Kees v. Eersel studeerde bij Jean Langlais OOK IN 1726 HEIBEL ROND MAAGDENHUIS NEGATIEF CULTUURVERSCHIJNSEI WAT GEEN EVANGELISCH GOUD IS. GAAT ERAAN JENNY BROCHURE-POSTHUMUS ZATERDAG 7 JUNI 196» Het Maagdenhuis, dat zijn naam dankt aan de rooms-katho- fieke weesmeisjes die erin woonden, heeft al meer in het brand punt van de Amsterdamse belangstelling gestaan. In 1726, in de eeuw waarin het werd gebouwd op de plaats van een ander gebouw, dat eveneens het Maagdenhuis werd genoemd, ont stond er zo'n tumult rondom het weeshuis, dat de politie moest Ingrijpen. Het rumoer, aldus het blad „De Oud Katholiek", hield ver band met een pastoorsbenoe ming in 1726. Het conflict ontstond door de scherpe schei ding van de katholieken in twee groepen: „de oude Cle- resie" onder aartsbisschop Barchman Wuytiers en de te genpartij, die het gezag van de aartsbisschop niet erkende. In het Maagdenhuis probeer de de roomsgezinde regent Dirk Roest een pastoor naar eigen smaak te krijgen. De ijveraar voor de Cleresie, Adriaan Wit- tert, daarentegen deed zijn ui terste best de „oud-katholieke" kandidaat Henricus de Haan benoemd te krijgen. Dit lukte doordat de aartsbisschop, de enige door de overheid erkende katholieke gezagsdrager, met succes het stadsbestuur had we ten te overtuigen. Maar toen begonnen pas de moeilijkheden. De nieuwe pastoor, begeleid door Wittert, kon zijn pastorie niet bereiken. Ze kwamen in een volksoploop terecht en werden uitgeschol den. Het tweetal riep de hulp van de politie in en ze gingen het opnieuw proberen, nu ver gezeld door een escorte: de hoofdofficier, twee schepenen, drie substituut schouten, een secretaris, een deurwaarder, een stadsbode en enige diena ren van de politie. Een grote menigte begeleidde deze optocht naar het Maagden huis, waarvan de deur inmid dels was dichtgespijkerd. Uit de ramen van het Maagdenhuis hingen de weesmeisjes. Deze lieten haar ongenoegen over de gang van zaken duidelijk blij ken. De timmerman, die de deur had dichtgespijkerd, werd be volen zijn werk ongedaan te maken. Daarna kon de pastoor zijn pastorie pas binnen. Maar nog kon hij zich niet rustig van zijn taak gaan kwijten. De volgende dag, op Palm zondag, stonden drie agenten aan de voet van het altaar in de kapel van het Maagdenhuis om hem te beschermen. De kerk (de kapel was tevens paro chiekerk) was vol nieuwsgieri gen. Weesmeisjes waren er niet. Wezen, die bij pastoor De Haan ter kerke wilden gaan, werden zo geplaagd en gesard dat zij dit niet meer durfden. Aan het stadhuis, het tegen woordige paleis op de Dam, werd een pamflet opgeplakt, dat was gericht tegen regent Wittert. Dit ging te ver, vond men, en onder andere de weesmoeders werden ten stad- huize ontboden om de „dichter" van het voor de regent insinue rende pamflet aan te wijzen. Er werd een beloning van duizend gulden uitgeloofd. Dat was voor die dagen een enorme som. Ondanks nog veel tegenwer king, heeft pastoor De Haan het tot 1754 in het Maagdenhuis uitgehouden. Toen werd hij el ders benoemd. Het Maagden huis bleef als weeshuis bestaan tot kort na de Tweede Wereld oorlog. Bij gebrek aan wezen moest het worden gesloten. Het gebouw werd vervolgens enkele jaren als bank gebruikt. In 1961 werd het het administratieve centrum van de Universiteit van Amsterdam. Kees van Eersel achter het or gel van de Sainte Clotilde met zijn blinde leermeester Jean Langlais. De jongste harttransplantatie in Engeland, waarvoor gebruik werd gemaakt van het hart van een jonge vrouw, die* bij een ver keersongeluk onherstelbaar her senletsel had opgelopen, heeft deining veroorzaakt. De vraag Is, of een arts in staat is in ge vallen als deze uit te maken of de dood is ingetreden. Prof. William Peart van het St. Mary's Hospital in Londen laat er geen twijfel over bestaan. Hij zegt: „Er is geen manier om ze kerheid te krijgen, dat een po tentiële transplantatie-donor met hersenbeschadiging dood is tenzij die vrijwel