Op Ameland is klooster zoek BRUGGE PRONKT MET ANONIEMEN Marie-Cécile Moerdijk zingt in 23 talen Nederlands oudste ZATERDAG 6 SEPTEMBER 196? „Kruisdraging" van de Meester van het Heilig Bloed. In het Groeninge- museum te Brugge wordt tot en met 21 september een unieke tentoonstelling gehouden van Anonieme Vlaamse Primitieven". De expositie omvat ruim 120 prachtige schilderijen van anonieme Vlaamse meesters die tussen 1470 en 1530 in de vier grote schilderscentra van de Zuidelijke Nederlanden, Antwerpen, Brugge, Brus sel en Gent hebben ge werkt. De 21 anoniemen zijn na een minutieuze stijlverge lijking gegroepeerd en on der diverse noodnamen bij elkaar gebracht. Deze noodnamen zijn gelijklui dend met de voorstelling, bijvoorbeeld de Meester van de Ursula-legende, de Meester van de Vorsten- por'tretten en de Meester van de Antwerpse Aan bidding. Ondanks intensieve on derzoekingen is er van de Vlaamse anoniemen vrij wel niets bekend, men weet alleen dat een aantal meesters onder invloed van o.a. Jan van Eyck, Hugo van der Goes, Van der Weyden en Memling intensief hebben gewerkt. Toch kan men de anonie men niet alleen als leer lingen of navolgers beschouwen, zij tonen in veel gevallen namelijk een zelfstandigheid die moeilijk te localiseren is. De tentoonstelling geeft een uiterst boeiend beeld van het denk- en ge voelsleven van de mens in deze overgangsperiode. Bi zarre schilderijen, zoals o.a. het drieluik gewijd aan de heilige Nicolaas, toegeschreven aan een schilder afkomstig uit Brugge en meester van de Lucia-legendeof „de mar telingen van Crispinus en Crispinianus" daterend uit het begin van de zestiende eeuw en waarschijnlijk in opdracht van een schoen- makersgilde besteld; de beide martelaars die elke marteling overleefden wa ren nl. de patroonheiligen van de schoenmakers. Opvallend in het werk van de anoniemen is de wijze waarop passie-episo des van heiligen zijn ver weven met taferelen uit het dagelijks leven (wan delaars, schaatsers en hoc keyspelers). De schilderijen zijn vrij wel zonder uitzondering met de uiterste zorg en vaak tot in het kleinste detail uitgewerktEn dat alles in fascinerende (haast onwerkelijke) kleuren, zoals „De aanbid ding van de drie konin gen" van een onbekend gebleven Antwerpse meester. Afgezien van de anonie men die afkomstig zijn uit maar liefst 65 musea en collecties zijn in het Groe- ningemuseum ook de be kende Vlaamse Primitie ven te bezichtigen. Naast het grote publiek hebben vele wetenschappelijke deskundigen al grote be langstelling getoond voor deze prachtige kunstmani festatie. „Het laatste Avondmaal" van de Meester van de Aanbidding Groote. Op het linker zijluik: Melchi- sedeck geeft Abraham brood en water. Rechts: de Mannaregen. -K- Dit Ts waarschijnlijk de eerste kaart (getekend In 1731 door ir. P. de la Rive), waarop Ameland gedetail leerd voorkomt. Duidelijk is te zien, dat op deze zand plaat drie duinplateaus (onafhankelijk van elkaar) liggen. Op het westelijke deel liggen Hollum (H) en Ballum (B), op het middelste Nes (N) en Buren (Bu). Bij Hollum heb ben ook nog de dorpen Blieke en Sier gelegen, die zijn overstoven. Op de oostelijke duinpartij lagen in 1731 en ook thans nog geen dorpen, maar aangenomen wordt dat hier de in de overleveringen voorkomende dorpen Op Ten Noord (het gebied het Oerd) en Swartenwolde moeten worden gezocht: beide zouden door de zee zijn verzwol gen. De drie duinplateaus zijn In de afgelopen eeuw via stuifdijken met elkaar verbonden, waarna spontane duin vorming de rest deed. De slenk Rijd (S) doorsnijdt het eiland tussen westelijk en middelste duinplateau. Ten noordoosten van