Brekers en bruggenbouwers Dank zij piepert snel hulp voor patiënten Ik huiver als ik denk aan de straf voor de rijkaard Corrie Blei: boeken met dubbele bodem dialoog Heeft Kerk toekomst? W. Tsjegolev schreef boek In grootmoeders tijd was het niet zo best ZATERDAG 8 NOVEMBER 198» „Ik vertelde vaak. Dat vind ik zelf erg fijn. Je xoordt er nogal eens toegebracht vanuit de pastorie op Paos- en Kerstfeesten. Vertellen doe ik liever Jan voorlezen. Je beleeft de sfeer helemaal mee Toen dat bij herhaling gebeurde zei iemand: je moei het eens opschrijven. Dat zou ik niet kunnen, dat sou ik niet durven, was mijn eerste reactie. Toen acht jaar geleden mijn dochtertje geboren werd, was ik 's avonds in ;o'n grote pastorie veel al leen. Er lag die winter een dik pak sneeuw. Toen ik de deur opende zag ik sporen van honde- en poezepoten. Ik kon ze het hele huis rondom volgen. Daarmee was mijn fantasie geprik keld. Alsof ik kinderen om mij heen had, vertelde ik op papier. m. Dat werd het eerste boekje: „Twee kleine zwervers", uitge geven bij Callenbach. De Vlaar- dingse Corry Blei-Strijbos, blonde, gevoelige, jonge vrouw met vriendelijke ogen achter brilleglazen, vertelt behoed zaam hoe zij er toe kwam kin derboeken te schrijven. Haar man, de dominee, vindt het leuk. „Wat maakt dat een indruk, als je eerste boek voor je ligt! t Is een grappige en fijne ge waarwording. Dat voel je steeds weer, ook bij het tiende pro- dukt. Wel blijft er iedere keer de schroom bij het insturen dat je je werk terugkrijgt. In 1912 deed ik mee aan een prijsvraag voor kerstverhalen van de Nederlandse Zondags schoolvereniging. Als reactie daarop kreeg ik het verzoek vaste medewerkster te worden voor de Bijbelse vertellingen. Dat doe ik nog steeds. Op die manier ben ik gericht bezig, vanuit de bijbel en de exegese tot een vormgeving te komen om de boodschap door te geven aan kinderen, 't Is een maand blad voor zondagsschoolmede werkers. Voor iedere zondag vinden ze er een verhaal in." Heeft zij het moeilijk met die exegese bij de huidige norm verschuiving. ook in de theolo gie? „Er is een hele discussie aan de gang over de interpretatie van de bijbelse boodschap. Als je van letter tot letter, van woord tot woord, wilt bekijken of dit of al dan niet helemaal klopt, dan is dat een andere waarheid dan waarvan wij ge tuigen dat die zeker is. We moeten niet vergeten dat de bijbelschrijvers vanuit hun ge loofsbeleving en vanuit hun tijd op hun manier van God wilden getuigen. Wij doen dat ook weer in onze eigen woorden. De vorm is immers niet waardevast, heeft geen eeuwig heidswaarde. Die zal steeds veranderen en verschuiven. Het gaat om het heil! Ik streef niet naar een „boodschap" in die zin. Het boek Ester staat ook in de bijbel, maar het woord God komt er niet in voor. Toch gaat er een getuigenis van uit. Ik heb er boekjes bij waarin de naam van God niet voor komt, maar die vanuit een overtuiging geschreven zijn. Boekjes met een „dubbele bo dem". waarin ik Gods naam wel kan maar niet wil gebrui ken, omdat wij schrijvers ook een ijdel gebruik van Gods naam kunnen maken. Misschien moeten wij meer leren van het respect dat de Jood voor het gebruik van de naam van God heeft. Er mag toch ook wel iets van die schroom zijn." Vindt ze de rust om te schrij ven? Ze lacht fijntjes: „Mijn agenda is vol. Mijn tijd wordt gevuld met de vaste medewer king aan Kind en Zondag. Ook ben ik