onthoofd Is". Een controversieel geval is dat van Jenny Hood (17), die ander half jaar geleden bij een auto ongeluk zeer ernstige hersenbe schadiging opliep. De Daily Express publiceerde een brief van Jenny's moeder. Zij schreef, dat de artsen in het Tre- liske ziekenhuis in Truro, Corn wall, haar dochter hadden opge geven, omdat de hersenbeschadi gingen onherstelbaar waren. De ouders van Jenny hadden echter gesmeekt, de ademhallngsma- chine die haar in leven hield niet uit te schakelen. En Jenny her stelde. Naar aanleiding van deze brief ontkende het ziekenhuisbestuur de bewering van de moeder. Toe- gègeven werd, dat het hersen letsel inderdaad zeer ernstig was genoemd. Er zou echter nooit ge zegd zijn dat het onherstelbaar was. De artsen konden niet ontken nen, dat het herstel van het meis je tegen alle verwachtingen in was. In een tweede brief aan de Express schreef de moeder, dat de verantwoordelijke arts haar wel degelijk had gezegd, dat de ademhalingsmachine Jenny niet in leven zou kunnen houden. De vrouw heeft lof voor de wij ze, waarop haar dochter in het ziekenhuis is behandeld. Zij wil echter duidelijk maken, dat ook artsen zich kunnen vergissen en hoe afschuwelijk de gevolgen kunnen zijn. En Jenny? Zij is weer geluk kig op de boerderij tussen de geiten en horden. Zelf zegt zij al- IMn maar: „Ik ben blij dat ik Kees van Eersel, de jonge organist van de Oude Kerk aan de Aelbrechtskolk in Delfshaven, heeft de kans van zijn leven gekregen: hij ontving van de Franse regering een beurs om in Parijs te studeren bij Jean Langlais, de be roemde organist van de Sainte Clotilde. De Franse regering betaalde bovendien de privé-lessen, het schoolgeld voor de vermaarde Schola Cantorum, de helft van de kamerhuur en het bespelen van een kerkorgeldat drie tot vijf francs per uur kostte. Voor de maaltijden mocht het echtpaar Van Eersel van de studentenrestaurants gebruik maken, en die bleken spotgoed koop te zijn. Evenals de Parijse muziekstudenten kregen zij op alle concerten 50 pet korting, zodat zij voor weinig geld van veel muziek hebben kunnen ge nieten. Jean Langlais vond Kees van Eersel de beste leerling van de dertig, die hij had, onder wie Amerikanen en Duitsers. Hij wil Van Eersel, die hij buiten gewoon begaafd in alle opzich ten noemt, examen laten doen voor de Prix de Virtuosité van de Schola Cantorum. een zeer begeerde onderscheiding. Over de lessen is Kees van Eersel vol lof; ze waren uiter mate boeiend en leerzaam. „Ik stond verstomd over het ijzeren geheugen van mijn blinde leer meester, die alles uit het hoofd heeft moeten leren spelen, en over zijn fenomenale gehoor". Minder tevreden is hij over het peil van de orgelcultuur in de Franse hoofdstad, dat ken merkend is voor de situatie in het hele land. Het electrificeren van historische orgels is daar een normale zaak, en stijl- loosheden in de programma's en in de interpretaties van de z.g. prominente organisten zijn schering en inslag. Hij noemde het geheel een showbusiness. Die trekt stampvolle kerken, en daar zijn kathedralen bij met tussen de 2.000 en 2.500 zit plaatsen. „Maar dat publiek heeft geen stijlgevoel, het vindt alles mooi". Interessant is het, wat Kees van Eersel vertelde over de overeenkomst tussen de orgel klank, de volksaard en de taal van een land. De Spaanse or gels hebben met hun felle „Spaanse trompetten" de leven dige kleuren, die het hele leven in dat land kernmerken. Itali aanse orgels hebben meer zan gerigheid met zwevende pres- tanten, en ook in Zuid-Duits- land vindt men die zangerigheid in de Silbermann-orgels. Daar tegenover kent Noord-Duits- land de heldere, statische klank van de Schnittger-orgels. Ne derlandse orgels klinken ronder dan de Noordduitse met in vloeden uit Frankrijk, waar de orgelklank zuidelijk gekleurd is. maar minder scherp, en waar de invloed van de galante orgelstijl uit de tijd van de Couperins nog altijd doorwerkt. De conclusie hieruit zou