MENS LOOPT GROOT GEVAAR
Stad van achtduizend jaar oud
Vijf vadem diep is
geen vadem diep
WELVAART TEN KOSTE VAN WELZIJN
Zulke muziek wordt
niet meer geschapen
ZATERDAG 5 AUGUSTUS 1969
van televisie eninterplanetaire
reizen nu nog druk over deze
waarheden, die onze voorouders
zo goed kenden?...U! Jazeker,
daar zijn wij van overtuigd.
Het kan ons niet onverschillig
laten, dat het helse kabaal in de
grote steden verantwoordelijk
is \oor 55 pet. der geestesziek
ten; dat door de verdwijning
van kleine landweggetjes het
kostbare digitalis (vingerhoed-
kruid). waaraan duizenden
hartpatiënten het leven te dan
ken hebben, tot uitsterven is
gedoemd; dat de verontreini
ging der rivieren in Frankrijk
de laatste zalm uit dit land ver
jaagt; en dat onze bomen wor
den omgehakt juist op het mo
ment dat de aarde, voor het
eerst in haar lange geschiede
nis, gevaar loopt gebrek aan
zuurstof te krijgen.
Misschien moeten wij al die
mooie landschappen waar wij
zoveel van hielden en de vogels
die soms tot op de vensterbank
hun liedjes kwamen zingen, over
tien jaar al missen. Onze
landschappen worden in snel
tempo onherkenbaar. Hondcr-
len diersoorten zijn reeds aan
het uitsterven. Het lawaai, het
vuil en de lelijkheid van de in
dustriesteden hebben ook het
platteland bereikt. Waar moe
ten wij straks in de weekend
exodus naar toe om de rust en
vrede van een bos, het gekabbel
van een helder beekje en de
*ang van een nachtegaal te vin
den?
De gevaren die ons beloeren,
kennen geen landsgrenzen. Om
oen te bezweren is niet minder
«dan een internationale
kruistocht nodig. Het jaar 1970
nu, zal onder auspiciën van
de Raad van Europa het Eu
ropese Jaar van het Behoud
van de Natuur worden.
Voor het eerst in de wereld
geschiedenis zullen de volkeren
en hun regeringen zich bewust
worden van hun milieu en sa
menwerken om dit te bescher
men en te verbeteren. De acht
tien lidstaten van de Raad van
Europa, van IJsland tot Tur
kije, zullen, tesamen met enkele
andere landen die zich bij deze
campagne hebben aangesloten,
trachten te bewerkstelligen dat:
overeenkomsten worden be
reikt en maatregelen worden
genomen om het natuurlijke
milieu te beschermen.
het publiek wordt voorgelicht
en opgevoed.
Om het behoud van zekere
natuurmonumenten te bevorde
ren. reikt de Raad al sinds 1965
aan bepaalde geslaagde projec
ten oorkonden uit. Het Peak
District in Engeland, de Ca-
margue in Frankrijk, het park
der Abruzzen in Italië, drie na
tionale parken in Zweden, de
watervallen van Krimi in de
Oostenrijkse Alpen, de Lüne-
burger heide in Duitsland en de
Hautes Fagncs in België hebben
reeds een dergelijke oorkonde
ontvangen.
De meest recente onderschei
ding werd uitgereikt aan het
bijzonder mooie moeras- en dij-
kengebied van Wollmatinger
Ried in Duitsland, dat grote
aantallen vogels tot schuil- en
ovcrwinteringsplaats strekt en
daarnaast terreinen heeft die de
groei van zeldzame planten,
waaronder bepaalde variëteiten
van de orchidee, begunstigen.
Ook alle particuliere initiatie
ven worden door de Raad van
Europa aangemoedigd. De ope
ratic „Arke Noach's", die drie
jaar geleden door een Europees
vrouwenblad getiteld „Femmes
d'Aujourd'hui" werd gelan
ceerd, richt zich vooral op de
jeugd; het is niet meer dan pas
send dat zij, die burgers van
het Europa van morgen zullen
zijn, meehelpen campagnes te
voeren voor het schoonhouden
van stranden en bossen, voor de
bescherming van het wild en de
vogels gedurende strenge koude
en voor bewustmaking van de
eerbied die de mens aan de na
tuur verschuldigd is
Als tegenwicht tot de be
bouwde zone die zich weldra
langs enorme hoofdverkeerswe
gen zal uitstrekken, zullen ei
landen van rust en schoonheid
nodig zijn. Willen wij straks
wonen in een gelukkig en leef
baar Europa, dan kan niemands
inzet worden gemist.
