gebruik.
De kerk aan de Hooigradht be
staat niet meer, die aan de He
rengracht werd aan de vrijge-
maakten overgedaan.
,Ds. Thomas was een bijzondere
figuur; hij kon heel mooi pre
ken, trok ook veel jeugd. De
zeer serieuze en stipte ds. Kou-
wenhoven hield, naar vaste re
gel, de kerk van tien uur tot
kwart voor twaalf aan. Je kon
er je horloge op gelijkzetten.
Wanneer hij z'n stem met macht
ging verheffen („van eeuwig
heid en altoos"), wist iedereen,
dat het gauw afgelopen was.
Onze kinderen zeiden dan: nou
ddurt het nog zeven minuten
Ds. Bouman, héél oud geworden,
was een echte bestuurder, om
zo te zeggen, een baasje: hij
wilde graag veel naar z'n hand
zetten".
Voor een impressie van deze pe
riode waren wij op bezoek bij de
85-jarige heer G. Mulder in het
bejaardencentrum Amerhorst
te Amersfoort.
J J HEBT die hele periode be
leefd, er is natuurlijk véél
veranderd in de loop van de
tijd. Kunt u een paar dingen
noemen
„Nou, de middagdiensten zijn
sterk teruggelopen, en dat gaat
maar door; er is geen algemene
belangstelling meer voor cate
chismuspréken, vélen willen lie
ver zang- en discussiediensten.
De jonge mensen zijn veel kriti
scher geworden. Vroeger was
het vanzelfsprekend, dat je op
een bepaalde jeugdige leeftijd
belijdenis deed. Nu hoor je
vaak: niet zo gauw alsjeblieft,
ik ben nog niet zovér
En dan de oecumene; die bete
kende vroeger voor de gerefor
meerden zowat niets. Tegen
woordig leeft er een sterk
saamhorigheidsgevoel met de
hervormden. Dat heeft zich
eerst heel geleidelijk ontwik
keld; pas na. 1945 in veel snel
ler tempo".
Hebt u al die veranderingen, ook
de nieuwe theologische inzich
ten, kunnen bijhouden, bent u
mee geëvolueerd?
„O ja, gelukkig wel; ik ben zeer
vooruitstrevend, ook onder in
vloed van m'n zoons. En ik heb
véél gelezen".
Wat zegt u van de kuijperianen
en kwitertianen?
„Ja, grappig, dat ze dat er tegen
woordig vam maken. Nou, Kuij-
per is zo wat uit het vizier ge
raakt; Bavinck heeft tegen
woordig weer meer de aan
dacht. Voor professor Kuitert
heb ik veel respekt, hij kon de
dingen zo goed zeggenEn
dan Buskes, een groot man; wat
fijn, dat het tussen hem en de
gereformeerden weer goed ge
komen is
Waren er in uw kerken armen-
banken, zoals bij de hervorm
den?
Ja, die hadden we hier, lang
geleden, óók. Later zijn ze af
geschaft, net als de élitebanken,
die gelukkig na 1919 verdwe
nen zijn".
HEEL DROEVIG
T J sprak zoeven over de oecu-
yJ mene. Hoe was een halve
eeuw geleden de verhouding tot
de hervormde kerk?
„Niet best; als er eens een gere
formeerde jongen met een her
vormd meisje ging, of omge
keerd, dan vond bijna ieder
een dat héél droevig.
M'n vader was eens naar profes
sor Chantepie de la Saussaye
wezen luisteren. U weet wel:
de bekende ethische theoloog.
Die preekte in de Pieterskerk.
Nou, hij heeft er voor op het
matje moeten komen, was bij
na onder censuur gezet".
Hoe was toen het gereformeerde
leven?
„Ongelofelijk stijf. De dominees
-#■ Het spel is een middel om
met de jeugd in contact te ko
men. Hier een moment in de
Jeugdhaven aan de Lage Rijn
dijk te Leiden.
en de kerkeraadsleden gingen
in het zwart, met hoge hoed.
Op zondag fietsen was heel erg.
's Zondags in de trein zitten
mocht helemaal niet. En een
biertje drinken in de wachtka
mer: wat een zondeDie zon
dagen waren verschrikkelijk;
gelukkig is dat alles nu voor
bij
Ik denk wel eens, dat er in de
gereformeerde kerken, net als
in de hervormde, richtingen
zijn. Is dat zo?
„Eigenlijk hebben we er maar
twee: vooruitstr evenden en
conservatieven. Die behouden
den zijn tegen alle vernieuwin
gen, alleen omdat ze bang zijn,
de fundamentele dingen te ver
liezen. Maar ik vind, dat er af
en toe 'n restauratie nódig is".