landelijk vice-presidente van de Hervormde Vrouwen Groepen (23.000 leden). Daar zit veel waardevol werk in: vor mingswerk, training enzovoort. Ik maak ook de vergaderingen mee van het Nederlands Vrou wen Comité. Er is regelmatig contact tussen alle christelijke vrouwenorganisaties. Wij zijn nu vooral gericht op de abortus provocatus. Ik ver wacht veel van de Algemene Kerkvergadering die de Her vormde kerk start, als een grote gemeente-avond waar de leden zich met elkaar kunnen bezin nen. Er is veel kritiek, terecht en niet terecht. Het is een op dracht als gemeentelid je ge dachten en leefwijze toe te dra gen naar het goede adres, zodat je de zaak (bijvoorbeeld de abortus) kunt bekijken van alle kanten." De onderwerpen die Corry Blei aansnijdt in haar kinder boekjes gaan vooral om de pro blematiek van de eenzaamheid. Bijvoorbeeld: „Oude Toon en zijn vriendje" en „Riet is zo alleen". Mevrouw Blei: „Op een dag belde een armoedig, sjou- werig kind aan. Het vroeg of ik iets te slijpen had. Op de ach tergrond stond de scharesliep met daarvoor een zwarte auto. Een kind, dat je in deze tijd haast niet meer ziet, helemaal verkleumd op mijn stoep! Dat kind werd „Riet", de enige die contact had met het scha- reslieperspaard, dat op een dag weg moest omdat er een auto kwam. Het trof mij dat tijdens feest dagen pasjes werden uitgereikt om de Berlijnse muur te passe ren. Stel je voor dat je alles gericht hebt op dat pasje en je wordt ziek! Daaromheen heb ik een verhaal geweven. Het kerstverhaal voltrekt zich aan beide kanten van de muur, zo als het zich ook voltrekt aan beide kanten van de muurtjes die wijzelf plegen te bouwen. Er zit iets in van het destruc tieve en het constructieve. Dat heeft de mens in zich af te bre ken en bruggenbouwer te zijn. Ik ben geboeid en vind het heel bijzonder dat de mens als beeld van de schepper de keuze heeft tussen bouwen of breken. Ik hoop dat ik het schrijven nog wat kan blijven doen. Schrijven voor het kind is een riskante zaak. Ann Rutgers van der Loeff vind ik geweldig in het boek Mens of wolf. Door alle oorlogsdreiging heen gaan moeder en zoon op stap. Als ze gaan slapen en vanwege hun gezwollen voeten hun schoenen, die ze pas van het Rode Kruis kregen, uittrekken wordt ook dit laatste wat ze hebben gesto len. Het jongetje tiert De moe der zeg echter: Wie weet wie er nu op je schoenen loopt! La ten we proberen méns te zijn en geen wolf. Dat is de boodschap helemaal." Hoe vindt de gemeente het, dat „mevrouw-van-de-dominee" kinderboeken schrijft? „Ik zie ze wel eens liggen bij gemeen teleden, die boekjes. Dat is dan leuk. Wat ze er van vinden, be reikt mijn oren niet." ,,Even mijn piepert meene men" zei de directrice en ze stopte een soort etuitje zo groot als een sigarettendoosje in haar handtas. Terwijl zij de bezoekster trots de volauto matische keuken van haar zie kenhuis toonde, gangen en trappen doorliep, zalen en zelfs de tuin toonde, was ze via een druk op de knop be reikbaar. Ze hoefde niet op lichtjes te letten of anderen uit haar werk te halen om haar op te sporen, de kleine ontvanger zou haar waarschuwen met een kleine, niet hinderlijke fluittoon. Zij wijdde zich rustig aan het gesprek, en hoefde er niet op te letten of ze ergens een bel hoorde. Dat bete kende rust, efficiency en een snel le onderlinge communicatie, dank zij het moderne oproepsysteem. In meer dan driekwart van de Nederlandse