Met dank aan de secretaris
Jan Greshoff:
Mensbeeld in de fotografie
Omslachtig levensverha:
van eenkennige grijsaard
DEZE
WEEK
A. Hordijk over
zijn voorganger
ZATERDAG 7 FEBRUARI 1970
3
„Ook van de christelijke vakbeweging zal dit iriet alleen
vastberadenheid, moor voor alles een grote mate van ver
antwoordelijkheidsbesef eisen. Een verantwoordelijkheids
besef, dat ondanks alles blijft stuwen in de richting van het
overleg, van een verandering van de gezindheid, om op die
wijze te pogen zo goed mogelijk te voldoen aan het bijbels
gebod dat ;,een ieder niet slechts lette op zijn eigen belang,
moor ook op dat van anderen". Dit niet alleen letten op het
eigen belang, maar ook op dat van anderen brengt mee de
gemeenschappelijkheid, het samen verantwoordelijk zijn, en
dus ook de opdracht om samen als werkgevers en werk
nemers te komen tot een gezindheid die recht doet
aan de mondigheid en de waardigheid van éllen die
samen het bedrijfsleven vormen. Want de gerechtigheid
en de solidariteit, die voortvloeien uit de vervulling van het
bijbels gebod, en die de basis moeten vormen voor een ver
antwoorde maatschappelijke structuur, zijn voor werkgevers
èn werknemers wederkerig van aard."
Bovenstaande woorden zijn ontleend aan de inleiding tot het 31ste verslag van het Christe
lijk Nationaal Vakverbond, dat verscheen aan de vooravond van de viering van het zestigjarig
bestaan, vorig jaar juli. Dat wij met dat citaat beginnen, houdt verband met het feit, dat de
man die dit schreef C van Nierop na een lange staat van dienst „zijn" vakbond over
enkele dagen als algemeen secretaris zal verlaten wegens het bereiken van de pensioengerech
tigde leeftijd. Hij heeft met deze woorden willen aangeven de taak, waarvoor de christelijke
vakbeweging de komende jaren die zeer moeilijk zullen zijn komt te staan. Onbedoeld
heeft hij daarmee getypeerd wat de wezenlijke achtergrond is geweest van zijn inzet, zijn
werken en leven in en voor de christelijke vakbeweging.
Wie aan het eind van zijn,
wat dan wel genoemd wordt,
actieve periode is gekomen, zal
ongetwijfeld voor zichzelf de
balans opmaken en kritisch af
stand nemen van de vele vraag
stukken, waarbij hij rationeel
en emotioneel vaak nauw be
trokken is geweest. Van Nierop
zal het daarbij zichzelf niet ge
makkelijk maken en de betrek
kelijkheid van al zijn doen en la
ten beseffen.
Het is mede om die reden dat
ik graag voldoe aan het verzoek
van de redactie een afscheidsar-
tikel te schrijven. Het betreft
hier immers een man, die
zoals hij het zelf in „De Gids"
typeerde aan het CNV-werk
met alle vezels gebonden was.
•Hij heeft daarmee geen woord
te veel gezegd.
Reeds op jeugdige leeftijd
zestien jaar oud trad Van
Nierop in dienst van het CNV
als „secretariaatsbediende". Hij
heeft mannen als Amelink en
Stapelkamp de nodige hand- en
spandiensten verleend.
Aan die periode kwam een
einde toen de Duitse bezetters
de christelijke vakbeweging
wilden inkapselen. Vastbesloten
weigerde hij zijn medewerking
te verlenen en begon hij een
handel in tweedehands boeken
in Utrecht.
Het verhaal gaat, dat hij wel
dra meer boeken in zijn zaak
had. die hij als zijn persoonlijk
en onvervreemdbaar eigendom
beschouwde, dan boeken, die hij
wilde en moest verkopen om in
het levensonderhoud van zijn
gezin te voorzien.
Laat het een sterk verhaal
zijn; waar is in elk geval dat
Van Nierop niet alleen veel
boeken las, maar de inhoud er
van verwerkte, er iets mee
deed. Hij heeft zich altijd sterk
geïnteresseerd voor boeken,
handelend over cultuurfilosofi
sche en maatschappelijke on
derwerpen.
