GENADE VOOR RECHT
Wij vergiftigen vogels
DE DRIE VAN BREDA
Langzame „doodstraf" is
in strijd met Evangelie
Bram Oosterwijk
Jan Veen
'n Crusoë
Eiland
Griend
wandelt
'4 ia
ZATÊROAG JS AUGUSTUS 1969
Nu, na 24 jaar, zitten de drie Duitse oorlogs
misdadigers Aus der Fünten, Kotalla en Fischer, nog
steeds gevangen in de best bewaakte gevangenis
van Nederland: de Koepel in Breda. Het zijn reeds
oudere mannen aan wie de loop der jaren niet on
gemerkt is voorbijgegaan. Toch nog meelopend in
de tredmolen van het gevangenisbestaan, dag in dag
uit, jaar in jaar uit.
Door ds. A. H. Knottnerus
Protestants - geestelijk verzorger
van de strafgevangenis in Breda
Op het kaartje op hun cel
deur staat geen cijfer dat een
aantal jaren aangeeft, maar een
letter, namelijk de „L", aandui
ding voor levenslang. Het is een
veel gevreesde letter immers,
wanneer komt aan dat „le
venslang" een einde?
Hoe wonderlijk het ook moge
klinken, het antwoord op deze
vraag moet luiden: gemiddeld
na zestien jaar komt er een ein
de aan levenslange gevangenis-
ir straf. Want vroeg of laat wordt
g elke tot levenslang veroordeel-
n de na gratieverlening „op ja
ren" gesteld, bijvoorbeeld op 24
jaar.
Iedere gevangene komt, wan
neer 2/3 van de straftijd om is
in aanmerking voor „V.I.", wat
voorwaardelijke Invrijheidsstel-
ling betekent. Hij of zij kan
io met hulp en steun van
u de reclasseringsinstelling de
maatschappij weer ingaan. Zo
komt men tot een uiteindelijke
itraftijd van zestien jaa.r voor
ten tot levenslang veroordeelde.
Waarom deze regeling? Om
ndenen van menselijkheid.
- barmhartigheid en toch ook wel
om wille van een zekere solida
riteit. Het is namelijk een barre
en boze tyd om zestien jaar lang
verstoken te zijn van vrouw en
vrjjheid en van het leven in de
vrjje natuur en in de gemeen
schap. Maar ja, wat wil men:
straf is straf.
Tegelijkertijd echter is in de
ze maatregel uitgedrukt dat er
voor iedere gevangene, ook
voor de zwaarst gestrafte, een
uitzicht moet zijn, waarheen
kan worden geleefd. En meer
nog: ook voor zijn vrouw en
kinderen en andere verwanten.
Als protestants geestelijk ver-
verzorger in de gevangenis
breng ik de boodschap van
Christus. Hij ging ook om met
hoeren, tollenarén en andere
zondaren en opende voor hen
een nieuwe levensmogelijkheid.
Als protestants geestelijk ver
zorger plaats ik het Evangelie
van de voor ons gekruisigde
Christus in het middelpunt. Ik
dacht dat ik van hieruit lijnen
mocht doortrekken naar de
menselijkheid Gods, de huma
niteit, die blijft gehandhaafd
ondanks alles.
Als protestantsgeestelijk ver
zorger leg ik ook de nadruk op
ons aller solidariteit in de
schuld: „Wie uwer zonder zon
de is, werpe het eerst de steen."
Vandaar dat ik pleit voor een
straf met uitzicht op een nieu
we levensmogelijkheid. Het
verheugt me deze zaken in de
beginselenwet en in de praktijk
van de rechtspleging terug te
vinden.
Maar daarop wordt een uit
zondering gemaakt voor de drie
Duitse oorlogsmisdadigers, die
nu al zoveel jaar „zitten", zon
der het minste uitzicht, of er
wel ooit een einde aan de straf
zal komen.
De redenering is dat men
hen, voor wie de doodstraf in
levenslang is omgezet, niet nog
een keer gratie kan geven. Ver
geten wordt echter, dat een
werkelijk ten uitvoer gelegde
levenslange gevangenisstraf
minstens zo erg, zo niet erger is
dan de doodstraf.
Nu stem ik er onmiddellijk
mee in dat de gevallen van de
drie gevangenen ook wel zeer
bijzonder zijn. Als men ook
maar even bedenkt welke
verschrikkingen zijn aangericht
onder onze Joodse landgenoten,
dan zou de doodstraf in deze
extreme situatie op zijn plaats
zijn geweest.
