Kees v. Eersel
studeerde bij
Jean Langlais
OOK IN 1726
HEIBEL ROND
MAAGDENHUIS
NEGATIEF CULTUURVERSCHIJNSEI
WAT GEEN EVANGELISCH GOUD IS. GAAT ERAAN
JENNY
BROCHURE-POSTHUMUS
ZATERDAG 7 JUNI 196»
Het Maagdenhuis, dat zijn naam dankt aan de rooms-katho-
fieke weesmeisjes die erin woonden, heeft al meer in het brand
punt van de Amsterdamse belangstelling gestaan. In 1726, in de
eeuw waarin het werd gebouwd op de plaats van een ander
gebouw, dat eveneens het Maagdenhuis werd genoemd, ont
stond er zo'n tumult rondom het weeshuis, dat de politie moest
Ingrijpen.
Het rumoer, aldus het blad
„De Oud Katholiek", hield ver
band met een pastoorsbenoe
ming in 1726. Het conflict
ontstond door de scherpe schei
ding van de katholieken in
twee groepen: „de oude Cle-
resie" onder aartsbisschop
Barchman Wuytiers en de te
genpartij, die het gezag van de
aartsbisschop niet erkende.
In het Maagdenhuis probeer
de de roomsgezinde regent Dirk
Roest een pastoor naar eigen
smaak te krijgen. De ijveraar
voor de Cleresie, Adriaan Wit-
tert, daarentegen deed zijn ui
terste best de „oud-katholieke"
kandidaat Henricus de Haan
benoemd te krijgen. Dit lukte
doordat de aartsbisschop, de
enige door de overheid erkende
katholieke gezagsdrager, met
succes het stadsbestuur had we
ten te overtuigen.
Maar toen begonnen pas de
moeilijkheden. De nieuwe
pastoor, begeleid door Wittert,
kon zijn pastorie niet bereiken.
Ze kwamen in een volksoploop
terecht en werden uitgeschol
den. Het tweetal riep de hulp
van de politie in en ze gingen
het opnieuw proberen, nu ver
gezeld door een escorte: de
hoofdofficier, twee schepenen,
drie substituut schouten, een
secretaris, een deurwaarder,
een stadsbode en enige diena
ren van de politie.
Een grote menigte begeleidde
deze optocht naar het Maagden
huis, waarvan de deur inmid
dels was dichtgespijkerd. Uit de
ramen van het Maagdenhuis
hingen de weesmeisjes. Deze
lieten haar ongenoegen over de
gang van zaken duidelijk blij
ken.
De timmerman, die de deur
had dichtgespijkerd, werd be
volen zijn werk ongedaan te
maken. Daarna kon de pastoor
zijn pastorie pas binnen. Maar
nog kon hij zich niet rustig van
zijn taak gaan kwijten.
De volgende dag, op Palm
zondag, stonden drie agenten
aan de voet van het altaar in
de kapel van het Maagdenhuis
om hem te beschermen. De
kerk (de kapel was tevens paro
chiekerk) was vol nieuwsgieri
gen. Weesmeisjes waren er niet.
Wezen, die bij pastoor De Haan
ter kerke wilden gaan, werden
zo geplaagd en gesard dat zij
dit niet meer durfden.
Aan het stadhuis, het tegen
woordige paleis op de Dam,
werd een pamflet opgeplakt,
dat was gericht tegen regent
Wittert. Dit ging te ver, vond
men, en onder andere de
weesmoeders werden ten stad-
huize ontboden om de „dichter"
van het voor de regent insinue
rende pamflet aan te wijzen. Er
werd een beloning van duizend
gulden uitgeloofd. Dat was voor
die dagen een enorme som.
Ondanks nog veel tegenwer
king, heeft pastoor De Haan het
tot 1754 in het Maagdenhuis
uitgehouden. Toen werd hij el
ders benoemd. Het Maagden
huis bleef als weeshuis bestaan
tot kort na de Tweede Wereld
oorlog. Bij gebrek aan wezen
moest het worden gesloten. Het
gebouw werd vervolgens enkele
jaren als bank gebruikt. In 1961
werd het het administratieve
centrum van de Universiteit
van Amsterdam.
