Op Fabeltjeskrant stuk van Joods ochtendgebed Sbfe* - Nina volgt vader op als clow DEZE WEEK i Excellente spot met gevallen excellenties Gezegd Boeiend opstand overzicht van tot koninkrijk Dr. Klompé op het vredespad ZDF boos op Monte Carlo Vrolijk ziekenbezoek door ZATERDAG 13 DECEMBER 1969 Als meneer de Uil 's avonds zijn Fabeltjeskrant onder zijn vleugel vandaan tovert, zien we een veegje van een foto, iets van een dikke kop en een boel krantentekst eronder. Tja, lezen behoeven we zelf niet te doen: de kleuters kunnen er toch niet mee terecht en de groten hebben maar te luisteren, wat meneer de Uil voorleest. Toch zou u wel eens willen weten, wat er staat. EEN KALME week, een be daarde week zou je zeggen, air er n'le' toch altijd (meestal tra gische) gebeurtenisten uitspro gen die zo'n woord onmogelijk maken in een nieuwsoverzicht. Er zijn trouwens wel emoties, in de Tweede Kamer bijvoor beeld. Een fel debat tussen KVP'er Maenen en oppositielei der Den Uyl over de afkeurende wijze waarop Maenen over de interpellatie-Van Lier spreekt. (Minister Roolvink belooft na verwerping van de motie-Van Lier ongeveer wat er gevraagd Is: snelle verhoging van de AOW). Een rel om Boer Nuijens, die minister Klompé allerlei on christelijks verwijt Senator Van Rlel, die met Verolme de vloer aanveegt. Van Hulst, die de VPRO kwalijk neemt, sabotage in het leger te bevorderen. Een vals gerucht over minister De Block, die door Schmelzer en De Jong ophet nippertje van aftreden zou zijn weerhouden. De Tweede Kamer maakt het mirrister Klompé niet gemakke lijk, o.a. met de steun aan de muziekscholen en het bejaarden beleid. Aan de overkant van het Binnenhof komen premier en se naat pal tegenover elkaar te staan op het punt van de loon wet, ook nog een muis met een staartje. Dubbeldam zal bij Dor drecht worden gevoegd. Verder in eigen land behalve mist, sneeuw, vorst en gladheid allee met mate - wettelijke regeling zieken- en gewonden- vervoer. protest van de (or een) middengroep in de Rooms-Katho- lieke kerk, een Hervormd syno daal pleidooi voor samenwerking met die kerk, het comman deurskruis voor de scheidende werkgeversvoorzitter Bosma, er kenning van de gewetensbezwa ren van dienstweigeraar Ron Boot, Ajax - Naptli 0—1 zonder Cruyff en Keizer, loting om de Europabeker, die Feijenoord te gen de Oostduitse kampioen Vorwërts in het veld zal brengen. Het leven is In november iets goedkoper geworden en de werkloosheid toegenomen. Het treinkaartje wordt op kleine afstand goedkoper, op grotere afstand duurder, en er komen uniforme rittenkaarten voor bus en tram in vele steden. Over de cao-grootmetaal zijn de partijen het eens, maar mi nister Wltteveen maakt zich ner veus over de gevolgen van de loonafspraken, waarin een stuk prijsinflatiebestrijding it inge bouwd, zoals dat tegenwoordig fraai genoemd wordt. Vtiegen over de oceaan wordt goedkope en daarmee is een luchttarieven- oorlog van de baan. Een 8 pet lening van de Bank vor Neder landse gemeenten mislukt. Het Vrije Volk gaat zijn bedrijf op Rotterdam concentreren. Het buitenland: aandacht voor Griekenland, op de wip van de Raad van Europa met een vage belofte dat het regime zich gaat matigen. Veel leven om Biafra: nieuwe berichten over een vre- desgesprek, bereidheid van Ni geria om Rode-Krulsvliegtuigen overdag te laten vliegen, te genspraak van de voedsellucht- brug van Nederland en Engeland, hardnekkig volhouden van de Joint Church Aid ondanks beden kingen van de Wereldraad. Veel griep in Italië en Frank rijk, een belofte van Nixon om nog meer