Van Nierop is dan ook nooit
een algemeen secretaris geweest
in de strikt technische zin van
het woord. Hij heeft zich altijd
ten nauwste betrokken geweten
bij de maatschappelijke ontwik
kelingen: hij is wat wij tegen
woordig noemen een
geëngageerd mens. Heel sterk is
dat bijvoorbeeld gebleken in
1952 tiidens de Christelijk-So-
ciale Conferentie, waar hij
moest refereren over het onder
werp „Massificatie in onderne
mingen bedrijfstak".
Het is daarom welhaast een
vanzelfsprekende zaak dat Van
Nierop niet een onopgemerkte
figuur bleef binnen de bewe
ging. Na de bevrijding, zijn
plaats op het Verbondskantoor
weer ingenomen hebbende,
werd hij in 1946 door het be
stuur van de textielorganisatie
„Unitas" gekozen tot districts
bestuurder en scheen aan zijn
CNV-periode een eind gekomen
te zijn. Reeds spoedig werd hem
binnen „Unitas" de functie toe
vertrouwd van tweede secreta
ris-penningmeester.
Ondanks de snelle promotie,
die hij binnen „Unitas" maakte.
heeft deze organisatie in feite
maar weinig profijt van Van
Nierops capaciteiten gehad. In
juli 1948 werd hij namelijk voor
de algemene vergadering van
het CNV gekozen tot secretaris
en keerde hij, zij het in een
andere functie, terug bij zijn
vroegere „baas".
Vanaf dat moment heeft Van
Nierop zich ten volle binnen de
christelijke vakbeweging kun
nen ontplooien. Zijn organisato
risch inzicht was aanleiding
voor het toenmalige .Verbonds-
bestuur hem met name de zorg
voor het interne secretariaat toe
te vertrouwen, naast een aantal
extern gerichte taken.
Naarmate de werkzaamheden
van de beweging toenamen,
werd de noodzaak van een in
terne coördinatie steeds duide
lijker, en dit leidde er dan ook
toe dat hij vanaf 1959 heeft ge
fungeerd als algemeen secreta
ris.
De voorgaande regels zeggen
echter uiteraard niet veel over
de verdiensten, die Van Nierop
voor de christelijke vakbewe
ging heeft. Hij timmerde niet
vaak aan de weg; publiciteit
heeft hij noodt gezocht, eerder
schuwde hij die. iHij gaf er de
voorkeur aan, zich op de ach
tergrond te houden.
Dat wil echter niet zeggen,
dat hij zich ook op de achter
grond hield bij de velerlei be
raadslagingen over belangrijke
ontwikkelingen en vraagstuk
ken. waarmee de christelijke
vakbeweging werd geconfron
teerd. Ik overdrijf niet als ik
beweer dat heel wat zaken, die
door anderen werden uitgedra
gen, voor een niet onbelangrijk
deel de vruchten waren van het
kritisch denkwerk van Van
Nierop.
Men zou van iemand, die ge
durende zijn loopbaan in aanra
king kwam met tal van ingrij
pende wijzigingen in het maat
schappelijk leven, verwachten
dat hij, aan het eind daarvan
gekomen, het niet meer op
brengt zich intensief bezig te
houden met vraagstukken, die
van beslissende betekenis zijn
voor de toekomst van de chris-
telijk-sociale beweging.
Zo niet Van Nierop. Zowel
het onlangs gepubliceerde ont-
werp-visieprogram als het ont-
werp-conclusies over de positie
en het beleid van het CNV ade
men zijn geest. Daarbij heeft
hij zich niet vastgebeten in
oude denkschema's, maar ge
probeerd de boodschap van de
christelijk-sociale beweging te
vertalen en aanspreekbaar te
maken in een periode, die radi
caal verschilt van vroeger.
Die boodschap en opdracht
heeft hij, in zijn afscheidsarti-
kel, zelf aldus geformuleerd:
„Hoe kunnen, reeds in een vak
beweging zoals we die vandaag
kennen, maar zeker in een meer
geconcentreerde en gecentrali
seerde beweging, mensen en
groepen weer tot hun recht ko
men? hoe worden ze er bij
betrokken? hoe wordt voor
komen dat de christelijke vak
beweging een materieel bepaald
dienstverleningsbedrijf wordt
dat niet meer raakt aan het we
zenlijke zijn van een mens?
