VEEL COMMUNICATIE MAAR WEINIG BEGRIP Cees Buddingh' Pleidi ir een geteisterde generatie hl en „his poets voice" w Franse beul vindt zijn guillotine de beste bewaker van onze maatschappij wat is uw mening 1 ZATERDAG 24 JANUARI 1970 Het jaar 1970 wordt Het jaar van de communi- Itie. „C'70" heeft Rotterdam zijn grote bevrij- jrot ugstentoonstelling genoemd; „Communicatie 1 70". Het is merkwaardig, dat naar mate de in- oed van de communicatiemiddelen toeneemt, de ^pmmunicatie tussen mensen onderling lijkt te rslechteren. Men schijnt niet meer bereid naar aar te luisteren. Begrip en waardering voor el- rrs standpunt lijken uit de tijd te zijn. De wereld is geestelijk en politiek nogal ,31.7 Jhaotisch. Ook de kerken zijn het speelter- •ein van de verwarring. Niet de homo sapiens (de denkende mens), maar de homo econo- nicus (de materialistische) beheerst het po ke, ütiek en maatschappelijk leven. Er is een generatieconflict. De generatie bi van „We shall overcome" staat vijandig te genover de generatie van „Onwards christian soldiers". Om nog maar niet te spreken van "de generatie, die op school leerde „te lewe en te sterwe vir jou, Suid-Afrika". Groen van Prinsterer's „Tegen de Revo lutie, het Evangelie" heeft plaats gemaakt en voor het radicale „In naam van het Evangelie, t d de Revolutie". En waar vroeger de leuze ■u-! was „In ons isolement ligt onze kracht", klinkt nu het „Alle Menschen werden Brü- der sein". In de kerken, waar men een kwart eeuw eleden nog weigerde gezangen te zingen, mdinken nu de vertaalde Negro-spirituals. Ikyper's Vrije Universiteit, die eens het ere doctoraat verleende aan de gezagsman Co- lijn, gaf hetzelfde"eerbewijs aan „ongehoor zame" dr. Martin Luther King. Bestrijders van het kapitalisme zijn zelf aandeelhouder geworden. En wie op leven en dood het nationaal-socialisme heeft be streden, wordt nu uitgemaakt voor fascist. De strijd om de nieuwe maatschappijvor- men heeft zich verlegd van de kantoren der vakbonden naar de universiteiten. Niet Marx is voor velen nog de vereerde leermeester, maar dr. Herbert Marcuse, de Duits-Joodse filosoof, die de strijd heeft aangebonden te- - gen de consumptie-maatschappij. De fietsende diaken heeft plaats gemaakt voor de gemotoriseerde sociaal ambtenaar en zelfs de officieren van het Leger des Heils rijden al naar gelang hun rang in grote of kleine auto's rond. Barmhartigheid heet nu bijstand, een mis dadiger is psychopaat, een straatrel wordt vertaald door gezagscrisis en steun is maat schappelijke zorg. Ik zou zo kunnen doorgaan met het op sommen van tegenstellingen, die in nog geen kwarteeuw hun beklag hebben gekregen. Maar ik waag me niet aan een be- of veroor-, deling. Ik constateer slechts het enorme ver schil tussen 1945 en 1970. Enik ga begrip vragen. Begrip voor de generatie, die volwassen werd in de oor log. Een generatie-conflict constateren alleen is onjuist. Conflicten moeten opgelost wor den. ik vraag om wederzijds begrip. Om een betere communicatie. Ouderen moeten zich afvragen: „Wat heb ben wij van de wereld gemaakt?" De mid dengroep: „Wat hebben wij de jeugd te bie den?" En jongeren: „Hoe waren hun om standigheden?" Ik ben me ervan bewust, dat het een kwes tie van geduld en begrip is. Vooral voor de middengroep. De generatie, die in de oorlog volwassen werd, is wellicht de meest geteisterde en meest verbijsterde, die de wereld ooit gekend heeft. Volgepompt met heilige dogma's en idealen, heeft deze generatie moeten aan vaarden, dat de offers, die van haar werden gevraagd, offers waren op een altaar, dat al onder hun handen werd afgebroken vóór de rook de hemel kon bereiken. Zij heeft vrijwel alles moeten accepteren, wat vreemd was aan haar opvoeding. Zij telt door de omstandigheden de mees te neurotici, de meeste psychisch gestoorden, de meeste verminkten ende meeste een zamen. En toch is ook deze generatie de draagster van culturen en de verdedigster van cultu rele vrijheden. Het was deze generatie, die overal ter we reld onder de leuze „Dat nooit weer", terug keerde van de slagvelden, de concentratie kampen, de arbeidsdeportatie. En het was de ze