Nu dat echter uiteindelijk
niet is gebeurd, moet men
consequent zijn en ook ditmaal
„levenslang" niet langer laten
duren dan algemeen gebruike
lijk is.
Het uitzonderlijke, dunkt
me, daarin al verdisconteerd
dat de drie niet zestien jaar,
maar al 24 jaar wachten. Of
moeten deze mensen nog maar
steeds worden vastgehouden tot
op zekere dag hun dode licha
men de gevangenis worden uit
gedragen?
In de jaren 1940 - 1945, toen
de menselijkheid op de meest
elementaire en gruwelijke wijze
werd geschonden, heb ik het
mijn plicht geacht om daar met
woord en daad tegen in te gaan.
Nu meen ik, dat het opnieuw
mijn taak is, op te komen voor
bedreigde menselijkheid zonder
naar rechts of links om te zien
en zonder dat iemand het recht
heeft mij het etiket rechts of
links op te plakken.
Met enkele stellingen wil ik
besluiten: Deze langzame en
langdurige doodstraf (marte
ling) acht ik ten aanzien van
het Evangelie onverantwoord.
Hoe onmenselijk Kotalla, Aus
der Fünten en Fischer ook
hebben gehandeld, toch geeft
ons dat niet het recht dit met
gelijke munt terug te betalen.
Van harte stem ik in met
wat een Joods schrijver heeft
gezegd toen hij benadrukte dat
onze munt is: de Israëli-
tisch-Christelijke gerechtigheid
(Hebr. „zedaka"), die niet op
vernietiging, maar op herstel
uit is.
Met uitzondering van de wer
kelijke slachtoffers en van de
werkelijke illegalen heb ik wel
eens de indruk dat degenen die
van deze drie „zondebokken"
willen maken, daarin ook een
stuk van hun eigen schuldge
voel ten aanzien van oorlogs-
en bezettingstijd verdisconte
ren.
Het blijft een feit dat de
misdaden van deze drie
Duitsers en hun soortgenoten
alle maten te buiten zijn ge
gaan. Deze misdaden zijn dan
ook terecht gestraft ter hand
having van recht en gerechtig
heid en de menselijke waar
digheid. Maar straf zonder uit
zicht kan volgens mijn Evan
gelische opvatting niet het
laatste woord zijn.
Vanuit het pastoraat in het
algemeen en vanuit het gevan
genispastoraat in het bijzonder
zie ik als mijn taak heus niet
alleen om het perspectief naar
de hemelse toekomst open te
houden.
Christus vraagt van ons dat
wij hier op aarde tekenen van
gerechtigheid, barmhartigheid
en menselijkheid oprichten.
Op grond van deze argumen
ten doe ik een beroep op het
Nederlands volk om deze trieste
zaak een waardige afsluiting te
geven.
Het (eventuele) dichtslaan van de deur van de Bredase
strafgevangenis achter Ferdinand Hugo Aus der Fünten, Joseph
Johann Kotalla en Franz Fischer („Judenfischer") de laatste
-drie van een lange reeks Duitse oorlogsmisdadigers die binnen
onze grenzen nog vastzitten betekent voor hen niet dat hun
nisdadige verleden vergeven en vergeten wordt. Minister van
ustifie prof. mr. C. H. F. Polak die in het geheim de Tweede-
(amerfrakties polst over de vrijlating van de drie spreekt
^ftiet over gratie, maar wil wèl een wetswijziging van de grond
'lien te krijgen waarbij levenslang gestraften voorwaardelijk
kunnen worden vrijgelaten. De meningen in de Kamer en onder
het Nederlandse volk zijn verdeeld. Dat is bij het vrijlaten van
Willy Lages in juni '66 wel duidelijk geworden. Voor- en tegen
standers komen met argumenten aan, voor de meeste waarvan
begrip valt op te brengen. Vierentwintig jaar nu zitten Aus der
Fünten, Kotalla en Fischer gevangen. Om de paar jaar is hun
vrijlating in het nieuws. Lang is de lijst van hen die pro of con
tra zijn, die beweringen voor of tegen gratiëring hebben ge
spuid. Een enkele greep van uiteenlopende meningen tekent
de verdeeldheid.