M. COLINON
Steeds meer berichten duiken
op over massale vergiftigingen van
dier en plant. Door vervuiling van
lucht en water dreigt er echter niet
alleen voor de dieren en planten
een groot gevaar, maar ook voor
de mens.
Ir. Z. Salverda geeft in het
boekje Uit zelfbehoud (Uitg. In
den Toren, Baarn, 78 blz., ƒ4,90)
een schokkend overzicht van de
gevaren, die ons vanuit alle hoe
ken bedreigen. Welvaart ten
koste van welzijn" is de ondertite
ling van het boek.
Met duidelijke „bewijzen" toont
hij aan dat er snel iets moet wor
den gedaan aan de hoogst ernsti
ge gevolgen van de milieu-aan
tasting. Zoals; Terwijl de
deskundigen elkaar zorgelijk toe
fluisteren dat het zeewater van on
ze badplaatsen, gebruikt in een
openbaar zwembad, prompt door
de gezondheidsinspectie afgekeurd
zou worden..."
Het is te verwachten dat een
ernstige verstoring in ons milieu
ten slotte ook de geest kan
beïnvloeden. Ook de geest kan
niet nog meer welvaart verdra
gen..."
Natuurlijk is het erg onwe
tenschappelijk als we het feit dat
in de nabijheid van vliegbases
méér imbeciele honden geboren
worden dan elders het geval is,
zouden willen toeschrijven aan het
lawaai (waarvoor honden zo ge
voelig zijn....")
Bij het lezen van deze en de
vele andere voorbeelden krijgt
men het beklemmende gevoel dat
als er nu niet eens werkelijk wordt
begonnen met een massale aanpak
van de hygiëneproblemen, het wel
eens te laat kan worden...
wij kunnen niet zonder dit alles
als wij niet op onze beurt wil
len ondergaan. Alle elementen
van de natuur vormen samen
immers één stramien waarvan
de mens zelf een weefdraad is.
Wij moeten voorkomen, dat on
herstelbare schade wordt toege
bracht aan dit tere evenwicht
waarin alles zijn reden van
bestaan heeft, waarin de vogel
de komende oogsten behoedt,
waarin de boom zorgt voor zui
vering van de lucht, zodat wij
hem kunnen inademen, en
waarin de bloem niet tevreden
is met haar schoonheid alleen,
maar ook nog de kunst verstaat
ons fe genezen.
Wie maakt zich, in deze tijd
Het wordt tijd dat enkele essentiële waarheden eens goed
hardop gezegd worden. En wel in de eerste plaats deze: de
wereld van morgen loopt grote kans eruit te zien als een woes
tijn, waaruit alle levensvreugde gebannen zal zijn. In een eeuw
tijds heeft de vooruitgang van de geneeskunde de gemiddelde
levensduur van de mens met tien jaar verlengd. In de afgelopen
dertig jaar heeft de ontwikkeling der sociale wetgeving en van
de economie de arbeider welverdiende vrije uren en dagen
verschaft. Maar wat heeft dit straks voor zin, als hij zijn vrije
tijd moet doorbrengen in een omgeving waar alles even af
stotelijk en ongezond is?
