Drentse sterrenwacht „oor van de wereld" Een kosmisch medicijn voor de aardse kwaal PAPELOZE KERK: gereconstrueerde hunebed KLEINE CATECHISMUS VAN HET HUMANISME Door Bram Oosterwijk t ZATERDAG 16 JULI 1949 De Papeloze Kerk: het enige hunebed van ons land dat teruggebracht is in de vorm zoals het er ruim 2000 jaar ge beden heeft uitgezien. Deze grafkelder ligt in de bossen rond jet Drentse dorp Schoonoord. Het is het oudste cultuur monument van Nederland en een van de meest historische bezienswaardigheden van Drente, de provincie waarin alle $4 hunebedden van ons land liggen op één na (en dat ligt jjrlakbij de Drentse grens in het Groningse Noordlaren), ii van ons land. Hij is sinds 1919 belast met het toezicht op en de instandhouding van de rijkshu nebedden. Vijftig jaar geleden reeds leefde bij hem de wens een hunebed in de oorspronke lijke toestand te herstellen. De Papeloze Kerk is een van jDit gereconstrueerde ipnebed officieel rijks- rtnebed D 49 geheten kwam jaar geleden tot stand, dankzij het werk van »fessor A. E. van Giffen, een ui de grootste archeologen de nagelaten cultuurmonumen ten van de Hunen, van de ne- olithische beschaving (ook wel trechterbekercultuur genoemd). 'Aanvankelijk begroef dit volk dat een uitgestrekt gebied van Noordwest-Europa bewoon de zijn doden in individuele graven, z.g. vlakgraven. Later ging men collectieve graven bouwen, de hunebedden. Ze da teren uit de periode 2500 tot 1800 voor Christus. Archeologen hebben in de grafkelders bij opgravingen ve le grafgiften gevonden: krui ken, potten en ander aardewerk (eens gevuld met voedsel en drank) maar ook bijlen en pijl punten van vuursteen. Uit afdrukken op het aardewerk is gebleken dat de hunebedbou wers boeren waren. Er zijn ook vondsten gedaan van barnsteen (zoals kralen, metaal en git. Het zijn bewijzen dat Drente reeds vroeg han delsbetrekkingen met het bui tenland onderhield. De Papeloze Kerk geeft een (waarschijnlijk) goede indruk van een oorspronkelijk hunebed onder een dekheuvel. In zijn huidige vorm bestaat het uit een kelder, een dekheuvel en een steenkrans. Van de dekheuvel Is éénderde weggelaten, met de i tekening van Joh. Picardt uit 1660 van de wijze waarop volgens hem een hunebed werd gebouwd. De Papeloze Kerk zoals die er een vormloze hoop stenen in een onafzienbare heidevlakte. bedoeling de tegenwoordige toestand van de overige hune bedden te verduidelijken en te gelijk wat daglicht in de spe lonk toe te laten. De rechthoekige kelder, die toegankelijk is door een poort waarvoor een steen ligt, heeft een vloei van veldstenen. Daar op werden de doden in liggen de, hurkende of zittende hou ding bijgezet Meestal was er plaats voor honderd lijken. In de kelder zijn enkele potten (achter een hek) geplaatst. Hij wordt gevormd door twee sluitstenen, zes paar zijstenen en zes dekstenen. Rond de ovale dekheuvel (bestaande uit aarde en plag gen) ligt een niervormige krans van 28 staande Tandstenen, alle behorend tot de noordelijke zwerfstenen die tijdens de Ijstijd naar hier zijn gevoerd. In enkele van de stenen zitten ronde gaten, die om religieuze redenen zyn aangebracht. Het hunebed (dat het rijk in 1871 aankocht van de toenmali ge archivaris van de provincie Drente) draagt de naam De Pa peloze Kerk als herinnering aan de hagepreken die bij Schoon oord (gemeente Sleen) door ge reformeerde geestelijken, vooral tijdens de Tachtigjarige Oorlog, werden gehouden. Een zekere Menso Alting (1541-1612) verkondigde voor Het hunebed na de reconstructie: rechts de opengelaten bovenzijde en links de dekheuvel. In het midden de toegang tot het graf. het eerst in Sleen de nieuwe leer Ondanks de felle vervol gingen, bleef hij met een kleine kern stand houden. Een vereni gingspunt voor hen was een heuvel met een hunebed in het vlakke, open heideveld tussen Noordsleen, Zweeloo en Schoonoord. De voorganger stond op het steengraf en bij onraad kon men zich gemakke lijk op tijd verspreiden. De be- laming „kerk" is