AMADEUS
Jarigen
PUZZEL VAN DE WEEK
HÉSL&AULJ 0?hM i <ako LÊVfilD
Zonder slakkenhuisje was
Sloefje veel te bloot
Moeder en kind Schaap
Lappie
Loep
en
de
Appelenberg
Familie Egel
Smidje Verholen en de Knap-Mutator
ZATERDAG 12 APRIL 1969
lucht..
(Een wereld in wurdtng)
John Knittel
157
De lui beneden gingen weg en spoedig werd 't stil in het
huis. Pauline ging nu naar beneden, dronk wat melk uit een
kruik, die op de ontbijttafel stond, at een stuk kaas en brood
en liep toen naar het pad, dat voor de nederzetting naar het
plateau boven de Gandhi-rots voerde. En al lopend zoog ze
met diepe teugen de met zonlicht besprenkelde lucht in en
begon weer vertrouwen in de toekomst te krijgen. Het was
nu tenminste verricht. Ze had in zichzelf de kracht gevonden
om in het onbekende te springen. Het veilige, verzorgde
leven lag achter haar. Hier in dit uitgestrekte, hooggelegen
gebied wachtte een nieuw lot. Ze mocht 't nimmer betreu
ren, wat er ook zou volgen.
Ze liep langs de Atlantropa-hal en liep de treden af naar
de steile rots, waarop Amadeus haar nog kort geleden hand
aan hand had geleid. Juist toen ze op het punt stond de
gevaarlijke plaats te betreden, hoorde ze een mannenstem.
„Hallo, hallo! Bent u misschien door het een of andere
toeval verdwaald?"
Ze keek om zich heen en zag een heel lange jongeman
voor zich, die de brede borst en de lange benen van een
hardloper had. Hij keek haar met zijn grijsblauwe ogen met
een mengeling van verlegenheid en nieuwsgierigheid aan.
„Neemt u me niet kwalijk. Ik dacht alleen maar, dat u
misschien niet wist, dat dit pad nu tamelijk gevaarlijk is. De
regen heeft er een deel van weggespoeld en daar is een
gedeelte waar je overheen moet springen."
De man sprak die woorden in het Engels uit.
„Then I'll jump", antwoordde ze in dezelfde taal. „I'm not
afraid."
„Bent u een Engelse?" vroeg hij verbaasd over het feit,
dat ze naar haar uitspraak te oordelen waarschijnlijk geen
Engelse was.
„Neen, ik ben een Zwitserse", antwoordde ze.
„Werkelijk?" Hij lachte. „Nu, ik zou aan uw uiterlijk
gezworen hebben, dat u een Engelse was."
„Werkelijk?"
„Ja, u maakt zo'n typisch Engelse indruk op me. Ik had u
nooit voor een vreemdeling gehouden."
„Wat een teleurstelling voor u", sprak ze.
„Absoluut niet, lieve dame. Het tegendeel is waar."
Hij aarzelde even en hernam toen weer: „Maar hoe komt
't, dat ik u hier vroeger nooit heb gezien?"
„Ik ben pas gisteravond aangekomen."
„O, nu begrijp ik 't. Ik zelf ben hier pas verleden week
aangekomen. Ik maakte een zwerftocht over de Simplon en
door de Rossmer-pas."
„U ziet er toch helemaal niet als een zwerver uit."
..O, maar dat ben ik toch. Ik heb door heel Italië gezwor
ven. Ik nam toen een kleine steamer, die me naar Grieken
land bracht en zwierf langs de Dalmatische kust. Het is
wonderlijk hoe weinig geld men nodig heeft in die landen
om de Middellandse Zee. De mensen zijn er heel gastvrij en
er ligt iets van de oude poëzie in hun leven. De moeilijkhe
den begonnen pas aan de grenzen van uw land. Daar kreeg
ik te horen, dat ik zonder een speciaal verlof van uw politie
in uw land absoluut geen werk zou kunnen krijgen. Ik neem
aan, dat wij Engelsen dezelfde eigenaardige houding tegeno
ver vreemdelingen aannemen, die in ons land komen. Dat is
leer om leer. Maar 't is toch vervelend. Het was mijn
bedoeling om hierboven wat licht werk te zoeken, teineinde
de oude Adam levendig te houden. En ik beloofde Müller
enige lezingen te zullen houden. Ik ben benieuwd of de po
litie me dat zal toestaan."