Kortgeleden werd de plechti
ge herdenking van de universe
le Verklaring van de Rechten
van de Mens gehouden. Dat is
prachtig. Maar onderwijl gaat
men door met de mens zijn hei
ligste en meest elementaire
rechten te ontnemen:
HET RECHT OP ADEMHA
LEN, op het inademen van zui
vere lucht, in plaats van een be
dorven en bezoedelde atmos
feer, vol gevaarlijke dampen
die verantwoordelijk zijn voor
de angstwekkende kankertocne-
ming;
HET RECHT OM ZIJN
DORST TE LESSEN met helder
en gezond water, en niet met
afvalwater uit de riolen, dat al
niet eens meer volledig te zui
veren valt;
HET RECHT OM ZICH TE
VOEDEN met natuurlijke voe
dingsmiddelen, en niet met on
deugdelijke, kunstmatige ge
kleurde produkten boordevol
chemische stoffen;
HET RECHT OM ZICH TE
ONTSPANNEN zonder overge
leverd te zijn aan het geknetter
van motoren, het geweld van
malende betonmolens of de
unallen van een passerend su
personisch vliegtuig:
HET RECHT OM GELUK
KIG TE ZIJN, tenslotte, in de
vertrouwde omgeving van die
ren en bloemen, wouden en me
ren, en om zich niet te hoeven
ergeren aan de afschuwelijke
aanblik van een verminkt
landschap, omringd door
vuilstortplaatsen, autowrakken
en fabrieksdampen.
Sedert enkele jaren hoort
men uit de mond van alle grote
geleerden over de gehele we
reld dezelfde noodkreet: „De
mens heeft de natuur zozeer in
zjjn macht, dat zjj op weg is
haar te doden".
De toestand is oneindig veel
ernstiger dan de publieke opinie
denkt, want men heeft tot nu
toe getracht de volledige waar
heid voor het publiek verbor
gen te houden.
Natuurbescherming was tot
voor kort in de ogen van veel
mensen een zaak van specia
listen met een lorgnet op, een
strohoed *op het geleerde hoofd,
een vlindernet in de ene en een
flora in de andere hand, waar
men toegeeflijk om glimlachte.
Deze pioniers hebben ongetwij
feld hun nut gehad. Hun tijd is
nu voorbij. Anderen hadden
eerder het beeld voor zich van
die lieve oude dametjes, die
men op pleinen soms vlijtig be
zig ziet met het voeren van alle
zwerfkatten uit de buurt.
De zaak ligt op dit moment
wel héél anders! Het gaat er nu
om, zolang het nog tijd is, het
milieu waarin wij leven en
waarin onze kinderen zullen le
ven, m.a.w. de bodem, de lucht,
het water en het landschap, in
stand te houden. Aan alles wat
leeft en waarvoor wij verant
woording dragen, het recht te
geven zich niet te laten vermin
ken, vertrappen of vernietigen.
En dit niet alleen omwille
van alles wat groeit en bloeit,
maar ook voor onszelf, want
In de serie De Vroegste Be
schavingen van NV Uitgevers
maatschappij Elsevier, Amster
dam-Brussel 12,50 per deel)
zijn verschenen China van W.
Watson en Het Nabije Oosten
van J. Mellaart en van deze
beide delen is vooral het laat
ste belangrijk, doordat de Ne
derlandse Engelsman James
Mellaart, lector in de archeolo
gie van Anatolië in Londen,
daarin voor de eerste maal in
het Nederlands publiceert over
zijn recente opgravingen.
Over die ontdekkingen heeft
Pierre Janssen kort geleden
voor de televisie gesproken.
Jericho is altijd beschouwd
als de oudste stad ter wereld.
Die positie heeft Mellaart niet
aangetast, maar hij heeft wèl in
Anatolië een waardige tegen
hanger ontdekt: een volledige
stad, daterend van meer dan
zesduizend jaar voor onze jaar
telling.
Een hoogontwikkelde land
bouw- en handelssamenleving.
Met een belangrijke obsidi-
aan-nijverheid. Met een merk
waardige godsdienst, waarvan
tempels en wandschilderingen
in die tempels getuigen.
In die godsdienst speelt de
gier een zeer grote rol. Af
gestorvenen werden begraven,
nadat hun lichamen door gieren
geheel waren ontvleesd. Bij de
ze gang van zaken denkt men
onwillekeurig aan de Parsi's in
India met hun Torens der stilte,
waar zij hun doden ook nu nog
heenbrengen, om daar de gieren
hun werk te laten doen...
De geraamten van de doden
werden na het werk van de gie
ren binnenshuis, onder de vloer,
begraven. Naast de gier was de
stier een belangrijke religieuze
figuur, en deze komt ons meer
vertrouwd voor: de stier gold
als godsdienstig symbool in het
gehele Nabije Oosten.
