Ereveld voor 52.000 doden
Overschakelen op
andere structuur
Waterloo niet
alleen einde
van Napoleon
perspectief
door Huib Goudriaan
KERK IN
ZATERDAG 11 OKTOBER 1969
Waterloo isliet voorbeeld van een echte tragedie,
mdat in dit individueel noodlot het noodlot van Europa
\epaald was en het fantastische vuurwerk van het ver-
ihijnsel Napoleon prachtig als een raket nog eenmaal op-
'hiet in alle hemelen, eer het in een trillende val voor
uitdooft."
(Stefan Zweig in zjjn „Noodlotsuren der mensheid'')
jitijd i
„La terre paraissait orgueïlleuse de porter tant de braves''
De aarde scheen trots zoveel moedigen te dragen.
(Napoleon over Waterloo in zijn dictee's op Sint-Helena)
Een aanval van de Schotse
dragonders op de Franse linies. De
infanterie kon in die tijd alleen maar
weerstand bieden aan een cava-
lerie-charge door na te hebben ge
vuurd in een carree met opgesto
ken bajonet af te wachten. Wel
lington steunde te Waterloo sterk
op de Schotse brigades, die van
geen wijken wisten.
Trompetgeschal. Een zachte vrouwenstem zegt: „Nooit tevoren stierven zcveel helden met
veel moed de heldendood." Einde van de toelichting uit een automaat. Ik sta op de 40 meter
|e heuvel, opgeworpen in 1826 omdat de Prins van Oranje op deze plaats werd gewond. Achter
op een voetstuk, de Leeuw van Waterloo, die werd gegoten uit de op Napoleon veroverde
lonnen. Voor me golven de groene heuvels van het slagveld nog steeds zoals het toen
s, De enige geluiden: het trompetgeschal en de vrouwenstem. Voor vijf franc kunnen toe
ten een bandje laten draaien met de wel wat pathetisch voorgedragen gebeurtenissen
18 juni 1815.
an de voet van de heuvel
in twee bioscopen. De aan-
diging zegt: „Laat niet na
nieuwe film van de Slag bij
erloo bij te wonen. Hier
u in 25 minuten de bloe-
ite slag aller tijden",
bevinden zich een wassen-
denmuseum met figuren uit
Napoleontische tijd en een
lelvonmig gebouw met een
orama van de slag. Maar
zjjn er café- restaurants en
ienirwinkels borstbeeld-
van de keizer, tinnen sol-
jes, namaak-wapens,
herige prentbriefkaarten
im alle mogelijke eigen-
'hmogelijke voorwerpen
veldslag, die 52.000 man-
it leven kostte, toeristisch
e builen.
is voldoende interesse,
ral dit jaar, nu het twee
ren geleden is dat Napoleon
iparte werd geboren. Toch
et Waterloo van 1969 niet
een winstgevend be
is ook een stuk grond
historici, strategen en toe-
n de sporen aantreffen van
strijd, die ook na twee we-
Dorlogen nog indruk maakt
het fanatisme waarmee
ibeide zijden werd gevoch-
slag werd gekenmerkt
een voortdurende afwisse-
van vrees en hoop, een
drama, dat voor Napo-
evenals voor zijn te-
tan ders Wellington en
her tot het laatst toe alle
en op overwinning of ne-
iag inhield.
aterloo heeft mede daar-
de verbeelding van litera-
gevoed. Walter Scott,
dhal, Victor Hugo en Ste-
Zweig schilderden, ieder
weer anders maar boeiend, de
slag.
Voor zijn roman „Les Mise
rables" (De Ellendigen) had
Victor Hugo een hoofdstuk no
dig over 18 juni 1815. Hij be
zocht het slagveld en noemde
het „la morne plaine" de
doodse vlakte, waar aldus Hu-
go, „geen Frans graf is; voor
Frankrijk is gans de vlakte één
grafstede".
Deze doodse vlakte 1waar
geen beenderen meer, nog wel
De keizer in 1813, toen hij voortdurend moest terugtrekken.
voortdurend kogeltjes in de
grond worden gevonden heb
jk een dag doorkruist. Op zoek
naar „Waterloo".