ziekenhuizen Is dit oproepsysteem in gebruik. Geen storende toeters of luidsprekers (de hese stem die bij langdurig winkelen in een warenhuis zo kan irriteren) maar de „piepert". Zusters dragen hem met een clip in haar schortzak. Het ontvangertje hoort bij haar werk zoals haar schort. Heren dragen het in het borstzakje van hun colbert- costuum. Het ontvangertje heeft als stroombron twee miniatuuraccu's die oplaadbaar zijn. Het bedie ningstoestel bevindt zich bij telefo niste of receptioniste. Het is een eenvoudig apparaat met druk- toetsen waarmee men zelf de code van een fluittoontje kan bepalen. Na twee piepen bijvoorbeeld: tele fonisch contact opnemen, na drie toontjes, luisteren naar een mede deling. Als het werk gedaan is plaatst de ontvanger zijn „piepert" in een opbergrek. Daar worden de accu's automatisch op spanning gehou den. Hier kan men ook direkt zien wie af- of aanwezig is. Soms is het systeem gekoppeld aan een huistelefooninstallatie. De opge- roepene kan dan vanaf elk tele foontoestel door het kiezen van het kengetal van de centrale, een zogenaamd meidnummer, rechtstreeks spreken met degene die hem of haar heeft opgeroepen. De efficiency waarmee onze zie kenhuizen werken, zou men ook toewensen aan vele zakenlieden. Hoe lang moet men vaak niet op telefoonverbindingen wachten, zelfs bij grote concerns? De tele foniste kan het vaak niet helpen, maar intussen worden kostbare tijd en telefoonlijnen verspild en telefoonrekeningen lopen onnodig op. Voor bejaardencentra en ver pleeginrichting is het systeem een uitkomst. De twee verschillende groepen van bewoners, zij die hulp vragen en zij die hulp geven, komen desgewenst onmiddellijk met elkaar in contact. De „hulpvragers" groeien in een snel tempo, de „hulp gevers" helaas niet. De met subsidie gebouwde bejaardencentra dienen nu zelfs voorzien te zijn van een electrisch alarmsysteem en van een aansluiting op een radio distri butiesysteem. In kamer en toilet van de oudere mens bevindt zich een rode op- roepknop met een „geruststel lamp je". Dit lampje gaat branden wan neer er op de knop is gedrukt. BIJ het bed komt een stopkontakt voor 9en belsnoer. Wanneer de bejaar de de verzorgster nodig heeft komt deze na een druk op de knop. In de gang gaat bij de ka merdeur een rode lamp branden, zonodig ook bij trappenhuis of lift. De verzorgster wordt op deze ma nier naar de In nood verkerende patiënt geleid. Naast de deur in de kamer zit een uitschakeltoets. Door deze even in te drukken schakelt de verzorgster alle signalen uit. Dat kan alleen gebeuren vanuit de ka mer waarin is opgeroepen. Zij moét erheen, want haar „piepert" waarschuwt. Vaak is een tehuis in groepen verdeeld. Voor elke groep kamers wordt één verzorgster aan- qewezen. 's Nachts of in de vrije tijd van de zuster kunnen de oproepen bij de wacht terecht komen. Zo kan de directrice een dienstrooster instellen en de taken verdelen. Dankzij de techniek is de „bewaking" van bejaarden vei lig gesteld en wordt onnodig ge loop voorkomen. J. de V. Omdat haar.jeugd vóór de tweede wereldoorlog was eh iri die tijd het woord „ontwikkelings hulp" haar vreemd was, verheugde MEVROUW A. A.