troepen uit Vietnam terug te trekken, een nieuw kabi net Meir in Israël en nog altijd schermutselingen aan en over de grenzen, het neerstorten van een Griekce DC-6 bij Athene met ne gentig doden, tevredenheid in Duitsland over het gesprek Bonn-Moskou en de zoveelste staatsgreep In het Westafri- kaanse Dahomey. De toekomst van de mensheid hangt af van de vraag of men in staat zal zijn de wereld die allang een eenheid is geworden In technische zin ook in eco- nomisch-politieke zin tot een eenheid te maken. (Prof. dr. J. Tinbergen). Wanneer je echter een flink formaat foto van meneer de Uil plus krant in handen krijgt, dan is het mogelijk tekst en uiterlijk van de Fabeltjeskrant goed te bestuderen. Dan zie je. dat het woord Fabeltjeskrant eens en voorgoed is gedrukt, dat het vignetje „Dierenbossche nieuwsbode" er met inkt naast is getekend, dat de kop „Grote bijeenkomst in praathuis" ook met inkt is getekend en dat na „bijeen" de letter k ruw is weg- gekrabd omdat „komst" er niet meer op kon. Een vlotte schets van meneer de Raaf en Lowieke de Vos vormt de dagelijkse „foto"... maar de verrassing komt pas. als je de heel slordig op maat geknipte en wat schots en scheef opgeplakte tekst gaat le zen. Die slordigheid doet er niets toe, dat is normaal: requisieten die enkele ogenblikken zijn te zien, behoeven niet fijn te wor den afgewerkt. Wat nonchalan ce komt de artisticiteit ten goe de. Maar nu die tekst. Hoe gaat dat? „Knip eens even wat..." en iemand op het atelier pakt het eerste het beste wat fijngedruk- te tekst bevat. Voor deze Fabeltjeskrant was dat „eerste 't beste": een Joods gebedenboek, gevonden tussen de talloze rommelige materia len die een filmatelier nu een maal bevat. Wij lezen alzo: een stuk uit het lange morgengebed voor de maandag en de donderdag, als de diensten in de synagoge lan ger zijn dan op andere werkda gen. Hier volgt het begin van het gebruikte gedeelte, overge nomen uit de klassieke verta ling en daardoor in enkele woorden afwijkend van de voor dit doel verknipte fragmenten „Onze Heer, onze God! ver neem de stem van ons smeken, wees het verbond onzer voorva deren gedachtig en help ons om Uws naams wil. Here onze God, door Phé Wijnbeek r a W- In „Salto Mortale" ziet en hoort u van avond meer van de circusgeschiedenis, die zich achter de schermen van de voorstellingen afspeelt. Als de tenten zijn opgeslagen in Londen gaan Nina en Vigo de stad bekijken. De vrolijke trip heeft een tragisch einde: als ze thuis komen blijkt Nina's vader te zijn over leden. Moedig en kordaat als zij is. besluit Nina de plaats van haar vader als mu zikale clown in te nemen. De voorstel ling mag nergens onder lijden, zelfs niet onder de dood. Op de foto Nina als clown, samen met haar partner Werner. die Uw volk uit het land Egypte, met een sterke hand. gevoerd hebt, en daardoor Uwe roem hebt verbreid, wij hebben godslasterlijk en snood gehan deld. Here, moge naar al Uw gerechtigheid Uw grimmigheid zich afwenden van Uw stad Je ruzalem, Uw heilige berg. Want door onze zonden en de onge rechtigheden onzer voorouders zijn Jeruzalem en Uw volk tot smaad geworden voor allen rondom ons heen. Nu dan, hoor naar het gebed en het smeken van Uw dienaar en laat Uw Dr. R. H. Bremmer, predi kant van de gereformeerde kerk (vrijgemaakt) in Ensche de, schreef in vrije uren op- aangezichl lichten over Uw ver woest heiligdom". Dit is de eerste alinea van het gebedsgedeelte, waarmee de Fabeltjeskrant ook verder op de voorpagina wordt gevuld. Opmerkelijk is, dat juist deze strofe van dit ochtendgebed ook wordt gebruikt in de dienst op Grote Verzoendag: zij geldt dan als gezongen refrein tussen de zeer lange, ook op zangtoon gereciteerde ochtendgebeden. Hoe komt nu zulk een knipsel in de Fabeltjeskrant? Zomaar. De medewerker die „eventjes wat tekst pakte", heeft alleen maar gelet op bruikbaar materiaal. waar schijnlijk totaal niet gezien wat er werkelijk stond te lezen. Geen opzet, geen bedoeling, zo maar even een knipseltje om het krantje een geloofwaardig aanzien te geven voor de televi sie. 