sch
a
a
JAZZKONING HANDY OP ZEGEL
l<
Mentorgroep
wegwijzer
kampeerders
Bertrand Russell
zoals hij zichzelf
In ,drievoud' ziet
Redding (2)
6 sr
f
Kampioenen
**1
11
i
ai m
E W
m m
ANWB-KORPS VIERT ZILVEREN JUBILEUM
Aad Begemann
ZATERDAG 17 MEI 1947
a fzender
nRIE passies, eenvou-
dig maar overwel
digend sterk, hebben
mijn leven beheerst:
het verlangen naar
liefde, de dorst naar
kennis en ondraaglijk
mededogen met het lij
den der mensheid. Als
grote stormen hebben
deze passies mij heen en
weer geslingerd, grillig
en onberekenbaar, over
een diepe oceaan van
folterende angst, tot
aan de rand van de
wanhoop".
De grote Britse filosoof
Bertrand Russell begint met
deze. als verontschuldiging
bedoelde zin, zijn autobiogra
fie. als reuzen pocket ver
schenen bij de Bezige BIJ. Die
„verontschuldiging" is blijk
baar nodig om het eerste
deel van zijn memoires te
..verkopen". Niet dat dit deel
ongeloofwaardig zou zijn. In
tegendeel. Russell's jeugd
onderscheidt zich niet van die
van duizenden andere Britten.
Maar het ontbreekt in dit,
overigens humoristisch ge
schreven deel, aan gemeende
ernst. En daarom de drie
passies in de inleiding.
Het tweede deel zal zijn
ware bedoelingen moeten be
wijzen: Zijn heftig optreden
tegen de Amerikanen (Viet
nam) en zijn verrassende
houding tegenover de Rus
sen (Tsjechoslowakije).
Het touwtrekken om de
jonge Bertrand is amusant:
vader en moeder (beide da
gelijks tegen het Victoriaan
se Britse been schoppend)
benoemen twee atheisten tot
voogd „om hem voor 't kwaad
van een godsdienstige opvoe
ding te behoeden".
Na een proces wordt Ber
trand bij zijn grootvader ge
plaatst, prime-minister ten
tijde van de Krimoorlog. Ber
trand beschrijft een kabinets
zitting op Pembrooke Lodge,
grootvaders woning: drie mi
nisters slapen, als men be
sluit de oorlog af te kondi
gen.
Grootmoeder, preuts, Vic
toriaans, niet in staat over de
„rede" te denken, neemt de
opvoeding over als groot
vader sterft. Zij wil Bertrand
en zijn broer Frank „uit de
klauwen der heidenen redden"
Russell erkent de grote in
vloed, die zij op hem heeft
gehad. Haar tekst „Gij zult de
meerderheid in het kwade
niet volgen" was voor hem
later, reden om meestal bij
de minderheid te behoren,
zonder bang te zijn.
Hij kreeg in zijn jonge ja
ren een bovenmatig zonde
besef. Zijn belangstelling voor
wiskunde, filosofie maar voor
al godsdienst was mede te
danken aan een mohamme
daanse oom. een boeddhisti
sche oom en*een oom, die
rk-bisschop was.
De explosie kwam sneller
dan Russell had verwacht:
aan de hand van de weten
schap wees hij alle kerkelijke
dogma's af, maar bleef nog
geloven in God. Dat kon hij
wetenschappelijk niet afwijzen.
Totdat hij de vraag moest
beantwoorden „Wie heeft God
gemaakt?"
„Ik werd atheist, blij dit
probleem te hebben afge
daan", antwoordde de jonge
Russell.
Zijn leven schijnt plotse
ling sneller te gaan: hij krijgt
zelfmoordplannen, gaat vlak
vóór Cambridge naar Parijs
en konstateert dat de Eiffel-
toren een unieke gelegenheid
is om zelfmoord te plegen.
Wrang zegt hij daarover:
.Jammer, Ik had de zelfmoord
pogingen net opgegeven".
Op de universiteit probeert
hij een vriend te wurgen: die
wordt meteen zijn beste
vriend. Hij verliest alle kontakt
met de familie en ontdekt
dat de meeste mensen er een
genoegen in scheppen niet
het geluk voor allé mensen
na te streven. Dat wordt een
keerpunt: voor hem blijft al
leen de liefde nog over. Hij
zoekt die om de extase, daar
na om niet meer alleen te
zijn en nog later omdat hij er
iets van de hemel in herkent,
waarover heiligen en dichters
het altijd hebben.
Het eerste deel eindigt met
de verloving, zijn eerste huwe
lijk, Amerika en tenslotte
weer Cambridge. En alweer,
de liefde, die hij vond, zo
verzekert hij. Niets over zijn
mededogen, weinig over de
kennis die hij wilde /ergaren
Misschien in het tweede deel?
(Autobiografie Russell, 1872-
1914, Bezige Bij, Amsterdam.
f 16,50, 297 blz.)
TAE VARIËTEIT in de afbeeldingen op onze postzegels zou veel minder at-
traktief zijn als we nog in het tijdperk leefden, toen slechts de conter-
feitsels van staatshoofden op deze waardepapiertjes mochten prijken. Sinds
vele jaren worden beroemdheden op elk terrein al tot deze eer toegelaten. Zo
vraag ik deze week o.a. uw aandacht voor een postzegel, die vandaag in de
Ver. Staten verschijnt en waarop de Amerikaan W. C. Handy, de vader van
de blues, met trompet aan de mond figureert.
Do eerste verkoop vindt plaats
In Memphis (Tenn.). de stad die
onsterfelijk werd wegens Handy's
composities „The Memphis Blues"
en „The Beale Street Blues". In
een naar hem genoemd park In
Memphis staat zijn bronzen stand
beeld. De ontwerpster van de zegel
heeft de afbeelding aan dit beeld
ontleend.
Handy werd 16 november 1873 in
Florence (Alabama) geboren. Reeds
als schooljongen was hij bezeten
van muzlekmaken. Zijn eerste in
strument was een tweedehands
trompet, die hij voor zes gulden
had gekocht. Handy eindigde zijn
carrière als eigenaar van een
gerenommeerde muziekuitgeverij In
New York.
Natuurlijk bestond de blues-mu-
ziek al vóór "Handy, maar hij was
het, die de klagelijke negermuziek-
maat schreef. De „Memphis Blues"
publiceerde hij in 1912 uit eigen
middelen. Hij deed de hele com
positie voor 50 dollar van de hand.
niet wetende dat in datzelfde jaar
niet minder dan 50.000 exemplaren
zouden worden verkocht. Handy
werd op 70-Jarige leeftijd blind en
stierf 28 maart 1958.
Luxemburg zal maandag 19 mei
a.s. vijf zegels in omloop bren
gen: ietwat verlaat zijn twee
Europazegels, een herdenkings
zegel ter gelegenheid van het
50-jarig bestaan van het Internatio
naal arbeidsin8tituut en twee we
gens het feit, dat 75 jaar geleden
de Luxemburgse schilder Joseph
Kutter (18941941) werd geboren.
De zegels dragen reproducties van
zijn werken: „het houten paard"
en „Luxemburg", respectievelijk in
1937 en 1936 ontstaan. Beide
schilderijen bevinden zich met vele
andere werken van Kutter in het
nationaal museum van Luxemburg.
De Nederlandse Antillen zullen
eveneens maandag 18 mei twee
postzegels uitgeven ter viering van
het eeuwfeest van het Hof van
Justitie en de codificatie van het
recht van het land. De afbeeldin
gen zijn een wetboek en de weeg
schaal met zwaard.
In Canada komt 21 mei een
nogal merkwaardige zegel op de
markt ter viering van het vijftig
jarig bestaan van de Internationale
arbeidsorganisatie. Aan de hand
van de afbeelding kunt u ook zelf
oordelen. In en om een ellipsvor
mige wereldbol zijn nagenoeg over
het hele zegelbeeld allerlei petite-
rige instrumentjes en gebruiks-
voorwerpjes in wit uitgespaard:
hamers, messen, scharen, lepels,
vorken, tangen, sleutels, teken-
haken. schrobzagen en wat al niet.
In het betreffende informatiebulle
tin van de Canadese posterijen
heb ik naarstig gezocht of er mis
schien een wedstrijd aan deze
emissie verbonden was met als
opgaaf: hoeveel werktuigjes ziet u.
welke zijn het en hoe dikwijls is
elk voorwerp op de zegel afge
beeld? Wel vermeldt dit bulletin
min of meer triomfantelijk dat de
zegel zodanig is ontworpen dat
hij in elke stand gehouden en
opgeplakt kan worden. Ik acht
dit eerder een gemis.