Hoe kan de christelijke vakbe
weging in de barnende stroom
van nihilisme, materialisme, on
zekerheid, onrechtvaardigheid
vooral voor de jonge mens wor
den tot een beweging die duide
lijker steljing neemt vanuit de
revolutionerende kracht van het
Evangelie?"
De christelijke vakbeweging
is Van Nierop veel dank ver
schuldigd.
Hij gaat het wat kalmer aan
doen. Anderen zullen de ko
mende tijd van zijn kennis en
inzicht ongetwijfeld kunnen
profiteren.
Met name denken wij in dit
verband aan de Vrije Universi
teit van Amsterdam. Zijn be
noeming tot lid van het college
van directeuren betekent dat
hij bereid is om, ook nu hij ge
pensioneerd wordt, zich op een
heel ander gebied in te zetten.
Ongtwijfeld zal men binnen de
VU veel aan hem hebben.
Al gaat Van Nierop de chris
telijke vakbeweging verlaten en
wordt de band losser: wij zijn
ervan overtuig! dat hij met be
langstelling de ontwikkelingen
binnen en buiten de christelijke
vakbeweging zal blijven volgen.
Ook vanaf deze plaats zeggen
wij Kees van Nierop hartelijk
dank voor zijn werk onder ons
en. wij wensen hem met zijn
vrouw en kinderen een geze
gende periode van betrekkelijke
rusten vrijheid toe.
Edgar Allan Poe (door S. W.
Hartshorns in 1848)
Charles Baudelaire, 1821-1867
(door Etienne Carjat)
•X- Portretstudie door Julia Mar
garet Cameron in 1872 gefotogra
feerd.
Willem Kloos (door Willem
Witsen, 1880-1923)
Generaal Eisenhower
Richard Avedon in 1963)
door dr. C. Rijnsdorp
C. van Nierop
Die grijsaard is Jan Greshoff, geboren in 1888. Voor
wie nog niet wist dat hij een eenkennig man is, is zijn
autobiografie Afscheid van Europa, leven tegen het leven
(Nijgh Van Ditmar, 's Gravenhage-Rotterdam, 341
blz., 23,50) voldoende bewijs. De omslachtigheid van
zijn ouderdomsstijl is misschien een van de redenen ge
weest, dat het manuscript ruim vier jaar op publicatie
heeft moeten wachten. Het werd namelijk al in 1965 vol
tooid.
Ik heb de aangestreepte passa
ges uit dit dikke boek voor mijzelf
naar onderwerpen gerangschikt
en bevonden, dat de meeste cita
ten uitspraken van Greshoff zijn
over zichzel* (minstens 32) en
daarna over de mens in het alge
meen (minstens 12); nauw hiermee
verbonden zijn Greshoffs boutades
over zijn verhouding tot de mensen
(ik noteerde er een vijftal) en over
zijn centrale levenshouding, die
van het protest (expliciet minstens
zeven), de vele herhalingen niet
meegerekend.
'Voordat ik Greshoff zelf meer
aan het woord laat, wil ik van
mens en boek in het kort een to
taalindruk geven. Greshoff moet
als kind al zeer kwetsbaar zijn ge
weest. Het schijnt hem toen aan
echte belangstelling en begrip te
hebben ontbroken. Dit leidde tot
een geestelijke kneuzing, welk lij
den werd verergerd door zijn ver-
-H- Jan Greshoff
legenheid, waarvan de schrijver op
bl. 54 zegt: „Zij die niet verlegen
zijn, kunnen zich de kwellingen der
bedeesden niet voorstellen." En op
bl. 67: „Wie kan zich voorstellen
hoe eenzaam een kind, dat nog
geen eigen wereld heeft, zich
voelt, wanneer het bemerkt dat het
in de wereld van de zijnen niet
thuishoort en node geduld wordt?"
Het onvermijdelijke gevolg was
een houding van afweer en een
aandrang tot vlucht. Die afweer
houding heeft geleid tot wat ik zijn
eenkennigheid noem, waarmee ik
geen absolute eenkennigheid be
doel in de zin van Max Stirner
(1806-1856), die in zijn boek Der
Einzige und sein Eigentum (1845)
schreef: „Mijn zaken zijn niet God,
Staat, Wereld of wat dan ook, mijn
zaak ben ik zelf." Nee, want Gres
hoffs boek is opgedragen „Aan
haar die een mensenleven lang
met mij en voor mij geleefd
heeft", zijn vrouw.
