GENADE VOOR RECHT Wij vergiftigen vogels DE DRIE VAN BREDA Langzame „doodstraf" is in strijd met Evangelie Bram Oosterwijk Jan Veen 'n Crusoë Eiland Griend wandelt '4 ia ZATÊROAG JS AUGUSTUS 1969 Nu, na 24 jaar, zitten de drie Duitse oorlogs misdadigers Aus der Fünten, Kotalla en Fischer, nog steeds gevangen in de best bewaakte gevangenis van Nederland: de Koepel in Breda. Het zijn reeds oudere mannen aan wie de loop der jaren niet on gemerkt is voorbijgegaan. Toch nog meelopend in de tredmolen van het gevangenisbestaan, dag in dag uit, jaar in jaar uit. Door ds. A. H. Knottnerus Protestants - geestelijk verzorger van de strafgevangenis in Breda Op het kaartje op hun cel deur staat geen cijfer dat een aantal jaren aangeeft, maar een letter, namelijk de „L", aandui ding voor levenslang. Het is een veel gevreesde letter immers, wanneer komt aan dat „le venslang" een einde? Hoe wonderlijk het ook moge klinken, het antwoord op deze vraag moet luiden: gemiddeld na zestien jaar komt er een ein de aan levenslange gevangenis- ir straf. Want vroeg of laat wordt g elke tot levenslang veroordeel- n de na gratieverlening „op ja ren" gesteld, bijvoorbeeld op 24 jaar. Iedere gevangene komt, wan neer 2/3 van de straftijd om is in aanmerking voor „V.I.", wat voorwaardelijke Invrijheidsstel- ling betekent. Hij of zij kan io met hulp en steun van u de reclasseringsinstelling de maatschappij weer ingaan. Zo komt men tot een uiteindelijke itraftijd van zestien jaa.r voor ten tot levenslang veroordeelde. Waarom deze regeling? Om ndenen van menselijkheid. - barmhartigheid en toch ook wel om wille van een zekere solida riteit. Het is namelijk een barre en boze tyd om zestien jaar lang verstoken te zijn van vrouw en vrjjheid en van het leven in de vrjje natuur en in de gemeen schap. Maar ja, wat wil men: straf is straf. Tegelijkertijd echter is in de ze maatregel uitgedrukt dat er voor iedere gevangene, ook voor de zwaarst gestrafte, een uitzicht moet zijn, waarheen kan worden geleefd. En meer nog: ook voor zijn vrouw en kinderen en andere verwanten. Als protestants geestelijk ver- verzorger in de gevangenis breng ik de boodschap van Christus. Hij ging ook om met hoeren, tollenarén en andere zondaren en opende voor hen een nieuwe levensmogelijkheid. Als protestants geestelijk ver zorger plaats ik het Evangelie van de voor ons gekruisigde Christus in het middelpunt. Ik dacht dat ik van hieruit lijnen mocht doortrekken naar de menselijkheid Gods, de huma niteit, die blijft gehandhaafd ondanks alles. Als protestantsgeestelijk ver zorger leg ik ook de nadruk op ons aller solidariteit in de schuld: „Wie uwer zonder zon de is, werpe het eerst de steen." Vandaar dat ik pleit voor een straf met uitzicht op een nieu we levensmogelijkheid. Het verheugt me deze zaken in de beginselenwet en in de praktijk van de rechtspleging terug te vinden. Maar daarop wordt een uit zondering gemaakt voor de drie Duitse oorlogsmisdadigers, die nu al zoveel jaar „zitten", zon der het minste uitzicht, of er wel ooit een einde aan de straf zal komen. De redenering is dat men hen, voor wie de doodstraf in levenslang is omgezet, niet nog een keer gratie kan geven. Ver geten wordt echter, dat een werkelijk ten uitvoer gelegde levenslange gevangenisstraf minstens zo erg, zo niet erger is dan de doodstraf. Nu stem ik er onmiddellijk mee in dat de gevallen van de drie gevangenen ook wel zeer bijzonder zijn. Als men ook maar even bedenkt welke verschrikkingen zijn aangericht onder onze Joodse landgenoten, dan zou de doodstraf in deze extreme situatie op zijn plaats zijn geweest. Nu dat echter uiteindelijk niet is gebeurd, moet men consequent zijn