J. J. M. KIGGEN
De groep van tweehonderd van
waaruit In 1944 het mentor-
korpe werd gevormd op het kam-
peercentrum Coldenhove bij Eer
beek.
Correspondentie aan de heer
H. J. J. Slavekoorde,
Goudrei nette strut 125, Den Haag.
Het kan er de schijn van hebben
dat een redding, gelijk in de vori
ge rubriek al ter sprake gekomen,
iets toevalligs heeft. Toevallig in
twee betekenissen: allereerst wan
neer de in moeilijkheden rakende
speler zich pas laat, bijna te laat,
van zijn moeilijkheden bewust
wordt; maar ook indien de stelling
waarin hij verzeild is min of meer
toevallig een redding toelaat.
Er is trouwens aan de „redding"
nog een andere kant Het komt
niet zelden voor dat een bui
tenstaander dat is iemand die
het spel gadeslaat, of wel een par
tij naspeelt de Indruk heeft
dat een speler een grandioze red
ding uitvoert, terwijl de bewuste
speler zélf hoogst verbaasd zou
zijn indien zijn spel als een „red-
zou worden. Hij zou mogelijk zeg-
zou worden. Hij zou mogelijk zeg
gen: „Geen sprake van, Ik hebd e
stelling voortdurend vast in de
hand gehad, al was mijn te
genstander zich daarvan niet be
wust".
Zo gezien kan wat de bui
tenstaander een redding noemt in
feite een prachtig staaltje van tak-
tisch verdedigend spel zijn. Het
moge er de schijn van hebben dat
de speler totaal verloren staat, het
blijkt al spoedig dat hl| dieper
heeft gezien dan zijn tegenstander.
Van dit type geven wij ditmaal
drie stellingen. In alle drie staat
wit er op het eerste gezicht hope
loos voor. Maar hij redt zich, tel
kens weer. door middel van een
geniale tegenaanval. Het doet er
eigenlijg niet veel toe of een der
gelijk beloop een „redding" mag
heten of niet. Men zou het met
evenveel recht kunnen brengen on
der de titel „Schijn bedriegt".
Wtj ontlenen deze stellingen aan
Rejnfeld s boek „1001 Brilliant
chess sacrifices and combina
tions", en dat betekent tevens
Zwart verkeerde reeds i£,
netelige positie. HIJ had
vleugel niet tijdig in het spJ
bracht, met als gevolg bet
speelmogelljkheld.
13—19?; 25—20,
29—23, 18x38; 31—27,
36x27. 32x21; 43x14.
De oplossers van eindsfc
zijn lange tijd niet aan de I
geweesL Wij menen hen i
dienst te zijn door enige
tac-eindspelen te plaatsen, c
leend zijn aan Moser's „Strd
der honderd velden".
J. T. Cazemier
Zwart: 6, 11 t/m 18. 22, 28. 32;
Wit: 25. 26. 29. 31, 33. 35. 36. 39,
41. 43, 47, 49.
Wit speelt en wint.
Zwart: 16, 36. 40; Wit: 41,
50,
Wit speelt en wint.
Met de Pinksterdagen
wordt er een bijzonder ju
bileum. gevierd. Op een
stuk bosterrein tussen Bu-
del en Weert zullen, naar
voorlopige schatting, twee
duizend kampeerders bij
eenkomen om te feesten.
Het is dan namelijk 25 jaar
geleden dat de ANWB haar
„mentorkorps" oprichtte.
Aanvankelijk in het leven
geroepen om in de chaoti
sche toestanden op kam-
peergebied in de oorlog eni
ge orde te scheppen, is het
nu vooral een groep erva
ren kampeerders die weg
wijzer wil zijn voor de
ruim twee miljoen vakan
tiegangers voor wie het
kamperen niet alleen va
kantie- of vrijetijdsbesteding
is, maar ook hobby.
Het ontstaan van de mentor-
groep dateert uit de vooroorlogse
jaren.
Nachtverblijven voor kampeer
ders zijn door de ANWB ingesteld
toen de bezetter in 1941 het hen
verbood in tenten te slapen. Men
mocht wel kamperen, maar moest
's nachts onder een vast dak
slapen. De ANWB vond welwil
lende plattelanders (meestal boe
ren) bereid kampeerders 's nachts
bij hen te laten slapen. De bedoe
ling was dat men wel zijn tent
meenam om daarin overdag te
wonen.