Greshoffs eenkennigheid is die
van de eilandbewoner, getuige
zijn uitspraak op bl. 52: „Nu ik
dit neerschrijf, wordt het mij dui
delijk dat mijn aard en mijn be
staan volledig en naar waarheid
verzinnebeeld worden door het
Eiland, een onderwerp dat mij van
mijn kinderjaren af onafgebroken
geboeid en beziggehouden heeft."
Het is een eenkennigheid in rui
mere zin, die het eigen gezin en
een handvol vrienden omvat, letter
kundigen en schilders. Hier vindt
men de positieve kant van Gres
hoffs eenkennigheid: onwankelbare
trouw aan weinigen, bij afweer te
gen de rest van de samenleving.
En wat die vluchtneigingen be
treft, die werden al gestimuleerd
doordat in de familie Greshoff veel
in het buitenland werd gewerkt en
gereisd. Op reis gaan, vertrekken,
weggaan heeft voor Greshoff altijd
iets heerlijks gehad. Hij voelt zich
nergens thuis en identificeert zich
nooit met zijn omgeving. Het is
een vrijheidsdrang, waarin het
vrij willen zijr van sterker mee
speelt dan het vrij willen zijn óm te
(als men begrijpt wat Ik bedoel),
vergelijk Nietzsches onderscheid
tussen „Freiheit von" en „Freiheit
zu".
Bij dit alles komt een bewust
aanvaarden van zijn eigen aard,
een ja zeggen tegen zichzelf zoals
hij nu eenmaal Is. Dit Is Greshoffs
„eigenwijsheid", waarvan hij op bl.
222 zegt: „De les is: wees en blijf
steeds eigenwijs."
Het is niet alleen de hoge leef
tijd, die tot de wijdlopigheid en de
vele herhalingen in dit boek heeft
geleid. Het komt ook door Gres
hoffs afkeer van systeem en tucht,
van 'planning'. Deze afkeer kan bij
gedichten veel minder kwaad dan
bij proza, tenzij men over een ge
niaal improvisatievermogen be
schikt. Bij Greshoff zijn het de af
oristische uitspraken, die men
moet oppikken uit de wijdlopigheid
van het proza. Men kan er b.v. een
zelfportret uit samenstellen. Ik geef
er een schets van en laat daarbij,
om de schijn van pedanterie te
vermijden, de vermelding van blad
zijden achterwege. Wie ze weten
wil kan ze van me krijgen.
Greshoff noemt zich een vrij net
persoon, wiens enige wapen is de
koude beleefdheid. Hij vindt dat
zijn kennis pijnlijke leemten ver
toont (wie zal dit niet beamen?
C.R.). Hij is als dilettant geboren,
als liefhebber in de strikte zin des
woords. Zijns Is de onwankelbare
wetenschap van nergens bij te be
horen, Hij is een luie man en spoe
dig ontmoedigd. Hij is geboren met
ëen 'one track mind'.
De gebieden van zijn geest en
gemoed zijn beperkt, maar over
zienbaar. Hij heeft zich tot een be
ginselvaste toeschouwer opge
werkt. Hij voelt zich verongelijkt en
alleen. Hij is dol op geld, maar
vindt het niet keurig het te verdie
nen.
Zijn ingeschapen onverschillig
heid heeft hij zelden betreurd. Als
bovenal redelijk man boezemt al
het bovennatuurlijke hem een af
keer in. Zijn ondoofbaar helmwee
gaat uit naar de wereld van het
jaar 1900. Hij doet niet meer mee;
hij Is een rariteit geworden en
heeft zich daarbij neergelegd.
Hij doet al zijn best een wereld
burger te zijn, maar dan een Ne
derlands wereldburger, zoals hij
zich ook nooit zo de Hollander uit
Holland heeft gevoeld als juist in
een Franse omgeving.
Ouder wordend, stelt hij niets zo
op prijs als de onbevangenheid.
Zijn gemoedsrust vindt hij In schip
en koffiehuis. Zo behoort hij tot
het uitstervend ras der estheten.
Hij maakt zich niet warm „voor
de bestrijding van zomersproeten
bij minderjarige buitenechtelijke,
Siamese eeneiige tweelingen of
voor iets anders van die aard,
waar men commissies voor be
noemt. bazars voor inricht, gala
voorstellingen voor organiseert"
(301). Uit 'hoffelijkheid' confor
meert deze non-conformist zich
aan de gang van zaken in Zuid-Af-
rika, waar hij al 25 jaar woont, te
midden van een volk „door het
calvinisme hopeloos aangetast"
(318).