en ook ditmaal „levenslang" niet langer laten duren dan algemeen gebruike lijk is. Het uitzonderlijke, dunkt me, daarin al verdisconteerd dat de drie niet zestien jaar, maar al 24 jaar wachten. Of moeten deze mensen nog maar steeds worden vastgehouden tot op zekere dag hun dode licha men de gevangenis worden uit gedragen? In de jaren 1940 - 1945, toen de menselijkheid op de meest elementaire en gruwelijke wijze werd geschonden, heb ik het mijn plicht geacht om daar met woord en daad tegen in te gaan. Nu meen ik, dat het opnieuw mijn taak is, op te komen voor bedreigde menselijkheid zonder naar rechts of links om te zien en zonder dat iemand het recht heeft mij het etiket rechts of links op te plakken. Met enkele stellingen wil ik besluiten: Deze langzame en langdurige doodstraf (marte ling) acht ik ten aanzien van het Evangelie onverantwoord. Hoe onmenselijk Kotalla, Aus der Fünten en Fischer ook hebben gehandeld, toch geeft ons dat niet het recht dit met gelijke munt terug te betalen. Van harte stem ik in met wat een Joods schrijver heeft gezegd toen hij benadrukte dat onze munt is: de Israëli- tisch-Christelijke gerechtigheid (Hebr. „zedaka"), die niet op vernietiging, maar op herstel uit is. Met uitzondering van de wer kelijke slachtoffers en van de werkelijke illegalen heb ik wel eens de indruk dat degenen die van deze drie „zondebokken" willen maken, daarin ook een stuk van hun eigen schuldge voel ten aanzien van oorlogs- en bezettingstijd verdisconte ren. Het blijft een feit dat de misdaden van deze drie Duitsers en hun soortgenoten alle maten te buiten zijn ge gaan. Deze misdaden zijn dan ook terecht gestraft ter hand having van recht en gerechtig heid en de menselijke waar digheid. Maar straf zonder uit zicht kan volgens mijn Evan gelische opvatting niet het laatste woord zijn. Vanuit het pastoraat in het algemeen en vanuit het gevan genispastoraat in het bijzonder zie ik als mijn taak heus niet alleen om het perspectief naar de hemelse toekomst open te houden. Christus vraagt van ons dat wij hier op aarde tekenen van gerechtigheid, barmhartigheid en menselijkheid oprichten. Op grond van deze argumen ten doe ik een beroep op het Nederlands volk om deze trieste zaak een waardige afsluiting te geven. Het (eventuele) dichtslaan van de deur van de Bredase strafgevangenis achter Ferdinand Hugo Aus der Fünten, Joseph Johann Kotalla en Franz Fischer („Judenfischer") de laatste -drie van een lange reeks Duitse oorlogsmisdadigers die binnen onze grenzen nog vastzitten betekent voor hen niet dat hun nisdadige verleden vergeven en vergeten wordt. Minister van ustifie prof. mr. C. H. F. Polak die in het geheim de Tweede- (amerfrakties polst over de vrijlating van de drie spreekt ^ftiet over gratie, maar wil wèl een wetswijziging van de grond 'lien te krijgen waarbij levenslang gestraften voorwaardelijk kunnen worden vrijgelaten. De meningen in de Kamer en onder het Nederlandse volk zijn verdeeld. Dat is bij het vrijlaten van Willy Lages in juni '66 wel duidelijk geworden. Voor- en tegen standers komen met argumenten aan, voor de meeste waarvan begrip valt op te brengen. Vierentwintig jaar nu zitten Aus der Fünten, Kotalla en Fischer gevangen. Om de paar jaar is hun vrijlating in het nieuws. Lang is de lijst van hen die pro of con tra zijn, die beweringen voor of tegen gratiëring hebben ge spuid. Een enkele greep van uiteenlopende meningen tekent de verdeeldheid. BIJLAGE VAN HET KWARTET De Rotterdammer Nieuwe Haagse Courant Nieuwe Leidse Courant Dordts Dagblad door Begin 1963 pleitten de hoogleraren in iet strafrecht Van Bemmelen en Pompe n het Nederlands Juristenblad voor vrij lating. ZIJ beweerden dat wij als Nederlan ders verantwoordelijk zijn niet voor de nderdaad afschuwelijke misdaden van Ie vier (toen dus ook nog Lages), maar 'oor ons antwoord op deze misdaden. .Levenslange gevangenisstraf zonder de nogelijkheid van een vervroegd einde is te verantwoorden; het is een leven- Je dood verklaren". De twee juristen waren er natuurlijk van overtuigd dat de Duitsers schuldig zijn aan hun misdaden, maar ze meenden ook dat zij niettemin mensen blijven tegenover naar Nederlands rechtsbeginsel een teer zware straf geboden, maar een on- nenselijke straf niet geoorloofd is. Van Bemmelen en Pompe kregen bijval in de juristen Duynstee en Le Poole, die beiden na 1945 degenen die oorlogs misdaden hadden begaan, hebben gehol pen bij hun terugkeer in de maatschap pij. Afwijzende reakties kwamen er van e' kanten. Drie predikanten reclameer den bij de ministerraad tegen genade voor de misdadigers, omdat In zo'n ge val o.m. de gerechtigheid tekort zou V/orden gedaan. De Nederlandse Vereni- )ing van Ex-Politieke Gevangenen schaarde zich achter hen met een brief 'an de minister van justitie, waarin stond men zich met alle kracht zou verzet ten tegen vrijlating van deze verdierlijkte vertegenwoordigers "van een onmenselijk •ysteem. In Duitsland zelf werd ook verschillend fedacht over gratiëring. In 1955 reeds liet het Westduitse Verbond van Ex-Krijgsgevangenen weten het niet eens te zijn met de weigering van de Nederlandse autoriteiten om de vonnis sen te herzien. Het verbond verwierp een veroordeling op grond waarvan „on ze mannen" worden behandeld als misdadigers en a - sociale figuren. Het beschouwde een eenzijdige rechtspraak door de overwinnaar als gevaarlijk en verkeerd. Opmerkelijk is het dat van hen die dagelijks met de gedetineerden in con tact zijn vaak positieve punten naar vo ren komen. In november '66 bijvoorbeeld drongen de protestantse en rooms-ka- tholieke reclassering in Breda er bij de Kamerfrakties op aan naar uiteindelijke vrijlating van de Duitsers te werken. Op z'n minst had men willen bereiken dat de hoop op vrijlating voor deze gevangenen niet voorgoed de bodem werd inge drukt. Het initiatief dat minister Polak nu heeft genomen t.a.v. de vrijlating, schijnt beïnvloed te zijn door de geestelijke ver zorgers van de gevangenis in Breda. Monseigneur H. A. J. A. Verheggen en zijn gereformeerde collega ds. A. H. Knottnerus pleiten voor vrijlating in de eerste plaats om menselijke redenen. De rooms-katholieke geestelijke heeft in een recent interview verklaard dat recht eerlijk en duidelijk moet zijn en dat ook deze mensen uitzicht moeten heb ben op een invrijheidstelling. In het ge val van de drie Duitsers Is levenslang een soort doodstraf, meent hij. Monseigneur Verheggen: ,,Het Is on zinnig om mensen aan het lijntje te hou den, dag In dag uit, nu al 24 jaar. Er is geen verwachting, geen hoop, geen overtuiging. Geestelijke verzorging is zinloos. Je kunt niets menselijks aan ze kwijt. We mogen niemand definitief alle hoop ontzeggen, want de doodstraf heb ben we destijds niet gewild". En verder: „Een volmaakt elecht mens heb ik nog nooit ontmoet. Ook niet in de gevange nissen. Ook niet in Breda". Een delicate zaak. Minister Polak heeft kort na zijn benoeming in april '67 ge zegd: „Ik ga op het ogenblik niet roeren in deze materie, die thans weer zo ge voelig ligt In de publieke opinie. Het is èn voor de betrokkenen zelf èn voor de bevolking het verstandigst er zo weinig mogelijk aan te doen." Dat was enkele maanden na de vrijla ting van Willy Lages (nu 67 jaar oud): een besluit van minister Samkalden dat bergen stof deed opwaaien. Lages mocht weg uit Breda omdat hij aan darmkanker