ONBEDRIEGLIJK BEELD
VAN SEMINARIELEVEN
MAN
in
Waar - bleven de Sauriërs
VORARLBERG
r>
Doodslijn
I
ZATERDA9 IS NOVEMBER
oor
G. Puchinger
Het boeiende boekje „150 Jaar Klein Seminarie
Aartsbisdom Utrecht, 18181968", geeft op uit
nemende wijze een indruk van de oude seminaria
en met name van het huidige „Apeldoorn". Dit
in 1818 in Culemborg opgerichte klein-seminarie,
werd in 1825 door koning Willem I gesloten (ten
bate van het Leuvens Philosophicum), maar onder
Niet minder dan 6632 leer-
ngen hebben in deze 150
tot deze schoolgemeen-
h chap behoord en er hun reli-
V» ituze en culturele levensvor-
ning ontvangen. In welke
'eest dat gebeurde vertelt
if gave gedenkboekje: men-
r gelijk en eerlijk, onverbloemd
a zonder hautainiteit.
Het boekje geeft zowel histo-
jjieche achtergronden (de Jezuïeten
»r. de rol van koning Willem I en
toning Willem II, als beschrijving
"ran de voornaamste leiders, mgr.
Vm Schaik en dr. van Koeverden,
m vooral persoonlijke herinnerln-
S*n en een goede schets van de
aatste vijftig Jaar.
Hoewel de oud-praeses mgr. A.
Ramselaar een boeiend artikel
schrijft over de meest befaamde
rseses van dit seminarie. Van
aik, wordt de prijs in dit boek-
uiteraard weggedragen door
rot. dr. F. van der Meer zelf, met
an artikel over en een tekening
an dr. Willem v. Koeverden, bij-
enaamd De Koe, die jarenlang
oësis en Hebreeuws doceerde.
Dit artikel, „De smid die moest
mmeren", bevat de korte impres-
ie van een meesterhand: wij ver-
lemen van welke ziele- en we-
Nttchapskracbten de studenten
mdaiwljs kregen. We worden in-
€wl|d in het bestaan van een
|ro<* karakter, van een geleerde
•n wkuurdrager. die door het
iramatotholleke Integrallame uit
dagen nooit hoogleraar mocht
worden, en daarom «Is we
tenschappelijke banneling voor een
Jongensklas van |eugdige semina
risten van onder de twintig moest
staan, laren achtereen, om daarna
als pastoor te Utrecht te eindigen.
Ook een protestant die uit eigen
kring het integralisme gekend
heeft, zegt hier: de wreedheden
zijn velel In dit artikel getuigt een
vurig kunstenaar met dankbare
pen ervan welk een zegen dit le
ven van „De Koe" voor de jonge
seminaristen op cultureel én reli
gieus gebied heeft betekend. Wie
artikelen als deze leest, ervaart
dat ook het métier van de histori
cus nobel en onmisbaar is, omdat
hij, om een formulering van Ger-
retson te gebruiken, bij het na
geslacht voor de veroordeelde in
appel gaat.
Een bijzonder fijne schets vormt
de bijdrage van de Stockholmse
zakenman Cor Bouchette, Herinne
ringen van een oudseminariet, die,
al werd hij nooit priester, geen
beter dankwoord aan zijn oude
school had kunnen schrijven dan
dit artikel, dat na vijftig jaar hij
De dode ogen waren nog niet dicht
of de ontvreemding was niet meer te keren.
Onzichtbaar werd hij van het bed gelicht.
De nabestaanden, die zich nog verweren,
bergen van hem wat hun het naaste ligt
en leggen 't ergens neer, waar 't moet verteren.
Een sterveling wordt niet verder ingelicht.
Wat wij niet weten zal de tijd niet leren
en wat wij weten geeft geen overwicht.
AI verder sterft hij weg waar geen bezweren
met taal, met tekens baat, waar Adam ligt
opnieuw in 't stof. Het Woord blijft wederkeren.
Gods machtig handgebaar, dat hem verplicht
tot zwijgend heengaan, zonder te proberen
weer thuis te komen vóór het Eindgericht.
Hij zoekt zichzelf. Hij moet zichzelf ontberen.