Kees van Eersel achter het or
gel van de Sainte Clotilde met zijn
blinde leermeester Jean Langlais.
De jongste harttransplantatie in
Engeland, waarvoor gebruik werd
gemaakt van het hart van een
jonge vrouw, die* bij een ver
keersongeluk onherstelbaar her
senletsel had opgelopen, heeft
deining veroorzaakt. De vraag
Is, of een arts in staat is in ge
vallen als deze uit te maken of
de dood is ingetreden.
Prof. William Peart van het St.
Mary's Hospital in Londen laat
er geen twijfel over bestaan. Hij
zegt: „Er is geen manier om ze
kerheid te krijgen, dat een po
tentiële transplantatie-donor met
hersenbeschadiging dood is
tenzij die vrijwel onthoofd Is".
Een controversieel geval is dat
van Jenny Hood (17), die ander
half jaar geleden bij een auto
ongeluk zeer ernstige hersenbe
schadiging opliep.
De Daily Express publiceerde
een brief van Jenny's moeder. Zij
schreef, dat de artsen in het Tre-
liske ziekenhuis in Truro, Corn
wall, haar dochter hadden opge
geven, omdat de hersenbeschadi
gingen onherstelbaar waren. De
ouders van Jenny hadden echter
gesmeekt, de ademhallngsma-
chine die haar in leven hield niet
uit te schakelen. En Jenny her
stelde.
Naar aanleiding van deze brief
ontkende het ziekenhuisbestuur
de bewering van de moeder. Toe-
gègeven werd, dat het hersen
letsel inderdaad zeer ernstig was
genoemd. Er zou echter nooit ge
zegd zijn dat het onherstelbaar
was.
De artsen konden niet ontken
nen, dat het herstel van het meis
je tegen alle verwachtingen in
was. In een tweede brief aan de
Express schreef de moeder, dat
de verantwoordelijke arts haar
wel degelijk had gezegd, dat de
ademhalingsmachine Jenny niet
in leven zou kunnen houden.
De vrouw heeft lof voor de wij
ze, waarop haar dochter in het
ziekenhuis is behandeld. Zij wil
echter duidelijk maken, dat ook
artsen zich kunnen vergissen en
hoe afschuwelijk de gevolgen
kunnen zijn.
En Jenny? Zij is weer geluk
kig op de boerderij tussen de
geiten en horden. Zelf zegt zij al-
IMn maar: „Ik ben blij dat ik
Kees van Eersel, de jonge organist van de Oude Kerk
aan de Aelbrechtskolk in Delfshaven, heeft de kans van
zijn leven gekregen: hij ontving van de Franse regering een
beurs om in Parijs te studeren bij Jean Langlais, de be
roemde organist van de Sainte Clotilde. De Franse regering
betaalde bovendien de privé-lessen, het schoolgeld voor de
vermaarde Schola Cantorum, de helft van de kamerhuur
en het bespelen van een kerkorgeldat drie tot vijf francs
per uur kostte.
Voor de maaltijden mocht het
echtpaar Van Eersel van de
studentenrestaurants gebruik
maken, en die bleken spotgoed
koop te zijn. Evenals de Parijse
muziekstudenten kregen zij op
alle concerten 50 pet korting,
zodat zij voor weinig geld van
veel muziek hebben kunnen ge
nieten.
Jean Langlais vond Kees van
Eersel de beste leerling van de
dertig, die hij had, onder wie
Amerikanen en Duitsers. Hij
wil Van Eersel, die hij buiten
gewoon begaafd in alle opzich
ten noemt, examen laten doen
voor de Prix de Virtuosité van
de Schola Cantorum. een zeer
begeerde onderscheiding.
Over de lessen is Kees van
Eersel vol lof; ze waren uiter
mate boeiend en leerzaam. „Ik
stond verstomd over het ijzeren
geheugen van mijn blinde leer
meester, die alles uit het hoofd
heeft moeten leren spelen, en
over zijn fenomenale gehoor".