Geschreven schrift vónd Mel
laart niet. Maar wel een goed
uitgewerkte panorama-schets
van de stad in de vorm van een
grote muurschildering. Op de
achtergrond daarvan de vul
kaan, de voornaamste leveran
cier van het obsidiaan, de
grondstof voor de plaatselijke
industrie. Verder veel afbeel
dingen van katachtige van
gestyleerde vlekken voorziene
dieren. Luipaarden? Jachtlui
paarden?
Men weet, dat de jachtlui
paard of cheetah, gemakkelijk
te temmen, en misschien zelfs
Heel zelden wordt een zo uitgebreide verzameling bronzen offervaten bij elkaar gevonden. Deze exempla
ren dateren uit de vroege Tsjoo-peribde, van het eind van de elfde of het eind van de tiende eeuw v. C. en
zijn afkomstig uit een graf te Feng Sjiang in 1901. leder vat heeft een duidelijk omschreven bestemming.
in oorsprong een door de mens
gefokt en later verwilderde
diersoort, in de oudheid in het
Oosten als een vorstelijk sym
bool gold. In het oude Perzië
was het de vorst, die met
oheetah's jaagde.
De door Mellaart in Anatolië
ontdekte stad is duizenden ja
ren ouder dan het rijk der Per
zische vorsten. Wat was de taal
dezer stad? Hoe werd zij
bestuurd? Of liever: de steden.
Want Mellaart vond niet min
der dan twaalf steden boven el
kaar.
En ten slotte: uit radio-car-
boonmetingen bleek dat de ge
hele geschiedenis dezer stad
zich heeft afgespeeld in een
tijdperk van ongeveer duizend
jaar. Daarna verdween de stad.
Hoe? Waarom? Niemand heeft
op die vragen nog antwoord
kunnen geven. Men weet
slechts dat zij onder de bodem
van Anatolië in Turkije bewaard
bleef, tot Mellaart haar ontdek
te en onderzoocht. Dat onder
zoek is nog lang niet afgelopen.
William Watson is conserva
tor van de afdeling Oude
Oosterse kunst van het Brits
Museum in Londen. Hij behan
delt in China de historie van
China van de oude steentijd af
tot de periode van de Sjang- en
Tsjoo-dynastieën. Dat doet hij
boeiend, de lezer brengend tot
bewonderende verwondering
over een beschaving, die dui
zenden jaren geleden de gehele
wereld ver vooruit was.
Met toen reeds een goede
staatsinrichting, met volledig
ontwikkeld schrift, met hoge li
teratuur, met bloeiende kunst,
met belangrijke kennis op het
gebied van de techniek.
Voor beide boeken is opval
lend de manier waarop zij zijn
uitgevoerd. Met een schat van
uitnemende kleurplaten en dui
delijke tekeningen en een groot
aantal zwart-wit-foto's.
Zij brengen de lezer in de
eerste plaats tot respect voor de
mensheid van duizenden jaren
geleden, in wezen onze voorou
ders. En zij brengen de mens
van nu bovendien tot het besef,
dat er tussen hem en de mens
van duizenden jaren geleden
niet eens zo'n groot verschil is
als men zou verwachten.
Eigenlijk is dat begrijpelijk.
De gevoelens van de mens ble
ven en blijven dezelfde: lief
de, kameraadschap, gemeen
schapszin, afkeer, haat.
Zeker, er was minder
technische kennis en we
tenschappelijk inzicht. En de
spanningen binnen de samenle
ving, de verhouding tussen de
mensen onderling, werden door
andere factoren dan die van nu
bepaald. Maar de mens zelf met
zijn menselijke vermogens is in
die duizenden jaren niet veran
derd.
HANS W. LEDEBOER
Naar aanleiding van S. Vest
dijk, V ij f vadem diep, uitg.
De Bezige Bij, Amsterdam, 225
blz., 15,90.
S. Vestdijk
Het wordt langzamerhand een corvee een recente roman van Vestdijk
te bespreken. Ik krijg er steeds meer moeite mee de honderden bladzijden
te doorworstelen, om aan het eind niet eens de voldoening te smaken een
dag lang in een andere wereld te hebben geleefd.