-O. te A. zich over het nieuwe onderwerp voor dialoog: „Ik dacht er veel over te kunnen lezen. He laas: maar drie inzendsters met aan 't eind uw vraag: leeft dit onderwerp niet? Dit zou dan één.van de konsekwenties kunnen zijn van het harde woord van Kain: „Ben ik mijn broe ders hoeder?" Wat zou het een grote steun voor het werk in de ontwikke lingslanden zijn als er vanuit de kerk meer op onze plicht dienaangaande gewezen werd! Is het bij dienstplichtige jon gens wel genoeg bekend dat zij in plaats van hun militaire dienst ook kunnen werken in ontwikkelingslanden voor zo ver zij een geschikte opleiding gevolgd hebben?" Als kind vond mevrouw De J. te V. de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus altijd prachtig. „Ik koos partij voor Lazarus, wie niet trou wens? Intussen zijn wij in het Westen ongemerkt en misschien ook wel ongewild hoewel we allemaal wer ken aan onze welvaartsverbe tering en dito vastheid naar de figuur van de rijke man gemanoeuvreerd. En ik huiver als ik de gelijkenis weer bekijk door mijn kinder ogen: net goed, de straf voor die rijkaard!" Het hele Nederlandse volk was toch bereid te geven en dat zijn toch niet enkel maar kerkmensen steeds wanneer er grote acties ge voerd werden? vraagt me vrouw F. E. - H. te R. Waar om zien kerkmensen ons toch zo zwart? Velen van ons héb ben ondanks het feit dat wij om persoonlijke redenen niet gebonden wensen te zijn aan een bepaalde kerk, toch het volle geloof in God, in Christus, behouden. Mensen die zelfs deze steun in 't leven missen moeten hoeven toch niet per se egoïstisch te leven? We kunnen niet generalise ren. De ene mens voelt de nood die er in de wereld is, de ander niet. U geeft zelf het bewijs dat kerkmensen ook zeer vooruitstrevend, zeer ver draagzaam kunnen zijn. Al kom ik nogal eens scherp uit de hoek, u plaatst wat ik schrijf. Voor Christine, met wie ik nog altijd een goed contact heb, zijn alle mensen van God. Dat is wel even anders dan de opvatting van me vrouw R. O. L. te R. Laten we elkander aanvaarden als schepsel van God, wat we ook denken. Daarom lees ik ook een christelijke krant!" Zo'n vijftien jaar, geleden was het in de mode om op kerkelijke verenigingen de vraag op te werpen: heeft de Jood nog toekomst? (Alsof God zelf niet borg stond voor Zijn volk.) Intussen mogen we onszelf afvragen: heeft de Kerk nog toekomst? Wiens schuld is het eigenlijk dat de Kerk steeds minder mensen aanspreekt? Wat verwacht u zelf van de Kerk, wat geeft u aan de Kerk, wat is voor u „de gemeenschap der heiligen" die we belijden? We vragen maar weer. Draagt u uw gedachten toe aan deze „dialoog". Worden ze geplaatst, dan zenden wij u per omgaand een pakje naar keuze: Verrassing, Dokter zegt 1 of 2, dan wel Tlp-parade. Klimt u meteen in de pen. De meeste brieven komen meestal na de eerste plaatsing en moeten soms sterk bekort worden, omdat er gewoekerd wordt met ruimte. Zo doel Han Wielick in de Kramerpocket 58 onder de titel Grootmoeders Tijd (162 blz. ƒ7.90, uitg. W. van Hoeve Den Haag) een boekje open over de vorige eeuw. Arbeiders aten aardappels in azijn, en kinde ren werkten dertien uur per dag voor tien cent per week. De huisvesting in Amsterdamse kelders, Drentse en Friese hut ten, was erbarmelijk. Econo misch en sociaal gezien waren de jaren rond het midden van de 19e tot het begin van de Correspondentie aan de heer A. L Ivens, Frankenslag 69, Den Haag. Oud-wereldkampioen W. Tsjego- lev heeft de voetstappen van Koe- perman en anderen gedrukt en zich gezet tot het schri|ven van een boek. Zijn eersteling omspant een lange tijd en is dan ook geti teld „Van nieuweling tot wereld