Dit weten we dan weer.
Met eenvoudige toestelletjes is
tegenwoordig bijna iedereen in
staat, portretfoto's te maken, die
een plaats krijgen in het nog altijd
gewaardeerde album of dia's die
nog jarenlang op het witte scherm
in de huiskamer kunnen worden ver
toond. Het is moeilijk zich voor te
stellen dat slechts anderhalve eeuw
geleden een uiterst selecte bevol
kingsgroep het voorrecht had van
zichzelf een afbeelding te laten ma
ken, hetgeen beslist niet goedkoop
was.
Het Haags Gemeentemuseum heeft
na jarenlang World Press Photo in
huis te hebben gehad met de veel
zijdige interessante tentoonstelling
„Honderddertig jaar foto-portret" de
band opnieuw verstevigd met de
volkskunst van deze tijd. Expositie en
catalogus zijn opgezet als een paral
lel-beeldverhaal.
De geportretteerden van zon hon
derdvijftig jaar geleden bezaten een
zekere maatschappelijke status die in
veel gevallen van kleding, lichaams
houding e.d. viei af te lezen. De por
tretminiatuur mèt het silhouet de
voorloper van het fotoportret bloei
de met name in de Napoleontische
tijd toen meer en meer burgers een
geschilderd portret van zichzelf kon
den betalen. Men kan zich logisch
voorstellen dat toen het eenmaal mo
gelijk werd om fotografische portret
ten te maken, de portretfotografie
zich tot een ware rage met bijbeho
rende verzamelwoede ontwikkelde.
Op de expositie die bijzonder dui
delijk en overzichtelijk is ingericht
met grote steun van het Prentenkabi
net van de Rijksuniversiteit te Leiden
dat een belangrijk deel van haar fo
to-verzameling uitleende krijgt de
bezoeker behalve een chronologisch
overzicht van fotoportretten met een
esthetische waarde, in afzonderlijke
ruimten een indruk van de relaties
van de portretfoto's tot andere beel
dende technieken en tenslotte van de
indringende sociale funktie.
J. L. M. Daguerre is de man op wie
de meeste aandacht valt in de eerste
afdeling. Hij ontwikkelde de daguer
réotypie (eerste praktisch bruikbare
fototechniek). Door de zwakke lenzen
en de traagheid van de gevoelige zii-
verplaat waren de belichtingstijden
zo lang, dat de getrouwe afbeelding
van een levend mens voorlopig niet
mogelijk scheen. Wat nu een lachertje
is. werd rond 1839 als iets normaals
beschouwd. Hoofd- en neksteunen
waren beslist noodzakelijk voor de te
fotograferen man of vrouw die het
poseren zonder deze steunen niet lan
ger dan een minuut uithield. Daguer-
re's foto-portret van Jean-Baptiste
Sabatier gaf een rij-kdom aan. details,
maar was uitermate kwestbaar en
kon nog niet vermenigvuldigd
worden.
Na de daguerréotypie kwam in de
loop van de jaren '50 de goedkopere
ambrotypie (unica op glas, met zwar
te achtergrond) en de kalotypie (meer
afdrukken, van papiernegatieven).
Een prachtig voorbeeld van een da
guerreotype is S. W. Hartshorns por
tret van de beroemde schrijver van
griezelverhalen Edgar Allan Poe
(1848). Poe was zeer gesteld op zijn
portret (een jaar voor zijn dood geno
men). Hij was trouwens erg onder de
indruk van de daguerréotypie, want
in 1840 schreef hij: „De daguer
réotypie is werkelijk oneindig veel
nauwkeuriger in zijn weergave dan
enig schilderij van mensenhand."
De chronologische afdeling bevat
nog meer unieke exemplaren die wa
re kunstwerken op zichzelf zijn. De
ongeveer 250 foto's zijn behalve van
het fotomuseum in Leiden, afkomstig
van het Eastmanhouse in Rochester,
de Gernsheim-collectie in Texas en
de prive-collectie van Fritz Gruber in
Keulen.