BIJLAGE VAN
HET KWARTET
De Rotterdammer
Nieuwe Haagse Courant
Nieuwe Leidse Courant
Dordts Dagblad
door
Begin 1963 pleitten de hoogleraren in
iet strafrecht Van Bemmelen en Pompe
n het Nederlands Juristenblad voor vrij
lating. ZIJ beweerden dat wij als Nederlan
ders verantwoordelijk zijn niet voor de
nderdaad afschuwelijke misdaden van
Ie vier (toen dus ook nog Lages), maar
'oor ons antwoord op deze misdaden.
.Levenslange gevangenisstraf zonder de
nogelijkheid van een vervroegd einde is
te verantwoorden; het is een leven-
Je dood verklaren".
De twee juristen waren er natuurlijk van
overtuigd dat de Duitsers schuldig zijn
aan hun misdaden, maar ze meenden ook
dat zij niettemin mensen blijven tegenover
naar Nederlands rechtsbeginsel een
teer zware straf geboden, maar een on-
nenselijke straf niet geoorloofd is.
Van Bemmelen en Pompe kregen bijval
in de juristen Duynstee en Le Poole,
die beiden na 1945 degenen die oorlogs
misdaden hadden begaan, hebben gehol
pen bij hun terugkeer in de maatschap
pij.
Afwijzende reakties kwamen er van
e' kanten. Drie predikanten reclameer
den bij de ministerraad tegen genade
voor de misdadigers, omdat In zo'n ge
val o.m. de gerechtigheid tekort zou
V/orden gedaan. De Nederlandse Vereni-
)ing van Ex-Politieke Gevangenen
schaarde zich achter hen met een brief
'an de minister van justitie, waarin stond
men zich met alle kracht zou verzet
ten tegen vrijlating van deze verdierlijkte
vertegenwoordigers "van een onmenselijk
•ysteem.
In Duitsland zelf werd ook verschillend
fedacht over gratiëring. In 1955 reeds
liet het Westduitse Verbond van
Ex-Krijgsgevangenen weten het niet
eens te zijn met de weigering van de
Nederlandse autoriteiten om de vonnis
sen te herzien. Het verbond verwierp
een veroordeling op grond waarvan „on
ze mannen" worden behandeld als
misdadigers en a - sociale figuren. Het
beschouwde een eenzijdige rechtspraak
door de overwinnaar als gevaarlijk en
verkeerd.
Opmerkelijk is het dat van hen die
dagelijks met de gedetineerden in con
tact zijn vaak positieve punten naar vo
ren komen. In november '66 bijvoorbeeld
drongen de protestantse en rooms-ka-
tholieke reclassering in Breda er bij de
Kamerfrakties op aan naar uiteindelijke
vrijlating van de Duitsers te werken. Op
z'n minst had men willen bereiken dat de
hoop op vrijlating voor deze gevangenen
niet voorgoed de bodem werd inge
drukt.
Het initiatief dat minister Polak nu heeft
genomen t.a.v. de vrijlating, schijnt
beïnvloed te zijn door de geestelijke ver
zorgers van de gevangenis in Breda.
Monseigneur H. A. J. A. Verheggen en
zijn gereformeerde collega ds. A. H.
Knottnerus pleiten voor vrijlating in de
eerste plaats om menselijke redenen.
De rooms-katholieke geestelijke heeft
in een recent interview verklaard dat
recht eerlijk en duidelijk moet zijn en dat
ook deze mensen uitzicht moeten heb
ben op een invrijheidstelling. In het ge
val van de drie Duitsers Is levenslang
een soort doodstraf, meent hij.
Monseigneur Verheggen: ,,Het Is on
zinnig om mensen aan het lijntje te hou
den, dag In dag uit, nu al 24 jaar. Er is
geen verwachting, geen hoop, geen
overtuiging. Geestelijke verzorging is
zinloos. Je kunt niets menselijks aan ze
kwijt. We mogen niemand definitief alle
hoop ontzeggen, want de doodstraf heb
ben we destijds niet gewild". En verder:
„Een volmaakt elecht mens heb ik nog
nooit ontmoet. Ook niet in de gevange
nissen. Ook niet in Breda".
Een delicate zaak. Minister Polak heeft
kort na zijn benoeming in april '67 ge
zegd: „Ik ga op het ogenblik niet roeren
in deze materie, die thans weer zo ge
voelig ligt In de publieke opinie. Het is
èn voor de betrokkenen zelf èn voor de
bevolking het verstandigst er zo weinig
mogelijk aan te doen."