't Kwam toen ook net op de foto en daarom was het te le zen voor journalistenogen. En die keken van „hé....!" Want merkwaardig is het wél. Eindelijk is het dan zover: Pieter A. Scheens Lexicon Nederlandse Beelden de Kunstenaars ligt voor ons. Een turf van een boek is het ten slotte gewor den, waar men zich gretig op stort. Zoals inmiddels via velerlei publiciteit bekend mag worden verondersteld, be treft het hier een lexicon waarin men de namen en verdere personalia kan op slaan van beeldende kunstenaars (in de ruimste zin genomen, b.v. ook kunst- nijveraars en keramisten, hetzij beroeps kunstenaar of amateur) die tussen de jaren 17501950 hebben geleefd en gewerkt. Deze gegevens zijn door de heer Pieter A. Scheen bijeengebracht; op welke wijze, is dikwijls onvoorstelbaar. Scheen, die toch wel wat gewend was op dit gebied, immers in 1946 verscheen van zijn hand al „Honderd jaren Nederland se Schilder- en Tekenkunst 17501850". wist wel waar hij aan begon, maar be paald niet waar het eind lag. Bijna acht jaar van zijn leven heeft hij \jverig bijgestaan door zijn vrouw en kinderen gespeurd in oude archieven, geschre ven en gewreven met diverse kunste naarsgenootschappen in den lande, de burgelijke stand van talloze gemeenten ingeschakeld, kortom een waar mer a boire, waar de schrijver op een gegeven ogenblik in dreigde te „verdrinken". Zijn kunsthandel in Den Haag waar het dagelijks brood uit moest komen werd noodzakelijk verwaarloosd, Scheen's privé-vermogen moest worden aangesproken, enfin honderd op een hoop en te veel om hier op te noemen. Aan al deze inspanningen een „titanenarbeid" zegt de schrijver er zelf van heeft de in kunst geïnteresseerde een werk te danken dat hij hetzij bij zijn liefhebberij, hetzij bij zijn werk als kuns<handelaar, museumfunctionaris of wat maar ook, moeilijk zal kunnen mis sen. Niet minder dan vijftienduizend namen zijn erin vermeld en een kleine duizend fraai uitgevoerde fotografische repro- dukties verluchten op aangename en verhelderende wijze het geheeL En dan te bedenken dat dit nog maar het eerste deel is. In ieder geval kan worden ge zegd, dat men nu van A t/m L, wat betreft de beeldende kunst in eigen land, volledig is ingelicht. Natuurlijk kan men niet nalaten wat steekproefjes te nemen, maar het gaat ermee als met pinda's eten: men neemt zich voor één handje, maar weet van geen ophouden. Zo ook hier. Jc hebt een tiental namen in gedachte die je eens op de juistheid van het eigen geheugen of de, in de loop der jaren verzamelde gegevens, aan de waarheid wil toetsen, maar je komt niet tot een eind, je blijft bladeren en platen kijken, waardoor tevens mee aangegeven is, dat zelfs een dergelijk naslagwerk boeiende stof kan bevatten. Nu, voor zover wij konden nagaan, is Scheen's lexicon van een schier griezelige perfectie; zelfs met kleinzielig betuttelen zal men het niet verder brengen dan het vinden van een spel lingsfoutje in een naam bijvoorbeeld, maar voor de rest: feilloos! Mogelijk kan er omtrent de keuze van het platenmateriaal enig verschil