JAN RIJNSDORP (1923—1969)
Or. C. Rijnsdorp vond dit gedicht In
Je pepleren van zijn overleden zoon)
I Josef Bertsch verdeelt zichzelf dagelijks in
I drieën. Hij is eigenaar-directeur van een kleine.
gespecialiseerde machinefabriek in Bludenz.
l| eigenaar van enkele restaurants (ook één in
J aanbouw op de Paliidhöhe) en hij is consul voor
1 Nederland in Vorarlberg, het meest westelijk
1 Qelegen land van de negen Bundeslander die
tezamen Oostenrijk vormen. Hij is zogezegd
„onze man in Voralberg" en daar is hij trots op.
Vooral dat consulschap maakt de heer
Bertsch tot een belangrijk persoon in zijn
r omgeving. Men spreekt hem voortdurend aan
"iet „Doktor Konsul" ook als hij optreedt in
een van zijn andere hoedanigheden.
Het bezoekende gezelschap krijgt -nauwelijks
I v'jf minuten om zijn bedrijf te bezichtigen,
I vervolgens drie minuten voor enkele drankjes
I om daarna bijna letterlijk de bergen te worden
I WgesleurdWant daar ligt wél het belangrijkste
I Part van zijn leven.
Josef Bertsch houdt van Be bergen. Hij kent
van jongsaf leeft hij er tussen. Hij heeft er
I 'eten skiën en hij jaagt er, samen met Prins
I Bernhard, met wie hij bevriend is.
Josef Bertsch schept er een bijna Spartaans
Oenoegen in, zijn gasten naar de Paliidhöhe te
voeren. De rit is niet eenvoudig. Eerst van
Bludenz naar Brand met een VW-busje, ver
volgens overstappen in enkele auto's van het
bedrijf, waarvan er een de frictie verknoeit en
oe ander de uitlaat lek rijdt.
Als ook deze auto's niet hoger kunnen, komt
er een kleine krachtpatser. Op de open laadbak
staan drie oude autobanken. De paadjes zijn
teer smal. de keien er op zeer groot.
Josef Bertsch informeert voortdurend met
een grijnslach hoe zijn gasten het maken. Als
et een in een scherpe bocht afvalt, schatert hij.
O* man wordt prompt parachutist genoemd.
toelating en met medewerking van koning Willem
II in 1841 weer heropend. In 1906 vertrokken de
Jezuïeten uit de leiding en nam de aartsbisschop
van Utrecht het gezag over, die het in handen
legde van de beroemde praeses mgr. J. A. S. van
Schaik. In 1935 werd de gehele inrichting ver
plaatst naar Apeldoorn.
was op „Culemborg" In 1918
een onloochenbaar getuigenis is
van wat ook de seminariege
meenschap was en in het Teven
kan bli|ven betekenen.
Sommige fragmenten van zijn
artikel betrappen het leven op het
seminarie op heterdaad, juist daar
waar mensen grote beslissingen
nemen. Welk een moment als hij
vertelt hoe pastoraal Praeses van
Schaik de zieke jongen komt dui-
delifl< maken dat hij zijn roeping
moet prijsgeven:
„Tot ik toeer eens op het zie
kenzaaltje terecht kwam met
een gezwollen voetbalknie.
Daar hoorde ik een middag de
president aankomenslofschrij-
dend, een waardig slepend
schrijden, waar de hele kapel
elke morgen opnieuw gefasci
neerd naar luisterde. Ik wist
niet, dat hij door heimelijke le
zing van mijn vertwijfelde jon
gensverzen het meeste van mijn
toestand kende. Ik weet alleen,
dat hij me opensloeg als een
boek en in me las als geen
biechtvader ooit gedaan had.
Toen zei hij zakelijk>rDit
mag niet zo blijven, je moet een
besluit nemen". En toen ik
snikkend zei, dat ik dat niet
kon al was mijn geest niet
meer in Culemborg, ik zat met
alle vezels van het hart vast
aan het milieu toen vroeg
hij: „Mag ik voor je beslui
ten?" „Alstublieft, Praeses".