Even een stukje voorgeschie
denis. Het dansende, intrigeren
de, leuterende en dinerende
congres van Wenen werd 5
maart 1815 opgeschrikt door het
bericht dat Napoleon Elba was
ontvlucht. Hij was 1 maart in
-Zuid-Frankrijk geland. „De
adelaar zal van toren tot toren
vliegen tot aan de Notre-Da-
me", had de keizer voorspeld.
Zo gebeurde het.
Napoleon, nog maar 46
jaar oud maar ondermijnd
door twijfel, moet snel
een overwinning behalen.
Aan de Boven-Rijn nadert een
Oostenrijks leger, in Duitsland
een Russisch en in België staan
Pruisen, Engelsen en Nederlan
ders gereed.
Voordat deze legers zich kun
nen verenigen, wil de door het
congres vogelvrij verklaarde, ze
afzonderlijk verslaan. Daarom
haast hij zich met 125.000
Fransen van de oude
maarschalken doen alleen Ney,
Grouchy en Soult nog mee
naar België. Op de 15de juni
trekt hij de grens over naar
Charleroi.
De 16de verslaat Napoleon de
Pruisen bij Ligny. Maarschalk
Ney werpt zich op de Prins van
Oranje en zijn Nederlanders,
die Quatre-Bras bezet houden.
Gewaarschuwd door een koe
rier was de prins van een feest
in Brussel in de nacht van 15
op 16 juni spoorslags naar het
bedreigde punt gereden (het
beheerste de dwarsweg, die de
Fransen in handen wilden heb
ben, om te voorkomen dat
Pruisen en Britten zich zouden
verenigen).
Inmiddels is maarschalk
Grouchy al met 30.000 man
door Napoleon achter de vluch
tende Pruisen aan gestuurd ook
al om te voorkomen dat zij zich
met Wellington verenigen.
De „ijzeren hertog", Welling
tons erenaam, trekt zich voor
zichtig als altijd terug voor de
verdediging van Brussel.
Er waren in die dagen geen
radioverbindingen, alleen koe
riers te paard. Pas in de nacht
van 17 op 18 juni krijgt de her
tog bericht van de Pruisische
maarschalk Blücher, die zich
herstelt van de klap, dat hij
hem de volgende dag hulp kan
sturen. Door deze historische
brief kan Wellington besluiten
de 18de slag te leveren.
Dagen tevoren had het al ge
regend, maar die nacht stortre
gent het. Een detail, dat een
grote rol speelt.
Victor Hugo schreef later:
„Napoleon moest de slag bij
Waterloo te laat beginnen, om
dat hij zijn kanonnen door de
drassige grond nauwelijks kon
verplaatsen. Hierdoor had Blü
cher gelegenheid op tijd te ko
men. Als het die nacht niet had
geregend, zou het met Europa
heel anders zijn gegaan. Een
paar druppels water meer of
minder hebben de val van Na
poleon veroorzaakt."
Zich nog niet bewust van wat
die regen allemaal zal uitrich
ten, verlaat Napoleon om een
uur 's nachts de hoeve „Le
Caillou" aan de weg Charle-
roi-Waterloo-Brussel. Hij zal
hier overnachten en ontbijten.
Maar eerst verkent hij in de
stromende regen de voorposten
van Wellington.
Hij ziet op de hoogvlakte van
Mont Saint-Jean de Engelse bi
vakvuren oplichten. Napoleon
-)(- Napoleons kamer in de hoeve „Le Caillou"
concludeert dat zijn vijanden
daar de Franse aanval zullen
afwachten.
Als het om vier ophoudt te
regenen beveelt hij dat de troe
pen om negen uur slagvaardig
moeten staan. Daarna gaat hij
slapen tot zeven uur.
Wellington, eveneens 46 jaar,
gehard, vol zelfbeheersing, cor
rect, altijd een gentleman zo
als tijdgenoten zeggen pro
beert die nacht te slapen in de
hoeve van Mont Saint-Jean.