kun nen zijn, dat een orgelcomposi tie uit het ene land nooit op een orgel in een ander land kan klinken zoals de componist het heeft bedoeld. Misschien komt het wel daardoor, dat b.v. Franse organisten, die Neder landse orgels bespelen, de com posities van o.a. Johann S. Bach heel anders laten klinken dan wij dat gewend zijn. Kees van Eersel zei het te betreuren, dat men in ons land nog zo weinig overtuigd is van het belang, te gaan studeren bij kopstukken in het buitenland. Hij vond het verfrissend en leerzaam, de muziekpraktijk in een ander land mee te maken. Voor een organist acht hij het eigenlijk onmisbaar, de orgels te leren kennen, waarop zo vele grote Franse meesters Het onderwerp „de universiteit" staat de laatste tijd sterk in de belangstelling en dat is op zichzelf een goed ding: het bewijst dat men dit instituut goed gezind is en zich zorgen maakt over haar huidige structuur. Prof. dr. K. Posthumus, regeringscommissaris voor het wetenschappelijk onderwijs, heeft op verzoek van de overheid een brochure geschreven, „De uni versiteit, doelstellingen, functies, structuren", die bedoeld is als basis voor de discussie over dit ontwerp. De eerste vraag, die we dienaangaande mogen stellen, is of deze basis toereikend is. Te breed is zij in elk geval niet. Wel kan men opmerken dat zij te smal is en om die reden niet als grondslag en aanvang voor deze discussie dienst kan doen. Want wel worden in deze brochure tal van interessante opmerkingen gemaakt o.m. be treffende de algemeenheid van de doelstellingen (een alge meenheid die volgens de auteur samengevat kan worden in de vraag „hoe doe je dat?"), be treffende structuur en herstruc turering, studie, onderwijs en beoordeling, inzake afstudeer- leeftijden, de meest gewenste studieduur, regeling van exa mens en nog verscheiden derge lijke en aanverwante onderwer pen. Maar het opmerkelijke is dat de interpretatie van al deze on derwerpen in de lucht hangt, omdat de brochure-Posthu- mus geen verwijzing bevat naar de idee van de universiteit, noch naar haar geschiedenis, waarin deze idee, hoewel ge brekkig, is gerealiseerd. Dat deze brochure een aantal staatjes laat zien (33, 38, 39, 40, 41, 42, 43), sticht geen nut zo lang er niet bij gezegd wordt, wat de betekenis van deze staatjes is: we vinden ze in niet-geïnterpreteerde toestand en dat wil zeggen dat ze gener lei informatie bieden. Mogelijk ligt het in de aard van deze brochure, dat ze nau welijks gewag maakt van een eventuele democratisering. Dat die broodnodig is. behoeft geen betoog. Om haar te kunnen be oordelen moet men iets weten over de geschiedenis van de universiteit. Het is niet algemeen bekend dat de universiteit van Parijs in de 13de eeuw een statutair vastgelegd stakingsrecht had, vgl. dr. B. A. M. Barendse, Tho mas van Aquino, 1968, 46. Op dit punt was de middeleeuwse universiteit „moderner" dan de tegenwoordige. Zij was dat o.m. langs de weg van publieke, disputaties, waarbij „het er heet op los kon gaan", vgl. Ba rendse, 27. Toentertijd werd de idee van een universitaire gemeenschap vrij wat duidelijker gerea liseerd dan vandaag. Wij ken nen nog wel de term „universi- tas scientiarum", eenheid en sa- (Van een bijzondere medewerker) het enig legitieme „universitai re" vak aanziet. Dit hangt samen met de ver regaande fabrilisering van de universiteit: de houding van de homo faber, de werktuigelijke mens, overweegt zozeer, dat men zich vrijwel uitsluitend oriënteert aan de vraag „hoe doe je dat?" (zoals ook blijkt uit de brochure-Posthumus, b.v. 14), en geen aandacht wijdt aan de vraag die daarmee onlosma kelijk is verbonden: „en wèt doe ik nu eigenlijk?". De universiteit is een multi- versiteit geworden, een nauwe lijks administratief nog samen hangende bundel van vakken, een „Aggregat von Fachschu- In de paperback De universiteit, idee en prac- tijk, kraakt prof. dr. K. J. Popma enkele harde noten met betrekking tot de nota-Posthumus