in appreciatie bestaan. In dit werk zal men een onevenredige hoeveelheid werk ge reproduceerd vinden van een groot aantal kunstenaars die niet boven de middelmaat uitkomen. In die gevallen zag men de repro's liever vervangen door het werk van kunstenaars van meer formaat, al biedt Scheen's opvatting ook z'n voordelen. Immers de „groten" staan al in zoveel kunstboeken afgebeeld en nu krijgen ook de onbekenden hun kans. Dit zal wellicht ook de overweging zijn geweest van de samensteller. Dit boek, in elk geval, is dermate goed. dat men reikhalzend naar het tweede deel uitkijkt. Maar eer het zover is. zijn we wel een jaartje verder. G. K. stellen over de vaderlandse geschiedenis. Op verzoek van de uitgeverij Buijten en Schip- perheijn in Amsterdam bun delde hij deze opstellen tot het boek „Van Opstand tot Koninkrijk". In dit werk. dat ontstaan is in het boeiende grengebied van theologie en vaderlandse geschiedenis Bremmer zich tegen de opvattingen in de moderne geschiedschrijving. Hij heeft het aan de stok met P. Geyl, J. Romein en ook met L. J. Rogier en kiest bewust in zijn standpunt vóór de orangistische gereformeerde tra ditie. Hij schrijft: „Het ontstaan van de Noordnederlandse staat was beslist niet alleen het resultaat van de verovering van de grote steden in Holland en Zeeland door groepjes watergeuzen in het grote jaar 1572 Zij speelden er een rol in. onge twijfeld. Maar er was meer. Het was geen fascistische overweldiging van de Nederlanden door een stelletje rabauwen. Daarvoor was de gere formeerde religie reeds te zeer ver- worteld in het hart van on6 volk. In zijn verhaal van Opstand tot Koninkrijk haalt dr. Bremmer er eni ge grote figuren uit: Willem van Oranje, de Koning-Stadhouder en Gijsbert Karei van Hogendorp. En, dichter bij eigen tijd ook koningin Wilhelmina. Het tweede deel van het boek. bestaande uit „Discussies", is eveneens belangwekkend. Vooral het hoofdstuk over de vaderlandse geschiedenis op de lagere school bewijst hoe moeilijk de geschied beschouwing is. Bremmer bespreekt verder Oldenbarnevelt, Romein. Geyl en Huizlnga en het is opval lend hoe voorzichtig hij in zijn con clusies in dit deel ven het boek is. Wat dr. Bremmer schrijft, is prettig leesbaar. Zo maakt hij de ..droge stof" van geschiedbeschrij- ving bij de bron toegankelijk voor meer dan alleen geïnteresseerden. (194 biz., f 18.90) Niet zonder uit het oog te verliezen dat het over tien da gen Kerstfeest is, vraagt de KRO vanavond in het veelbe sproken tv-programma „Ris kante kerk" aandacht voor va riaties op de thema's gerechtig heid en vrede. Er wordt o.m. gesproken over kerkelijke hulp aan de ontwikkelingslanden en daarover vertelt bijv. een jonge -Amerikaanse zuster dié in een krottenwijk van Columbia werkt. Ook is er een gesprek met minister Klompé, in haar functie van lid van de na- ronciliaire commissie „Justitia et Pax" (Gerechtigheid en Vrede). „Een commissie die tot n" toe een wat verborgen even heeft geleid en daardoor", tegt de KRO, „de nieuwsgierig heid prikkelt". Al meermalen zijn op het filmfestival dat jaarlijks januari, als de mimosa blot wordt gehouden in Monte Cai inzendingen van het twet Duitse tv-programma ZDF grond van politieke tendeni geweigerd voor de jury-beoc deling. Dat verdriet de heren Mainz zeer en uit booSht daarover zullen zij aan het k mende (tiende) Monte Carl festijn niet meedoen. Voor de Monegaskische wedstrijd, geheel gericht op amusement, bestaat echter i overvloedige belangstelling, de inzendingen van ZDF n zullen worden gemist. Of M naco de boosheid