Dat was enkele maanden na de vrijla
ting van Willy Lages (nu 67 jaar oud):
een besluit van minister Samkalden dat
bergen stof deed opwaaien. Lages mocht
weg uit Breda omdat hij aan darmkanker
zou lijden en binnen drie maanden wel
zou sterven. Dat was de termijn van de
strafonderbreking, in afwachting van de
inwilliging van een verzoek om gratie.
Maar Lages stierf niet. In een zieken
huis te Braunlage werd hij tweemaal ge
opereerd en daarbij bleek dat hij aan
een zeldzame slagaderziekte leed. Geen
kanker dus. Lages knapte op en woont
al weer enige jaren met zijn vrouw in
een luxueuze villa. Zij liet kort na Lages'
ontslag uit het ziekenhuis dit los: „Mijn
man heeft als politiefunctionaris niet
meer dan zijn plicht gedaan. De Neder
landers zijn erg ondankbaar".
Maar om het volgende werd hij ver
oordeeld (eer6t ter dood, later omgezet
Voor het vijfde achtereen
volgende jaar heeft bioloog
Jan Veen (27) uit Asperen
(bij de Linge) zich deze zo
mer in de eenzaamheid van
het vogeleilandje Griend
midden in de Waddenzee
teruggetrokken. Niet zo lang
deze keer („Ik moest ook nog
afstuderen", zegt hij), maar
toch ruim voldoende om weer
die vreemde sensatie te on
dergaan van het als een mo
derne Robinson Crusoë één
zijn met de natuur en de on
gelofelijk boeiende vogelwe
reld.
Jan Veen, die in Utrecht en Gro
ningen studeerde en zioh specia
liseerde In dierpsychologie (ge
drag), heeft tijdens zijn vrijwillige
afzondering in 1968 èn dit jaar stu
die gemaakt van het gedrag van
de grote stern, die alleen nog op
Griend (1500 broedparen) voor
komt. Doel van zijn onderzoekin
gen was het vaststellen van het
hoe en waarom deze zeldzame vo
gel juist in kolonies leeft.
Hij zegt: „De Nederlandse vere
niging tot Behoud van Natuurmo
numenten stelde in het verleden
op Griend jaarlijks vogelwachters
aan. meestal beroepswerklozen
van Terschelling. Daarin kwam op
een gegeven moment de klad en
de directeur vroeg mij, als voorzit
ter van de Nederlandse Jeugdbond
voor Natuurstudie, of ik niet wat
namen van geschikte mensen voor
dit baantje wist. Twee biologiestu
denten die ik kende zijn er toen
geweest en ik ben zelf het Jaar er
na gegaan."
„In mijn eerste jaar was er on
gelofelijk veel sterfte onder de
sterns. Ik dacht toen al, gezien de
krampverachljnselen die zij ver
toonden, dat het wel vergiftiging
kon zijn. Ik heb veel onderzoek
gedaan en Ik ontdekte, dat ze als
het ware vol zaten met vergif:
gechloreerde koolwaterstoffen
(landbouwvergiften als DDE, diel-
drin en aanverwante stoffen). Het
jaar daarna heb ik mijn onderzoek
voortgezet, ook in het laboratori
um. Die gifstoffen komen hoofdza
kelijk door industrieel afvalwater,
dat uit de Rijn via de Noordzee
kust en door het Marsdiep tussen
Texel en Den Helder de Wadden
zee bereikt".
Volgens Jan Veen, die ook de
aanwezigheid van vergif in vissen
vaststelde, maakt de eigenschap,
dat deze stoffen zich ophopen in
het vetweefsel en moeilijk afbre
ken, deze vergiftiging tot een le
vensgroot probleem.
„Er worden nog steeds gifstoffen
aangetroffen, maar er is een
verschuiving waar te nemen", zegt
hij. „Oude stoffen, waarvan het
gebruik is beperkt of verboden
DDE en dieldrin) zijn vervangen
door nieuwe. De verontreiniging in
Nederland is niet minder gewor
den: de problemen verschuiven
hoogstens. En het beroerde is, dat
de grote industrieën te machtig
zijn en over de knapste koppen
kunnen beschikken, terwijl de we
tenschap door geldgebrek vaak
achteraan komt".
De communicatie tussen Griend
•n de bewoonde wereld liep vroe
ger, toen de Terschelllngers nog
al6 reservaat-bewakers optraden,
vla dit eiland, maar nu vaart
sluismee8ter Ecko Koster uit Har-
lingen met een zekere regelmaat
over. Hij brengt de vogelwacht tot
aan de rand van de Griender-
waard, een onafzienbare
half-land-half-watervlakte. De ba
gage, het drinkwater en de provi
and wordt op die plaats op een
karretje gezet, dat te voet moet
worden getrokken naar het eiland
je een lage, llchtbegroeide
plaat, die 's winters regelmatig on
derloopt en waar alleen een huisje
op palen en een kaap op staan.