Uit Leiden is bijvoorbeeld de
prachtige portretfoto afkomstig die de
bekende Etienne Carjat (1828-1906) ln
1863 maakte van de Franse dichter
Charles Baudelaire. Carjat was
hoofdzakelijk geïnteresseerd in een
directe weergave van de persoon.
Evenals Nadar (de bekendste Fran
se fotograaf uit de negentiende eeuw)
was Carjat caricaturist geweest. Bau
delaire zelf was echter geen bewonde
raar van de fotografie; hij vond het
een vervelend realistisch en burger
lijk medium.
De Engelse mrs. Julia Margaret Ca
meron (1815-1879) maakte een groot
aantal portretten die door hun onge
wone vormgeving (close-up, soms wat
wazig) de lachlust van de beroepsfo
tografen opwekten, maar beschouwd
kunnen worden als behorend tot het
beste uit de geschiedenis van de por
tretfotografie. Van mensen als lord
Tennyson en Carlyle maakte zij in
dringende portretten, waarbij ze af
zag van de toen al mogelijke korte
belichtingstijden en dwong haar
slachtoffers om zeven, acht minuten
roerloos voor de camera te zitten.
Heel bijzonder is het portret van
een meisje met viool van de Rotter
damse fotograaf Henri Berssenbrugge
(1874-1951) die werkelijk artistieke
produkten wilde maken. „Niet de
weergave, mooie zuivere imitatie van
de natuur, is kunst, doch het vervor
men volgens eigen gedachte eneigen
ziel," aldus een uitspraak van hem.
Zijn foto zou een expressionistische
grafiek kunnen zijn.
De populariteit van deze esthetische
fotografie bleek zeer groot. Na de
Eerste Wereldoorlog won het rv isme
weer de overhand. Trucs er schilder
achtige ingrepen werden geatta
queerd. Stieglitz (1864-1946) komt in
de series portretten van zijn vrouw,
de schilderes Georgia O'Keeffe tot
een nieuwe, agressieve manier van
fotograferen. Zijn collega Paul Strand
merkte op: „De fotograaf moet ontel
bare vergankelijke en voortdurend
veranderende geestesgesteldheden
vastleggen, die zich uiterlijk manifes
teren.
In zijn portretfotografie die niet al
leen als zelfstandig uitdrukkingsmid
del. maar ook als hulpmiddel voor
andere technieken heeft gediend,
neemt de Duitse schilder Franz von
Lenbach een aparte plaats in, hetgeen
blijkt uit de afdeling die aan dit as
pect is gewijd.
De schilder kopieerde een door hem
gemaakte portretfoto in een schilderij.
In alle details bracht hij echter wel
ingrijpende veranderingen aan. De
foto bleef op deze wijze een hand
zaam hulpmiddel. Het meesterlijke
'otoportret van de dichter Willem
Kloos (1894) dat Willem Witsen ge
maakt heeft, (1860-1923) is daarvan
een sprekend voorbeeld. Veertien jaar
later gebruikte Witsen deze foto voor
het vervaardigen vaneen ets.
Tenslotte besteedt de expositie aan
dacht aan de sociale functie van de
door
Dammis de Geus
portretfotografie. In het Londen van
1861 waren tweehonderd portretstu
dio's. De oplagen van carte-de-visite
foto's waren soms zeer hoog. Het door
Downey in 1867 vervaardigde portret
van prinses Alexandra met haar
dochtertje Louise op de rug, werd
maar liefst in eer oplage van 300.000
exemplaren verspreid.
De fotografie had letterlijk
geen geheimen meer, toen de ver
maarde Erich Salomon met zijn can
did camera (verborgen camera) een
foto maakte van de nachtelijke dis
cussie in het Haagse restaurant „An-
jema" tijdens de conferentie over oor
logsschulden (1930). Salomon legde
personen vast, zoals deze zich op een
bepaald moment voordeden. Zijn in
vloed is tot op heden merkbaar in de
persfotografie. Men gaf hem de bij
naam: „le roi des indiscrets".
Een markant, tragisch voorbeeld:
de persfoto van Warnecke die een
beeld geeft van het moment waarop
de burgemeester van New York J.
Gaynor bij diens vertrek voor een va
kantietrip naar Europa wordt neerge
schoten. Toen de fotograaf hem vroeg
even te poseren werd de burgemees
ter neergeknald. Warnecke wist zijn
kalmte te bewaren en de fotografie
had een historische plaat.