Hieraan werd steeds minder de
hand gehouden en het systeem
ontaardde. Er moest orde komen.
Bovendien zag de ANWB dat er
na de oorlog grote problemen zou
den komen, door gebrek aan goede
materialen en door het gebrek aan
kampeerervaring bij vele jongeren.
In een artikel in de Kampeer-
kamploen beschreef hoofdredac
teur v. d. Weyde In 1944 het als
volgt: „Op de oude rotten rust
de verplichting hun steentje bij te
dragen tot de verhoging van het
peil van het kamperen in ons land.
Wij hebben een keurkorps van
model-kampeerders nodig. Geen
kerels die met een farizeese snuit
rond lopen, denkende dat zij alle
wijsheid in pacht hebben en ook
geen bedillers die op alle slakken
zout leggen en die hun slacht
offers geen ogenblik met rust laten,
maar eerlijke kampeerders die een
open oog hebben voor de moeilijk
heden van 1944 en die de nieuwe
lingen op weg willen helpen om
een waardige plaats in de rijen der
kampeerders in te nemen".
Er volgde een kamp in Colden
hove bij Eerbeek. Er kwamen twee
honderd kampeerders. Honderd
twintig werden na selectie als
mentor geïnstalleerd.
De mentoren kregen het recht
kampkaarten in te trekken bij
wangedrag als strafmaatregel.
Later in 1950 werd deze bevoegd
heid ingetrokken. Het eerste advies
luidde: „Doe wat je hand vindt
te doen". Het kwam er op neer
meer stijl te brengen In deze vorm
van toerisme en de kampeerder,
aldus een omschrijving in de
Kampeerkampioen: „ervan te door
dringen dat kamperen meer is dan
rovertje spelen en oude taaie
zingen".
De mentoren, er zijn er nu 250,
hebben nooit een dominerende rol
gespeeld. Dat moest ook niet Hun
voorbeeld bij het kamperen was
al belangrijk. Geen kamppolitie,
wel raadsman. In feite precies
hetzelfde blijven doen wat men al
deed als goed kampeerder, alleen
nu met het gezag van de ANWB
er achter.
De mentoren werden ook inge
schakeld in de ANWB-kampen in
Kootwijk en later Ommen waar men
nog steeds kan leren kamperen.
Er kwamen nog meer taken voor
de mentoren en de mentrixen
(vrouwelijke mentoren). In 1947
werden de kampeerpaspoorten
ingesteld. De houders daarvan
moeten goede kampeerders zijn en
mogen dan in enkele gevallen bui
ten de kampeerterreinen hun tenten
opzetten of op de speciale rustige
kampeerpaspoortterreinen.
De aanvragers moeten, drie
weekeinden kamperen waarbij dan
mentoren naar deze mensen gaan
kijken en met hun praten. Dit jaar
worden 105 van deze weekeind-
kampen gehouden waarbij tussen
de twee en acht mentoren zijn
ingeschakeld per weekeind. Deze
beoordelingen lopen al twintig
jaar. Vervolgens startte de ANWB
in 1949 met kampeertechnische
spreekuren.
In die jaren werd nogal wat
rommel verkocht onder de kam-
peerattributen. En ook hier advi
seerden de mentoren als hono
raire ANWB-medewerkers. Over
de kritische beproeving van mate
riaal zegt de heer v. d. Weyde
nu: „Omdat de tenten steeds beter
werden, moesten we dit werk
staken. Maar het is nog steeds
zo dat de inkopers van Neder
landse sportzaken In het buitenland
als de lastigste worden be
schouwd".
En als laatste objekt dat uit het
mentorenkorps is voortgekomen,
kunnen de landgoedkampen worden
genoemd. Deze worden bewoond
door kampeerders die bereid zijn
Een sterk contrast met het
massa-kamperen zoals dat op
veel campings gebeurt. Een grote
groep kampeerders aanvaardt dat
niet als noodgedwongen en pro
beert zo te kamperen. Het kan nog
in Nederland.
de handen uit de mouwen te ste
ken om de toeristische waarde van
het bosbezit op peil te houden.
In ruil daarvoor kamperen ze op
vaak uitgelezen plekjes.
Ook zijn er enkele discussie
groepen gevormd met mentoren
zoals binnenkort een over jeugd
kampen en ook over de internatio
nale kampeerproblemen.