Ook aan de straatweg Charle-
roi-Brussel, maar in het cen
trum van het dorp Waterloo.
Te middernacht heeft hij nog
geen oog gesloten. Hij legt zich
gekleed te bed; met het eerste
morgengloren, om half vier,
staat hij op en trekt andere
kleren aan. Hij draait een witte
das viermaal rond zijn nek en
bevestigt op zijn steek vier ko
karden met de kleuren van En
geland, Portugal, Spanje en
Holland.
De dag breekt aan. Bij de
hoeve Le Caillou stijgt Napole
on om negen uur te paard. Hij
is vol vertrouwen. „Mijne he
ren", zegt hij tegen zijn officie
ren, „komende nacht slapen we
allen in Brussel." En als een
flauw zonnetje doorbreekt: „De
zon van Austerlitz" (daar be
haalde hij zijn grootste over
winning).
De slag bij Waterloo behoeft
niet te worden beschreven. Een
reeks van historici heeft dat al
gedaan. De slag, die om half
twaalf begon, was een der bloe
digste uit de geschiedenis. Ne
gen uur achtereen duurden de
bajonet- en cavalerie-aanvallen,
die gepaard gingen met heftig
artillerievuur.
Toch speelde alles zich op een
beperkte ruimte af. Typerend
hiervoor is, het dagboek van
een inwoner van Waterloo. Hij
schrijft over die zondag, 18 juni
1815: „De hele morgen passeren
formaties soldaten. Tegen tien
uur komt er een onheilspel
lende stilte.
Om elf uur horen we wat ka
nonvuur. Mont-Saint Jean is
bedekt met rook. We horen ook
geweervuur, maar de rook is er
de oorzaak van dat we de strij
denden niet zien. Na het middag
maal verlaten veel inwoners
hun huis, of staan achter het
raam om de slag beter te kun
nen zien."
Enkele dramatische hoogte
punten.
Maarschalk Grouchy, die nog
steeds achter de Pruisen aanzit,
ontbijt die morgen in de tuin
van de notaris van het dorp
Walham. Terwijl hij zich te
goed doet aan aardbeien, komt
de overste van zijn staf hem
IJ DE BEHANDELING van het rapport „Kerk in Perspectief" heeft
dr. G. Dekker, socioloog verbonden aan het gereformeerd
Evangelisatiecentrum te Baarn, tijdens de generale synode van
de Gereformeerde Kerken geantwoord op die vragen, die de
ssentie van het rapport raken. Op ons verzoek belicht dr. Dekker in dit
irtikel nader de besproken vragen.
In het rapport wordt geconstateerd
dat er een kortsluiting is tussen de
kerk en de rest van de samenleving.
Die uitspraak is gebaseerd op het feit
dol de ki»rk, blijkens allerlei gegevens,
minder contact heeft met hen, die in
tensief aan de samenleving en de sa-
menlevingsontwlkkeling deelnemen dan
e met hen, die dat In geringere mate
doen (minder contact met mannen dan
ei met vrouwen, minder met stedelingen
ei dan met plattelanders enz.),
gi Is dit nu echter een kwestie van de
structuren van de kerk, van de wijze
vaarop de kerk is ingericht? Of is het
o, dat de meer moderne mensen, die
intensiever aan de moderne samenle-
I 'ing deelnemen, eerder vervreemden
de doeleinden van de kerk en ook
(an het geloof? I,n het laatste geval zou
ir 'erandering van de structuren van de
,0 erk iets waar dit hele rapport zich
QV och op richt weinig of niets beteke
nen.
Laten we nu eens aannemen dat het
aatste inderdaad het geval is. Dat dus
neer moderne mensen door de ontwik-
eli-ng van de samenleving eerder of
lemakkelijker van het geloof vervreem-
len dan anderen, beseffen we dan wel
'at we daarmee zeggen? Dan zeggen
v "e daar eigenlijk mee dat moderne
K' nensen minder in staat zijn om te gelo
dan andere mensen. Dan stellen we
lus sociale grenzen aan de mogelijk-
ieid van geloven of zo men wil aan het
c verk van de Heilige Geest,
Niet veel mensen zullen dit zo, op
k leze ongenuanceerde wijze willen be-
"eren. Wat is er dan wèl aan de hand?