Een bezoek aan „Honderddertig
jaar foto-portret" is aan te bevelen
(tot 4 mei).
TERWIJL elders in de «ten
de wind éver schijnt te gas
gen, blijft het rondom Israi
rustig. Moskou dreigt (al 0
met het pistool achter de r
andere groten der aarde c
zo niet. door kan gaan, i
Nixon antwoordt dat hij 1
blijft helpen zolang dat nod
Premier Golda Meir ver.
weer dat niet haar land m3>eers
Arabieren de door henzeü
vraagde wapenstilstand «wik!
den.
De
Nixons begroting betekenrelië
zuiniging voor defensie enihou\
tevaart, en ln deze en asvan
wante sectoren veel ontsL
Het mes gaat in de begrob
een felle strijd tegen de ineen
een strijd van wereldbtposi
Amerika maakt verder lxen
dat het vooral tegen del
mende Chinese kernbewajj '9
het anti-antiraketsysteemjvan
uitbreiden. hooi
In Argentinië 236 doden ut'e c
treinramo; in Wales het
den op 97-jarige leeftijd
filosoof Bertrand Russell.
nogi
jderc
lijk
Arbeidsonrust heerst e
glë en nieuwe onrust dreigt c
West rondon- het al of niet I'
gaan van de gouverneursKver\
ming van dr E. Jonckheer. ,jin<
premier Bakker gaat, onde
dere hierom in de West
de vakbondsvoorzitters 'an:
een reis en kom«n met ■•«op-
sombere gezichten terug: Iking
gao is een kruitvat, steek ha
er niet in 1111(11
divic
Minister Witteveen stelt di
mer gerust: 'de toestand vi Di
lands financiën is zo slechl vers
als de belastingopbrengsten!
doen vermoeden, en zo |p
wordt de BTW-verhoging int
niet. D'66 had al alarm ges!
Meer succes heeft deze i
met een motie over maatrtiH
tegen de vervuiling van de R'
De Kamer gaat spoedig
deren over de opkomstplicft
dat we wellicht al medio I ja
vrijwillig provinciale staten) ||§j
verkiezen. De kandidaats! jg§
levert weinig verrassingenjag
hier en daar een PAK, maargjgg
het algemeen het vertrouwdg§S
troon. Koekoek overal alsb
trekker èn als hekkesluiteijjp
broer dan) en al brengt datF
mige ambtenaren en politici'jap;
ie staten, het schijnt wettel! j.-
mogen.
Over partijen gespijjgJE
Schmelzer ziet KVP, CHl*jga
ARP vóór 1975 samensmelt«(
ARP-radicalen treden niet ij
als groep naar buiten op. 1
vergadering wordt de CH4I
over de organisatie in goer
nen geleid. Er zijn wat uittti
gen uit de PvdA en zelfs
nieuw partijtje: Democra
cialisten '70.
Veel kerkelijk nieuws, vil
Vaticaanse boosheid over dl
derlandse bisschoppen er
euvele ideeën over het cel
tot het afwijzen van de kj
doop bij adoptie door de
maakte synode toe; veronti
bij hervormden over de kol
algemene kerkvergaderin
gereformeerde synode o
oorlogsvraagstuk, wereld
naat, de paapse mis en
zangen.
Ik
pier
wat
kerl
«dus
"v'
Maa
de
Om tenslotte nog wat pusher!
wijs bijeen te lezen: onrust
TROS; vereenvoudiging va
onderscheidingen in de HuïWeK
van Oranje; onrendabele i_
lijnen blijven voorlopig, maaS;
len tegen viagdiscriminatie, L
door onze koopvaardij gec'
wordt; vie- drankreuzen
tegen de witte jenever;
van de vakbonden in de ind
naar vier weksn vakantie erfbouv
procent toeslag; honderd|b
weg bij De Zwitsersche
plannen van de DAF in 1
gische Geel; en wie
Europa wil de aluminium)
van Péchiney-Kaiser
Groningen wel.
.naar
Ch
ons a
Statenverkiezingen: nv
buien die beduien dat een
aan komt kruien (A. de Goe?
Ik geef toe dat Wittevee
alles kan, maar hij moet tod
zijn beloften jegens de f
denken (A. Vondeling).
deen
raak
nere;
wille
De
man
Hilvt
i er
ikk
Nee.
Secsl
jaar
Ma
zovei
delijl
ie d<
8
men: