Op Fabeltjeskrant stuk
van Joods ochtendgebed
Sbfe* -
Nina volgt vader op als clow
DEZE
WEEK
i
Excellente spot met gevallen excellenties
Gezegd
Boeiend
opstand
overzicht van
tot koninkrijk
Dr. Klompé op
het vredespad
ZDF boos op
Monte Carlo
Vrolijk ziekenbezoek
door
ZATERDAG 13 DECEMBER 1969
Als meneer de Uil 's avonds zijn Fabeltjeskrant onder zijn vleugel
vandaan tovert, zien we een veegje van een foto, iets van een
dikke kop en een boel krantentekst eronder. Tja, lezen behoeven we
zelf niet te doen: de kleuters kunnen er toch niet mee terecht en
de groten hebben maar te luisteren, wat meneer de Uil voorleest.
Toch zou u wel eens willen weten, wat er staat.
EEN KALME week, een be
daarde week zou je zeggen, air
er n'le' toch altijd (meestal tra
gische) gebeurtenisten uitspro
gen die zo'n woord onmogelijk
maken in een nieuwsoverzicht.
Er zijn trouwens wel emoties,
in de Tweede Kamer bijvoor
beeld. Een fel debat tussen
KVP'er Maenen en oppositielei
der Den Uyl over de afkeurende
wijze waarop Maenen over de
interpellatie-Van Lier spreekt.
(Minister Roolvink belooft na
verwerping van de motie-Van
Lier ongeveer wat er gevraagd
Is: snelle verhoging van de
AOW). Een rel om Boer Nuijens,
die minister Klompé allerlei on
christelijks verwijt Senator Van
Rlel, die met Verolme de vloer
aanveegt. Van Hulst, die de
VPRO kwalijk neemt, sabotage in
het leger te bevorderen. Een vals
gerucht over minister De Block,
die door Schmelzer en De Jong
ophet nippertje van aftreden zou
zijn weerhouden.
De Tweede Kamer maakt het
mirrister Klompé niet gemakke
lijk, o.a. met de steun aan de
muziekscholen en het bejaarden
beleid. Aan de overkant van het
Binnenhof komen premier en se
naat pal tegenover elkaar te
staan op het punt van de loon
wet, ook nog een muis met een
staartje. Dubbeldam zal bij Dor
drecht worden gevoegd.
Verder in eigen land behalve
mist, sneeuw, vorst en gladheid
allee met mate - wettelijke
regeling zieken- en gewonden-
vervoer. protest van de (or een)
middengroep in de Rooms-Katho-
lieke kerk, een Hervormd syno
daal pleidooi voor samenwerking
met die kerk, het comman
deurskruis voor de scheidende
werkgeversvoorzitter Bosma, er
kenning van de gewetensbezwa
ren van dienstweigeraar Ron
Boot, Ajax - Naptli 0—1 zonder
Cruyff en Keizer, loting om de
Europabeker, die Feijenoord te
gen de Oostduitse kampioen
Vorwërts in het veld zal brengen.
Het leven is In november iets
goedkoper geworden en de
werkloosheid toegenomen. Het
treinkaartje wordt op kleine
afstand goedkoper, op grotere
afstand duurder, en er komen
uniforme rittenkaarten voor bus
en tram in vele steden.
Over de cao-grootmetaal zijn
de partijen het eens, maar mi
nister Wltteveen maakt zich ner
veus over de gevolgen van de
loonafspraken, waarin een stuk
prijsinflatiebestrijding it inge
bouwd, zoals dat tegenwoordig
fraai genoemd wordt. Vtiegen
over de oceaan wordt goedkope
en daarmee is een luchttarieven-
oorlog van de baan. Een 8 pet
lening van de Bank vor Neder
landse gemeenten mislukt. Het
Vrije Volk gaat zijn bedrijf op
Rotterdam concentreren.
Het buitenland: aandacht voor
Griekenland, op de wip van de
Raad van Europa met een vage
belofte dat het regime zich gaat
matigen. Veel leven om Biafra:
nieuwe berichten over een vre-
desgesprek, bereidheid van Ni
geria om Rode-Krulsvliegtuigen
overdag te laten vliegen, te
genspraak van de voedsellucht-
brug van Nederland en Engeland,
hardnekkig volhouden van de
Joint Church Aid ondanks beden
kingen van de Wereldraad.
Veel griep in Italië en Frank
rijk, een belofte van Nixon om
nog meer troepen uit Vietnam
terug te trekken, een nieuw kabi
net Meir in Israël en nog altijd
schermutselingen aan en over de
grenzen, het neerstorten van een
Griekce DC-6 bij Athene met ne
gentig doden, tevredenheid in
Duitsland over het gesprek
Bonn-Moskou en de zoveelste
staatsgreep In het Westafri-
kaanse Dahomey.
De toekomst van de mensheid
hangt af van de vraag of men in
staat zal zijn de wereld die
allang een eenheid is geworden
In technische zin ook in eco-
nomisch-politieke zin tot een
eenheid te maken. (Prof. dr. J.
Tinbergen).
Wanneer je echter een flink
formaat foto van meneer de Uil
plus krant in handen krijgt,
dan is het mogelijk tekst en
uiterlijk van de Fabeltjeskrant
goed te bestuderen. Dan zie je.
dat het woord Fabeltjeskrant
eens en voorgoed is gedrukt,
dat het vignetje „Dierenbossche
nieuwsbode" er met inkt naast
is getekend, dat de kop „Grote
bijeenkomst in praathuis" ook
met inkt is getekend en dat na
„bijeen" de letter k ruw is weg-
gekrabd omdat „komst" er niet
meer op kon.
Een vlotte schets van meneer
de Raaf en Lowieke de Vos
vormt de dagelijkse „foto"...
maar de verrassing komt pas.
als je de heel slordig op maat
geknipte en wat schots en
scheef opgeplakte tekst gaat le
zen.
Die slordigheid doet er niets
toe, dat is normaal: requisieten
die enkele ogenblikken zijn te
zien, behoeven niet fijn te wor
den afgewerkt. Wat nonchalan
ce komt de artisticiteit ten goe
de.
Maar nu die tekst. Hoe gaat
dat? „Knip eens even wat..." en
iemand op het atelier pakt het
eerste het beste wat fijngedruk-
te tekst bevat.
Voor deze Fabeltjeskrant was
dat „eerste 't beste": een Joods
gebedenboek, gevonden tussen
de talloze rommelige materia
len die een filmatelier nu een
maal bevat.
Wij lezen alzo: een stuk uit
het lange morgengebed voor de
maandag en de donderdag, als
de diensten in de synagoge lan
ger zijn dan op andere werkda
gen. Hier volgt het begin van
het gebruikte gedeelte, overge
nomen uit de klassieke verta
ling en daardoor in enkele
woorden afwijkend van de voor
dit doel verknipte fragmenten
„Onze Heer, onze God! ver
neem de stem van ons smeken,
wees het verbond onzer voorva
deren gedachtig en help ons om
Uws naams wil. Here onze God,
door
Phé Wijnbeek
r a
W-
In „Salto Mortale" ziet en hoort u van
avond meer van de circusgeschiedenis,
die zich achter de schermen van de
voorstellingen afspeelt. Als de tenten
zijn opgeslagen in Londen gaan Nina en
Vigo de stad bekijken. De vrolijke trip
heeft een tragisch einde: als ze thuis
komen blijkt Nina's vader te zijn over
leden.
Moedig en kordaat als zij is. besluit
Nina de plaats van haar vader als mu
zikale clown in te nemen. De voorstel
ling mag nergens onder lijden, zelfs niet
onder de dood.
Op de foto Nina als clown, samen met
haar partner Werner.
die Uw volk uit het land
Egypte, met een sterke hand.
gevoerd hebt, en daardoor Uwe
roem hebt verbreid, wij hebben
godslasterlijk en snood gehan
deld. Here, moge naar al Uw
gerechtigheid Uw grimmigheid
zich afwenden van Uw stad Je
ruzalem, Uw heilige berg. Want
door onze zonden en de onge
rechtigheden onzer voorouders
zijn Jeruzalem en Uw volk tot
smaad geworden voor allen
rondom ons heen. Nu dan, hoor
naar het gebed en het smeken
van Uw dienaar en laat Uw
Dr. R. H. Bremmer, predi
kant van de gereformeerde
kerk (vrijgemaakt) in Ensche
de, schreef in vrije uren op-
aangezichl lichten over Uw ver
woest heiligdom".
Dit is de eerste alinea van
het gebedsgedeelte, waarmee de
Fabeltjeskrant ook verder op
de voorpagina wordt gevuld.
Opmerkelijk is, dat juist deze
strofe van dit ochtendgebed
ook wordt gebruikt in de dienst
op Grote Verzoendag: zij geldt
dan als gezongen refrein tussen
de zeer lange, ook op zangtoon
gereciteerde ochtendgebeden.
Hoe komt nu zulk een
knipsel in de Fabeltjeskrant?
Zomaar. De medewerker die
„eventjes wat tekst pakte",
heeft alleen maar gelet op
bruikbaar materiaal. waar
schijnlijk totaal niet gezien wat
er werkelijk stond te lezen.
Geen opzet, geen bedoeling, zo
maar even een knipseltje om
het krantje een geloofwaardig
aanzien te geven voor de televi
sie.
't Kwam toen ook net op de
foto en daarom was het te le
zen voor journalistenogen. En
die keken van „hé....!"
Want merkwaardig is het
wél.
Eindelijk is het dan zover: Pieter A.
Scheens Lexicon Nederlandse Beelden
de Kunstenaars ligt voor ons. Een turf
van een boek is het ten slotte gewor
den, waar men zich gretig op stort.
Zoals inmiddels via velerlei publiciteit
bekend mag worden verondersteld, be
treft het hier een lexicon waarin men de
namen en verdere personalia kan op
slaan van beeldende kunstenaars (in de
ruimste zin genomen, b.v. ook kunst-
nijveraars en keramisten, hetzij beroeps
kunstenaar of amateur) die tussen de
jaren 17501950 hebben geleefd en
gewerkt.
Deze gegevens zijn door de heer Pieter
A. Scheen bijeengebracht; op welke
wijze, is dikwijls onvoorstelbaar. Scheen,
die toch wel wat gewend was op dit
gebied, immers in 1946 verscheen van
zijn hand al „Honderd jaren Nederland
se Schilder- en Tekenkunst 17501850".
wist wel waar hij aan begon, maar be
paald niet waar het eind lag. Bijna acht
jaar van zijn leven heeft hij \jverig
bijgestaan door zijn vrouw en kinderen
gespeurd in oude archieven, geschre
ven en gewreven met diverse kunste
naarsgenootschappen in den lande, de
burgelijke stand van talloze gemeenten
ingeschakeld, kortom een waar mer a
boire, waar de schrijver op een gegeven
ogenblik in dreigde te „verdrinken".
Zijn kunsthandel in Den Haag waar
het dagelijks brood uit moest komen
werd noodzakelijk verwaarloosd,
Scheen's privé-vermogen moest worden
aangesproken, enfin honderd op een
hoop en te veel om hier op te noemen.
Aan al deze inspanningen een
„titanenarbeid" zegt de schrijver er zelf
van heeft de in kunst geïnteresseerde
een werk te danken dat hij hetzij bij zijn
liefhebberij, hetzij bij zijn werk als
kuns<handelaar, museumfunctionaris of
wat maar ook, moeilijk zal kunnen mis
sen.
Niet minder dan vijftienduizend namen
zijn erin vermeld en een kleine duizend
fraai uitgevoerde fotografische repro-
dukties verluchten op aangename en
verhelderende wijze het geheeL En dan
te bedenken dat dit nog maar het eerste
deel is. In ieder geval kan worden ge
zegd, dat men nu van A t/m L, wat
betreft de beeldende kunst in eigen
land, volledig is ingelicht.
Natuurlijk kan men niet nalaten wat
steekproefjes te nemen, maar het gaat
ermee als met pinda's eten: men neemt
zich voor één handje, maar weet van
geen ophouden. Zo ook hier. Jc hebt een
tiental namen in gedachte die je eens
op de juistheid van het eigen geheugen
of de, in de loop der jaren verzamelde
gegevens, aan de waarheid wil toetsen,
maar je komt niet tot een eind, je blijft
bladeren en platen kijken, waardoor
tevens mee aangegeven is, dat zelfs een
dergelijk naslagwerk boeiende stof kan
bevatten.
Nu, voor zover wij konden nagaan,
is Scheen's lexicon van een schier
griezelige perfectie; zelfs met kleinzielig
betuttelen zal men het niet verder
brengen dan het vinden van een spel
lingsfoutje in een naam bijvoorbeeld,
maar voor de rest: feilloos!
Mogelijk kan er omtrent de keuze van
het platenmateriaal enig verschil in
appreciatie bestaan. In dit werk zal men
een onevenredige hoeveelheid werk ge
reproduceerd vinden van een groot
aantal kunstenaars die niet boven de
middelmaat uitkomen. In die gevallen
zag men de repro's liever vervangen
door het werk van kunstenaars van meer
formaat, al biedt Scheen's opvatting ook
z'n voordelen. Immers de „groten" staan
al in zoveel kunstboeken afgebeeld en
nu krijgen ook de onbekenden hun
kans. Dit zal wellicht ook de overweging
zijn geweest van de samensteller.
Dit boek, in elk geval, is dermate goed.
dat men reikhalzend naar het tweede
deel uitkijkt. Maar eer het zover is. zijn
we wel een jaartje verder.
G. K.
stellen over de vaderlandse
geschiedenis. Op verzoek van
de uitgeverij Buijten en Schip-
perheijn in Amsterdam bun
delde hij deze opstellen tot
het boek „Van Opstand tot
Koninkrijk".
In dit werk. dat ontstaan is in het
boeiende grengebied van theologie
en vaderlandse geschiedenis
Bremmer zich tegen de opvattingen
in de moderne geschiedschrijving.
Hij heeft het aan de stok met P. Geyl,
J. Romein en ook met L. J. Rogier en
kiest bewust in zijn standpunt vóór
de orangistische gereformeerde tra
ditie.
Hij schrijft: „Het ontstaan van de
Noordnederlandse staat was beslist
niet alleen het resultaat van de
verovering van de grote steden in
Holland en Zeeland door groepjes
watergeuzen in het grote jaar 1572
Zij speelden er een rol in. onge
twijfeld. Maar er was meer. Het was
geen fascistische overweldiging van
de Nederlanden door een stelletje
rabauwen. Daarvoor was de gere
formeerde religie reeds te zeer ver-
worteld in het hart van on6 volk.
In zijn verhaal van Opstand tot
Koninkrijk haalt dr. Bremmer er eni
ge grote figuren uit: Willem van
Oranje, de Koning-Stadhouder en
Gijsbert Karei van Hogendorp. En,
dichter bij eigen tijd ook koningin
Wilhelmina.
Het tweede deel van het boek.
bestaande uit „Discussies", is
eveneens belangwekkend. Vooral
het hoofdstuk over de vaderlandse
geschiedenis op de lagere school
bewijst hoe moeilijk de geschied
beschouwing is. Bremmer bespreekt
verder Oldenbarnevelt, Romein.
Geyl en Huizlnga en het is opval
lend hoe voorzichtig hij in zijn con
clusies in dit deel ven het boek is.
Wat dr. Bremmer schrijft, is
prettig leesbaar. Zo maakt hij de
..droge stof" van geschiedbeschrij-
ving bij de bron toegankelijk voor
meer dan alleen geïnteresseerden.
(194 biz., f 18.90)
Niet zonder uit het oog te
verliezen dat het over tien da
gen Kerstfeest is, vraagt de
KRO vanavond in het veelbe
sproken tv-programma „Ris
kante kerk" aandacht voor va
riaties op de thema's gerechtig
heid en vrede. Er wordt o.m.
gesproken over kerkelijke hulp
aan de ontwikkelingslanden en
daarover vertelt bijv. een jonge
-Amerikaanse zuster dié in een
krottenwijk van Columbia
werkt.
Ook is er een gesprek met
minister Klompé, in haar
functie van lid van de na-
ronciliaire commissie „Justitia
et Pax" (Gerechtigheid en
Vrede). „Een commissie die
tot n" toe een wat verborgen
even heeft geleid en daardoor",
tegt de KRO, „de nieuwsgierig
heid prikkelt".
Al meermalen zijn op het
filmfestival dat jaarlijks
januari, als de mimosa blot
wordt gehouden in Monte Cai
inzendingen van het twet
Duitse tv-programma ZDF
grond van politieke tendeni
geweigerd voor de jury-beoc
deling.
Dat verdriet de heren
Mainz zeer en uit booSht
daarover zullen zij aan het k
mende (tiende) Monte Carl
festijn niet meedoen.
Voor de Monegaskische
wedstrijd, geheel gericht op
amusement, bestaat echter i
overvloedige belangstelling,
de inzendingen van ZDF n
zullen worden gemist. Of M
naco de boosheid van ZDF
negéren, is echter een ande
vraag.
Er gebeur! vanavond van alles in de spektakelserie V'1 j
noch duurvooral, nu Conny Stuart de cloivnerie van Wj
perina de Jong en Sylvia de Leur nog komt versterken,
dit trio in top was het voor Guus Vleugel geen kleinigl
de broodnodige geestige teksten te schrijven, ivaarop het
lal zich kan uitleven. Maar hij speelde het klaar en in
aflevering gaat het om een reis naar Amerika voor Tho\
tegenwerking van Milly vanwege voorspellingen door
de waarzegster (Conny Stuarten allemaal narigheden
arme Martha die, op de foto, met Thomas op ziekenbi
komt bij Milfy pn Frieda, die het nog niet zo slecht
dr. C. Rijnsdorp
Als ik een roman van
Marnix Gijsen lees en ik
denk hier met name aan De
parel der diplomatie (1966)
en zijn jongste boek De val
van zqne excellentie minis
ter Plas (Nijgh Van Dit-
mar, 136 blz., 11,
trek ik altijd onwillekeurig
een vergelijking met de
idealistische jonge dichter
van de Lof-Litanie van
Sint Franciscus van Assisi
(1921) en van verzen als De
Mislezer, Met mijn nicht in
de tuin. Met mijn erfoom in
de bankkluis en Mijn Va
dertje. Ik geloof dat de
uitersten hier elkaar raken.
De enthousiaste en piëteitvolle
jongeling Goris. gevormd aan het
Antwerpse Jezuïetencollege, gaat
werken In de uitgeverij, geschiede
nis studeren, promoveren te Leu
ven en te Seattle. Hij wordt hoog
leraar, gemeente-eecretaria. direo
teur van de Antwerpse culturele
dienst Sinds 1941 bekleedt hij be
langrijke functies In Amerika.
-#• Marnix Gijsen
Na Wereldoorlog II blijkt dat hij
net het geloof van zijn opvoeding
heeft gebroken en ontpopt hij zich
als een vruchtbaar en veelgelezen
romancier. Zijn grote kracht daar
bij ligt. zoals Stuiveling terecht op
merkt, „in de verbinding van de
karakteristieke anecdote met de
morele problematiek".
Kortom: na het vurige, dichterlijk
begin volgt een lange, eervolle
loopbaan, die doctor Gorls als
man van de wereld in staat stelt
achter de coulissen te kijken. -
kerkelijke en wereldlijke waardig
heidsbekleders op hun gehalte als
man en als mens te proeven, veel
af te weten van cöterieên, finan
ciële manipulaties, onbloedige sa
menzweringen. omhooggevallen
middelmatigheid, menu's en wijn-
merken. ministeriële achillespezen
en dergelijke zaken, zoals die
voorkomen in de kringen van hen
die ons regeren, en die ons in tijd
van nood zo gretig op het hart
binden hard te werken, sober te
leven en ons rustig te houden.
Laten we, nu we zijn jongste
publicatie in handen hebben en
moeten bespreken veel scepsis,
op ironische wijze voorgedragen
vooral niet vergeten dat zijn
leugdpoëzie en zijn jeugdgeioof
positief geladen waren. De jonge
dichter van vandaag begint met
maatschappijkritiek, en ik zou de
leugdige maatschappijbestormers
van heden (hemelbestormers
bestaan er niet meer) niet graag te
eten willen geven, die over tien
jaar bedaarde en in het gareel lo
pende geëmployeerden zullen zijn.
BI) Gijsen zijn idealisme en ge
loof echt geweest en ze hebben
hem verhinderd voor eigen besef
een geslaagd man te zijn gewor
den. Geloof en idealisme leven bij
hem voort als scepsis, d.w.z. als
een beschouwende en beschouwe
lijke houding, als een kritische
afstand tussen milieu en diepste
zelf. als een neiqing tot relative
ring van werelds aanzien en we
reldse glorie, en dit alles met zon
der een min of meer bedekte zelf
ironie. De beide hierboven genoem
de boeken en men kan er De
Vleespotten van Egypte van 1952
bijnemen zijn wettige afstamme
lingen van Erasmus' Lof der Zot
heid.