van ZDF negéren, is echter een ande vraag. Er gebeur! vanavond van alles in de spektakelserie V'1 j noch duurvooral, nu Conny Stuart de cloivnerie van Wj perina de Jong en Sylvia de Leur nog komt versterken, dit trio in top was het voor Guus Vleugel geen kleinigl de broodnodige geestige teksten te schrijven, ivaarop het lal zich kan uitleven. Maar hij speelde het klaar en in aflevering gaat het om een reis naar Amerika voor Tho\ tegenwerking van Milly vanwege voorspellingen door de waarzegster (Conny Stuarten allemaal narigheden arme Martha die, op de foto, met Thomas op ziekenbi komt bij Milfy pn Frieda, die het nog niet zo slecht dr. C. Rijnsdorp Als ik een roman van Marnix Gijsen lees en ik denk hier met name aan De parel der diplomatie (1966) en zijn jongste boek De val van zqne excellentie minis ter Plas (Nijgh Van Dit- mar, 136 blz., 11, trek ik altijd onwillekeurig een vergelijking met de idealistische jonge dichter van de Lof-Litanie van Sint Franciscus van Assisi (1921) en van verzen als De Mislezer, Met mijn nicht in de tuin. Met mijn erfoom in de bankkluis en Mijn Va dertje. Ik geloof dat de uitersten hier elkaar raken. De enthousiaste en piëteitvolle jongeling Goris. gevormd aan het Antwerpse Jezuïetencollege, gaat werken In de uitgeverij, geschiede nis studeren, promoveren te Leu ven en te Seattle. Hij wordt hoog leraar, gemeente-eecretaria. direo teur van de Antwerpse culturele dienst Sinds 1941 bekleedt hij be langrijke functies In Amerika. -#• Marnix Gijsen Na Wereldoorlog II blijkt dat hij net het geloof van zijn opvoeding heeft gebroken en ontpopt hij zich als een vruchtbaar en veelgelezen romancier. Zijn grote kracht daar bij ligt. zoals Stuiveling terecht op merkt, „in de verbinding van de karakteristieke anecdote met de morele problematiek". Kortom: na het vurige, dichterlijk begin volgt een lange, eervolle loopbaan, die doctor Gorls als man van de wereld in staat stelt achter de coulissen te kijken. - kerkelijke en wereldlijke waardig heidsbekleders op hun gehalte als man en als mens te proeven, veel af te weten van cöterieên, finan ciële manipulaties, onbloedige sa menzweringen. omhooggevallen middelmatigheid, menu's en wijn- merken. ministeriële achillespezen en dergelijke zaken, zoals die voorkomen in de kringen van hen die ons regeren, en die ons in tijd van nood zo gretig op het hart binden hard te werken, sober te leven en ons rustig te houden. Laten we, nu we zijn jongste publicatie in handen hebben en moeten bespreken veel scepsis, op ironische wijze voorgedragen vooral niet vergeten dat zijn leugdpoëzie en zijn jeugdgeioof positief geladen waren. De jonge dichter van vandaag begint met maatschappijkritiek, en ik zou de leugdige maatschappijbestormers van heden (hemelbestormers bestaan er niet meer) niet graag te eten willen geven, die over tien jaar bedaarde en in het gareel lo pende geëmployeerden zullen zijn. BI) Gijsen zijn idealisme en ge loof echt geweest en ze hebben hem verhinderd voor eigen besef een geslaagd man te zijn gewor den. Geloof en idealisme leven bij hem voort als scepsis, d.w.z. als een beschouwende en beschouwe lijke houding, als een kritische afstand tussen milieu en diepste zelf. als een neiqing tot relative ring van werelds aanzien en we reldse glorie, en dit alles met zon der een min of meer bedekte zelf ironie. De beide hierboven genoem de boeken en men kan er De Vleespotten van Egypte van 1952 bijnemen zijn wettige afstamme lingen van Erasmus' Lof der Zot heid. Maar waar gaat het over, zuit u zeggen. Dat is gauw