Nes (N) liggen begraafplaats en Willi- brordusdobbe (K). De omlijnde gebieden bij Hollum, Bal lum en Buren zijn de zogenaamde mieden, de door lage dijkjes beveiligde landbouw- en weidegebieden. -#• De oude kerk bij Nes, waarvan de fun damenten op de begraafplaats zijn gevonden, naar een tekening van J. Stellingwerf in 1723 (in bezit van het Friesch Genootschap voor Ge schied-, Oudheid- en Taalkunde). Op Ameland is een kloosfer zoek. Al tientallen jaren breken velen zieh hef hoofd over dit mys terie: opgravingen werden verricht en theorieën opgebouwd en weer verworpen, maar nog steeds is de plaats, waar eens Befhonio of Bethaniën moet hebben gestaan, niet gevonden. In weten schappelijke kring is nis de belangstelling voor Hoewel de weienschap, na kortstondige opgravingen jaren geleden op het kerkhof bij Nes, zich van Bethaniën heeft afge wend, is het klooster praatstof gebleven voor degenen, die de oudheid èn het eiland als hobby hebben. Er zijn bijvoorbeeld de gepensioneerde gemeente ambtenaar en eiland-historicus J. Woudstra en de eveneens ge pensioneerde mej. W. E. Bol- dingh (dochter van de vroegere eiland-arts en zuster van de kortgeleden overleden Ame land-schrijfster M. A. M. Re- nes-Boldingh), die wel met de handen naar sporen willen gra ven. Mej. Boldingh: „Hoe kun je dit als particulier doen, terwijl voor wetenschappelijk onder zoek geen geld schijnt te zijn? Ik zou zelf wel op de schop willen gaan". Over de stichting van het klooster op Ameland (dat zou in 806. 866 of 889 geweest zijn) bestaan geen betrouwbare historische documenten. Wat wij ervan weten, komt hoofdza kelijk uit de kronieken van Schotanus, Emmius, Winsemius, Hamconius en anderen. Het is een weinig betrouwba re vorm van geschiedschrijving, omdat de scheppende geesten overleveringen aangrepen. De kronieken hebben hun „kennis" voor een belangrijk deel geput uit de kroniek van Occo van Scharl (geschreven door An- dries Cornelis van Staveren). Van Staveren had zijn gegevens van zijn oudoom Solco Forte man. die ten tijde van koning Radboud zou hebben geleefd. De kroniekverhalen komen hierop neer: rond het jaar 690 werd op Ameland een Christen kerk gesticht door Willibrordus. die omstreeks die tijd met elf gezellen, onder wie de Ierse kluizenaar Wigbertus (Wick- bert), het Christendom onder de Friezen predikte. Op het eiland werd de godin Fosita (Ameland heette ook wel Fositaland of Fosteland) aanbeden en twee maal moest een tempel worden omvergeworpen alvorens het Christendom vaste voet kreeg. Willibrordus doopte de be keerde eilanders in een poel, die nog steeds „Willibror- dusdobbe" heet. In 806, 866 of 889 werd de kerk omgezet in een klooster, dat in 1109 of 1122 werd verplaatst naar Foswerd (Ferwerd). Volgens de kronieken was het klooster Bethaniën bij de stich ting door bisschop Odilbald van Utrecht bevolkt met Benedictij ner monniken. En dit is wat de Katholieke Encyclopaedic ervan zegt: ..Foswerd (Bethania), Be nedictijner dubbelklooster, gesticht ca. 889 bij Hollum. Ameland, wellicht zijn naam ontlenend aan een hoogte met heiligdom van de godin Fosita; in 1109 overgebracht naar Fer werd. Sloot zich aan bij de con gregatie van Cluny". In de eerste helft van de 16e eeuw was de tucht zeer verslapt, maar na lang verzet sloot het zich aan bij de con gregatie van Bursfeld (1553). In 1580 door de Staatsen geplun derd en verbrand. De goederen werden beschikt voor de dotatie van de hogeschool in Frane- ker", aldus de K. B. In de tijd van de stichting dit zoeken van een speld in een hooiberg vrijwel tot nul gereduceerd en particulieren op 't eiland kunnen niet beschikken over de