generatie, die zich afvroeg: „Hoe kunnen wij het beter doen dan de ouderen?" Maar het is ook deze generatie die zich nu af vraagt :„Wat hebben wij verkeerd gedaan?" Die laatste vraag is niet uit hoogmoed ge boren. Het is ook geen vragend constateren van eigen ongelijk. Het is de wanhoop van de onmacht, die zovelen van deze midden groep de burgerlijke lijdzaamheid geeft, die frustraties kweekt. Het is het geestelijk nog niet kunnen verwerken van andere denkpa tronen, andere benaderingen. Deze generatie vraagt niet om gelijk. Want zij heeft het ongelijk aan de lijve gevoeld. Het is de twijfel van het zekere ongelijk, die haar zo wanhopig maakt en tegelijkertijd defaitistisch en gelaten. Deze generatie is moe geworden. Moe in een kwarteeuw. Maar zij mag nog niet moe zijn. Zij moet leiding geven. Zij moet; nadenken, kanalise ren, stroomversnellingen accepteren. Deze generatie kan nog niet terugtreden. Deze ge neratie moet geestelijk transformeren, ter wijl zij geen tijd heeft die transformatie voor te bereiden. Zij heeft die tijd nooit gehad. Deze generatie moet de hoon van de jon geren en de verwijten van de ouderen ac cepteren en moet toch verder. Zij heeft geen ander verweer, dan de verwijzing naar de puinhopen van West-Europa, waarop zij haar jeugd doorbracht. Ik zou zo graag willen, dat ouderen en jon geren voor deze generatie wat meer begrip opbrachten. Ook deze generatie had graag vrij gestu deerd, vrij gediscussieerd, met jeugdige over moed gevochten voor betere maatschappij- vormen. Maar deze generatie kon niet. Deze generatie moest de slagvelden op, de arbeids kampen in en verminkt teruggekeerd de welvaart veroveren. En nu die welvaart veroverd is en wij de homo economicus in het leven hel>ben ge roepen, nu moeten wij weer terug. En we willen wel terug. We zien het allemaal wel. Maar we kunnen en we mogen geen licht zinnige beslissingen nemen. De lichtzinnigheid van de generatie voor ons, heeft bij ons twijfel gezaaid. Te vroeg gedragen verantwoordelijkheid heeft ons oud gemaakt voor onze tijd. Wie verantwoordelijkheid draagt mag niet twijfelen. We klagen niet. Maar vragen be grip. Ook begrip voor de aarzeling te snel te evolueren. En van de ouderen ook begrip voor de aarzeling de jongeren te snel af te vallen. Wij kennen de gevolgen van het falen en wij hebben gezegd: „Dat nooit weer". Als dan 1970 het jaar van de communicatie moet worden, zoals 1969 het jaar van het protest was, laat het dan vóór alles inter menselijke communicatie zijn. Of gewoon: ONDERLING BEGRIP. De Dordtse en poetsenbalekende dichter lees Buddingh' is 51 jaar, heeft een vrouw, wee zoons en achtduizend boeken. Eens in veertien dagen probeert hij het program- ia der poetsen tot een nationale dijenkletser maken. Maar zoals gewoonlijk is de stem art de poëet er een, die in elk oor weer an- ier ers klinkt. Vooral de stem van Buddingh' sn 11 Wr chter 'er iuke :nd „Wanneer ik zo n poets presen- ir met: de Nederlanders rossen rijden maar op hun gebrekkige ijwielen, gelukkig, daar komt 'n gent aan, dan is dat geen zin om ilkend van het lachen uit te preken." (Na afloop van het gesprek heb ik de bel van zijn talen ros voor alle zekerheid 'ven geprobeerd. En ja hoor, hij deed het niet). Er zijn heel wat mensen die de tem van Buddingh' niet kunnen 'aarderen. Hij praat kurkdroog 'n wat lijzige klank. Het is een n, waarin z'n ironische kijk 'P het leven doorklinkt. In z'n ge- lichten vind je dat terug. Daarom rordt hij ook wel de humorist on- de dichters genoemd, maar it iedereen zal dat aanvoelen. ..Ik presenteer die poetsen zo'n leetje op m'n eigen manier. De lamenstellers zochten iemand die, ioe zei Armando dat ook al weer Precies, iemand met een toch wel Bangenaam aandoende stem en ook iemand, die niet het type was "an de gebruikelijke presentator, 'n Amateur dus, om 't zo maar 8ven te noemen." de week moest ik in Amsterdam zijn. Ik nam een taxi en zei: Prinsegracht 390 en toen zei die chauffeur: héééé, ken ik die stem niet?" Weinig televisiepersoonlijkheden worden aan de stem herkend. Bud dingh' z'n stembanden winnen ken nelijk van z'n toch niet alledaagse