E vlak na de tweede wereld
oorlog met het Leidse ker-
kelijke leven te maken kreeg,
vond een geslagen bevolking,
die wel veranderingen wilde,
maar er, vanwege de klap, niet
toe in staat was.
r woonden in deze afgezakte in
dustriestad wel veel gelovige
Al jaren wordt de Bevrij-
in Leiden-zuid-west
door hervormden als gere-
gebruikt. Ongetwij-
om economische redenen,
het heeft toch ook de foe
tussen beide kerken
gestimuleerd.
mensen, maar ze waren niet erg
kerks. Bij de gereformeerden
lag alles iets beter. Ze hadden,
even voor de oorlog, in een
barre crisistijd, de Zuiderkerk
gebouwd. Die getuigde van on
dernemingszin; de cerkelseg-
ment-vorm trok overal de aan
dacht, werd ook wel scherp ge
kritiseerd: zoiets moderns ook
De veranderingen in de gerefor
meerde kerk na 1945 hadden
een spectaculair verloop; men
stelde zich steeds meer open
voor de wereld, de cultuur. Een
enorme aktiviteit was er het ge
volg van.
Eigenlijk had Kuiper dat al be
pleit; maar zijn volgelingen
hadden hem nauwelijks of in
't geheel niet begrepen.
„De aarde is des Heren en hare
volheid" jawel, maar de
Kerk was toch maar de „pilaar
en vastigheid der waarheid",
en de wereld ging verloren,
met allen die haar liefhebben
Toen eenmaal de ogen geopend
waren voor de waarheid, dat
God de wereld juist liefheeft,
braken de aktiviteiten los.
JEUGDHAVEN
ZO IS het „Jeugdhavenwerk"
bij de gereformeerden heel
goed van de grond gekomen. Dr.
Westerink is er destijds mee
begonnen. Het eerste huis, „De
Mirt", een voormalig café, werd
een toevlucht voor de niet-ker-
kelijke jeugd.
Nu zijn er al vele jeugdhonken.
Sommige jongelui doen later be
lijdenis. Elk jaar houdt de kerk
een jeugdhuizen-zondag. Dit
mooie werk wordt gesteund
door de classis, die er speciale
door Jolian
van Wolfswinkel
deputaten voor heeft benoemd.
Tegenwoordig heeft dominee M.
Post de algemene leiding van
die inwendige zending; hij doet
het prima!
Zo worden 700 a 800 jongelui
tweemaal per week bereikt, óók
hun gezinnen, zoveel mogelijk.
De toenadering tot de hervorm
den blijkt het duidelijkst in
zuid-west. Ook in de Mors, waar
de gereformeerden samenwer
ken met ds. Van Achterberg,
worden gezamenlijke diensten
gehouden en ontmoet men el
kaar op een bijbelkring.
Net als andere kerken hebben de
gereformeerden een rand, die
steeds breder wordt. Ook dit
ernstige probleem drijft gere
formeerd en hervormd naar el
kaar toe. Dit gaat te gemakke
lijker, omdat de hervormde kerk
na 1951 een belijdende kerk is.
Vanaf die tijd is het voor de ge
reformeerden eenvoudig onge
oorloofd, zich niet met de her
vormden te bemoeien. Dit besef
is algemeen sterk gegroeid. Dit
vertelde dr. K. Dronkert ons.
die al vele jaren in Leiden
werkzaam is.
Nu zijn er gereformeerden, die re
gelrecht naar eenwording stre
ven. Anderen echter mikken
daar niet allereerst op; ze ach
ten een blijvende pluriformiteit
(a la Kuyper) meer gewenst.
Deze groep wil wel op allerlei
Dr. K. DRONKERT
gebieden nauwe contacten en
samenwerking.
ER BESTAAT nu, sinds 1 janua
ri 1969, de „gemeenschap van
kerken", die zich met vele din
gen, onder meer gemengde hu
welijken en bijbelonderzoek,
bezighoudt. Men let op elkaar,
neemt ook het goede van elkaar
over. Zo heeft de hervormde
kerk de kerkbelasting door vrij
willige bijdragen vervangen.
De gereformeerden zijn lid van de
„Wereldraad van Kerken" ge
worden. Het gaat er immers om,
elkaar als kerken in deze we
reld te steunen.
De tegenstanders van eenwording
zijn bang, dat door een samen
smelting iets van hun bcrei-
kingsterrein verloren gaat. Ze
Ze wijzen erop, dat de gerefor
meerden zoveel hebben gedaan
in de wereld, op zendings- en
evangelisatiegebied en dat, na
de eenwording de kerken elkaar
niet meer zouden kunnen op
scherpen.