financiële midde len voor oudheidkundig speurwerk. En dat, terwijl Bethaniën een belangwekkend historisch gegeven vormt, want als het klooster inderdaad op Ame land heeft gestaan was het één van de vroegste, zo niet het vroegste, van het land. eigengeërfd, niet leenroerig goed van de Friese koningen Radboud I en II en Gondebald. De missie van Willibrordus en zijn gezellen moet zijn geor ganiseerd vanuit het Ierse klooster Rathmelsigi, kort na de overwinning van hofmeier Pe pijn op de Friese koning. Ame land werd later een Heerlijk heid van de Vrij- en Erfheren Van Cammingha. Kort na 1400 trad de eerste vertegenwoordi ger van deze familie, Ritske Jelmera, op Amerland op, hoe wel hij toen alleen nog hove ling was. Hun „koninkrijk" ein digde in 1690 met Rixt van Do- nia. Terwijl de geschiedenis van de Heerlijkheid Ameland histo risch verantwoord bekend is, kenmerken de kronieken zich met betrekking tot het klooster (waarmee de Heren van Ame land. na de verplaatsing, een nogal hooglopend verschil van mening hebben gehad) door on regelmatigheden. Een fout maakten de kro niekschrijvers alvast in één versie, toen zij de stichting lie ten geschieden door Have of Taeke van Cammingha. Dit zou erop kunnen wijzen, dat al voor 1396 en met name in de ne gende eeuw Cammingha's de heerschappij over het eiland voerden, terwijl pas één van Ritske Jelmera's zonen zich Cammingha ging noemen. Waarschijnlijk is in de kro nieken gebruik gemaakt van de namen van Have en Taeke. die in de tijd (vijftiende en zestien de eeuw) toen de kronieken werden geschreven heren van Amerland waren. Het gebeurde wel vaker, dat prominente tijd- -)f- Willibrordusdobbe, onmiddellijk naast de begraafplaats: heeft Willibrord hier de eerste Ameland se heidenen gedoopt? van kerk en klooster op Ame land was het eiland (als het toen tenminste al een eiland was!) een allodiaal dit is: genoten een rol in het verleden kregen toebedeeld! Nog een fout maken de kronieken door de verplaatsing van Bethaniën (1109 of 1122) toe te schrijven aan de herhaalde lijke plundering door de Noor mannen. Immers, de stroop tochten van de Noormannen hielden al in 1010 op, altijd nog een volle eeuw voor cïe ver plaatsing van Bethaniën naar Ferwerd. Naar de ware reden kan. mei behulp van de geschiedenis, slechts worden gegist. Men kan redeneren, dat Ame land ten tijde van de stichting van het klooster nog geen ei land was, welke opvatting door vele deskundigen wordt verde digd. De kronieken wijzen al in die richting en déze gegevens kunnen betrouwbaarder worden geacht omdat over een veel re center verleden wordt gespro ken. Zo deelt Occo van Scharl mee. dat nog omstreeks 1400 de afstand naar de vastewal kon worden afgelegd per rafter (plank, soort ski). Hieruit mag blijken, dat toen de Wadden de status van zee nog nauwelijks hadden bereikt en dat de defi nitieve eilandwording van Ameland mogelijk pas aan het eind van de vijftiende eeuw een feit is geworden. VOLGENDE WEEK: Ligt oplossing mysterie achter kerkhofmuur? DE in 23 falen cn vooral vólks liedjes zingende Marie-Cécile Moerdijk, die zóveel heeft meege maakt dat ze wel tien levens leef de, heeft in haar huidige woning zelf vloeren gelegd, plafonds aan gebracht, behangen, geschilderd en lampen opgehangen. Toen ze en kele jaren geleden die woning in het centrum van het land betrok, zeulde ze ook zelf het zware eiken houten bureau in haar eentje de woonkamer binnen. Naast haar activiteiten op vocaal en folkloristisch gebied schrijft zij artikelen en kan zij ook prachtige sieraden maken, hoewel daar door tijdgebrek niet veel meer van komt. In de laatste acht jaar heeft zij