„Bent u een professor?"
„Absoluut niet. Ik heb in Oxford gestudeerd, maar moest
mijn studie onderbreken, omdat mijn oude heer zijn geld had
verloren."
„Dat is pech!" sprak ze.
„Maar waar gaat u naar toe?" vroeg hij.
„Ik ga een bezoek afleggen bij de hoofdingenieur." „O,
kent u 'm?"
„Ja, we zijn oude bekenden."
„Prachtig. Ik loop een eindje met u de weg op. Mag ik?"
Ze knikte en ze liepen samen door. Toen ze bij de gevaar
lijke passage kwamen zagen ze inderdaad een wijde opening.
Een beek, die van de hoogte naar beneden stroomde, had er
zijn weg doorheen gebaand. 1
„Denkt u, dat u die sprong wel gelukken zal?" vroeg hij.
„Ik zal 't proberen", antwoordde ze. Ze nam zonder weife
len een kleine aanloop en sprong er overheen.
„De sprong is niet groot", zei hij filosofisch van de andere
kant, „maar het gaat erom, het evenwicht te bewaren. Als
men namelijk valt en het evenwicht verliest kan dat, met
het oog op de afstand recht van ons, pijnlijk worden. Ik
schat die op minstens vijftienhonderd voet." Na deze uiteen
zetting sprong Norman zonder aanloop licht als een ree over
de kloof.
„St. Johns", verklaarde hij, „stond altijd bekend om zijn
lopers en springers. Toch moet ik iemand een paar nagels in
mijn sandalen laten slaan; het scheelde een haar of ik was
uitgegleden."
Even later bereikten zij de westkant van de Gandhi-rots.
Diep beneden waren de mannen bij de dam aan het werk.
Een luid geklop en geratel uit de werkplaatsen trof hun
oren.
„Dat is een prachtig gezicht!" sprak Norman Hunt. „Ik heb
dat vaak genoeg vanaf deze plek uren gadegeslagen. Vroeger
was ik geneigd deze grote technische werken te beschouwen
als een kerkhof der beschaving. Maar Amadeus heeft me tot
een beter inzicht gebracht. Ik zie hier nu de geboorte van
een nieuwe wereld. Het is eenvoudig fascinerend. Ik houd
van die knaap, van die Amadeus Müller. Ik heb nooit
gehoord, dat hij andere landen naar beneden haalde."
Ze liepen nu langzaam over het plateau. In de nabijheid j
knabbelde een kudde geiten aan het voorjaarsgras. Terwijl
ze rondom een grote rolsteen liepen, zagen ze een aantal
mannen, die een groot veld met een stoomwals aan het
bewerken waren.
„Die zijn de sportvelden aan het klaarmaken", sprak Nor
man Hunt, „enigszins door mijn toedoen. Uw landgenoten
schijnen verdraaid weinig van sport te begrijpen van
Engels standpunt bezien. Maar ik zou het raadzamer achten
het vlakke rotsgedeelte midden in het voetbalveld op te
blazen, ofschoon ik moet toegeven, dat het zal bijdragen in
het plezier van de toeschouwers, wanneer af en toe de bal in
de meest onverwachte richtingen stuitert. Verleden jaar
vloog hij gewoon uit het veld. De speler die er achteraan
holde kon hem niet houden en zo viel hij in de vallei, waar
ze hem later uit lagere regionen ophaalden. Gelukkig was er
nog een voetbal bij de hand. Er zijn een paar buitengewone
spelers onder de lui hier. Ik herinner me een Italiaan, een
middenvoor, die in elk team zou passen."
„Kijk!" zei Pauline, „ze spelen daar aan de andere kant.
Handbal of iets dergelijks."
„Volleybal! Ik vraag me af wie dat nu zijn. Laten we er
heen gaan!"
(Wordt vervolgd)
Ik: WIL-
IN HANDEN
KRl3<Sew/
stil!