Minder tevreden is hij over
het peil van de orgelcultuur in
de Franse hoofdstad, dat ken
merkend is voor de situatie in
het hele land. Het electrificeren
van historische orgels is daar
een normale zaak, en stijl-
loosheden in de programma's en
in de interpretaties van de z.g.
prominente organisten zijn
schering en inslag. Hij noemde
het geheel een showbusiness.
Die trekt stampvolle kerken, en
daar zijn kathedralen bij met
tussen de 2.000 en 2.500 zit
plaatsen. „Maar dat publiek
heeft geen stijlgevoel, het vindt
alles mooi".
Interessant is het, wat Kees
van Eersel vertelde over de
overeenkomst tussen de orgel
klank, de volksaard en de taal
van een land. De Spaanse or
gels hebben met hun felle
„Spaanse trompetten" de leven
dige kleuren, die het hele leven
in dat land kernmerken. Itali
aanse orgels hebben meer zan
gerigheid met zwevende pres-
tanten, en ook in Zuid-Duits-
land vindt men die zangerigheid
in de Silbermann-orgels. Daar
tegenover kent Noord-Duits-
land de heldere, statische klank
van de Schnittger-orgels. Ne
derlandse orgels klinken ronder
dan de Noordduitse met in
vloeden uit Frankrijk, waar de
orgelklank zuidelijk gekleurd
is. maar minder scherp, en
waar de invloed van de galante
orgelstijl uit de tijd van de
Couperins nog altijd doorwerkt.
De conclusie hieruit zou kun
nen zijn, dat een orgelcomposi
tie uit het ene land nooit op een
orgel in een ander land kan
klinken zoals de componist het
heeft bedoeld. Misschien komt
het wel daardoor, dat b.v.
Franse organisten, die Neder
landse orgels bespelen, de com
posities van o.a. Johann S. Bach
heel anders laten klinken dan
wij dat gewend zijn.
Kees van Eersel zei het te
betreuren, dat men in ons land
nog zo weinig overtuigd is van
het belang, te gaan studeren bij
kopstukken in het buitenland.
Hij vond het verfrissend en
leerzaam, de muziekpraktijk in
een ander land mee te maken.
Voor een organist acht hij het
eigenlijk onmisbaar, de orgels
te leren kennen, waarop zo vele
grote Franse meesters
Het onderwerp „de universiteit" staat de laatste tijd sterk in
de belangstelling en dat is op zichzelf een goed ding: het
bewijst dat men dit instituut goed gezind is en zich zorgen
maakt over haar huidige structuur. Prof. dr. K. Posthumus,
regeringscommissaris voor het wetenschappelijk onderwijs, heeft
op verzoek van de overheid een brochure geschreven, „De uni
versiteit, doelstellingen, functies, structuren", die bedoeld is als
basis voor de discussie over dit ontwerp.
De eerste vraag, die we dienaangaande mogen stellen, is of
deze basis toereikend is. Te breed is zij in elk geval niet. Wel
kan men opmerken dat zij te smal is en om die reden niet als
grondslag en aanvang voor deze discussie dienst kan doen.
Want wel worden in deze
brochure tal van interessante
opmerkingen gemaakt o.m. be
treffende de algemeenheid van
de doelstellingen (een alge
meenheid die volgens de auteur
samengevat kan worden in de
vraag „hoe doe je dat?"), be
treffende structuur en herstruc
turering, studie, onderwijs en
beoordeling, inzake afstudeer-
leeftijden, de meest gewenste
studieduur, regeling van exa
mens en nog verscheiden derge
lijke en aanverwante onderwer
pen.
Maar het opmerkelijke is dat
de interpretatie van al deze on
derwerpen in de lucht hangt,
omdat de brochure-Posthu-
mus geen verwijzing bevat naar
de idee van de universiteit,
noch naar haar geschiedenis,
waarin deze idee, hoewel ge
brekkig, is gerealiseerd.
Dat deze brochure een aantal
staatjes laat zien (33, 38, 39, 40,
41, 42, 43), sticht geen nut zo
lang er niet bij gezegd wordt,
wat de betekenis van deze
staatjes is: we vinden ze in
niet-geïnterpreteerde toestand
en dat wil zeggen dat ze gener
lei informatie bieden.