zou lijden en binnen drie maanden wel zou sterven. Dat was de termijn van de strafonderbreking, in afwachting van de inwilliging van een verzoek om gratie. Maar Lages stierf niet. In een zieken huis te Braunlage werd hij tweemaal ge opereerd en daarbij bleek dat hij aan een zeldzame slagaderziekte leed. Geen kanker dus. Lages knapte op en woont al weer enige jaren met zijn vrouw in een luxueuze villa. Zij liet kort na Lages' ontslag uit het ziekenhuis dit los: „Mijn man heeft als politiefunctionaris niet meer dan zijn plicht gedaan. De Neder landers zijn erg ondankbaar". Maar om het volgende werd hij ver oordeeld (eer6t ter dood, later omgezet Voor het vijfde achtereen volgende jaar heeft bioloog Jan Veen (27) uit Asperen (bij de Linge) zich deze zo mer in de eenzaamheid van het vogeleilandje Griend midden in de Waddenzee teruggetrokken. Niet zo lang deze keer („Ik moest ook nog afstuderen", zegt hij), maar toch ruim voldoende om weer die vreemde sensatie te on dergaan van het als een mo derne Robinson Crusoë één zijn met de natuur en de on gelofelijk boeiende vogelwe reld. Jan Veen, die in Utrecht en Gro ningen studeerde en zioh specia liseerde In dierpsychologie (ge drag), heeft tijdens zijn vrijwillige afzondering in 1968 èn dit jaar stu die gemaakt van het gedrag van de grote stern, die alleen nog op Griend (1500 broedparen) voor komt. Doel van zijn onderzoekin gen was het vaststellen van het hoe en waarom deze zeldzame vo gel juist in kolonies leeft. Hij zegt: „De Nederlandse vere niging tot Behoud van Natuurmo numenten stelde in het verleden op Griend jaarlijks vogelwachters aan. meestal beroepswerklozen van Terschelling. Daarin kwam op een gegeven moment de klad en de directeur vroeg mij, als voorzit ter van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie, of ik niet wat namen van geschikte mensen voor dit baantje wist. Twee biologiestu denten die ik kende zijn er toen geweest en ik ben zelf het Jaar er na gegaan." „In mijn eerste jaar was er on gelofelijk veel sterfte onder de sterns. Ik dacht toen al, gezien de krampverachljnselen die zij ver toonden, dat het wel vergiftiging kon zijn. Ik heb veel onderzoek gedaan en Ik ontdekte, dat ze als het ware vol zaten met vergif: gechloreerde koolwaterstoffen (landbouwvergiften als DDE, diel- drin en aanverwante stoffen). Het jaar daarna heb ik mijn onderzoek voortgezet, ook in het laboratori um. Die gifstoffen komen hoofdza kelijk door industrieel afvalwater, dat uit de Rijn via de Noordzee kust en door het Marsdiep tussen Texel en Den Helder de Wadden zee bereikt". Volgens Jan Veen, die ook de aanwezigheid van vergif in vissen vaststelde, maakt de eigenschap, dat deze stoffen zich ophopen in het vetweefsel en moeilijk afbre ken, deze vergiftiging tot een le vensgroot probleem. „Er worden nog steeds gifstoffen aangetroffen, maar er is een verschuiving waar te nemen", zegt hij. „Oude stoffen, waarvan het gebruik is beperkt of verboden DDE en dieldrin) zijn vervangen door nieuwe. De verontreiniging in Nederland is niet minder gewor den: de problemen verschuiven hoogstens. En het beroerde is, dat de grote industrieën te machtig zijn en over de knapste koppen kunnen beschikken, terwijl de we tenschap door geldgebrek vaak achteraan komt". De communicatie tussen Griend •n de bewoonde wereld liep vroe ger, toen de Terschelllngers nog al6 reservaat-bewakers optraden, vla dit eiland, maar nu vaart sluismee8ter Ecko Koster uit Har- lingen met een zekere regelmaat over. Hij brengt de vogelwacht tot aan de rand van de Griender- waard, een onafzienbare half-land-half-watervlakte. De ba gage, het drinkwater en de provi and wordt op die