WAT l£
DAT
VOOR E6N
&êlüid
■P
Ik ben de laatste dagen helemaal in een lentesfeer. Waarschijnlijk komt
dat doordat jullie deze week allemaal zulke vrolijke brieven hebben ge
schreven, maar ook omdat het zonnetje zo vaak heeft geschenen. De lente
is de tijd waarin allerlei dieren zoals kalfjes en lammetjes worden gebo
ren. Het lammetje op deze foto Is nog niet zo lang op de wereld maar
het kan al op zijn eigen pootjes staan. Moeder Schaap lijkt het overigens
helemaal niet zo leuk te vinden dat ik haar en haar kind op de foto heb
gezet
in Friesl., 74. voornaamw., 75. bekende graansoort, 77. soort kabeljauw,
79. brede grove lat, 80. gelogen kwaad.
Vert. 2. emeritus (afk.), 3. Nederl. bouwmeester, 4. nobel, 5. lidwoord
(Fr.), 7. oude lengtemaat, 8. ongevuld. 9. draad v. radiotoestel, 10. spil
van een wiel, 11. schaaldier, 13. lidwoord, 15. specerij, 17. loot van een
plant, 19. insekteneter, 20. vogel. 22. plaats in Zeeland, 24. oude lengte
maat, 25. voorzetsel. 27. nummer (afk.), 28. muzieknoot, 31. ondergeschik
te, 35. hemelgeest, 37. dierentuin, 39. pret, 40 vaartuig, 41. oude vocht
maat, 42. ontkenning (Eng.), 46. kwajongen, 48. leeuwebekachtig plantje,
50. slang, 51. daarna, 53. lichaamsdeel, 55. uitgedorste halmen, 56. bont
jas, 58. artikel van een wet. 60. kindergroet, 61. schelk. element (afk.),
62. term bij het boksen (afk.), 64 orient expresse (afk.), 66. deurstijl, 68.
vogel, 72. heden, 75. rondhout, 76. voorzetsel, 77. bergplaats, 78. voor
naamwoord.
Even later daalde het vliegtuig al op GRAVENDRECHT AIR-
PORT. De grote luchthaven baadde in een zee van licht, maar
omdat het al zo diep in de nacht was, vertoonde zich bijna geen
sterveling. Alleen een héél scherp opmerker zou die ene auto
gezien hebben, die eenzaam geparkeerd stond achter de aan
komsthal. Aan de voorzijde van die hal taxiede de regerings-Ka-
duca nog even rustig over de brede betonnen baan en kwam toen
tot stilstand„Kom mee, Verholen. We zijn weer veilig in
eigen land", zei kolonel Plimmp. „Alleen achter onze rug woedt
er nog even een kleine, hevige schermutseling. Theodora probeert
Sjeems Pond te versieren, want ze wil met hem naar de bioscoop.
Maar 009 heeft er niet zoveel zin in„Nou, dat mag-ie
anders best voor haar over hebben", vond smidje Verholen. „Ze
heeft tenslotte zoveel voor ons gedaan". „Helemaal mijn idee",
antwoordde de kolonel. „Afijn, die twee zoeken het zelf maar uit.
Als ze maar weten, dat ik geen moeilijkheden in de dienst kan
hebben" Maar naar de gelaatsuitdrukking van Theodora X-03
te oordelen was het door Plimmpie bedoelde „uitzoeken" geheel
naar wens verlopen. Ze keek de weghollende Sjeems Pond grim
mig na en om haar mond speelde een kwaadaardig lachje. „Zo
zomeneertje Pond van-niks", mompelde ze. „U gaat mor
genavond dus met me naar de bioscoop. Maar het ging niet zo
erg van harte, had ik de indruk. Wel, wel, wel, zou de grote
hartenbreker Sjeems Pond dan toch aanzienlijk minder edel en
fier, nobel en trots zijn dan ik altijd heb gedacht? Als dèt waar
is, beste Sjeems, heb ik nog een alleraardigste verrassing voor je
in petto
Sloefje het slakje dacht
na. Hij dacht heel diep, ter
wijl zijn voelsprieten zacht
jes bewogen.
Jk heb een Probleem",
zei hij in zichzelf. „Een
groot Probleem. Mijn huis
zit me dwars. Als een on
dernemende slak op we
reldreis wil, dan wordt zo'n
huis wel wat zwaar op de
duur. t Klink bijzonder,
maar waar moet een slak in
deze tijd van woningnood
met zijn huis heen?" Hij
dacht weer heel diep en
riep toen uit: „Wel, hij laat
het staan."