Mogelijk ligt het in de aard
van deze brochure, dat ze nau
welijks gewag maakt van een
eventuele democratisering. Dat
die broodnodig is. behoeft geen
betoog. Om haar te kunnen be
oordelen moet men iets weten
over de geschiedenis van de
universiteit.
Het is niet algemeen bekend
dat de universiteit van Parijs in
de 13de eeuw een statutair
vastgelegd stakingsrecht had,
vgl. dr. B. A. M. Barendse, Tho
mas van Aquino, 1968, 46. Op
dit punt was de middeleeuwse
universiteit „moderner" dan de
tegenwoordige. Zij was dat o.m.
langs de weg van publieke,
disputaties, waarbij „het er
heet op los kon gaan", vgl. Ba
rendse, 27.
Toentertijd werd de idee van
een universitaire gemeenschap
vrij wat duidelijker gerea
liseerd dan vandaag. Wij ken
nen nog wel de term „universi-
tas scientiarum", eenheid en sa-
(Van een bijzondere
medewerker)
het enig legitieme „universitai
re" vak aanziet.
Dit hangt samen met de ver
regaande fabrilisering van de
universiteit: de houding van de
homo faber, de werktuigelijke
mens, overweegt zozeer, dat
men zich vrijwel uitsluitend
oriënteert aan de vraag „hoe
doe je dat?" (zoals ook blijkt
uit de brochure-Posthumus, b.v.
14), en geen aandacht wijdt aan
de vraag die daarmee onlosma
kelijk is verbonden: „en wèt
doe ik nu eigenlijk?".
De universiteit is een multi-
versiteit geworden, een nauwe
lijks administratief nog samen
hangende bundel van vakken,
een „Aggregat von Fachschu-
In de paperback De
universiteit, idee en prac-
tijk, kraakt prof. dr. K. J.
Popma enkele harde noten
met betrekking tot de
nota-Posthumus over de
herstructurering van de
universiteit.
menhang van de wetenschap
pen, maar sedert pl.m. 1850 is
duidelijk geworden en die
duidelijkheid is in toenemende
mate gebleken dat de idee
van de eenheid van de we
tenschappen werd los gelaten.
„Universiteit" betekent
oorspronkelijk gemeenschap, nl.
van docenten en studenten (do-
centium et scolarium); en op
déze eenheid berust de later
voorkomende universiteits-idee,
die van de universitas scientia
rum, de eenheid en de samen
hang van de wetenschappen.
De gedachte van deze eenheid
is vandaag algemeen los gela
ten. En dat is de nood en de
crisis van de huidige universi
teit. Zij tekenen zich af in een
zorgwekkende „Einbruch der
UnwissensChaftlichkeit", door
dat elke faculteit, elk vak en
elk deelvak zich voor het ge
heel van de wetenschap en voor
len"; en dat betekent de dood
van de universiteit Zij is radi-
kaal gedesintegreerd, zoals uit
komt in de dehumanisering en
depersonalisatie van haar on
derwijs. Zij is een mas
sa-verschijnsel geworden, en
van een persoonlijke betrekking
tussen studenten en docenten
komt niets terecht. Haar werk
zaamheid valt beneden de
menselijke maat.
Over dit onderwerp heeft dr.
K. J. Popma, bijzonder hoogle
raar voor reformatorische
wijsbegeerte aan de R.U. te
Groningen en te Utrecht, een
paperback geschreven van 80
pagina's, een uitgave van de
N.V. Buijten Schipperheijn te
Amsterdam.
Het gaat niet allereerst om
een herstructurering, maar om
een reïntegratie, om een herstel
van de verloren gegane eenheid
van het wetenschappelijk hoger
onderwijs. Het heeft al
schijn, dat de overheid zich 6
herstructurering ten doel sa
zonder de vraag naar de reïm
gratie te zien. Sommigen hé
ben de indruk dat deze onrï|
herstructurering met zo gn
snelheid in de Tweede en Een
Kamer volbracht gaat wordj-
dat de volksvertegenwoordigi
voor een voldongen feit
plaatst wordt zonder recht]
weten waar het over gaat.