kampioen" Aangezien hij stopt In het iaar 1960 is dat mogelijk een aanwijzing dat er meer zal volgen Het qebodene is zeer de moeite waard. Wat Tsjegolev doet, doet 20ste eeuw dc slechtste in onze moderne geschiedenis. Han Wielick put uit authen tieke bronnen en komt met oude foto's en gravures. Jonge ren zullen het met verholen ver bazing lezen en ouderen knik ken: ja ja, zo was het. Han Wielick geeft de geschiedenis ht| goed en met injet van zijn petiole persoonlijkheid. Zijn leerza me boek van 119 pagina's bevat naaat korte fragmenten vele partij en met duidelijke analyses. Niet alleen van hemzelf doch ook van alle corypheeën. De Russische tekst maakt het voor de meesten van ons niet mo gelijk van zijn inzichten en persoonlijke opvattingen kennis te nemen. Eigenlijk moesten derge lijke boatavt onaf worden vertaald. Voor de liefhebbers is hot grootste probleem daarin gelegen, det het boek hier niet in de handel Is. Men zal er door ruiling aan moeten zien te komen, tenzij de auteur een partij naar Nederland weet te zen den. Aon zijn boek ontlenen v* enige fragmenten tor illustratie: (1) Zwart: 3. 4. 6/9. 11/19 CHARLES DICKENS DE LOTGEVALLEN VAK NICOLAAS NICKLEBY 21 'Hoe gaat het, Squeertje?' vroeg de dame, met een schorre «em op schertsende toon. - 'Heel goed, mijn schat!' antwoordde Squeers. 'Hoe maken de koeien het?' - 'Allerbest,' antwoordde de dame. - 'En de var kens?' vroeg Squeers. - 'Alle zo goed als bij je vertrek.' - 'Wel, dat is een geluk!' zei Squeers, en trok zijn jas uit. 'En de jongens, hoe is het daar mee?' - 'Heel goed,' antwoordde mevrouw Squeers grommig. 'Die kleine Pitcher heeft koorts.' - 'Wat?' riep Squeers uit: 'Die duivelse jongen heeft ookaltijd wat.'-'Erisnognooit zo'n jongen geweest, geloof ik,'zei mevrouw Squeers. 'En wat hij krijgt, is dan nog altijd aanstekelijk. Ik zeg, het is koppigheid, en dat zal ik mij nooit uit het hoofd laten praten. Ik zou er die wel uitransclen, als je mij maar liet begaan. Dat is de nieuwe assb- -tent. schat!' - 'Zo!' antwoordde mevrouw Squeers. terwijl zij Nicolaa* toeknikte, en hem koeltjes van top tot teen bekeek. - 'Hij zal vanavond met ons eten,' zei Squeers, 'en morgen bij de jongens. Je kunt voor van nacht hier wel een kermisbed gereedmaken, nietwaar?' - 'We zullen zien,' antwoordde de dame. 'Het zal er bij u niet op aankomen hoe slaapt, hoop ik?' - 'Och nee,' antwoordde Nicolaas, 'dat is mij onver schillig.' - 'Dat is goed,' zei mevrouw Squeers. En daar de geestigheid van die dame hoofdzakelijk in haar replieken lag, lachte mijnheer Squeers hartelijk, en scheen te verwachten dat Nicolaas hetzelfde zou doen. Na dit gesprek bracht een jong dienstmeisje een Yorkshïrese koek en een stuk koud vlees, en toen dit op tafel geplaatst was, verscheen Smike met een kruik bier. Squeers leegde de zakken van zijn jas van dc brieven aan verschillende schooljongens die hij ontvangen had en van andere kleine documenten, die hij had meegebracht. Smike staarde angstig naar deze papieren, alsof hij de flauwe hoop had gekoesterd, dat daar iets voor hem bij zou zijn. Deze blik was zeer smartelijk, en sneed Nicolaas door de ziel, want daarin lag het verhaal van een lange en treurige geschiedenis. Hierdoor werd hij genoopt de knaap oplettend aan te zien en werd bij getroffen door het zonderlinge mengsel van kledingstukken waarin deze gestoken was. Ofschoon hij ten minste achttien of negentien