Ze zün blij met hun eigen kerke
lijk leven, maar óók met de op
leving in de hervormde kerk;
ze willen de rooms-katholieken
in hun tijd steunen. Het iso
lement is nu tóch wel doorbro
ken. En men weet, met elkaar:
God heeft de wereld lief.
De gereformeerde predikant
met wie ik het genoegen had, le
spreken, vertelde mij, dat de
nieuwe theologische stromin
gen in zijn Leidse kerk geen
grote invloed hebben. „We heb
ben hier geen hardlopers voor
professor Kuitert. maar óók
geen verontrusten".
Bestaan er in Leiden richtingen?
„Nee. wel verschillen van inzicht.
Het gereformeerde volk is las
tig; de mensen lezen veel, ze
leggen de problemen van onze
tijd in het pastorale werk kei
hard op tafel".
Hoe staat het met bet kerkbe
zoek?
„Dat loopt helaas terug, vooral
's avonds".
We zitten ook als gereformeerden
tegenwoordig wel midden in de
problemen; de binding aan de
belijdenis (geeft in Leiden niet
veel moeite), het Schriftgezag,
de randkerkelijkheid, de beste
manier van evangeliseren".
SCHAAP
ZIJN hier ook mensen, die mo
derner denken?
„Jawel, maar als we de Heer lief
hebben, praten we met elkaar.
Ik heb ook wel eens het gevoel,
dat we te weinig doen voor de
buitenkerkelijken, dat we het
ene schaap niet gaan opzoeken,
terwyl de negen-en-negentig al
binnen zijn.
Het wordt steeds moeilijker, een
voldoend aantal ambtsdragers te
vinden, vooral ouderlingen. We
werken aan een diaconaat in
nieuwe stijl, proberen zo ieder
gezin te bezoeken, de mensen
duidelijk te maken, dat ze (naar
een titel van dr. Von Meyen-
feldt) „componist der gemeen
schap" zijn.
De hervormden geven aan een
aantal van hun predikanten
speciale taken; doen de gerefor
meerden dat ook?
„We hebben vier bijzondere pre
dikanten. dat zijn onze „luxe
paarden": ds. J. Brederveld,
voor de ziekenhuizen, ds. M.
Post, voor de jeugdhuizen, ds.
A. Hofman voor de studerende
oosterlingen en dr. J. Vlijm
voor de studenten".
De Leidse gereformeerden leven
in vrede; er bestaat onderling
een prettige verstandhouding,
de mensen maken geen ruzie;
ze zijn altijd bereid tot geven
en kunnen het. óók de minder
draagkrachtigen.
Voor zo'n sjaloom mag een chris
telijke kerk in onze woelige
hoogst kritieke tijd, wel heel
dankbaar zjjn.
was onuitputtelijk en het vocabu
laire niet minder. Handtastelijkhe
den heb Ik daarbij echter nooit
meegemaakt.
Daar hebt U twee voor mij op
vallende Leidse eigenaardigheden:
lichte ontvlambaarheid, die «lob
echter placht te uiten in een onge
vaarlijk woordgemeen. Zou dit
kunnen samenhangen met een
historisch verschijnsel ln Leiden
waarop men mij attent maakte? Ik
bedoel, dat Lelden eigenlijk geen
wezenlijk Hollandse stad is: de ve
le Franse of vertaald Franse na
men wijzen immers op een grote
import vanuit het driftige Zuiden!
Men vliegt heel gauw op, maar het
blijft dan echt bij vliegen.
ZELF KOM ik niet nit Lelden. Ik
heb er zes jaar als gerefor
meerd predikant gewoond en van
deze seer karakteristiek* stad ge
noten. Door mijn werk kreeg Ik
ook nogal eens te maken met one
nigheden. Om U de waarheid te
zeggen was dat niet de minst
amusante zijde van mijn werk. Ik
dank er ettelijke verrukkelijke he
rinneringen aan! Net als aan hol
vuurwerk op 3 oktober knallen,
suizen, vuur en verder niks. Maar
je moest het wel weten te proeven,
zoals een kenner zijn cognac sa
voureert. Zo heb ik meermalen
bijeenkomsten van twistende par
tijen mogen bijwonen als
scheidsrechter.
In het begin was ik nogal ondPr
de indruk van de vervaarlijke taai
die beide groepen uitsloegen. Maar
later kreeg ik het door en ik be
greep dat je sulke bijeenkomsten
volgens «en bepaald plan moest la
ten verlopen. Eerst liet je zo'n half
unr beide partijen elkaar diskwali
ficeren. Dan moest je er een wen
ding san geven door je rechten als
gespreksleider te claimen. Het
woordgemeen moest dan vla de
voorzitter lopen. Vaak schoten de
vlammen je dan uit, wanneer je
beurtelings een van de strijdende
partijen een sappige schimpscheut
moest overbrengen. Het einde was
echter meestal goed.