Een wel zeer bedenkelijk
factor Is daarbij, dat de broc
re-Posthumus op een verkee I
manier „realistisch" blijkt
zijn, doordat zij van
bestaande toestand uitgaat
de vraag naar de eigen ai
van die toestand buiten besp
king laat. Zij wijdt genei
aandacht aan de fabriliser
van de universiteit, maar is 2
van fabrilistische opbouw, be
kenis en strekking. Zo is 1
eenvoudig een verlengstuk v
de desintegratie van het ho 0
wetenschappelijk onderwijs,
niet alleen een symptoom, mi A
ook een stimulans daarvan.
Daarom kan tegen de broei 9
re-Posthumus als negatief c
tuurverschijnsel niet ernstig z
noeg gewaarschuwd word
Teredht noemt het tijdelijk
gaan van de Groningse u t\
versitaire gemeenschap
21-2-1969 de nota-Posthun
een „fraai verpakte technoki
tie", p. 11.
Wil men een „concr
voorstel"? Wel een aanspori
tot nadere bezinning op de ii®
van de universiteit, zoals 1<
ten dele uitkomt in h a
geschiedenis en zoals die sed
ruim een eeuw wordt verlö
chend (om niet te zeggen: vfu
raden), is thans wel het meea;
concrete voorstel dat gedi b;
kan worden. Praten 0
„herstructurering" zoni
acht te slaan op de acht01
gronden, is volmaakt zinloos, bi
Men zou wensen dat wie w
roepen worden om iets aan V1
moeilijkheden van de univeii
teit te doen, eens rustig ken
namen van de studie van rr
John, Henry Newman. Het
grip universiteit, uic 1852. lt£.c
en in zijn definitieve vorm
1872, waarvan in 1946 een I a(
derlandse vertaling verschi
van de hand van Fr. Aurelf
Pompen O. F. M.
Newmans gedachten overl;
verhouding van kerk en ufe
versiteit mogen aanvechtbR
zijn, zijn studie over het
tenschappelijk hoger ondei
is een rijp boek, dat
nog ten volle actueel is, te
omdat van overheidswege
brochure verspreid w
waarin de idee van de univ
teit geen enkele rol speelt.
Frangois Couperin le Grand, Ni
colas de Grigny, Louis Cléram-
bault, Louis Marchand, Pierre
du Mage, César Franck, Marcel
Dupré, Louis Vierne hebben
gespeeld en voor welke vaak
kolossale instrumenten zij hun
dikwijls niet minder kolossale
werken (de orgelsymfonieën uit
de romantiek) hebben geschre
ven.
Op zo'n orgel, dat van de be
roemde bouwer Aristide Ca-
vaillé-Coll in de Sainte Clotilde
te Parijs, eens het domein van
César Franck, nu van Jean
Langlais, heeft Kees van Eersel
gestudeerd. Hij heeft als eerste
Rotterdamse organist deze kans
gekregen en met beide handen
aangegrepen. Een andere Ne
derlander, Ewald Kooiman,
werkt al een jaar bij Jean
Langlais en heeft intussen de
Prix de Virtuosité behaald. Wim
van der Panne komt regelmatig
in Parijs om les te nemen. Kees
van Eersel is dat ook van plan.
Het zou voor het Nederlandse
muziekleven van betekenis zijn,
indien veel meer jonge promi
nente kunstenaressen en
kunstenaars zo'n kans konden
krijgen. Waarom gebeurt dit zo
weinig?
G. M. DERSJANT
De Italiaanse sopraan Graziella Sciutti, een van de topsterren van de
operawereld, komt vanavond op de tv. Ze zal om 10.15 via Nederland
2 (NCRV) Iets over haar loopbaan vertellen. Haar domein in de grote
operatheaters is het vak van de lyrische coloratuur. Met Raimund Grum-
bach zingt zij vanavond een duet uit Donizetti's Don Pasquale. Verder
hoort u haar in een aria uit Mozarts Le Nozze di Figaro en in een
Italiaans volksliedje.