Hij zuchtte opgelucht en wip
te toen met een beslikt spronge
tje zijn mooie, roze, zo kunstig
gedraaide huisje van zijn rug
af. „Da's dat", zei hij: Nu de
voelsprieten recht vooruit en op
de grote, verre reis. Onderweg
vind ik wel een onderkomen."
Het was een prachtige vroege
ochtend. De zon gluurde net
zo'n beetje over de horizon, de
vogeltjes rekten zich uit en de
grashalmen zongen: ,,'t Wordt
dag, een mooie dag, sta op,
richt op je kop, schudt je veren
en poten los".
Kalmpjes bewoog Sloefje zich
voort. Het spoor dat hij achter
liet, glinsterde in de zon en hij
neuriede een langzaam slakke-
liedje. Maar zijn plezier werd
verstoord, toen hij een zwarte
tor tegenkwam.
„Ho, stop", riep de tor en ver
volgde: „Ik ben van de torren-
politie. Waar komt u vandaan?"
„Van het land vier centimeter
terug", antwoordde Sloefje be
deesd, „doe ik iets verkeerd?
Mag ik hier niet zijn?"
„Niet op deze manier", zei de
tor bars. „U bent bloot, meneer,
vreselijk bloot. Snapt u niet dat
dat niet kan?"
„O", zei Sloefje, „zo ben ik
altijd, behalve als ik in mijn
huisje zit. Dat is het enige kle
dingstuk dat mij past, begrijpt
u. Maar vindt u niij niet mooi
zo? Ben ik niet prachtig roze?"
„Mooi of niet, bloot mag al
leen op een schilderij", riep de
tor en vervolgde vastbesloten:
„Ik schaam mij om naar u te
kijken. U moet hier weg."
„Tja", zei Sloefje beschaamd,
„Ik wist niet dat het zo erg
was, maar ik ga al hoor". En
hij gleed beduusd weg.
De tor keek hem grimmig na
en poetste zijn dekschilden op.
„Bah", zei hij.
De dag begon dus niet zo
leuk voor Sloefje, maar het zou
nog veel erger worden. Hij was
namelijk niet gewend aan de
zon en naarmate het warmer
werd en de zon steeds feller op
zijn blote bastje scheen, voelde
hij zich Steeds onbehaaglijker.
„Ach, kon ik maar in mijn
huisje kruipen", klaagde hij,
zometeen smelt ik nog. Eigen
lijk zijn verre reizen helemaal
niet leuk zo, zonder slakkehuis
boven je voelsprieten. Wacht, ik
weet het al, ik ga onder een
blaadje zitten."
Maar daar werd hij wegge
jaagd door een mierenkolonie,
die net een stad aan het graven
was. En een centimeter ver
derop zat een kwade kraai ge
meen naar hem te loeren.
Wat kreeg Sloefje het be
nauwd. Eindelijk besloot hij
dan maar weer zijn huisje op te
zoeken. Maar waar was het ge
bleven? Hij zocht en zocht en
kon het niet vinden en de krui
meltjes zand prikten aan zijn
lijfje en het werd kouder, zo
koud dat hij allemaal kippevel
kreeg.
Toen, nadat hij uren had
rondgedwaald, begon hij hard
te huilen. „Slakken zijn geen
wereldreizigers", snikte hij.
„Ze zijn alleen maar slakken,
die hun huisje bij zich moeten
hebben. Een huisje waarin ze
heerlijk kunnen schuilen als de
zon brandt, of als er grote tor
ren lelijk doen, of als er geme
ne kraaien naar je loeren. Wat
is zo'n huisje toch mooi en fijn
en waarom heb ik het nou in de
steek gelaten. Waarom ben ik
zo'n dom slakje"
Plotsklaps riep een fijn stem
metje: „Wie huilt daar zo
vreselijk hard? Wat een lawaai
zeg. De grond druipt van tra
nen".
„Ik huil," kermde Sloefje, „Ik
ben Sloefje, de domme slak die
geen wereldreiziger is, maar
zijn huisje zoekt."