^„Meestal zitten we er met z'n
tweeën, maar ook vaak alleen",
zegt Jan Veen. „Deze baan is een
soort gecombineerde studenten
aangelegenheid geworden: de vo
gelwachters van Terschelling be
waakten vroeger alleen de kolonie,
maar wij doen ook onderzoek. Dat
nu tevens studie wordt gemaakt
van de vogelwereld op Griend
vindt Natuurmonumenten natuurlijk
prachtig. Als je eenmaal op het
eiland zit, ga je niet gemakkelijk
even een weekje weg, want door
|e afwezigheid zou je juist een
heel stadium in het ontwikke
lingsproces missen".
Jan Veen, die 's winters vaak
lange tijd doorbrengt In een afge
legen huisje in de Biesbos, wil er
best voor uitkomen, dat toch wel
af en toe op Griend de eenzaam
heid hem bekruipt. „Soms betrap
je jezelf er wel eens op dat je aan
het eind van de week blij bent dat
je Koster weer ziet. Om dat ge
voel te bestrijden Is het natuurlijk
belangrijk om constant bezig te
zijn. Ik ben enorm geïnteresseerd
in de beesten daar en de dagen zijn
voor mij gewoon te kort. 's Mor
gens om zes uur sta ik op Griend
op en misschien zet ik 's avonds
om tien uur pas mijn etenspotje op
het vuur".
Het eilandje Griend meet
slechts enkele hectaren, maar
is in een grijs verleden aan
zienlijk groter en belangrijker
geweest. Omstreeks het jaar
800 stond er een klooster, ge
sticht vanuit Friesland. Griend
was toen een groot, driehoe
kig eiland, dat aan een druk
bevaren route onder Terschel
ling en Vlieland lag. De wate
ren in de buurt vormden een
belangrijke handelsweg, waar
van ook de Noormannen inten
sief gebruik maakten.
Op het eiland lag een stadje
Gryn voorzien van wallen
en grachten. Het klooster had
een school, waarvan nog leer-
linglijsten bekend zijn. Hier
uit blijkt, dat de leerlingen zo
goed waren, dat zij die van
het moederklooster overtrof
fen. De abt "aan de wal"
moet hierdoor zo in jalouzie
zijn ontstoken, dat hij het
Griendse klooster binnen de
kortste keren liet opheffen.
Rond het midden van de
dertiende eeuw werd Griend
getroffen door een ernstige
watersnood, die slechts tien
huizen overeind liet. Voor het
eiland betekende dat het be
gin van het einde: in een stuk
van 1398 wordt al gesproken
van een "cleyn eilandeken".
Eiland-Friesen bleven er
echter nog eeuwen wonen in
hun boerderijen op kleine ter
pen en hun Griendse kaas
was beroemd. De vorige eeuw
bivakkeerden er nog wel vis
sers gedurende de zomer en
weidden de boeren van Ter
schelling er hun vee.
Over het eigendom van
Griend heeft nog enig onge
noegen bestaan tussen Rijks
waterstaat en de Vereniging
tot Behoud van Natuurmonu
menten, die een eiland meen
de te hebben gekocht, maar
slechts een stuk zee had: het
eiland "wandelt" namelijk
weg, waardoor op de oorspron
kelijke plaats geen kruimel
zand meer ligt.
In de achttiende eeuw Is
een Terschellinger familie nog
in het bezit van Griend ge
weest: de koopprijs bedroeg
tien gulden en vijf Griendse
kazen
De „drie van Breda": v.l.n.r. Fischer, Kotalla en Aus der Fünten.
in levenslang): verantwoordelijk voor de
deportatie van ongeveer 70.000 Amster
damse Joden en de executie van honder
den Nederlanders die als represailles
voor verzetsdaden waren opgepakt.
Lages terugkrijgen uit Duitsland bleek
een onhaalbare kaart en sindsdien is er
weinig meer over hem naar buiten geko
men. De man leeft in vrijheid.