plaats op een karretje gezet, dat te voet moet worden getrokken naar het eiland je een lage, llchtbegroeide plaat, die 's winters regelmatig on derloopt en waar alleen een huisje op palen en een kaap op staan. ^„Meestal zitten we er met z'n tweeën, maar ook vaak alleen", zegt Jan Veen. „Deze baan is een soort gecombineerde studenten aangelegenheid geworden: de vo gelwachters van Terschelling be waakten vroeger alleen de kolonie, maar wij doen ook onderzoek. Dat nu tevens studie wordt gemaakt van de vogelwereld op Griend vindt Natuurmonumenten natuurlijk prachtig. Als je eenmaal op het eiland zit, ga je niet gemakkelijk even een weekje weg, want door |e afwezigheid zou je juist een heel stadium in het ontwikke lingsproces missen". Jan Veen, die 's winters vaak lange tijd doorbrengt In een afge legen huisje in de Biesbos, wil er best voor uitkomen, dat toch wel af en toe op Griend de eenzaam heid hem bekruipt. „Soms betrap je jezelf er wel eens op dat je aan het eind van de week blij bent dat je Koster weer ziet. Om dat ge voel te bestrijden Is het natuurlijk belangrijk om constant bezig te zijn. Ik ben enorm geïnteresseerd in de beesten daar en de dagen zijn voor mij gewoon te kort. 's Mor gens om zes uur sta ik op Griend op en misschien zet ik 's avonds om tien uur pas mijn etenspotje op het vuur". Het eilandje Griend meet slechts enkele hectaren, maar is in een grijs verleden aan zienlijk groter en belangrijker geweest. Omstreeks het jaar 800 stond er een klooster, ge sticht vanuit Friesland. Griend was toen een groot, driehoe kig eiland, dat aan een druk bevaren route onder Terschel ling en Vlieland lag. De wate ren in de buurt vormden een belangrijke handelsweg, waar van ook de Noormannen inten sief gebruik maakten. Op het eiland lag een stadje Gryn voorzien van wallen en grachten. Het klooster had een school, waarvan nog leer- linglijsten bekend zijn. Hier uit blijkt, dat de leerlingen zo goed waren, dat zij die van het moederklooster overtrof fen. De abt "aan de wal" moet hierdoor zo in jalouzie zijn ontstoken, dat hij het Griendse klooster binnen de kortste keren liet opheffen. Rond het midden van de dertiende eeuw werd Griend getroffen door een ernstige watersnood, die slechts tien huizen overeind liet. Voor het eiland betekende dat het be gin van het einde: in een stuk van 1398 wordt al gesproken van een "cleyn eilandeken". Eiland-Friesen bleven er echter nog eeuwen wonen in hun boerderijen op kleine ter pen en hun Griendse kaas was beroemd. De vorige eeuw bivakkeerden er nog wel vis sers gedurende de zomer en weidden de boeren van Ter schelling er hun vee. Over het eigendom van Griend heeft nog enig onge noegen bestaan tussen Rijks waterstaat en de Vereniging tot Behoud van Natuurmonu menten, die een eiland meen de te hebben gekocht, maar slechts een stuk zee had: het eiland "wandelt" namelijk weg, waardoor op de oorspron kelijke plaats geen kruimel zand meer ligt. In de achttiende eeuw Is een Terschellinger familie nog in het bezit van Griend ge weest: de koopprijs bedroeg tien gulden en vijf Griendse kazen De „drie van Breda": v.l.n.r. Fischer, Kotalla en Aus der Fünten. in levenslang): verantwoordelijk voor de deportatie van ongeveer 70.000 Amster damse Joden en de executie van honder den Nederlanders die als represailles voor verzetsdaden waren opgepakt. Lages terugkrijgen uit Duitsland bleek een onhaalbare kaart en sindsdien is er weinig meer over hem naar buiten geko men. De man leeft in vrijheid. Of Aus der Fünten, Kotalla en nscner dat ooit ook nog eens zullen doen, is nu dus de grote vraag. Ze slijten al bijna een' kwarteeuw hun leven In Nederlands best bewaakte gevangenis. Dag