De KRO begint morgenavond op Nederland I (20.35 uur) met de Duit C
achtdelige familieserie Grosser Mann was nun. Gustav Knuth spebc
de rol van een fabrieksdirecteur. Directeur Heinrich Könlg (vader van df
kinderen) opent in de eerste aflevering een nieuwe fabriekshal. De dir«ge
teur verlaat, wanneer hij hoort dat een van zijn chauffeurs ziek is frai
worden, het feest om tot ieders ontsteltenis zelf In smoking achter Mui
stuur van een enorme vrachtwagen te kruipen. '0r
Int
I I
Naar aanleiding van prof. dr. J. A. Bornewasser en
zes andere auteurs: Christelijk bestaan in een secu
laire cultuur, uitg. J. J. Romen Zonen, Roermond,
342 blz., 19,75.
Paus Johannes XXIII heeft het slagwoord 'aggiornamento' zo
niet ingevoerd, dan toch geijkt. Bedoeld is het noodzakelijke
streven om de r.k. kerk 'up to date' te maken, bij de tijd,
actueel, iets van vandaag. Ongelukkigerwijze betekent het
Italiaanse werkwoord 'aggiornare' behalve het aanbreken van
de dag óók, en misschien wel in de eórste plaats, verdagen,
uitstellen. Een onheilspellende bij-betekenis! Vergelijk maar het
Franse ajourner en het Engelse to adjourn.
De schrijvers van het onder
havige verzamelwerk. In de eerste
plaats bedoeld voor pastoors maar
van een betekenis en belang ver
daarboven uit gaande, spreken
niet of hoogstens een enkele maal
van .aggiornamento'. maar zij wer
ken wel In de positieve betekenis
van deze term. Het zijn. behalve
de reeds genoemde prof. Borne-
wrsser. F. FrIJns. prof. dr. J. Les-
crauwaet. dr. G. Lukken, prof. dr.
W. Luijpen, prof. dr. C.P. Sporken
en prof. dr. A.G. Weller.
Na een inleiding door Lescrau-
waet, schrijft prof. Weiier over
„Sacrale structuren en secularise
rende tendensen in de middeleeu
wen en de renaissance." Prof.
Bornewasser neemt dan de draad
op en behandelt „Seculariserende
tendensen na de middeleeuwen."
Prof. Luijpen. steeds dichter bij
huis komor.de. schrijft over „Secu
larisatie als .tweede antwoord' op
het atheïsme"
In de hedendaagse situatie aan
geland, stelt prof. Lescrauwaet de
vraag naar „Eerlijk gelovig leven
in de wereld." Prof. Sporken neemt
het ethisch aspect voor zijn reke
ning In zijn stuk „Christelijk ethiek,
secularisatie en pastoraal." De li
turgie, zo belangrijk voor een
room8katholiek, wordt door dr.
Lukken behandeld in zijn bijdrage
„Liturgie en secularisatie." F. Frijns
tenslotte bekijkt het verschijnsel
liturgie als iets algemeen-mense
lijks en in zekere zin zelfs als een
alledaagse aangelegenheid. Zijn
bijdrage heeft een citaat van Ches
terton als titel.
Verdagen, uitstellen, is er wat
deze heren betreft niet bij. Zij zijn
allen voorstanders van een .ag
giornamento' der r.k. kerk in zulk
een zin dat recht wordt gedaan
tegelijk aan het evangelie en aan
het leven van vandaag. Deze be
doeling ligt open en bloot, jour,
voor onze ogen. A jour 's dit ver
zamelwerk ook in die zin dat het
doorzichtig geschreven is, niet of
nauwelijks In een gesloten vaktaal,
maar op het niveau von een alge
meen ontwikkeld lezer met of
zonder seminarie-opleiding.
Vers onder de indruk vrn de
lectuur wil Ik proberen een samon-
vatterde visie op dit boek te ge
ven. liever dan schematisch na te
vertellen wat er in staat De cen
trale moeilijkheid zit hierin dat de
r.k. kerk vóór alles Instituut Is,
imperialistisch en hiërarchisch.