alleen in Nederland behalve honderden concerten door het hele land ongeveer 1000 Jeugdconcerten gegeven en intussen nog 26 tv-programma's en ca. 150 radiouitzendingen verzorgd. Sinds anderhalf jaar is Marie-Céclie directeur van de Nederlandse Vereniging voor de Volkszang. De door haar geor ganiseerde volksliedfestivals voor de jeugd trekken duizenden bezoekers per evenement en animeren tot het leren èn zingen van Nederlandse volksliederen. Onze gastvrouw (uiterlijk nerveus, In nerlijk elastisch) heeft een opgewekte natuur en schaterlacht veelvuldig tijdens een vlot gesprek. Ze zit als een spring veer m haar stoel om de zesjarige Ma- tle-Lotte die al duidelijk van zingen en pianospelen houdt niet uit het gezichtsveld te verliezen of om even gauw het geluid van een uit verre oor den meegebracht muziekinstrument te la ten horen! Marie-Cécile Moerdijk gaat graag vérder dan de oppervlakkige kant van de aangeroerde onderwerpen. Af en toe Is er bovendien een rad-Frans intervalletje als de ook een beetje Russische spre kende Marie-Lotte („Mijn geluk en enige zorg") aandacht vereist. Toch kunnen we duidelijk haar le venspad volgen, dat in het Zeeuwsvlaam- se Zuiddorpe begint. Ze stamt uit een bruisend-muzikaal gezin, waarvan de va der (gepensioneerd gemeente-secretaris) graag opera's zingt en de moeder piano speelt. Beiden volgden een conservatori umopleiding. Zolang Marie-Cécile zich kan herinneren leidt haar moeder zang koren; daarnaast is zij één van de weini ge Nederlandse vrouwelijke beiaardiers. De drie broers van onze gastvrouw, die het oudste kind en de enige dochter van het gezin is, zijn al even muzikaal. Haar jongste broer Carlos (23), die met een 10 voor zijn solistenexamen het conservatorium afsloot, is haar vaste be geleider en vult met zijn briljante spel ook haar verkleedpauzes op. Marie-Cécile. die behalve in Frans. Duits en Engels ook in o.a. Portugees, Italiaans, Spaans, Tsjechisch, Turks, Russisch, Arabisch, en de Scandinavische en de Slavische talen goed thuis is, bezit een enorm talengevoel. (Van zes talen kwam zij zelfs aan de grammatica toel) „Ik leerde thuis vloeiend Frans spreken met een Waalse moeder en een Frans-opgevoede vader", vertelt ze. Na het eindexamen gymnasium (ze bezocht een Frans gymnasium In België) wordt ze eerste ambtenaar ter secretarie In Zuiddorpe, haar geboorteplaats (800 inwoners). Vijf jaar later trekt ze naar Amsterdam om bij Ruth Horna een klas sieke zangopleiding te volgen, niet om dat ze zangeres wil worden, maar omdat ze zich eraan ergert niet mooi genoeg te kunnen zingen. Ze schiet met voortva rendheid door de opleiding heen en - komt toch op het concertpodium terecht! Uit een eerste concert In Caracas groeit een dicht net van concerten door heel Zuid-Amerika, vooral ook in Brits en Nederlands West-lndië. Zij verzorgt in Zuid-Amerika eigen radioprogramma's en maar liefst 45 televisie-uitzendingen over Indiaanse volksmuziek. En dat èlle- maal dank zij haar kennismaking met de uiterst boeiende folkloriste Isabel Aretzl „Ik zag één van haar televisieprogram ma's over Indianen en hun volksmuziek en schreef haar diezelfde avond een brief, waarin ik vroeg met haar te mogen kennismaken. Bij van staatswege gesubsidieerde antropologische expedi ties deed zij haar folkloristische werk en het gevolg van mijn brief was, dat ik vele malen mee mocht!" Marie-Cécile heeft daardoor de vreemdste reizen gemaakt: te voet en met dragers door het oerwoud; met een jeep en een daarachter rijdend bagage karretje; met een vliegtuig of met een helikopter hangend boven de dichte be bossing om een geschikt plekje uit te zoeken waar zij