4
Het valt immers niet te ontdekken dat
er tussen de te onderscheiden groepe
ringen in onze samenleving verschillen
zijn voor wat betreft de binding aan
kerk &n geloof.
Als dit niet aan het geloof als zoda
nig kan liggen, dan moeten we de oor
zaak wel zoeken in de wijze waarop wij
en dat wil in dit geval zeggen de
kerken het geloof „verwoorden",
waarop wij het evangelie vertolken. Wij
menen dat er in dit opzicht Inderdaad
/an eenzijdigheden gesproken kan wor
den, waardoor de „geloofsverwoording"
aepaalde groepen in de samenleving
meer zegt dan andere groepen.
Over dit verschijnsel zou veel te zeg
gen zijn, maar waar het ons hier nu om
gaat is dat het bestaan van deze een
zijdigheden verband houdt met de
structuur van de kerk, dat het samen
hangt met de wijze waarop we kerk
zijn. We willen dat aan de hand van
twee voorbeelden laten zien.
De Gereformeerde Kerken (maar zij
niet alleen!) doen in hun gehele kerke
lijke leven een sterk beroep op verstan
delijke vermogens en verbale uitdruk
kingsmogelijkheden. In de vormen van
het kerkelijk leven heeft dat overal z'n
weerslag gevonden: in de kerke-
raadsvergaderlngen, in de inrichting van
de kerkdienst enz. Daardoor is het be
grijpelijk dat de grote groep van arbei
ders In de kerk, die over het algemeen
met deze uitdrukkingswijze meer moeite
hebben, in de kerkelijke colleges sterk
ondervertegenwoordigd Is.
In de kerkeraden bezetten ze slechts
tien tot twintig procent van de plaatsen
en op de generale synode zijn In het
geheel geen arbeiders aanwezig, terwijl
toch dertig tot veertig procent van de
leden van de Gereformeerde Kerken
arbeider isl Het gevolg hiervan is dat
alle uitingen van de kerk, ook de „ver
woording" van het geloof, eenzijdig
wordt, zodat het ons niet hoeft te ver
bazen dat de band tussen de arbei
derswereld en de kerk zwakker is dan
die tussen b.v. de wereld van de mid
denstander en de kerk.
Het tweede voorbeeld betreft het feit
dat de kerkelijke structuur nog sterk
gebaseerd èn gericht is op het woonge
bied van de mensen. Daardoor wordt
ze, op gelijke wijze als zojuist weerge
geven, ook inhoudelijk van minder be
lang voor hen voor wie het woongebied
naar verhouding van weinig betekenis
is. En dat zijn nu juist de mensen, die
meer met de moderne samenleving te
maken hebben!
De structuren zijn dus van belang
voor het gehele optreden van de kerk,
ook voor wat zij verkondigt. Daarom is
herstructurering zo nodig en belangrijk.
Een belangrijke stelling In het rapport
„Kerk in perspectief" is ook dat de
kerk kerk moet zijn; dat wil zeggen
haar bedoelingen moet verwezenlijken
in een bepaalde situatie en dat daarom
de structuren van de kerk aan de eisen
van de situatie moeten beantwoorden.
Maar betekent dit nu dat de structuur
van de kerk van plaats tot plaats en
van tijd tot tijd verschillend kan of zelfs
moet zijn?
Waarschijnlijk mogen we zeggen dat
als het goed is de structuur van
Dr. G. Dekker
de kerk naar plaats en tijd verschillend
zal zijn. Waarom? Omdat de kerk ge
vormd wordt door kerkleden en omdat
een structuur geen grootheid is tegeno
ver de leden. Bij het spreken over
structuur hebben we het immers over
de vormgeving van het kerkelijk leven,
dit wil zeggen over de vorm die een
aantal in een bepaalde situatie aanwezi
ge leden aan hun kerkelijk leven geven.