De mentoren hebben het in die
25 jaar niet gemakkelijker gekre
gen, integendeel.
Omdat de ANWB na verloop
van tijd ook wel zag dat die zes
honderd tot achthonderd mentoren
op deze 2,5 miljoen weinig of geen
invloed kunnen hebben, werd het
mentorwerk wat omgebogen.
De mentoren zijn zich nu gaan
toeleggen op de groep van onbe
kende omvang die op de normale
kampeerterreinen (ook wel cam
pings genoemd) niet vinden wat
zij met kamperen beogen. Verre
weg de meesten van die 2,5 miljoen
zouden zich diep ongelukkig voelen
wanneer ze ergens alleen aan de
rand van een bos zouden staan
of zelfs op een onderbezet kam
peerterrein.
Maar bij die andere groep voor
wie het kamperen meer is dan
alleen maar een goedkoop nacht
verblijf onder een linnen dak, is
behoefte aan mentoren. Mensen,
Een gesprek „onder de luifel".
Een uitdrukking die in de groep
van hobby-kampeerders een goede
klank bezit. Op deze foto een aan
tal mentoren. Links de heer G. v. d.
Weyde. degene die in 1944 het
mentorkorps heeft opgericht.
die uit eigen ervaring de nieuwe
generatie (en zeker niet alleen de
jongeren) kunnen voorlichten.
Daarom: wegwijzers.
Deze mentoren die een grote
diversiteit bezitten wat betreft
samenstelling (burgemeesters,
handwerkslieden, kantoorpersoneel
en leidinggevende figuren) zijn
tevens de ogen en oren van de
ANWB bij het moderne kamperen.
Van de 120 die in Pinksteren 1944
werden geïnstalleerd zijn er nu
nog slechts elf mentor.
Omdat de groep van zoge
naamde hobby-kampeerders nog
steeds groeit, gezien hun aantal
bij de trainingskampen in Ommen
bij de kampeerproeven en In de
landgoedkampen, zullen de men
toren nog hard nodig blijven. Want
juist In die kringen is nog behoefte
aan voorlichting zowel op tech
nisch als tactisch gebied, zoals
de ANWB dat omschrijft en zoals
dat In de praktijk blijkt.
helaas dat de bronnen
lingen niet vermeld zijn.
Opgave 1
8
7 lüi l
6 4 lil
-
a b c d e f g
Wit aan zet won. Hoe?
Opgave 3
Correspondentie aan de heer A.
I. Ivens, Frankenslag 69, Den
Haag.
Er zijn weer enige nieuwe kam
pioenen te melden. De landstitel
bij de jeugd is na herkamp vero
verd door IJsbrand Haven uit
Marknesse, die zijn tegenstrever
Geurts uit' Nijmegen wist te
verslaan.
Hier komen de wijzen wel uit het
Noorden, a Harm Wiersma, twee
maal Frank Drost en nu Haven, die
uit een bekende dammersfamilie
stamt.
In Zwitserland is het stuiver
tje-wisselen geweest. Dit jaar wist
Cazemier zijn rivaal Kuijken achter
zich te houden.
In België handhaafde Oscar Ver
poost zijn voorsprong en onttroon
de zijn broer, die ver achter bleef
dit jaar.
In Zuid-Holland is de strijd nog
geheel open. Het valt op dat Den
Besten een bijzonder productieve
start heeft.
Zwart: 34. 38; Wit: 46. 49, dal
A. Kuijken
abc
Hoe redde wit (aan zet)
Opgave 2
Wit aan zet won. Hoe?
OPLOSSINGEN m
De oplossingen ven de opga* k|
onze rubriek van 10 mei z(Jn: n
(1) MATTISON. Wit redt zich al P'
1.a4t Kb6 2.Lf2l cID 3.Txc5 Dx<
Dxf2 pat.
(2) TEICHMANN. Hier ging de ijj
aldus: l.hSt! Kxh6 2.e7 Tb8 3.K4V
4.e8DI Txe8 5.Kb2 Te2 6.Ka1l Til
(3) schamkowitsch-spasskL
hier hoe Spaaakl zich had kunnil
den: 1. La8l 2.h5 KeS 3.K»»3
Kd4 Kg5 5.Ke5 Kxh S 6.M Kg8 7.'
Kd7 Kf7 9.Kc7 Ke7 10. Kb8 Kd7 11
Ko7l Remise.
door