Het stemmetje was van een
heel mooi lieveheersbeestje met
wel acht stippeltjes.
En weet je waar het vandaan
kwam?
Uit een heel klein sierlijk, ro
ze slakkehuisje.
„Is dit jouw huisje soms?,
vroeg het diertje....
Sloefje veegde de tranen van
zijn sprieten en zei stomver
baasd: „Welja, da's mijn huisje.
Mag ik er in?"
„Tja, 't is wel jammer", zei
het lieveheersbeestje, „mijn
vriendjes en ik spelen er net zo
fijn verstoppertje in. Maar als
het van jou is, gaan we er wel
uit, hoor".
„Weet je wat", antwoordde
Sloefje opgelucht, „ik ga fijn in
mijn huisje een dutje doen en
als ik er weer uitkruip mogen
jullie een poosje verstoppertje
spelen".
En zo was het na een poosje
een heel gewoon verschijnsel
om een slakje te zien voortkrui
pen met zijn huisje op de rug,
waaruit allemaal lieve
heersbeestjes tevoorschijn piep
ten, die riepen: „Een, twee, drie,
vier, vijf, zes, zeven, acht, ne
gen, tien, ik heb je gezien" en
„Buut vrij".
En zo was iedereen tevreden
en elke dag peinsde Sloefje het
slakje weer even over de grote
waarheid dat een slak een
huisje nooit mag verlaten.
KIRSTEN EMOUS
Anneke Imthom maakte zelf dit ge
dichtje.
Pa egel stond voor zijn hol,
Binnen zat Fietje en maakte lol.
Ma stopte Brecht In 't bad.
En zei: „Wat is dat water nat",
Mietje stopte baby's broekje.
Baby zelf at van een koekje.
Dan was er nog egeltje Jan,
Die stopte eieren in de pan.
Grietje speelde met Hansje
kappertje mee,
En de familie Egel leefde
gelukkig en tevree!
Dit keer hebben wé
een eenvoudige puzzel,
meisjes en jongens. Om
de letters zien jullie
verschillende voorwer
pen staan. De bedoeling
is dat we de namen van
deze afbeeldingen weg
schrappen.
De letters die over
blijven vormen een
woord, dat we de af
gelopen dagen echt wel
hebben kunnen merken.
Oplossingen moeten
worden ingezonden vóór
dinsdag 15 april.
long, 6. pret, 7. dl, 8. ge, 9. eng,
10. noot, 11. negen. 13. ga, 15. al,
17. smaad, 19. troep. 21. gas, 22.
patat, 25. als, 26. model. 28. koter.
29. rit, 32. tak, 33. Namen, 35. uil,
37. nevel, 39. eer, 41. notie, 43.
Laren, 45. dolik. 46. alm, 47. eis,
49. Denen, 50. bas, 51. das, 53.
dolik, 56. Ans, 57. Karei, 58. rekel.
60. tap, 62. garen. 64. gal, 65. re
pel. 67 otter, 68. pen, 70. nes, 72.
orgel, 74. bed, 77. olie. 79. Belg.
80. neus, 82. eden. 84. kei, 85. ha.
86. II, 87. Ate. 89. mg. 90. dn, 92.
t.t, 93. er.
INZENDINGEN
Oplossingen, uitsluitend op
briefkaart, worden voor donderdag
aan ons bureau verwacht. In de
linkerbovenhoek vermelden: „Puz
zeloplossing". Er zijn drie prijzen:
een van f 10 en twee van f 5.
67In het kleine vissersdorp aan de kust werkten nog
steeds stevige mannen aan de barricade. De zakkenbarrica-
de werd sterk en hoog en de veldwachter mocht trots zijn.
Dat was de man ook. Hij stond boven op de barricade en
keek met een aangeboren heersersblik over zijn mannen.
Samen met Jonas liep Lappie door het dorp. „Is het geen
tijd om eens een hapje te gaan eten, Lappie?" vroeg Jonas.
„Al de winkels zijn dicht, wat wil je nu nog gaan doen?"