Vaak bleek dat de inzet van dc
strijd een misverstand was ge
weest. Maar allen hadden kenne
lijk genoten van de show en dc
verzoening was algemeen. Dat was
leven!
MT WOON ik in Hilversum. Daar
liggen zulke dingen in
doorsnee anders. In geval van ru
zie, zie je elkaar gewoon niet. In
elk geval gun je elkaar niet de
wilde vreugde van een bevrijdend
woordgemeen. In zoverre ont
breekt daar iets aan het ge
meenschapsgevoel.
Misschien komt dat ook omdat
Leiden een klassieke stad is met
grachten! En wat voor een grach
ten! Men zegt dat water verbindt,
het legt contacten. Vandaar dat
ons land vroeger beroemd moet
geweest i|jn om sjjn goede ver
keerswegen; via het water was bij
na ieder te bereiken. Wij hebben
dat op een eigenaardige wijze
meegemaakt. Mijn oom en tante
brachten een bezoek aan Lelden.
Ze zouden eerst naar de mammies
raan en parkeerden dus hun Flatje
langs het Rapenburg. Na een uur
eouden ze weer vertrekken, maar
oom nog geheel onder de Indruk
van de historische lijken reed
volle kracht achteruit het Rapen
burg in. Toen kwam het behulpza
me Leiden in actie: voordat ze het
goed beseften waren ze het water
uitgeheven trekken was er niet
bij! uitgekleed en in Leids tex
tiel van diverse allure gewikkeld,
terwijl de lucht vervuld was van
de typisch meewarige Leidse
vraagstellingen: was U niet lekker
dan? In het vervolg moet U de
versnelling eerst in zijn vooruit
zetten, weet U wel!
Op het Rapenburg had in die
dagen ook de heer Punt zijn boek
handel: zelden heb ik zo'n liefheb
ber van boeken in een boekhandel
gezien. Hij kocht in wat hem zelf
interesseerde en daarom kon Je er
heel wat tegenkomen wat niet
gangbaar was bij het algemene pu
bliek. Bij hem had ik altijd het
idee als ik een boek van hem
kocht dat ik hem een kies uittrok.
Daarmee deed hij onze oudste uni
versiteitsstad eer aan: een boek is
iets nnieks, het laat je niet koud.
Punt was voor mij een existentia
list onder de boekhandelaren!
En dan de hofjes! Knusse huisjes
met lieve oude vrouwtjes, een
pomp in het midden en een tollet
ernaast. Wat een moeilijkheden bij
IJzel! Maar toch gaf dat aan Leiden
iets aparts. Je beleefde er altijd
wat.
TK WIL nog één ding vertellen:
Leiden is ook Universiteitsstad.
Wij woonden in een straat waar de
huizen aan elkaar vastzitten en de
schuiframen alle erg op elkaar lij
ken.
Naast ons woonden vele meisjes
studenten. Eens op een nacht lagen
wij al onder de wol, toen wij vro
lijke, maar toch wat griezelige ge
luidjes hoorden bij het even op
geschoven schuifraam. Wij dachten
al aan inbrekers.
Wie beschrijft onze verbazing
toen met veel kunst en vliegwerk
een aangeschoten student zich door
de opening perste. Buiten had een
ladder van een glazenwasser gele
gen en de jongeman had daarin
een schone kans gezien om bij een
van onze buurmeisjes in te drin
gen. Maar hij vergiste zich In het
raam en ontnuchterde in de
biechtstoel.
Conclusie: Leiden is een «eer
aparte stad. Het heeft iets wat an
dere plaatsen missen: er zit ver
band in en daardoor heeft het een
eigen manier van spreken, veel
saamhorigheid, en veel humor.
Ik weet niet of dat zo zal blijven
in de. Randstad, als er van die
schone, ruime buurten komen met
veel licht en lucht. Er zjjn daar
geen grachten en geen kroegjes,
geen corners en er is geen rommel.
Er zijn alleen maar wooneenheden.
Alle verband is er uit.
Zou Ik terug willen? Nee! Ik wil
m|jn herinnering ongerept laten.
Het was heel mooi en heel goed!
(Dr. Von Meyenfeldt was van
1947 1950 gereformeerd predi
kant te Noordwijk-Binnen en van
1954 tot 1961 in Leiden. Hij is nu
predikantleraar aan het Comeni-
uscollege in Hilversum.