over de herstructurering van de universiteit. menhang van de wetenschap pen, maar sedert pl.m. 1850 is duidelijk geworden en die duidelijkheid is in toenemende mate gebleken dat de idee van de eenheid van de we tenschappen werd los gelaten. „Universiteit" betekent oorspronkelijk gemeenschap, nl. van docenten en studenten (do- centium et scolarium); en op déze eenheid berust de later voorkomende universiteits-idee, die van de universitas scientia rum, de eenheid en de samen hang van de wetenschappen. De gedachte van deze eenheid is vandaag algemeen los gela ten. En dat is de nood en de crisis van de huidige universi teit. Zij tekenen zich af in een zorgwekkende „Einbruch der UnwissensChaftlichkeit", door dat elke faculteit, elk vak en elk deelvak zich voor het ge heel van de wetenschap en voor len"; en dat betekent de dood van de universiteit Zij is radi- kaal gedesintegreerd, zoals uit komt in de dehumanisering en depersonalisatie van haar on derwijs. Zij is een mas sa-verschijnsel geworden, en van een persoonlijke betrekking tussen studenten en docenten komt niets terecht. Haar werk zaamheid valt beneden de menselijke maat. Over dit onderwerp heeft dr. K. J. Popma, bijzonder hoogle raar voor reformatorische wijsbegeerte aan de R.U. te Groningen en te Utrecht, een paperback geschreven van 80 pagina's, een uitgave van de N.V. Buijten Schipperheijn te Amsterdam. Het gaat niet allereerst om een herstructurering, maar om een reïntegratie, om een herstel van de verloren gegane eenheid van het wetenschappelijk hoger onderwijs. Het heeft al schijn, dat de overheid zich 6 herstructurering ten doel sa zonder de vraag naar de reïm gratie te zien. Sommigen hé ben de indruk dat deze onrï| herstructurering met zo gn snelheid in de Tweede en Een Kamer volbracht gaat wordj- dat de volksvertegenwoordigi voor een voldongen feit plaatst wordt zonder recht] weten waar het over gaat. Een wel zeer bedenkelijk factor Is daarbij, dat de broc re-Posthumus op een verkee I manier „realistisch" blijkt zijn, doordat zij van bestaande toestand uitgaat de vraag naar de eigen ai van die toestand buiten besp king laat. Zij wijdt genei aandacht aan de fabriliser van de universiteit, maar is 2 van fabrilistische opbouw, be kenis en strekking. Zo is 1 eenvoudig een verlengstuk v de desintegratie van het ho 0 wetenschappelijk onderwijs, niet alleen een symptoom, mi A ook een stimulans daarvan. Daarom kan tegen de broei 9 re-Posthumus als negatief c tuurverschijnsel niet ernstig z noeg gewaarschuwd word Teredht noemt het tijdelijk gaan van de Groningse u t\ versitaire gemeenschap 21-2-1969 de nota-Posthun een „fraai verpakte technoki tie", p. 11. Wil men een „concr voorstel"? Wel een aanspori tot nadere bezinning op de ii® van de universiteit, zoals 1< ten dele uitkomt in h a geschiedenis en zoals die sed ruim een eeuw wordt verlö chend (om niet te zeggen: vfu raden), is thans wel het meea; concrete voorstel dat gedi b; kan worden. Praten 0 „herstructurering" zoni acht te slaan op de acht01 gronden, is volmaakt zinloos, bi Men zou wensen dat wie w roepen worden om iets aan V1 moeilijkheden van de univeii teit te doen, eens rustig ken namen van de studie van rr John, Henry Newman. Het grip universiteit, uic 1852. lt£.c en in zijn definitieve vorm 1872, waarvan in 1946 een I a( derlandse vertaling verschi van de hand van Fr. Aurelf Pompen O. F. M. Newmans gedachten overl; verhouding van kerk en ufe versiteit mogen aanvechtbR zijn, zijn studie over het tenschappelijk hoger ondei is een rijp boek, dat nog ten volle actueel is, te omdat van overheidswege brochure verspreid w waarin de idee van de univ teit geen enkele rol speelt. Frangois Couperin le Grand, Ni colas de Grigny, Louis Cléram- bault, Louis Marchand, Pierre du Mage, César Franck, Marcel Dupré, Louis Vierne hebben gespeeld en voor welke vaak kolossale instrumenten zij hun dikwijls niet minder kolossale werken (de orgelsymfonieën