Hij had me toen terstond al
dat besluit kunnen meedelen
natuurlijk. Maar hij slofschreed
het ziekenzaaltje uit, kwam na
een paar uur terug, legde zijn
hand op mijn schouder en zei
vol mededogen: „Het is beter
dat je weggaat, mijn jongen. Je
zou een verkeerde levensstaat
kiezen en het zou je ongeluk
worden". Toen ben ik wegge
gaan. Met een gewond hart en
een nooit verstild heimwee,
maar ook met een altijddurende
dankbaarheid jegens Culem
borg". (pag. 31)
Regels als deze liegen niet. Ze
geven geheimen prijs van een
mensenleven, die tevens de bodem
van een gemeenschap peilen. De
Praeses verschijnt hier in al zijn
macht én menselijkheid, de jonge
seminarist in zijn onmacht en toe
wijding om de Heer te dienen. In
enkele regels wordt ons een blik
gegund in twee mensenzielen, en
we verstaan dat een samenleving
waarover na vijftig jaar zo
geschreven en gepubliceerd kan
worden, hoge waarden en hoge
normen had.
Elk artikel is het lezen en het
citeren waard. Menig dor histori
cus kan een voorbeeld nemen aan
deze bewogen, toegewijde vertel
lers, en menig kwaadsprekend par
tijganger onder de historici kan
van dit boekje mildheid en even
wicht lerenl
Opvallend Is trouwens overal In
dit gedenkboekje de gezonde com
binatie van de rechtvaardiqe en
warme waardering van de positie
ve elementen van het verleden met
de vaste wil om vooruit te zien.
Het laatste artikel spreekt twi|fel
over het celibaat uit, en eindigt
met niet minder dan: „De jaren
zestig zijn nog vrij recent, toch
horen zij absoluut tot het verle
den". (pag. 60)
Daarnaast deelt Van der Meer
een enkele felle slag uit aan de
hardlopers In de rijen der progres
sieven wat een leder begrijpen
zal die deze vurige ziel kent en
waardeert als hij schrijft: „Dat
Dr. Willem van Koeverden In 1922 te Culemborg onder de hebreeuw
se les getekend door de toenmalige seminarist F. van der Meer.
wij. zestigjarigen, de huidige vle
gels onmiddellijk herkennen als
kinderen van de duisternis (en van
de wansmaak), dat danken wl| aan
de vrome, godvrezende en van de
heilige Schrift bezetene Koe",
(pag. 26)
Wij hebben echter wel te beden
ken dat hier een kort protest
wordt geuit tegen afbraak van
waarden die door de eeuwen heen
voor de Rooms-Katholieke Kerk
zeer essentieel zijn en waarlijk
niet alleen voor deze kerkl
vooral voor de llturgiel
Over het geheel genomen treft
echter de harmonie, het gebrek
aan frustratie-uitingen als rancune,
veni|n en satire over datgene wet
men niet heeft kunnen verwerken,
en men kan el-van verzekerd zijn
dat wellicht In geen opvoeding
meer onverwerkte elementen kun
nen nawerken dan in de seminarie-
opleiding. Nergens echter blijkt
een hoogmoedig zich verheffen
over vroegere levensfasen door de
scribenten.
Het Is de moeite waard dat ook
protestanten dit boekje eens lezen.
Eenvoudig omdat wi| niet met el
kaar kunnen praten over heden en
toekomst, zonder ook eikaars ver
leden van binnen uit te kervnen. En
luist omdat dit geschrift eigenlijk
voor intern gebruik geschreven Is,
voor lezers voor wie men immer6
niets kan verbergen (ze hebben
het els seminarieleerlingen alle
maal meegemaakt) luist daarom is
dit zo'n onbedrieglijk geschrift
voor protestanten.
Met het oog op de oplei
dingsdiscussies kon dit boekje wel
eens een ongezochte maar nuttige
oecumenische functie gaan vervul
len voor wie weten wil hoe het nu
in de seminaria „eigentllch ge-
wesen 1st". Dat men er ook binnen
rooms-katholleke kring niet meer
naar „terug" zal gaan, neem Ik grif
aan, maar wellicht is daarom luist
nu eerst de tijd aangebroken om
tot een rechtvaardige beoordeling
te komen ook vanuit een evange
lische, pastorale visie.
Ik hoop dat men het een pro
testant niet kwalijk zal nemen als
hij bij een seminarlejubileum een
concrete, zij het late, werf#
uitspreekt. Het is deze: dat de
uitgeverij Het Spectrum (Utrecht)
genegen zij het boekje Praese#
van Schaik van prof. dr. F. v.d.