gezicht en zelfs van die eigenaar dig nadrukkelijke manier van pijp-opsteken. Ook in de kamer van z'n huis-in-een-rijtje aan de Ban- kastraat 60 in Dordrecht is hij een Met dat laatste zal iedereen het eens zijn, maar over het «erste zijn de meningen verdeeld. *M'n gedichten lees ik op dezelfde inier voor. Heel sec. Humor iet je niet benadrukken. Hoe droger gebracht, des te meer krijg i- het contrast." Wanneer ik hem vraag of hij al straat wordt herkend, is het «ntwoord verrassend. Een ant woord dat hem uitroept tot tele- •presentator met de meest lonlijke stem. Hij zegt: „Van l^w-r perso: brengt de tongen In beweging, want hij heeft zo z'n eigen manier van spreken. His poets voice. „Ik praat normaal ook wel zo ongeveer. En bovendien is het een amusementsprogram ma, waarvan het dus de bedoeling is dat het leuk zal worden gevonden. Dan moet je niet op zo'n gierende toon beginnen van: mensen, r>ou komt 'r toch zo iets verschrikkelijks leuks." meester in het jongleren met pijp, tabak en lucifers. „Poets presente ren is leuk werk. Ik zit altijd, in m'n eentje te schrijven en dan is het fijn in teamverband te werken. Niet dat ik het de hele dag zou willen doen. Met de poetsen zelf houd Ik me niet bezig. Ik weet wat komen gaat, maar het programma zie ik voor 't eerst bij mezelf thuis." Buddingh' heeft hard voor z'n boterham--moeten knokken. In de oorlog boekte hij grote successen met de illegaal uitgegeven Blauw- bil- en andere gorgels. „Ze leven nog. Ze zijn zelfs in een kampeer- bundel opgenomen met een een voudige zangwijs erbij." De Dordtse dichter heeft altijd van de pen geleefd. Pas de laatste jaren is hij beter in de markt en meer in het nieuws gekomen, zo dat hij het door schrijvers gehate vertaalwerk niet meer nodig heeft om in z'n levensonderhoud te voorzien. „Ik kwam vaak niet toe aan m'n eigen werk. Tegenwoordig worden lezingen en het journalistieke werk beter betaald, zodat je een halve of hele dag kan sparen om aan eigen werk toe te komen, want geld is tijd voor 'n schrijver." Toch blijft er, zoals gewoonlijk, heel wat te wensen over. Bud dingh': „We zitten met 'n kabinet dat niet overloopt van interesse voor de cultuur. Als het om 't defensiebeleid gaat zijn de meeste fractieleiders het volkomen met el kaar eens en steken ze grote ver halen af." „Ze zeggen altijd dat onze de fensie-uitgaven dermate hoog moe ten zijn, omdat onze cultuur zono dig dient te worden verdedigd. Ze moeten dan ook, door ruimere subsidies, zorgen dat er 'n cultuur is. De Nederlandse cultuur is het enige wat ons land het buitenland te bieden heeft: onze schilders, musici, schrijvers en natuurlijk ook onze voetballers." Het zijn de woorden van "n dich ter, die de berg Olympus heeft beklommen om zelfs onze natio nale voetbalsport te bezingen. Een moedige daad, zolang een voetbal ler „professional" kan worden en het beroep van schrijver niet wordt erkend. „Je mag niet eens „schrij ver" in je paspoort zetten. Schrij ven doe je er bij, denken ze in ons land." „Maar dat kan natuurlijk niet. Als je het goed wil doen ten minste. Wil 'n dokter z'n beroep goed uitoefenen, dan kan hij over dag geen pilletjes van de apothe ker rondbrengen en 's avonds in z'n vrije tijd een paar patiënten behandelen. Met schrijven is het precies eender. Boeken schrijven kost tijd en als je die -tijd niet hebt, wordt het boek niet geschre ven." Hoe komt de poetsenbakkende dichter eigenlijk aan die apostrof a achter z'n naam? „Het boek over het geslacht Buddingh' zegt, dat onze naam is verbasterd en oorspronkelijk Boetregtheer heeft geluid. De eer fs verloren gegaan en daarvoor is 'n apostrof in de plaats gekomen." Een gesprek met onze Dordtse dichter („de ene poets is leuker dan de andere, maar ik vind het wel 'n aardig programma") zou niet compleet zijn zonder de ver melding van Spekkie en Blekkie, een door hem geschreven strip in onze krant die het negen jaar heeft volgehouden. „Spekkie en Blekkie waren overal geweest: op zee, onder water, op onbewoonde eilanden en waar je maar beden ken kan. Op 'n bepaald moment raak je echter uitgeschreven." Tot slot 'n Buddingh' karakte riserend