uit de romantiek) hebben geschre ven. Op zo'n orgel, dat van de be roemde bouwer Aristide Ca- vaillé-Coll in de Sainte Clotilde te Parijs, eens het domein van César Franck, nu van Jean Langlais, heeft Kees van Eersel gestudeerd. Hij heeft als eerste Rotterdamse organist deze kans gekregen en met beide handen aangegrepen. Een andere Ne derlander, Ewald Kooiman, werkt al een jaar bij Jean Langlais en heeft intussen de Prix de Virtuosité behaald. Wim van der Panne komt regelmatig in Parijs om les te nemen. Kees van Eersel is dat ook van plan. Het zou voor het Nederlandse muziekleven van betekenis zijn, indien veel meer jonge promi nente kunstenaressen en kunstenaars zo'n kans konden krijgen. Waarom gebeurt dit zo weinig? G. M. DERSJANT De Italiaanse sopraan Graziella Sciutti, een van de topsterren van de operawereld, komt vanavond op de tv. Ze zal om 10.15 via Nederland 2 (NCRV) Iets over haar loopbaan vertellen. Haar domein in de grote operatheaters is het vak van de lyrische coloratuur. Met Raimund Grum- bach zingt zij vanavond een duet uit Donizetti's Don Pasquale. Verder hoort u haar in een aria uit Mozarts Le Nozze di Figaro en in een Italiaans volksliedje. De KRO begint morgenavond op Nederland I (20.35 uur) met de Duit C achtdelige familieserie Grosser Mann was nun. Gustav Knuth spebc de rol van een fabrieksdirecteur. Directeur Heinrich Könlg (vader van df kinderen) opent in de eerste aflevering een nieuwe fabriekshal. De dir«ge teur verlaat, wanneer hij hoort dat een van zijn chauffeurs ziek is frai worden, het feest om tot ieders ontsteltenis zelf In smoking achter Mui stuur van een enorme vrachtwagen te kruipen. '0r Int I I Naar aanleiding van prof. dr. J. A. Bornewasser en zes andere auteurs: Christelijk bestaan in een secu laire cultuur, uitg. J. J. Romen Zonen, Roermond, 342 blz., 19,75. Paus Johannes XXIII heeft het slagwoord 'aggiornamento' zo niet ingevoerd, dan toch geijkt. Bedoeld is het noodzakelijke streven om de r.k. kerk 'up to date' te maken, bij de tijd, actueel, iets van vandaag. Ongelukkigerwijze betekent het Italiaanse werkwoord 'aggiornare' behalve het aanbreken van de dag óók, en misschien wel in de eórste plaats, verdagen, uitstellen. Een onheilspellende bij-betekenis! Vergelijk maar het Franse ajourner en het Engelse to adjourn. De schrijvers van het onder havige verzamelwerk. In de eerste plaats bedoeld voor pastoors maar van een betekenis en belang ver daarboven uit gaande, spreken niet of hoogstens een enkele maal van .aggiornamento'. maar zij wer ken wel In de positieve betekenis van deze term. Het zijn. behalve de reeds genoemde prof. Borne- wrsser. F. FrIJns. prof. dr. J. Les- crauwaet. dr. G. Lukken, prof. dr. W. Luijpen, prof. dr. C.P. Sporken en prof. dr. A.G. Weller. Na een inleiding door Lescrau- waet, schrijft prof. Weiier over „Sacrale structuren en secularise rende tendensen in de middeleeu wen en de renaissance." Prof. Bornewasser neemt dan de draad op en behandelt „Seculariserende tendensen na de middeleeuwen." Prof. Luijpen. steeds dichter bij huis komor.de. schrijft over „Secu larisatie als .tweede antwoord' op het atheïsme" In de hedendaagse situatie aan geland, stelt prof. Lescrauwaet de vraag naar „Eerlijk gelovig leven in de wereld." Prof. Sporken neemt het ethisch aspect voor zijn reke ning In zijn stuk „Christelijk ethiek, secularisatie en pastoraal." De li turgie, zo belangrijk voor een room8katholiek, wordt door dr. Lukken behandeld in zijn bijdrage „Liturgie en secularisatie." F. Frijns tenslotte bekijkt het verschijnsel liturgie als iets algemeen-mense lijks en in zekere zin zelfs als een alledaagse aangelegenheid. Zijn bijdrage heeft een citaat van Ches terton als titel. Verdagen, uitstellen, is er wat deze heren betreft niet bij. Zij zijn allen voorstanders van een .ag giornamento' der r.k. kerk in zulk een zin dat recht wordt gedaan tegelijk aan het evangelie en aan het leven van vandaag. Deze