Middeleeuws feodalisme en mid
deleeuwse scholastiek hebben
haar geschiedenis zwaar belast.
De liturgie „was tot het uiterste
geregeld, er was sprake van een
topzwaar ritueel" (blz. 249).
Schelding tussen clerus en le
ken moest op den duur leiden tot
wederzijdse vervreemding. Het
heil werd niet verkondigd, maar
afgekondigd (240). Zolang in de
menselijke samenleving het gezpg,
zowel geestelijk als wereldlijk,
sterk functioneerde, kon men zeg
gen dat de kerk op een voor gelo
vigen aanvaardbare manier in de
wereld stond. Nog eeuwenlang
vertoonde zij het beeld van „een
gaaf bouwwerk, dat in de geest
van de renaissancecultuur in
stand moest worden gehouden
door uniforme wetten en regels"
(252).
Wat zo lang haar kracht is ge
weest, is, bij de snelle verandering
van wereldbeeld en levensgevoel,
nu haar probleem geworden. Een
probleem waarmee ook de reforma
torische kerken te maken hebben,
omdat die eveneens met diezelfde
renaissance-cultuur historisch sterk
verweven zijn, maar dat juist de
r.k. kerk in haar historisch gegroei
de, uitwendige gedaante centraal
treft. Het aggiornamento Immers
kan niet volstaan met een verbou
wing naar de eisen des tijds. Deze
r.k. leidslieden willen terug naar
het vóór-constantljnse tijdperk,
naar de eenvoud en de kracht van
het authentieke evangelie.
De klassieke r.k. theologie en
haar traditionele praktijk is ge
woon dwars komen te liggen op
de samenleving van vandaag. Een
geschiedenis van zestienhonderd
jaar kan evenwel niet met een
handomdraai terzijde worden ge
steld. Ten diepste gezien is het
aggiornamento voor de r.k. kerk
een onmogelijke zaak. De reactie
van het Romeinse conservatisme
Is zeer begrijpelijk.
Het verdeelde protestantisme,
met vier eeuwen boter op het
hoofd, biedt niet zomaar een ge
schikt alternatief, al is de protes
tantse. theologie van grote invloed
juist op de vernieuwers In de r.k.
kerk. Door ons altijd maar tegen
Rome af te zetten zijn bij ons
belangrijke zaken In het gedrang
gekomen. Zo is het bijna tragiko
misch te zien hoe roomse gelovi
gen bij hun liturgie vraagtekens
plaatsen, terwijl vele protestanten
naar meer liturgie streven.
De grote vraagstukken van van
daag kunnen niet meer binnen de
grenzen vsn één bepaalde kerk
worden opgelost. Er Is een situatie
ontstaan dl» geen enkele ke k
onder controle heeft. De geweldi
ge aardverschuiving overkomt
eenvoudig. Er is In de kerken
proces aan de gang, dat zowel
afval op grote schaal leidt, als
zuivering en vernieuwing.
•Jammer dat zoveel oudef
zich niet van hun verleden kunt
distantiëren en zo bang zijn vc
hun posities.
•Jammer ook dat zoveel jol
ren de neiging hebben met
vuile badwater ook het kind
te werpen.
•Jammer in de derde plaats
zoveel mensen in hun vrije tijd
deze problemen niet willen meefc
len, maar alleen op ontspannlji,,,
en vermaak uit zijn.
Om tot dit belangrijke boek
zijn samenstellers terug te ker
het geeft een voortreffelijk
voorlichting. En doordat de
tekst is ontstaan mede uit dist
§ies gevolgd op inleidingen
dekanale conferenties voor
priesters van het bisdom "s Hi
genbosch), zijn de beschouwlt
helder en genuanceerd.
Soms krijgt men de indeuk
het r.k. kerkinstituut op buigen
barsten staat. De gelovige zie*
elementaire kracht van de H. G«1
aan het werk. Wat geen evai
lisch goud Is, gaat eraan,
moves in a mysterious way.
DR. C. RIJNSDOi