Als we nu aannemen dat de leden in
verschillende plaatsen en verschillende
tijden verschillend zijn (en dat mogen
we in onze gedifferentieerde samenle
ving zeker doen), dan mogen we ook
stellen dat de vormen van hun kerkelijk
leven als vanzelfsprekend verschillend
zullen zijn.
Het wordt zelfs bedenkelijk als dat
niet zo is. We krijgen dan de situatie
dat mensen moeten leven In een struc
tuur waarin ze zich niet thuis voelen en
waarin ze zichzelf niet kunnen of mo
gen zijn. We moeten vrezen dat dit met
de kerk op het ogenblik veelvuldig het
geval Is. In dit licht moeten we het
verschijnsel zien dat er ondanks al
het bovenstaande weliswaar heel
wat „moderne" mensen lid van de kerk
zijn, maar dat zij in de kerk niet mo
dern zijn; dat de kerk een aparte we
reld voor hen is, waarin zij zich anders
gedragen dan daarbuiten. Is het toeval
lig dat zich in de werelden van bijvoor
beeld de medici en technici toch
zeker moderne werelden! veel
mensen bevinden die in de kerk „funda
mentalistisch" zijn?
Op 't ogenblik is de structuur van de
kerkelijke gemeente niet aangepast aan
de situatie ter plaatse en .aan de tijd.
Dat komt onder meer, omdat eenmaal
ontstane structuren in de kerk gekano-
niseerd, sacraal gemaakt worden, zodat
ze zich niet meer bij de snel wijzigende
situatie kunnen aanpassen. Maar voor
het werkelijk kerk-zijn is het scheppen
van naar plaats en tijd verschillende
structuren noodzakelijk.
Betekent dit nu dat de kerk zich vol
ledig aan de samenleving moet aanpas
sen? Moet zij zich juist ook niet kri
tisch opstellen ten opzichte van de sa
menleving?
Natuurlijk moet zij dat laatste doen
en In „Kerk in perspectief" wordt dit
ook duidelijk gezegd. Maar men moet
niet elke aanpassing van de vormgeving
aan de situatie van de leden gelijkstel
len met een zich kritiekloos uitleveren
aan de samenleving! Men kan het nog
sterker zeggen: herstructurering heeft
geen ander doel dan dat de kerk weer
werkelijk kerk kan zijn en dat betekent
dus kritisch ten opzichte van de samen
leving kan zijn.
Misschien is dit te verduidelijken met
de termen kleine aanpassing en grote
aanpassing. Met kleine aanpassing be
doelen we dat men zich in de vorm
waarin men met elkaar omgaat, in de
wijze waarop men een activiteit orga
niseert e.d. aan de in een bepaalde
situatie aanwezige levenswijze en stand
van zaken aanpast. Met grote aanpas
sing bedoelen we dat men kritiekloos
de gehele ontwikkeling van de samenle
ving, ook inhoudelijk, volgt. Wat we nu
veelal zien is dat we ons in het kleine
bewust niet aanpassen en daarmee
denken een eiqen kerkelijk leven te
leiden terwijl we ons onbewust In
het grote wel aanpassen.
Een voorbeeld: we kunnen een heel
eigen salarisregellng voor predikanten
en andere kerkelijke functionarissen
opstellen, met de prettige gedachte dat
we een eigen kerkelijke! regeling
hebben gemaakt, maar we kunnen daar
bij zonder dat we ons daarvan bewust
zijn de hele ongelijke inkomensverde
ling van de samenleving in de kerk
hebben overgenomen.
De bedoeling van de in het rapport
voorgestelde herstructurering is nu juist
de kleine aanpassing te bewerkstelligen
met het doel de grote aanpassing te
voorkomen. De zin van het rapport is
juist om de kerk die gestalte te geven,
die het haar mogelijk moet maken haar
ongetwijfeld kritische functie binnen de
samenleving (weer) te vervullen.
vertellen kanonvuur in westf
lijke richting te horen.
Zijn generaals smeken her
de marsroute te veranderen: d.
slag was volgens de plaatselij kt
bevolking bij Mont-Saint Jear
begonnen. Grouchy weigert
zich beroepend op het beve!
van de keizer dat hij Blücher
moet achtervolgen.