be doeling ligt open en bloot, jour, voor onze ogen. A jour 's dit ver zamelwerk ook in die zin dat het doorzichtig geschreven is, niet of nauwelijks In een gesloten vaktaal, maar op het niveau von een alge meen ontwikkeld lezer met of zonder seminarie-opleiding. Vers onder de indruk vrn de lectuur wil Ik proberen een samon- vatterde visie op dit boek te ge ven. liever dan schematisch na te vertellen wat er in staat De cen trale moeilijkheid zit hierin dat de r.k. kerk vóór alles Instituut Is, imperialistisch en hiërarchisch. Middeleeuws feodalisme en mid deleeuwse scholastiek hebben haar geschiedenis zwaar belast. De liturgie „was tot het uiterste geregeld, er was sprake van een topzwaar ritueel" (blz. 249). Schelding tussen clerus en le ken moest op den duur leiden tot wederzijdse vervreemding. Het heil werd niet verkondigd, maar afgekondigd (240). Zolang in de menselijke samenleving het gezpg, zowel geestelijk als wereldlijk, sterk functioneerde, kon men zeg gen dat de kerk op een voor gelo vigen aanvaardbare manier in de wereld stond. Nog eeuwenlang vertoonde zij het beeld van „een gaaf bouwwerk, dat in de geest van de renaissancecultuur in stand moest worden gehouden door uniforme wetten en regels" (252). Wat zo lang haar kracht is ge weest, is, bij de snelle verandering van wereldbeeld en levensgevoel, nu haar probleem geworden. Een probleem waarmee ook de reforma torische kerken te maken hebben, omdat die eveneens met diezelfde renaissance-cultuur historisch sterk verweven zijn, maar dat juist de r.k. kerk in haar historisch gegroei de, uitwendige gedaante centraal treft. Het aggiornamento Immers kan niet volstaan met een verbou wing naar de eisen des tijds. Deze r.k. leidslieden willen terug naar het vóór-constantljnse tijdperk, naar de eenvoud en de kracht van het authentieke evangelie. De klassieke r.k. theologie en haar traditionele praktijk is ge woon dwars komen te liggen op de samenleving van vandaag. Een geschiedenis van zestienhonderd jaar kan evenwel niet met een handomdraai terzijde worden ge steld. Ten diepste gezien is het aggiornamento voor de r.k. kerk een onmogelijke zaak. De reactie van het Romeinse conservatisme Is zeer begrijpelijk. Het verdeelde protestantisme, met vier eeuwen boter op het hoofd, biedt niet zomaar een ge schikt alternatief, al is de protes tantse. theologie van grote invloed juist op de vernieuwers In de r.k. kerk. Door ons altijd maar tegen Rome af te zetten zijn bij ons belangrijke zaken In het gedrang gekomen. Zo is het bijna tragiko misch te zien hoe roomse gelovi gen bij hun liturgie vraagtekens plaatsen, terwijl vele protestanten naar meer liturgie streven. De grote vraagstukken van van daag kunnen niet meer binnen de grenzen vsn één bepaalde kerk worden opgelost. Er Is een situatie ontstaan dl» geen enkele ke k onder controle heeft. De geweldi ge aardverschuiving overkomt eenvoudig. Er is In de kerken proces aan de gang, dat zowel afval op grote schaal leidt, als zuivering en vernieuwing. •Jammer dat zoveel oudef zich niet van hun verleden kunt distantiëren en zo bang zijn vc hun posities. •Jammer ook dat zoveel jol ren de neiging hebben met vuile badwater ook het kind te werpen. •Jammer in de derde plaats zoveel mensen in hun vrije tijd deze problemen niet willen meefc len, maar alleen op ontspannlji,,, en vermaak uit zijn. Om tot dit belangrijke boek zijn samenstellers terug te ker het geeft een voortreffelijk voorlichting. En doordat de tekst is ontstaan mede uit dist §ies gevolgd op inleidingen dekanale conferenties voor priesters van het bisdom "s Hi genbosch), zijn de beschouwlt helder en genuanceerd. Soms krijgt men de indeuk het r.k. kerkinstituut op buigen barsten staat. De gelovige zie* elementaire kracht van de H. G«1 aan het werk. Wat geen evai lisch goud Is, gaat eraan, moves in a mysterious way. DR. C. RIJNSDOi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1969 | | pagina 14