Meer eens te herdrukken en nu
liefst In de oude gedaante voor
een ieder ter beschikking te etel-
len. Ik ben er van overtuigd dat
ook vele protestanten, wanneer ze
eenmaal weten wat hier geboden
wordt, dit stuk Nederlandse litera
tuur modern en klassiek van
stijl in enen! zullen willen bezit
ten.
Het Is een jeugdwerk van Van
der Meer, In 1929 geschreven, en
zowaar tot 1943 In de la bewaard,
daarna verkrijgbaar ge9teld, maar
slechts in clericale kring.
Beide werkjes verplaatsen one
In een wereld die verdween, maar
die ons door onze problemen van
daag hevig zal blijven bezighoi»-
den, en naar mate wl| de eenheid
van alle Christenen méér eerieue
nemen, ons intenser zal blijvaM
boeien.
Lang, zeer lang geleden moet zich een van de grootste
mysteries hebben voltrokken. In betrekkelijk korte tijd
stierven vrijwel alle reptielen uit die gedurende vele
eeuwen het land, de zee en de lucht hadden beheerst.
Van deze enorme diergroep konden zich slechts enkele
leden handhaven: de schildpadden, de krokodillen en de
hagedissen. Het raadselachtige van de verdwijning is
dat de reptielen toch uitermate goed waren aangepast
aan hun milieu en groot en krachtig waren, maar deson
danks van de aardbodem zijn weggevoogd.
j
'l Na een moeizame tocht met een vierwielig, oersterk voertuigje over paden die nauwelijks
Ie voet zijn te begaan, maant Josef Bertsch zijn gasten op 1600 meter hoogte vooral nog even
i I» genieten van het zicht op de bergen rond de Paliidhöhe. Het kan elk ogenblik helemaal
donker zijn en dan is het nog altijd vroeg genoeg om in Berghof Melkboden van een drankje
i I® genieten.
De „chauffeur", die zeer bedreven is in dit
soort ritjes, blijkt vice-burgemeester Beek te
zijn.
Als iedereen deels met het voertuig, deels
lopend, tenslotte boven is, vraagt de consul of
er soms iemand bang is geweest
Hij deelt vervolgens mee dat ook prins
Bernhard op dergelijke wijze naar boven wordt
gebracht en dat de Nederlandse ambassadeur in
Oostenrijk bij zijn bezoek aan zijn consul
hetzelfde lot zal ondergaan. Steeds is vice-
burgemeester Beek de chauffeur. Het is een
soort specialiteit van Josef Bertsch.
Achter een glas met iets sterks om de kou
en alvast de angst voor de rit in het donker
naar beneden te verdrijven, vertelt hij met
enige terughoudendheid over zijn vriendschap
met prins Bernhard.
Hij prijst de wildstand op het Loo waar hij
heeft gejaagd en zegt desgevraagd gek te zijn
op Holland.
En passant vertelt hij dat een taxi-chauffeur
bij het Centraal Station in Amsterdam hem
weigerde te vervoeren toen hij van het Loo
terugkwam. Hij iaas in zijn jagerstenue nogal
wild uitgedost. De chauffeur dacht met een
..damslaper" van doen te hebben. Toen de heer
Bertsch zei naar het Hilton-hotel te willen
worden vervoerd, was de chauffeur een en al
bereidwilligheid geworden.
De heer Bertsch vergeet bijna over zijn
fabriek te praten. Hij somt vlug de landen op
waar zijn drukketels staan.
Mochten Nederlandse toeristen in Yorarlberg
in moeilijkheden raken, dan zullen ze bij Josef
Bertsch kunnen rekenen op gastvrijheid en veel
begrip. Het is niet moeilijk hem te vinden.
Gewoon vragen naar „Doktor Konsul".
AAD BEGEMANN
Consul dr. Josef Bertsch leeft
van ketels en bergen, van tech
niek en natuur.
De Paliidhöhe is het jachtter
rein van de heer Bertsch die
er ook ieder jaar zijn vriend prins
Bernhard naar toe brengt. De heer
Bertsch bouwt er nu een groot zelf
bedieningsrestaurant ten behoeve
van de wintersporters.