Stefan Zweig schrijft: „Kon
Grouchy nu ongehoorzaam zijn
aan het bevel, dan was Frank
rijk gered. Maar nee, de beslis
sende seconde. Wellington heefl
overwonnen."
Wat was immers het geval?
Als het front van Wellington in
de namiddag wankelt, hadden
de troepen van Grouchy de
doorslag kunnen geven.
Maar Grouchy is het contact
met de Pruisen verloren en als
Napoleon op het heuveltje van
Belle Alliance staande, door
zijn kijker in de verte een don
kere schaduw ziet naderen, is
het niet Grouchy, maar
Blücher.
Besloten, met geweld een
eind aan de zaak te maken,
werpt maarschalk Ney dan in
een keer (de doldrieste zijn al
drie paarden onder het lijf
weggeschoten) de hele Franse
cavalerie naar voren.
Maar de tienduizend kuras
siers en dragonders worden ge
decimeerd door het Engelse
geschut. De oude garde gaat met
zware tred naar voren om
Frankrijk de zege te geven. In
middels tellen Napoleon en Wel
lington de minuten: waar blijft
Grouchy? Waar blijft Blücher?
Als er kanonnen vanuit het
noordoosten donderen staat het
vast: Blücher. De garde trekt
terug, als dat bekend wordt.
„Sauve qui peut", redden wie
zich redden kan, roepen de
Fransen. Napoleon vlucht op
raad van zijn generaals naar
Parijs.
Ney, „le plus brave, des bra
ves", de dapperste der dappe
ren, verdedigt de hoeve „La
haie Sainte nog. Hij houdt
vluchtende soldaten tegen met
de uitroep: „Ziet hoe een Fran
se maarschalk op het slagveld
sterft".
Hij sterft overigens pas later
voor het vuurpeloton wegens
zijn overlopen naar Napoleon na
de landing in Zuid-Frankrijk.
Wie nu, 1969, over het slag
veld dwaalt, vindt er de hoeve
Le Caillou: met kamer en
meubels zoals Napleon, die aan
trof. Er staat de hoeve La Haie
Sainte en het kasteel Hougou-
mont, de ruïne met de put
waarin 300 gesneuvelden
rusten.
De hoeve La Belle-Alliance is
nu een sfeervol café. Vol herin
neringen aan Napoleon en Wel
lington en Blücher: hier ont
moetten de overwinnaars el
kaar, terwijl de Pruisen „Nun
danket allen Gott" en het En
gelse volkslied speelden.
Zelfs het heuveltje achter de
boerderij, vanwaar Napoleon de
slag leidde, is er nog.
Dan zijn er de Pruisische,
Nederlandse, Franse en Engelse
monumenten en het museum
Wellington. Aangrijpend in zijn
menselijkheid is het in 1817 op
gerichte monument voor de
Brit Gordon.
Het opschrift luidt: „Een
troosteloze zuster en vijf broe
ders die hem overleven, hebben
dit eenvoudig monument opge
richt voor hem, die ze zeer lief
hadden."
Een wrange herinnering is
een stapel doodsbeenderen in
de tuin van de hoeve Le Cail
lou. De doodshoofden zijn er
niet meer, vertelt de concierge.
„Gestolen door souvenirjagers."
Ook de boom, waaronder
Wellington, gedurende de slag
onbeweeglijk stond toen zijn
adjudant naast hem sneuvelde,
zei hij slechts: „standhouden
tot de laatste man, denk aan
het oude Engeland" werd
door een souvenirjager omge
hakt.
Op enkele meters afstand van
deze plek overnachtte ik in ho
tel-restaurant Wellington. Toen
ik 's morgens wakker werd
keek ik uit het raam. Er lag een
ragfijne nevel, na de regen,
over het veld. Zoals toen. Nu
154 jaar geleden.
Na negen uur strijd lagen op
dit stuk grond 52.000 doden en
kon een ontredderd Europa aan
de wederopbouw beginnen.