Lappie schudde resoluut het hoofd. „Eerst moeten we een
duiker vinden Jonas, al moet het midden in de nacht
worden." Jonas haalde verveeld zijn schouders op en snoof
de heerlijke geur van gebakken vis op, die uit een der
openstaande ramen naar buiten zweefde. Aan het einde
van de hoofdstraat, vlak bij de haven, was een klein win
keltje. In de etalage lagen verschillende zeemans-attribu
ten uitgestald. Lappie opende de winkeldeur. Het heldere
klingel-klangel van de winkelbel klonk door de kleine
ruimte. „Waar kan ik U mee van dienst zijn heren?" klonk
het vriendelijk uit de mond van een oude visser, die zich
helemaal niet scheen te verbazen dat er tegen etenstijd
nog klanten in zijn winkeltje kwamen....
HIEP, HIEP, HOERAI I I I I
Albert van Daalen, Harry Dek
ker, Jan Fonteine, Rietje Harteveld,
Ida Ippel, Ina Jol, Annalies de Jong,
Marian Jongejan, Cobi de Jongh,
Ankie Keijzer, Peter Kooyman, José
Krebs, Anja Lodder, Julia Monster,
Aart Muilwijk, Elsje Peters, Nellie
Post, Annette Rietdijk, Jacqueline
Scherpenisse, Hannie ScheIJbeler,
Annemieke Verhagen, Anja Ver
boom, Arnold Verwelj alsnog van
harte gefeliciteerd met jullie ver
jaardag van de nichten en neven.
Oplossing raadsels
"t Gooi, hooi, mooi, fooi en kooi.
De vijf eieren worden ook vijf
minuten gekookt.
Van TSMLKHCOO maak je
Stockholm.
De gebroeders Aart en Sjaak
Janse stuurden mij deze week
een mooie brief die helemaal
versierd was. Wat was ik daar
blij mee. In deze brief stond
ook een leuk gedichtje over de
lente. Ik vond dat zo leuk dat
het best een plaatsje in de
krant verdient. Hier komt het:
DE LENTE
Als de bloemew weer gaan
bloeien
en de bomen gaan groeien
en de zon komt 's morgens
op
glimmen de bladeren van
het klimop
Als de wind dan zachtjes
suist
en het water zachtjes ruist
en in de wei de koeien
v— die weer vrolijk staan te
loeien
En de jongen
die uit hun eitjes sprongen
Dan is alles zo mooi
de natuur in lentetooi.
Hor. 1. opstandig. 6. aangezicht. 12. bijwoord, 14. leeg. 16. rund. 18.
muzieknoot, 19. water in Utrecht, 21. voegwoord (Fr.), 22. volgens an
dere (afk 23. zeker. 26. plaats in N. Brab.. 29. teken dat In de psalmen
voorkomt, 30. in de richting nSar omlaag. 32. akelige, 33. maandstand.
34. voornaamw.. 36. lus. 37. meisjesnaam, 38. water in Friesl., 39. meisjes
naam. 41. palmboom. 43. muzieknoot. 44. rode edelsteen, 45. rund. 47.
oningewijde. 49. nevel, 52. uitroep. 54. royal licence (afk.). 55. levens
vocht, 57. echelk element (afk.). 58. voorzetsel. 59. wal. 61. zijvlak van
•en baksteen, 63. deel van een schip, 65. zeker kantoorboek. 67. onbe
schaafd mens. 69. boom. 70. radio omroep (afk.), 71. gewicht, 73. water
Hor. 1. noest, 5. lap, 7. degen,
11. neen, 12. ego, 14. ral. 16. Enos,
18. eer. 20. angel, 23. gom. 24. gr,
25. arm, 27. gat. 28. kar, 30. ta. 31.
sloot, 33. notie, 34. nu. 36, Sedan,
38. patat, 39. ed. 40. In, 42. pekel,
44. met. 45. de, 46. aloè, 48 vader,
50. bord, 52. tin, 53. deren. 54. bal,
55. maïs, 57. kolen, 59. sits, 61. ne,
62. gal. 63. neger. 66. ka, 67. os,
68. Paris, 69. naken. 71. Po, 73.
Terek. 75. lepel, 76. To. 78. nel, 79.
ben, 81. les. 82. eg. 83. elk. 85.
Hedel, 87. adé, 88. riem, 90. dal.
91. uit, 93. stel, 94. eigen, 95. ges,
96. toren.
Vert 1. neer. 2. oer, 3. en. 4. fl, 5.