Er zijn vele theorieën op
gezet die een verklaring
willen geven voor dit ver
schijnsel. Er is aangevoerd
dat het klimaat kan zijn
veranderd. Gedurende het
Mesozoïcum heerste er op
aarde een warm klimaat,
met weinig verschil tussen
de seizoenen. Daarop volg
de een tijd van grote ver
andering: bergvorming, het
ontstaan van zeeën, enz. Dit
had tot gevolg dat de zee
stromen anders gingen
lopen en de windstelsels
draaiden. Er kwam meer
onderscheid tussen de kli
maten. Onderzoekers ach
ten de kans niet uitgesloten
dat de landreptielen hier
van het slachtoffer werden.
Een andere groep theoretici
meent dat de ontwikkeling van
het plantenleven verantwoorde
lijk is voor het uitsterven van
de reptielen. In het krijt-tijd-
perk begonnen de bloemplanten
het land te veroveren en de
plantenwereld van de vorige pe
riode te verdringen. De plan ten-
etende sauriërs zouden zich
niet snel genoeg hebben kun
nen aanpassen aan het verande
rende voedsel. Dit had ook ge
volgen voor de vleesetende rep
tielen die zo een tekort aan
buit kregen.
Het nadeel van deze theo
rieën is, dat zij niet door exacte
bewijzen zijn te ondersteunen
en dat zal ook in de toekomst
wel niet mogelijk blijken.
Onlangs heeft echter de Duit
se hoogleraar prof. dr. H. K.
Ert)en, directeur van het insti
tuut voor paleontologie van de
universiteit in Bonn. een
theorie ontwikkeld die dit be
zwaar niet zou hebben. De Duit
se paleontoloog is uitgegaan
van vondsten die in de Proven
ce waren gedaan. Daar zijn
eieren ontdekt van sauriërs. De
schalen vertoonden een verdik-
Skelw van een Stvracoeaurue uit het
Boven-KrIJt van Nooro-Amerlka, thane In
het American mueeum of natural history
te New York. Behalve een neushoorn had
dit dier een nekpantser, uitlopend In ean
reeks hoorns. Foto boven: reconstructie
van de Tyrannosaurus (rechts) In een
ontmoeting met een zwaargewapende Tri
ce ratopa.
king aan de wand die zo
meende men het gevolg wa
ren van groeistoornissen. De
eerste onderzoekers die hier
mee geconfronteerd werden, na
men aan dat klimaatschomme
lingen tijdens de groei de oor
zaak waren.
Prof. Erben dacht er anders
over. Hij bracht het verschijn
sel in verband met een fe
nomeen dat bij vogels bekend
staat als „de repeterende bouw
van een al volledige schaal-
wand". Bij de vogels komen
eieren met twee of drie schalen
tot stand doordat deze vanwege
het gebrek aan een bepaald hor
moon niet gelegd kunnen wor
den. maar worden teruggetrans-
porteerd naar de eileider,
waarna dan weer een nieuwe
schaal wand wordt bijgevoegd.
Aangezien de vorming van
eieren zowel bij vogels als bij
reptielen met elkaar overeen
stemt en ook de eileiders van
beide diergroepen nagenoeg ge
lijk gebouwd zijn, gelooft prof.
Erben dat ook dezelfde ziekelij
ke afwijkingen kunnen voorko
men die een dodelijke afloop
van het embryo tot gevolg
hebben. Deze schaalwandver-
groeiinen worden bij bijna allo
reptielsoorten uit de Provence
gevonden. Een teken dat deze
afwijking algemeen verbreid is
geweest
Het lijkt niet uitgesloten dat
het funeste tekort aan bepaalde
hormonen het gevolg "is geweest
van mutatie van de erfelijke
aanleg onder invloed van kosmi
sche straling.
Prehistorische reptielen wor
den wel eens beschouwd als
een mislukte fase in de ontwik
keling van het leven. Er wordt
echter wel eens vergeten dat zij
gedurende talloze millioenen ja
ren de onbetwiste heersers wa
ren van het aardoppervlak. De
ze periode is volgens geleerden
op zijn minst honderd keer zo
lang als het gehele bestaan van
de mensheid. Daarom kunnen
de Sauriërs eerder worden be
schouwd als de meest succesvol
le gewervelde dieren die tot nu
toe hebben geleefd.
PAUL van LANGSTRAAt