zich kon laten zakken. In de binnenlanden van Zuid-Amerika, waar zij vijf Jaar grotendeels verbleef, waren kaaimannen, slangen, apen, wilde varkens en krokodillen „het dagelijks plezier", zegt ze, en ze vervolgt: „Maan denlang woonde Ik In een lemen huls, waarin tralies In plaats van ramen zaten. Zelfs dóér had Ik. tot ieders verbazing, mijn (witte) plano. Als ik speelde, kwa men vele zwarte hoofden door die tralies heen. Zij vonden mij een vréémde juf frouw, vooral ook omdat ik zodra ik een kabaaltje hoorde de inlandse hut ten inging om te vragen het muziek instrument te mogen zien In Nederland leerde zij een Russische doctor in de letteren kennen: haar toen nog toekomstige Inmiddels (in 1966) helaas verongelukte echtgenoot, die vijftien talen beheerste. Hij zong haar Russische liedjes voor. Marie-Cécile is de enige Nederlandse zangeres die ac centloos Russisch zingtl Dicht bij de grens, in een afgezonderd huis op vier km van de „bewoonde we reld". gingen zij wonen. Tot Marie-Lotte het echtpaar sterker aan huis bond. reisden Marie-Cécile en haar echtgenoot wel negen maanden per jaar. Met hun speciaal ingerichte „kampeerauto" trok ken ze o.a. naar alle uitersten van Euro pa. Intussen had zij ook nog een „verruk kelijke tijd" In Wenen, waar zij haar zangstudie vervolmaakte bij professor Ferdinand Grossmann en elke dag de opera kon bezoeken. (Eerder kon zij dank zij een haar toegekende beurs aan het conservatorium In Caracas studeren.) De zangstudie en eveneens de grote expedities behoren tot het verleden, Ma- rle-Cécile accepteert alleen korte tour nees als zij weet dat haar' dochtertje „bewaakt" wordt zoals zij dat zelf zou doen, of als het kind mee kan. Zij is nu meestal in Nederland, hoewel ze In de laatste jaren ook nog werkte in Arablë en In verscheidene Europese landen, waaronder meermalen In Scandinavië en In T6jechoslowaklje. Meestal rijdt zl] samen met Carlos naar de plaats van bestemming. In een jaar tijds legde ze alleep al in haar auto 80.000 km af! ..Bij jeugdconcerten geef ik geen wetenschappelijke, wel een instructieve inleiding. Ik streef ernaar een programma boeiend te houden, maar een kind daarbij wél te leren dat er verschil bestaat tussen een Tsjechisch en een Slowaaks lied. wat een flamenco is, en dat de Indiaan een pentatonisch to- nenstelsel kent." Zi| zingt haar liedjes soms in de won derlijkste talen, toch begrijpt iedereen haar. Zij heeft aan drie dingen houvast: -aan de melodie, die aangeeft of ze een vrolijke of een treurige tekst zingt: aan haar uitleg bij elk lied; &n aan de mi miek, die veel hulpmiddelen biedt (Tijdens internationale congressen licht zij haar liedjes'toe in vijftien talen!). Uit elk land brengt ze altijd een origi neel kostuum mee. dat haar echter met haar 178 cm lengte nooit past. Dus maakt zij het minutieus na. We mo gen een blik slaan in haar folkloristische garderobe. Daarin bevindt zich ook een stijlvolle japon, gecopieerd van een schilderij van Frans Hals. Marie-Cécile is er trots op voor al haar (ook Neder landse) televisieprogramma's slechts twee keer een japon te hebben gehuurd Van het medium radio („Heerlijk op blote voeten te zingent") ambieert zij het contact met regisseur en technicus. Bovendien geeft de radio-opname haar gelegenheid eens naar zichzelf te luisteren: Ze maakte veel grammofoon platen, maar bezit nog steeds geen pla tenspeler. Toch denkt ze alweer aan haar nieuwe plaat, die, beginnend in 1200, zéven eeuwen Nederlandse volksliedjes zal brengen! MONIQUE FLOOR 5 -ff- Marie-Cécile Moerdijk, zingend talenwonder.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1969 | | pagina 15