Boeken afkraken is een minderwaardige
bezigheid, tenzij men echt verontwaardigd
Is. Maar zover krijgt Vestdijk mij niet. Men
houdt er een lauwe, vervelende smaak van
in de mond over. De knappe en verrassen
de trekjes die men op sommige bladzijden
tegenkomt, worden dankbaar aangestreept,
maar wat ontbreken blijft is het geloof in
de inzet van de auteur, de echtheid van
de figuren en de betekenis van de gebeur
tenissen.
De routine van de schrijver verhindert
ons het complete gevoel te krijgen dat
men voor de gek gehouden is, maar veel
•cheelt het niet. De totaalindruk die men
overhoudt, is die van een slecht voorberei
de improvisatie, die het einde haalt met de
hakken over de sloot
Men krijgt wel eens het gevoel, dat
Vestdijks relativistische levensinstelling
van nadelige invloed is op zijn literaire
productie. Niets staat vast, zelfs geen nu
ance, alles is omkeerbaar. Hoe kun je zo
scherp getekende karaktefs krijgen, hoe
echte dramatische conflicten?
In dit boek gaat het over een gewezen
alcoholist, al acht jaar van de drank af.
die het met zijn abstinentie soms moeilijk
heeft. Is dit het centrale thema? Nee, want
weliswaar wordt hij tegen het einde van
het boek ertoe verleid één glaasje te drin
ken, maar het is niet duidelijk of dit hem
fataal wordt. Een ander thema wordt ge
vormd door de schuldgevoelens jegens
zijn overleden vader, en dan is er nog een
derde thema: wat is er geweest tussen
Lannooy's vader en de verpleegster Thea;
in hoever is zij schuldig aan diens dood?
Hebben deze gegevens de schrijver zelf
wel voldoende geïnteresseerd? Ik ben ge
neigd te geloven dat Vestdijk na een op
pervlakkige voorbereiding alvast maar is
begonnen te schrijven, drijvend op zijn
routine, denkend met de schrijvende han
den. De uitvoerigheid waarmee over onbe
langrijke dingen bladzijden lang wordt uit
geweid, b.v. 28-30, verraadt het betrekke
lijke niets waaruit dit boek is geschreven.
Opvallend kan misschien heten dat de
auteur met een zekere stilzwijgende sym
pathie een man heeft willen tekenen, die
zich laat lelden door burgerlijke
fatsoensbegrippen. Vestdijk heeft een net
te man gecreëerd; het omslag spreekt
zelfs van „tamelijk puriteins". Als Thea
zich aan hem opdringt, trekt hij zich terug.
Thea doet daarop een volkomen ongeloof
waardige poging tot zelfmoord met een
koperen vruchtenmesje, een geschenk van
of gestolen van (bij Vestdijk is nooit iets
zeker) Lannooy's vader. En Lannooy weet
nog steeds niet wat er nu eigenlijk precies
gebeurd is. De lezer weet dit nog minder.
Wat moet je in vredesnaam met zo'n
boek? In mijn romankast staan alle boeken
alfabetisch naast elkaar, op twee uitzon
deringen na: Vestdijk en Risseeuw. Om
ruimte te sparen heb ik de werken van
deze twee vruchtbare auteurs opgestapeld.
Van Vestdijk heb ik trouwens niet eens
alles. Voor de essayist Vestdijk (dat werk
staat ergens anders, bij de essays) heb ik
het diepste respect; dit laatstgenoemde
genre brengt mee dat men niet knoeien
kan. Maar de romans... Uit wat ik de
laatste vijftien jaar gelezen heb. springen
er slechts enkele uit: De held van Temesa,
De filosoof en de sluipmoordenaar en Het
genadeschot.
Vestdijk is het tegendeel van een
geëngageerd auteur. Het schrijven zélf is
zijn engagement. Hij is ten diepste een
estheet, maar gefrustreerd door de verza
kelijking en de ontluisteringswoede opge
komen in de jaren dertig. Een verdere
geestelijke groei is bij hem niet waar te
nemen. De rest is...schrijven.