verteld. Plas is een man zonder cultuur, die rijk wil worden, daarin slaagt; in de politiek gaat, minister wordt maar het niet brengt tot minister-presi dent doordat hij op een ongelukkig ogenblik struikelt over zijn eigen gierigheid. Als ex-minister gaat hij in een kasteeltje aan de Loire wo nen en trouwt tenslotte met zijn voormalige secretaresse, Lisa Cor- tenberg. De satire gaat hier dus zover dat zij een gelukkig slot aandurft. Een Idealist kan iemand niet feller striemen dan hem te laten ondergaan in burgelijk wel behagen. Het proza van Gijsen is, bij alie spot, rijp en mild, een literair soort oude cognac. Het ademt cultuur, havanageur, levensverfijning, maar zelfs de berustende toon is kritisch. Het is jammc- dat ik on langs in Den He g hem niet in levenden lijve heb kunnen zien en horen. Natuurlijk staat ook zijn geves tigde reputatie bloot aan aanvallen van jongeren, zoals Hedwig Spa liers en anderen. Maar dat over leeft hij wel. Wat de Vlaamse, en ook de Nederlandse, |ongeren in de literatuur willen is immers iets totaal anders dan wat onze gene ratie wou. De vraag is zelfs of de jongeren überhaupt nog literatuur willen in de zin zoals wij dit verschijnsel in onze jeugd 'hebben leren kennen. Ik begrijp en billijk in het alge meen dat streven, maar ik vind het een teken van zwakheid als men de belangrijke figuren van de ou dere generatie niet in hun (toch altijd betrekkelijke) waarde kan la ten. Mag ik enkele diplomatieke en politieke wijsheden uit dit boek bij wijze van aforismen citeren? „Wie overwint dwingt eerbied af, de ver liezer is potsierlijk" (bl. 36). „Een politieke tegenstander aanvallen is kinderspel, elke lage slag Is toe gestaan" (39). „Er zijn geen bon der percent canailles in de we reld" (99). „Men zoent een kleveri ge baby wiens moeder stemge rechtigd is" 108). „Dus besloot de minister-president niets te doen. een besluit dat nooit een rege ringsman zwaar is gevallen" (110). „Mannen zijn zo eenvoudig als een dorsmachine, vrouwen zijn precieze instrumenten" (131). „De mensen zijn doorgaans veel liever dan men veronderstelt. Het valt wel eens mee" (135). De ironie In deze laatstgenoem de uitspraak is bijna Ironie in het kwadraatl Men moet dit ironische en satirieke proza kunnen proeven, als een verfijnd gerecht. Want in laatste instantie heeft men hier met een door en door esthetische persoonlijkheid te maken. Zelfs de ethiek van de geboren estheet is nu eenmaal esthetisch gekleurd. Dit betekent geen gebrek aan levensernst. Want wie goed luistert hoort achter deze politieke lof der zotheid de toon van ver borgen weemoed. Natuurlijk is Gijsen ten dieps.te nog dezelfde die als twintigjarige de heilige Franciscus een „banaan van zoete vergiffenis" noemde en die „trots en wenend" van zijn stervende vader afscheid nam. Zijn kerk heeft hem teleurgesteld; hij heeft gezien hoe baatzucht en ij- delheid de twee voornaamste drijf veren van veel politici uitmaken (66); hoeveel leidende figuren turele heidenen zijn. Dat hij ook zelfkennis heeft gedaan, blijkt uit de hele toon het boek. de terughouding, het; voel voor nuance (bi| de jongeren zoek), de gerijpte wijsheid die hij toont maar te» relativeert. We hebben hier een boek men moet kunnen nemen zoels is: gerijpt en gemat'od rlstisch. Tegen stoïcijnen en tici kan het geen Stand hot* maar het blijft een beroep doet onze waarheids- en werto heidszin. BIJLAGE VA* HET KWARTE1 De Rotterdammer Nieuwe Haagse Cou» Nieuwe Leidse Cou«' Dordts Dagblad

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1969 | | pagina 14