dit hunebed blijven dragen. Tot ln het begin van de vori ge eeuw heeft De Papeloze Kerk er vrij gaaf bij gelegen, maar uit een brief die de bur gemeester van Sleen in 1861 aan het Rijksmuseum van Oud- neden in Leiden stuurde, blijkt dat een deel van de vloer was opgebroken en de aarde voor 'n gedeelte rondom de grote ste nen was weggenomen. De vorm was echter nog zo goed als on geschonden. In een beschrijving van 1878 bestaat het hunebed uit een krater met 18 grote ste nen. Professor Van Giffen trof in 1918 nog slechts 14 stenen aan. Het hunebed lag toen als eèn vormloze berg stenen in een wijde, nog vrijwel boomloze heide. Kort daarna werden in dit gebied bossen aangelegd en toen men in 1958 met de re- constructie begon, lag De Pape loze Kerk geheel omsloten door hoge bomen. De reconstructie is gebaseerd op het door afgraving vast gestelde bouwplan van het hu nebed, waarbij gebruik ge maakt is van de resterende ste nen (de sluitstenen bijv. lagen nog op de oude plaats). De ont brekende stenen en de aarde voor de dekheuvel zijn uit de >mtrek aangevoerd. De Papeloze Kerk (de leng te-as is oost-west evenals die van de Middeleeuwse kerken naar de zon gericht) behoort volgens zijn bouwtrant tot de z.g. ganggraven. Dit hunebed behoorde tot de meest weste lijke voortzetting van de grote continentale Noordwesteuropese groep van megalithische gra ven. Het moet ongeveer 2300 jaar voor onze jaartelling gebouwd zijn in een landschap dat stuifmeelanalytisch onderzoek van de grondslag heeft dit be wezen geheel verschilde van dat van tegenwoordig en ook van dat ervoor. Het klimaat was milder. Linden, iepen en esser, vormden toen met eike- bossen het landschap; uit gestrekte heidevelden ontbra ken nog. aljsiwa<:soisscs<t9QiC£S8a3ofs»esaï<»c<j«<sc$cs<3aïcM»<^oK9e^^ )r^ Maanmijmering door Henny Turpijn an De romantici hebben de zwaarste nederlaag in hun eeuwenlange geschiedenis te incasseren gekregen: het zeisymbool bij uitstek van alle liefelijkheid en zoetelijk- heid is geannexeerd in het technisch procédé van de d^gemechaniseerde mensheid: de maan is van zijn voet stuk afgestoten en nu een ordinair object van ruimte- ^experimenten geworden. i Hoewel: de kosmische reali- it is begonnen en wie daarom et mee kan gaan met dit lerpunt in de historie van de ensheid, blijft in een steriel ilement. Er is maar een ant- 9ord op deze uitdaging, bewij- n dat de mens dit nieuwe imteprobleem aankan. Met of hder romantiek is niet zo be- ngrijk, wij moeten doodge- oon acclimatiseren. Daarenboven: met deze vero- ring van de maan is zonder rdon een nüeuwe fase aange- oken. Men heeft nu te maken et een kosmische problema- Ik en de aardse beslommerin- n zijn genadeloos gereduceerd tot locale futiliteiten. Het pra ten in aardse termen is een ui ting van een soort achterblijven bij de ontwikkeling van de mens tot een interplanetair we zen. Locale problemen, secundaire noden. Wat heeft een kankerpa tiënt, die de dagen en nachten over zich heen moet laten gaan in onvoorstelbare pijn en wan hopige worsteling met het le ven, wat heeft-ie nu aan een kosmische prestatie? Maar zijn leed is volslagen onbetekenend in universeel verband, of niet? Onbelangrijk lijden: de ter- doodveroordeelden in hun ellen, de met lichaamsstompjes rond lopende leprozen, de miljoenen hongerenden en evenzovele kre- perenden, Aj hebben geen baat bij een fenomenaal geslaagde reis in de ruimte, zij hebben in wezen riiets van doen met al dat gigantische gemanoeuvreer met ruimtestations en wat al niet meer. Het is misschien een zekere afleidingstactiek. Toen Indo nesië Ach in economische nood bevond, moesten de projecten West-Irian en Maleisië deze nood lenigen. Nu de mensheid zich in een impasse bevindt, nu er geen kans is op een vergelijk tussen vele strijdenden, nu is de maanreis zo broodnodig. Een kosmisch medicijn voor de aardse (secundaire) kwaal. Maar de mensen met hun aardse problemen zijn er nog, even concreet als voor de maanreis. En even onneembaar