jaar moest wezen, en zelfs vrij groot voor die leeftijd was, droeg hij een bloesje en broek, die gewoonlijk aan kleine kinderen worden gegeven, en die, of schoon aan de mouwen en pijpen veel te kort, toch voor zijn magere lichaam wijd genoeg waren. Opdat hel onderste gedeelte van zijn benen met deze zonderlinge kledij een goed geheel zou vormen had hij een paar te grote laarzen aan, die oorspronkelijk kaplaarzen waren geweest, waar schijnlijk voorheen door een heer gedragen, maar nu voor een bedelaar wat al te veel gelapt en gescheurd waren. Hoelang hij daar was geweest mocht de hemel wéten, maar hij scheen nog hetzelfde linnengoed te dragen,dal hij bij zijn aankomst had meegebracht, want om zijn hals had hij een gescheurde kinderkraag, die door een grove halsdoek half be dekt werd. Hij liep mank en terwijl hij de schijn aannam, alsof hij iet* op de tafel recht zette, keek hij met zo'n scherpe en zo'n hopeloze blik naar de brieven, dat Nicolaas het nauwelijks kon uithouden. 'Wat doe je daar, Smike?' zei mevrouw Squeers. 'Laat alles staan waar het staat, hoor jel' - 'Is er...?* - 'Wat?' zei Squeers. - 'Hebt u - heeft iemand - niets gehoord - van mij?' - 'Geen drommel!' antwoordde Squeers wrevelig. De jongen wendde zijn ogen af, en ging, dc hand voor het gezicht, naar de deur. 'Geen enkel woord!' vervolgde Squeers, 'en ér zal ook wel nooit ïcls te horen zijn. Het is een mooi geval datje nu al zoveel jaren hier bent en «r na de eerste zes geen geld meer betaald en er geen bericht gekomen is, en het ook niet mogelijk was, de minste inlichting te krijgen, wie je toebe hoort!' De knaap legde de hand op het voorhoofd, alsof hij een poging deed om zich iets te herinneren. Toen keek hij met zijn lege blik naar de school meester en hinkte eindelijk weg. Dit Zwitserse dameshorloge is een mooie illustratie van de nieuwe mode in uurwerken. De kleine ronde wijzerplaat past in een lange recht hoekige kast en wordt omkranst met een rij baquette-saffleren in klauw- zetting. De geelgouden armband lijkt een verlengsel van de wijzerplaat. „Uithongering bedreigde de arbeiders. Zij vormden één zieke onvolgroeide bevol kingsgroep waarop tbc, cholera en andere ziekten aanslag op aanslag pleegden. Hoe slecht hun levensomstandigheden waren bleek uit de keuringscijfers van de lotelingen voor de dienstplicht in 1863. Ruim 25 procent was kleiner dan 1.60 meter en ruim vijftig procent haalde de 1.70 niet. De gemiddelde levensduur voor deze groep tussen 1850 en 1859 was voor mannen 33 jaar, voor vrouwen bijna 36 jaar." in een notcdop weer en wijst op dc mensen met visie, die baan maakten voor de nieuwe tijd: Jan Ligthart, Aletta Ja cobs, koningin Emma. Jacob van Lennep, die we .hier van een heel andere kant leren ken nen dan uit zijn breedsprake- rige boeken. 29. Wit: 25, 26. 28. 31. 32. 35. 36. 38/45, 47 48. Spelgang: 18—22; 39—33?; 16—211; 33x24; 19x30; 28x10; 30—34; 40x29; 9—14; 10x9; 13x33; 38x29; 22—27; 31x32; 17x46; 26x17; 11x22. (2) Zwart: 3 5. 0. 9. 11. 12. 13. 15. 18. 19. 23. 24. 26. Wit 22. 27. 31 32 34 35 36 37 38. 41. 44, 45, 46, 48 914?; 34—291; 24 x 42; 32—28; 23x21; 45—40; 18x27; 31x22; 42x31; 36x20; 15x24; 23—18. (3) Zwart: 1. 2. 4. 7. It, 13. 14, 16, 19. 24. 25. Wit: 23. 27. 28. 31. 35. 38, 39 40, 41. 45. 48 4—9; 41—37?. 14^-201; 23x3; 13—181; 3x26. 7—12; 26x30; 25x41.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1969 | | pagina 17