Maar waar gaat het over, zuit u
zeggen. Dat is gauw verteld. Plas
is een man zonder cultuur, die rijk
wil worden, daarin slaagt; in de
politiek gaat, minister wordt maar
het niet brengt tot minister-presi
dent doordat hij op een ongelukkig
ogenblik struikelt over zijn eigen
gierigheid. Als ex-minister gaat hij
in een kasteeltje aan de Loire wo
nen en trouwt tenslotte met zijn
voormalige secretaresse, Lisa Cor-
tenberg. De satire gaat hier dus
zover dat zij een gelukkig slot
aandurft. Een Idealist kan iemand
niet feller striemen dan hem te
laten ondergaan in burgelijk wel
behagen.
Het proza van Gijsen is, bij alie
spot, rijp en mild, een literair soort
oude cognac. Het ademt cultuur,
havanageur, levensverfijning,
maar zelfs de berustende toon is
kritisch. Het is jammc- dat ik on
langs in Den He g hem niet in
levenden lijve heb kunnen zien en
horen.
Natuurlijk staat ook zijn geves
tigde reputatie bloot aan aanvallen
van jongeren, zoals Hedwig Spa
liers en anderen. Maar dat over
leeft hij wel. Wat de Vlaamse, en
ook de Nederlandse, |ongeren in
de literatuur willen is immers iets
totaal anders dan wat onze gene
ratie wou. De vraag is zelfs of de
jongeren überhaupt nog literatuur
willen in de zin zoals wij dit
verschijnsel in onze jeugd 'hebben
leren kennen.
Ik begrijp en billijk in het alge
meen dat streven, maar ik vind het
een teken van zwakheid als men
de belangrijke figuren van de ou
dere generatie niet in hun (toch
altijd betrekkelijke) waarde kan la
ten.
Mag ik enkele diplomatieke en
politieke wijsheden uit dit boek bij
wijze van aforismen citeren? „Wie
overwint dwingt eerbied af, de ver
liezer is potsierlijk" (bl. 36). „Een
politieke tegenstander aanvallen is
kinderspel, elke lage slag Is toe
gestaan" (39). „Er zijn geen bon
der percent canailles in de we
reld" (99). „Men zoent een kleveri
ge baby wiens moeder stemge
rechtigd is" 108). „Dus besloot de
minister-president niets te doen.
een besluit dat nooit een rege
ringsman zwaar is gevallen" (110).
„Mannen zijn zo eenvoudig als
een dorsmachine, vrouwen zijn
precieze instrumenten" (131). „De
mensen zijn doorgaans veel liever
dan men veronderstelt. Het valt
wel eens mee" (135).
De ironie In deze laatstgenoem
de uitspraak is bijna Ironie in het
kwadraatl Men moet dit ironische
en satirieke proza kunnen proeven,
als een verfijnd gerecht. Want in
laatste instantie heeft men hier
met een door en door esthetische
persoonlijkheid te maken. Zelfs de
ethiek van de geboren estheet is
nu eenmaal esthetisch gekleurd.
Dit betekent geen gebrek aan
levensernst. Want wie goed
luistert hoort achter deze politieke
lof der zotheid de toon van ver
borgen weemoed.
Natuurlijk is Gijsen ten dieps.te
nog dezelfde die als twintigjarige
de heilige Franciscus een „banaan
van zoete vergiffenis" noemde en
die „trots en wenend" van zijn
stervende vader afscheid nam. Zijn
kerk heeft hem teleurgesteld; hij
heeft gezien hoe baatzucht en ij-
delheid de twee voornaamste drijf
veren van veel politici uitmaken
(66); hoeveel leidende figuren
turele heidenen zijn.
Dat hij ook zelfkennis heeft
gedaan, blijkt uit de hele toon
het boek. de terughouding, het;
voel voor nuance (bi| de
jongeren zoek), de gerijpte
wijsheid die hij toont maar te»
relativeert.
We hebben hier een boek
men moet kunnen nemen zoels
is: gerijpt en gemat'od
rlstisch. Tegen stoïcijnen en
tici kan het geen Stand hot*
maar het blijft een beroep doet
onze waarheids- en werto
heidszin.
BIJLAGE VA*
HET KWARTE1
De Rotterdammer
Nieuwe Haagse Cou»
Nieuwe Leidse Cou«'
Dordts Dagblad