gedichtje: „De mens is 'n vreemd wezen/ hoe naakter men hem ziet/ hoe meer hij in z'n hemd staat." Ook "n soort poets, die voor de liefhebbers is opgeno men in de bundel „Deze kant bo ven." Toen dokter Joseph Ignace Guillotin in het parlement eiste, dat het gewone volk „op even keurige wijze" zou worden terechtgesteld als adellijke personen, luidde dit in Frankrijk het tijdperk van de guil lotine in. Voordien was het de gewoon te dat gewone mensen hun schuldige hoofd in de strop moesten steken en leden van de bevoorrechte klasse ook op dit terrein een privilege wensten te genieten: zij leg den hun hoof'd op een met fluweel gedrapeerd hakblok, waarna de beul met een zwaard zijn werk deed. Tegen de democratische ideeën van Guillotin voerde men aan, dat gewone mensen zich zouden verzetten, dit in te genstelling met adellijke ver oordeelden, die koelbloedig hun hoofd op het blok legden. Een mechanisch onthoofdings apparaat met een stevige klem voor de hals werd het compromis tussen democratie en doeltreffendheid. De eerste guillotine (tegen de zin van de dokter naar hem genoemd) werd in 1792 door Tobias Schmidt gebouwd. Van de drie proef-slachtoffers we ten we alleen, dat ze al eerder dood waren en zeer waar schijnlijk niet tot de adel be hoorden. Berucht werd de guillotine tij dens de Franse Revolutie. Charles Henri Sanson, uit een geslacht van beulen, hield niet van mechanische midde len, maar het apparaat werk te snel en dat was belangrijk gezien het grote aantal kandi daten. Sanson liet de trapeziumvormi ge bijl op de hals van koning Lodewijk XVI vallen, of zoals de toenmalige machtshebbers hem noemden: burger Louis Capet. Henri Sanson, de enige zoon van Charles Henri en Marianne Jugier, voltrok het vonnis over Marie-Antoinette. Ook na Henri bleef het ambt via zonen en neven in de fa milie. Een van de bekendste beulen die na 1871 „mon sieur de Paris" werden ge noemd was Anatol Deibier met 299 rollende hoofiden. Het was de pers, die in 1939 een einde maakte aan de open bare terechtstellingen, spe ciaal met foto's van de gru welijke onthoofding van Eugen Weideman, moorde naar van rijke eenzame vrou wen. Ten gevolge van een technische fout moest beul Henri Desfourneaux de bijl drie maal laten vallen. Toen Desfourneaux in 1951, naar men beweert aan drank misbruik en wroeging, over leed, ontving het ministerie van justitie 150 sollicitaties. Neef Andre Obrecht werd de volgende beul. Hij bouwde in 1953 een nieuwe guillotine, die zijn persoonlijk eigendom BIJLAGE VAN HET KWARTET De Rotterdammer Nieuwe Haagse Courant Nieuwe Leidse Courant Dordts Dagblad bleef. Hij heeft evenwel niet veel te doen gehad. De Alge rijnse oorlog maakte in vele gevallen het vuurpeloton noodzakelijk. De laatste jaren zijn slechts vier personen geguillotineerd: in 1964, 1966,1967 en 1969. Op 11 maart 1969 werd de 28-jarige Jean Olivier, door de toen 70-jarige Obrecht, te rechtgesteld. De halfontwik- kelde boerenknecht was ver oordeeld wegens moord op een buurjongen, waarna hij diens elfjarig zusje had ver kracht en eveneens vermoord, {'resident George Pompidou heeft enige tijd geleden gratie verleend aan de laatste vier bewoners van de dodencellen. Dit betekent nog niet, dat in Frankrijk de doodstraf is af geschaft. Andre Obrecht, nog altijd be zoldigde beul, maar levend onder valse naam, heeft ver klaard: „De machine is de beste bewaker van de maat schappij. Zij die op afschaf fing aansturen zuilen mis schien eens de eersten zijn om wederinvoering te beplei ten als een reeks overvallen en bijzonder gemene misda den volgen.." Nederland kent al lang geen doodstraf meer. In België bestaat deze straf nog wel, maar ze wordt automatisch in levenslange dwang arbeid omgezet. In Engeland is de doodstraf sinds kort afgeschaft. Overal voeren voor- en tegen standers felle discussies over dit onderwerp. Een van de indrukwek kendste debatten werd geleid door David Frost. Wij zouden graag uw mening vernemen. Niet alleen over de doodstraf, maar ook over het straf fen van veroordeelden in het alge meen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1970 | | pagina 13