is de barrière van onmede- menselijkheid. Want wij zijn zo ongelooflijk aangewezen op onszelf, en wij zijn zo bedreven in het hanteren van de meest onmenselijke normen, dat deze maanreis eigenlijk een stimu lans is om nog beestachtiger te werk te gaan, om nog gruwe lijker huis te houden. De lunische periode is begon nen, zomaar, zonder overgang, van de ene nacht op de andere. De verovering van het heelal is nabij. Aarzelend aanvankelijk, maar geleidelijk aan driester en onheuser zal de mens trachten het universum aan zich te on derwerpen en er net zo'n alle gaartje van onvolkomenheden als op aarde van maken, heel eufemistisch gezegd. Alleen nog een ding: toen de drie astronauten in de immense heelalleegte waren, toen ze als minuscule stipjes bezig waren in de onmetelijkheid van de kosmos, waar was toen Degene, door Wie dit alles mogelijk was? Of is de mens te verstokt in zijn geoefendheid in een le venshouding zonder scrupules, dat de God van hemel en aarde er niet meer kan zijn? Het geeft niet. God heeft de meedogendheid van de mens niet nodig. Hij is er. Ook dood gewoon, ook vanzelfsprekend. In de kosmos, in de ruimte, bij de drie astronauten, ook Zijn schepselen, zoals de duizenden die er nog komen, in Zijn ruim te. Het is onweerstaanbaar Zijn ruimte. Maar Hij is ook hier. Bij de kankerpatiënt, bij de lepralei der, de terdoodveroordeelde, bij wie maar ook, die wanhopig tot over zijn oren At in (secundair volgens de ruimtejongens) leed, in menselijke eenzaamheid, God is daar ook. En mocht de maan als romantisch object voorgoed afgedaan hebben, God is en blijft Dezelfde, met of zonder ruimtereizen Naar aanleiding van C. H. Schonk, Humanisme, ook renj uw kij k op het leve n?, uitg. Moussauiï s Uitgeverij NV, Amsterdam, 95 blz., 4.50. recl_ De ondertitel luidt: „Een vroog aan buitenkerkelijke mensen voor wie de er godsdienst geen antwoord is." Het boekje is uitgegeven in samenwerking met coJJJiet Humanistisch Verbond en kan worden beschouwd als een propaganda geschrift van dit Verbond. Tevens vormt het, bedoeld of onbedoeld, een kleine catechismus van het humanisme. is al dadelijk dat het historisch 3)ect vrijwel ontbreekt. Men wordt niet .n5elicht over het ontstaan en de geschiede- zlcljt van het humanisme; namen van grote jmanisten ontbreken, de wederkerige .jïnvloeding van christendom en humanisme ji'ordt niet besproken. Evenmin wordt positie ®"jkozen tegenover het nieuwe humanisme tanr zÜn wortels in de mondiale mens heeft. L. J massamens, en niet in de Stoa of de ^naissance. n6 'Dit zal wel opzettelijk zijn gebeurd, omdat populair wilde blijven, maar men kan historisch aspect dat onmisbaar is ramjengoed populair behandelen: De kerke- }arH<e catechismussen trouwens ademen als It ware in de historische ether. En wordt f ja) eenvoudige lezer niet onderschat? On- ïoudigs woonde ik in een treincoupé een is Isprek bi] met een conducteur die over difcsofie begon. Overal lopen belezen rond; zo hoorde Ik van een manne- hei&e schoonmaker in Leiden met wie een tge^na geleerd gesprek te voeren was. Ijk rdt (Het gevolg van dit afsnijden van onderto- e vdn en boventonen is, dat men blijft verke- ct. ,n 'n de middensfeer van de alledaagsheid, 'ie b.v. het boek kent van mevrouw prof. Vogel. Het humanisme (Assen 1968), ift toch wel leren zien dat men over het jmanisme nu eenmaal niet a-hlstorlsch ireken kèn. Een voordeel is natuurlijk dat auteur schrijft van de praktijk uit. Hij inf arff C. H. Schonk. schijnt een self made man te zijn, begonnen op laag niveau. Op de achterkant van het boekje lezen we: „In 1950 nam hij, op verzoek van het Humanistisch Verbond, de leiding op zich van de humanistische geestelijke verzorging in arbeiderskampen, toen voor het eerst mogelijk. Hij heeft gespreksgroepen voor buitenkerkelijken opgezet en geleid en op deze wijze heeft hij het contact met de. zoekende en vragende mens altijd behou den." Het historische. Nederlandse humanisme is niet los te denken van zijn kritische afhankelijkheid van de geïnstitueerde ker ken. Bij alle kritiek die men heeft op godsdienst en kerk, staan de kerken voor de activiteiten van het Humanistisch Ver bond toch tot op zekere hoogte model. De schrijver vertelt over geestelijke raadslieden, die ook werken in het leger, In de gevange nissen en in de arbeiderskampen, naar het voorbeeld dus van legerpredikanten en aal moezeniers. Voor de scholing bestaat er een speciaal Humanistisch Opleidings Insti tuut, te vergelijken derhalve met een theolo gische school of seminarie De heer Schonk beklaagt zich erover, en ik meen terecht, dat dit streven van confes sionele zijde is geremd en tegengewerkt. De kerken hoeven immers voor deze activi teiten geen angst te koesteren. Maar dit alles raakt de kern van de zaak niet. In mijn boekje In het spanningsveld van de Geest (Kampen 1968) ben ik tamelijk diep op de verhouding tussen christendom en huma nisme ingegaan. Nu de gehele geïnstitueer de kerkelijkheid In de crisis is, lijkt dat streven een humanistisch spiegelbeeld van kerkelijke bezigheden tot stand te brengen, een achterhaalde zaak. Wat het belang rijkste is. wordt nagelaten, namelijk een grondige confrontatie tussen het traditione le, historische, academische elite-humanisme en het a-historische, over de hele wereld opkomende, proletarische massa-huma- nisme. Met andere woorden: het komt mij voor (Ik wil me graag van ongelijk laten overtui gen als ik het verkeerd zie) dat het Huma nistisch Verbond te veel naar de kerken kijkt en te weinig naar de wereld. Als Ik ln het Drentse Westerbork is de afgelopen drie jaar een indrukwekkende rij reflectoren gebouwd, een complex dat inmiddels al de naam „oor van de wereld" heeft gekregem. Deze nieuwe sterrenwacht waaraan de rest van dit jaar de laatste hand wordt gelegd zal miljarden lichtjaren ver de ruimte gaan aftasten. Nederland hoopt zich door dit project onder meer een beter inzicht in de geschiedenis van het heelal te kunnen verwerven. Ook het buitenland is overigens zeer geïnteresseerd. De nieuwe sterrenwacht is één van de twee grootste ter wereld. lees over de conflicten tussen studenten en hoogleraren, over de moeilijkheden in de VPRO en in politieke partijen, meen ik op te mogen merken dat de situatie een stuk ver helderd zou kunnen worden als men zich die diep ingrijpende worsteling tussen oud (en verouderd) en nieuw humanisme helder be wust was. Schonk heeft een eerlijk boekje geschre ven en wanneer hij een beroep doet op de betere mens tegenover de minder goede en slechte mens (vaak in één persoon vere nigd), kan dit niet afgekeurd worden. In de praktijk wordt de onbekwaamheid van de mens ten goede dikwijls een voorwendsel tot lijdelijkheid. Maar hij miskent toch de gelovigen wanneer hij stelt dat het besef van afhankelijkheid jegens God en Zijn openbaring per se de activiteit zou verlam men. En hier raak ik aan een fundamenteel tekort in dit werkje. Het peilt niet diep genoeg. Als Ik humanist was. zou ik toch het verschijnsel van het demonische in de samenleving en in de enkele mens dieper gepeild willen zien. Ditzelfde geldt van de tragiek in het persoonlijk leven. Ditzelfde geldt voor de onuitroeibare behoefte van de mens naar religie. De auteur vergeet dat het Nederlandse humanisme over God en godsdienst kan zwijgen, omdat onze geeste lijke atmosfeer daarvan helemaal doortrok ken is geweest. Het humanisme is soms een vlucht uit een milieu dat van godsdienst oververzadigd is. Dan werkt het tot op ze kere hoogte als een correctief, een sane- ring-, „Kijk nu ook eens om je heen en niet alleen naar boven!" Wat mij in dit boekje hindert, is de bur gerlijke smaak aan dit humanisme, het ge brek aan hoogte en diepte. De schrijver vergeet ook dat julet de minder ontwikkelde mens gemakkelijk op zijn metafysische ge voelens en verlangens terugvalt. De achttien- de-eeuwse redelijkheid en braafheid, ge paard aan een Voltalrlaanse heldere opper vlakkigheid, werken hier op de