na dag, maand na maand, jaar na Jaar hetzelfde programma van eten, werken, luchten en af en toe recreatie. Heel weinig druppelt er via de dikke muren van de Bredase koepel over hen naar buiten door. Het gevangenispersoneel heeft een zwijg plicht. Bekend is dat Aus der Fünten in de keu ken te werk is gesteld, dat Fischer z'n dagen slijt met schoonmaakkarwelen en Kotalla niet werkt omdat hij ernstig hart patiënt is. Tot voor enkele jaren zou hij aan een textielmachine hebben gestaan. Aus der Fünten en Lages hebben gepro beerd wat te studeren, maar veel animo is er niet meer bij. Een hoogtepunt voor het drietal is het bezoek van hun familie: eens per jaar. Aus der Fünten en Fischer hebben vanaf het begin van hun straftijd hun vrouwen en kinderen gezien. Kotëlla kreeg af en toe bezoek van Margrethe Samol, een jeugdvriendin waarmee hij in december '66 In de gevangenis trouwde. Kort na de oorlog liet zijn eerste vrouw zich van hem scheiden. Op de trouwdag werd het Kotëlla toegestaan enige tijd alleen met zijn vrouw te zijn. Diezelfde dag moest ze echter weer terug naar Duitsland... Uiterst moeilijk peilbaar zijn de gevoe lens van deze drie eens zo gevreesde Duitsers. Voelen zij zich schuldig, heb ben ze spijt van hun daden? Gevangenis-dlrekteur A. R. Beens heeft kort na Lages' vertrek eens gezegd dat hij ervan overtuigd was dat deze Duitsers zeer goed beseften wat ze ge daan hadden, maar dat zij dat niet zagen als een persoonlijke schuld waarvoor nu nog moet worden geboet Ze zagen hun schuld als een collectieve, die het hele Duitse volk zou moeten delen. En ook dat ze teleurgesteld waren over de Ne derlandse reakties op de vrijlating van Lages, die hun kansen op vrijheid kleiner hadden gemaakt. Hun eigen schuld is ondubbelzinnig aangetoond, hun wandaden zijn immens groot. ZIJ hebben al of niet uit vrije wil meegewerkt aan de dood van duizenden mensen. Van de vele veroor deelden waren zij de zwaarste misdadi- Aus der Fünten (59): werd als Leiter der Zentralstelle für Jüdlsche Auswande- rung te Amsterdam op 12 juli 1950 ter dood veroordeeld, maar kreeg op 14 ja nuari 1951 door gratie levenslang. Hij - besliste welke Joden moesten worden gedeporteerd, hij organiseerde de razzi a's. Als direkte medewerker van SD-lei- der Willy Lages was hij verantwoordelijk voor de dood van tienduizenden mensen. Joden die met niet-Joden waren getrouwd stelde hij voor de keus: sterilisatie of transport. Ook aan het eerste gingen velen ten onder. Kotalla (61): als bewaker („beul") van het concentratiekamp Amersfoort kreeg hij op 13 december 1949 de doodstraf; twee jaar daarna werd dat levenslang omdat psychiatrische rapporten hadden aangetoond dat zijn geestelijk vermogen zodanig was aangetast dat hij vermin derd toerekeningsvatbaar was. Kotalla was een wreed mens. Hij had het grootste plezier als hij zijn honden op de gevangenen afstuurde, mensen tegen de onder stroom staande hekken liet oplopen, gevangenen tegen het onderli chaam kon trappen en zonder proces liet doodschieten. Persoonlijk werden hem bijna tachtig moorden aangerekend. Fischer (67): op 12 juli 1950 werd tegen hem de doodstraf uitgesproken, op 4 januari 1951 gewijzigd in levenslang. Fischer was plaatsvervangend hoofd van het Juden-Referat in Den Haag. Hij werk te mee aan de deportatie van 13.000 loden naar Westerbork. het door gangskamp naar de gaskamers. Van hen kwamen er 12.000 niet terug. „Juden fischer (zoals hij wel werd genoemd) werd de zwaarste oorlogsmisdadiger na Rauter genoemd. Hij heeft zelf 'talloze gevdngc.,cn mishandeld en. onmenselijke folteringen laten ondergaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1969 | | pagina 13