Of Aus der Fünten, Kotalla en nscner
dat ooit ook nog eens zullen doen, is nu
dus de grote vraag. Ze slijten al bijna
een' kwarteeuw hun leven In Nederlands
best bewaakte gevangenis. Dag na dag,
maand na maand, jaar na Jaar hetzelfde
programma van eten, werken, luchten en
af en toe recreatie. Heel weinig druppelt
er via de dikke muren van de Bredase
koepel over hen naar buiten door. Het
gevangenispersoneel heeft een zwijg
plicht.
Bekend is dat Aus der Fünten in de keu
ken te werk is gesteld, dat Fischer z'n
dagen slijt met schoonmaakkarwelen en
Kotalla niet werkt omdat hij ernstig hart
patiënt is. Tot voor enkele jaren zou hij
aan een textielmachine hebben gestaan.
Aus der Fünten en Lages hebben gepro
beerd wat te studeren, maar veel animo
is er niet meer bij.
Een hoogtepunt voor het drietal is het
bezoek van hun familie: eens per jaar.
Aus der Fünten en Fischer hebben vanaf
het begin van hun straftijd hun vrouwen
en kinderen gezien. Kotëlla kreeg af en
toe bezoek van Margrethe Samol, een
jeugdvriendin waarmee hij in december
'66 In de gevangenis trouwde. Kort na
de oorlog liet zijn eerste vrouw zich van
hem scheiden. Op de trouwdag werd het
Kotëlla toegestaan enige tijd alleen met
zijn vrouw te zijn. Diezelfde dag moest
ze echter weer terug naar Duitsland...
Uiterst moeilijk peilbaar zijn de gevoe
lens van deze drie eens zo gevreesde
Duitsers. Voelen zij zich schuldig, heb
ben ze spijt van hun daden?
Gevangenis-dlrekteur A. R. Beens
heeft kort na Lages' vertrek eens gezegd
dat hij ervan overtuigd was dat deze
Duitsers zeer goed beseften wat ze ge
daan hadden, maar dat zij dat niet zagen
als een persoonlijke schuld waarvoor nu
nog moet worden geboet Ze zagen hun
schuld als een collectieve, die het hele
Duitse volk zou moeten delen. En ook
dat ze teleurgesteld waren over de Ne
derlandse reakties op de vrijlating van
Lages, die hun kansen op vrijheid kleiner
hadden gemaakt.
Hun eigen schuld is ondubbelzinnig
aangetoond, hun wandaden zijn immens
groot. ZIJ hebben al of niet uit vrije
wil meegewerkt aan de dood van
duizenden mensen. Van de vele veroor
deelden waren zij de zwaarste misdadi-
Aus der Fünten (59): werd als Leiter
der Zentralstelle für Jüdlsche Auswande-
rung te Amsterdam op 12 juli 1950 ter
dood veroordeeld, maar kreeg op 14 ja
nuari 1951 door gratie levenslang. Hij -
besliste welke Joden moesten worden
gedeporteerd, hij organiseerde de razzi
a's. Als direkte medewerker van SD-lei-
der Willy Lages was hij verantwoordelijk
voor de dood van tienduizenden mensen.
Joden die met niet-Joden waren getrouwd
stelde hij voor de keus: sterilisatie of
transport. Ook aan het eerste gingen
velen ten onder.
Kotalla (61): als bewaker („beul") van
het concentratiekamp Amersfoort kreeg
hij op 13 december 1949 de doodstraf;
twee jaar daarna werd dat levenslang
omdat psychiatrische rapporten hadden
aangetoond dat zijn geestelijk vermogen
zodanig was aangetast dat hij vermin
derd toerekeningsvatbaar was. Kotalla
was een wreed mens. Hij had het
grootste plezier als hij zijn honden op
de gevangenen afstuurde, mensen tegen
de onder stroom staande hekken liet
oplopen, gevangenen tegen het onderli
chaam kon trappen en zonder proces liet
doodschieten. Persoonlijk werden hem
bijna tachtig moorden aangerekend.
Fischer (67): op 12 juli 1950 werd
tegen hem de doodstraf uitgesproken, op
4 januari 1951 gewijzigd in levenslang.
Fischer was plaatsvervangend hoofd van
het Juden-Referat in Den Haag. Hij werk
te mee aan de deportatie van 13.000
loden naar Westerbork. het door
gangskamp naar de gaskamers. Van hen
kwamen er 12.000 niet terug. „Juden
fischer (zoals hij wel werd genoemd)
werd de zwaarste oorlogsmisdadiger na
Rauter genoemd. Hij heeft zelf 'talloze
gevdngc.,cn mishandeld en. onmenselijke
folteringen laten ondergaan.