achtergrond na. Wie de mensen echt wil helpen, moet meer doen. DR. C. RIJNSDORP. Belangrijk is dat de reflectoren zich uitstrekken over een lengte van anderhalve kilometer. Dit maakt het mogelijk met grote scherpte radio-bronnen „ergens" in het heelal waar te nemen. Die scherpte hangt namelijk samen met de verhouding tussen de dia meter van het opvangcentrum en de golflengte waarop de signalen worden opgevangen. Kleinere pro jecten kunnen vaak evenver in het heelal doordringen, maar de gege vens die zij opvangen, zijn veel vager en daardoor minder zeg gend. „In Engeland is er ook één met •en diameter van anderhalve kilo meter. Het verschil is echter dat men daar met drie reflectoren werkt en wij met twaalf. Daardoor kunnen wij sneller werken, maar de Engelse sterrenwacht kan in principe dezelfde waarnemingen doen," vertelt dr. E. Raimond, be heerder van de Weeterborkse ster renwacht. Het project Is met een enorme precisie gebouwd. Alle twaalf re flectoren moeten precies gelijk zijn. Iedere onderlinge afwijking geeft ook een afwijking in de resultaten. De reflectoren moeten namelijk alle tegelijk op hetzelfde „gebied" in het heelal worden ge richt om dezelfde gegevens op te vangen, die later gecombineerd op een magneetband worden opgeno men. De gegevens uit het heelal wor den versterkt in electronische ap paratuur die In de reflectoren is ingebouwd en vervolgens doorge geven naar een laboratorium. Het mechanische deel van het complex is thans klaar, de electronische apparatuur wordt nog getest. Deze appratuur is geheel in Nederlandse laboratoria ontwikkeld. Ook de re flectoren zijn van Nederlandse bo dem. Nederland zou het project aan vankelijk ontwikkelen in samen werking met België en Luxemburg. Het was de bedoeling een z.g. kruis-antenne te bouwen, in plaats van één rij reflectoren, twee haaks op elkaar staande rijen. België en Luxemburg zagen echter om finan ciële redenen van verdere deelne ming af, waarna Nederland het project dat een twintig miljoen gulden kost verder alleen rea liseerde. In plaats van een kruis-antenne werd het een éénrijige sterren wacht, die door de draaiing van de aarde ten opzichte van het heelal echter hetzelfde effect heeft. Van de twaalf reflectoren staan er tién vast op een rij met onderlinge afstanden van 140 meter. De beide andere bewegen zich hiertussen op rails om de hiaten op te vullen. De sterrenwacht is gebouwd onder auspiciën van de Stichting Radio straling Zon en Melkweg, in 1958 opgericht door de universiteiten van Groningen, Utrecht en Leiden. De sterrenwacht is vooral be doeld voor extra-galactische waar nemingen. Een eerste plan uit te voeren na de testperiode omvat de waarneming van zeer ver weg gelegen radiobronnen. Ver wacht wordt dat Westerbork dan ook nog onbekende radiobronnen zal ontdekken. Door vergelijkingen te trekken tussen deze verweg ge legen bronnen en van bronnen die dichter bij zijn, hoopt men nieuwe gegevens te krijgen over de geschiedenis van het heelal. Dit hangt samen met de tijdsfac tor. Signalen van verre bronnen hebben al een weg van een miljard of meer lichtjaren afgelegd als ze onze aarde bereiken, wat betekent dat ze ook een miljard of meer jaren oud zijn. De signalen van dichterbij gelegen bronnen berei ken de aarde veel sneller en zijn due ook minder oud. Aan de hand van vergelijkingen tussen groepe ringen en dichtheid kan men ver anderingen aflezen en daardoor ook gewaar worden welke ontwik kelingen zich hebben voltrokken in de loop der jaren. Overigens ligt het „werkterrein" van Westerbork niet uitsluitend buiten ons eigen melkwegstelsel. De nieuwe sterrenwacht kan name lijk ook de structuur van dichtbij gelegen radiobronnen gedetailleer der ontleden dan het kleinere broertje in Dwingeloo. Beide pro jecten die in Drente zijn ge bouwd omdat dit de meest sto ringsvrije provincie is gaan sa menwerken onder directie van prof. ir. C. Muller. J. SLOOTHAAK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1969 | | pagina 13