Laat ik besluiten met enkele citaten
„Vervelende redacteuren moesten er ook
zijn" (20); typisch Vestdijkl „Het was een
schilderij van zijn vader een tiental
flessen naast en achter elkaar in halflicht,
in die voor zijn vader zo kenmerkende
combinatie van scherp gezien detail tot
Detail van een muurschildering in een graf te T'oeng-koo, Mandsjoe-
rije, uit de vijfde of zesde eeuw. Men ziet hier de boog die uit ver
schillende delen bestaat. De meeste bogen in Oost-Azië waren van dit
type.
ANNA MAGDALENA BACH,
tweede echtgenote van Johann
Sebastiaan, heeft met haar
Kleine Kroniek als het
ware een monument opgericht
voor deze grootmeester der mu
ziek, aan welks voet zij al haar
liefde en hoge verering als on-
verwelkbarc kransen heeft neer
gelegd.
In de monologie van deze
de etiketten toe met een hoogst onwer
kelijke vormgeving van het totaal" (57); dit
kan mutatis mutandis ook van dit boek
gezegd worden: de figuren hebben een
gedetailleerd signalement meegekregen,
maar geen ziel. laat staan dat ze 'in combi
natie een echt stuk menselijk leven zou
den vertegenwoordigen.
„Hiervan nu deugde niets, en Lannooy
bewoog zijn rug alsof hij |euk had. Het
was vooral haar dogmatische toon, die
deze jeuk veroorzaakte" (140)het buf
fet een bijzonder schaamteloos tafereel
van toepasselijk glaswerk, waar sluipende
kelners telkens handig iets weggristen om
het naar onzichtbare verlorenen te bren
gen" (147); zo'n zin kan alleen een
meester schrijven.
O ja. toch nog een opmerking. De bij
eenkomst van de godsdienstige secte
(hoofdstuk VIII) is zo volstrekt onwerkelijk
en onmogelijk, wat daar gezegd wordt zo
onnozel en Inhoudloos en wat het
ergste is zo helemaal zonder echte
dweperij, dat men wel een doorgewinterde
Vestdijk-fan moet zijn om dat literair te
kunnen goedpraten. Nee, deze roman gaat
geen vadem diep.
DR. C. RIJNSDORP.
vrouw treffen we een wonder
lijke combinatie aan van een
grenzeloze liefde voor de man
en huisvader Bach, die voor de
mens van vandaag soms het ac
cent krijgt van een frustratie,
en daarnaast een bijna afgo
dische verering voor zijn wer
ken die zij gezien en gehoord
heeft „als rechtstreeks van de
hemel ingegeven" waarvan zij
op vele bladzijden getuigt. Deze
twee elementen: het voorwerp
van haar liefde en diens muziek
zijn voor haar volkomen
onscheidbaar.
Hoewel haar bescheidenheid
haar verbiedt (zoals zij zelf
zegt) om ontledend over zijn
werk te praten, zegt zij er toch
genoeg zinnigs over, waaruit
blijkt dat zij toch wel in het
bijzonder tot de ingewijden be
hoorde. Anderzijds voelt men
het dwingende respect, dat het
haar onmogelijk maakt in woor
den uit te drukken hoe groots
zijn spel, improvisaties en com
posities in wezen voor haar wa
ren: „Muziek die voor hem nog
niet geschapen was en ook niet
na hem gecomponeerd zal wor
den".
Uit deze sfeer groeiden dan
ook de laatste bladzijden uit
Anna's pen die waarlijk ontroe
ren en waarin de blinde en
stervende Bach groot en in
drukwekkend blijft.
Het boek is in deze vorm
geen naslagwerk voor historici
of muziekgeleerden doch een
document humain voor hen die
Bach om zijn muziek vereren
en die door dit werk meer zul
len begrijpen van zijn muziek
door het weten uit welke bron
nen zijn muziek opwelde: zijn
diepe verbondenheid met de
Bijbelse Christus die steeds in
het middelpunt van zijn com
posities staat (Mattheüs- en Jo-
hannespassie), zomede zijn Ho-
he Messe en cantates etc.
iHet is een uitgave van de
Uitgeverij De Arbeiderspers te
Amsterdam in een vertaling uit
het Duits van R. Wiessing-De
Sterke. 182 blz. ƒ9.90.