Kievit kan verspeelde
eieren vlot vervangen
schaak
jBfiw
ZELFSTANDIGE
UITVINDERS
ZELDZAMER?
5fl
is
i
J
i
-71
s
J9
B
«F
s
g
i
V
11
SS
Rinke
Tolman
zegt:
Goede Vaart:
onmisbaar
handboek in
motorkajuit
Raadsels op
Canadese
postzegels
1 CANADA
SUZQR
COTE
1869 1937
BIEDEN
Zorgeloosheid
I
i*
AA fiAAA
4 i.
m m i m
m
1 ETS
•ffi
B H
öaütiiE
m
Ilias
A l
m bab
Ronselen"
m
m
m
L
m
m
m
w
ft
m
bjCuj
ZATERDAG 22 MAART 1969
De typische baltsvlucht van de kievit
„Aan het eierzoeken, dat
in het grootste deel van ons
land slechts tot en met 12
april is toegestaan, kan men
niet de schuld geven, als
de kievitbevolking plaatse
lijk achteruitgaat." Dat
schrijft de natuurkenner
Rinke Tolman in zijn jong
ste boek, en daarmee
schaart hij zich in het kamp
van hen die de eeuwenoude
traditie en openluchtsport
van het eierenrapen ver
dedigen.
Het besluit van de Koningin
om het eerste kievitsei niet
meer in ontvangst te nemen,
heeft de discussie wel niet ver
oorzaakt maar toch wel verle
vendigd. Velen, ook vogelken
ners, willen het besluit van de
Koningin, dat door de commis
sarissen in de provincies Zee
land, Gelderland en Overijssel is
gevolgd, respecteren. Anderen
houden vol dat er geen biolo
gische bezwaren tegen het eier-
zoeken bestaan.
Het is een uitgemaakte zaak
de Wageningse hoogleraar
Klomp bijvoorbeeld onderzocht
het en Rinke Tolman gaat er in
zijn boek uitvoerig op in dat
de kievit verspeelde eieren ver
vangt. Dat herstelvermogen is
zelfs zo groot, dat het wijfje
ook nog, wanneer zij achtereen
volgens een tweede, derde en
vierde legsel verspeelt, op een
vijfde legsel tot broeden kan
komen. Als men dus maar tij
dig ophoudt (en 12 april is
vroeg genoeg) is er volgens
Er een nieuw vademecum
voor motorbootvaardere versche
nen: Goed* vaart door de
oud-gezagvoerder op de grote
vaart, kapitein Henri D. A. Götz
(Uitgave Hollandia, Baarn).
Zonder te overdrijven kan wor
den gesteld, dat hiermee een
handboek in de handel Is geko
men, dat eigentijk in geen kajuit
kan worden gemist Zeker nu onze
wateren met het jaar drukker wor
den (75.000 jachten) en er dus
steeds meer wordt gevraagd van
de man aan het roer.
De motorbootvaarder, die
Goede vaart in bezit heeft
én in het hoofd heeft, kan met een
gerust hart die drukte tegemoet
varen, want het vademecum snijdt
alle onderwerpen, waarmee hij op
hot water te maken krijgt diep
gaand aan. Van het knopen van
touwen tot de getijstromen, van
viagvoorschrfften en seinen tot de
geneeskundige hulp bij ongeluk
ken.
Kortom: er zijn maar weinig on
derwerpen, die niet worden
besproken. Het boek (f25.50, 330
blz.) la uitstekend verzorgd en be
vat 40 foto-pagina's en nog veel
■eer tekeningen.
Rinke Tolman met het eierzoe-
ken niets aan de hand.
Wat veel meer de kievit in
ons land bedreigt, is de verbe
tering van de landbouwmetho
den. Steeds meer weiden wor
den zo vruchtbaar, dat het gras
de kievit letterlijk en figuurlijk
boven het hoofd groeit. En nog
erger zijn de moderne maaime-
thodes. Daarom bepleit Tolman
de stichting van kievitreserva
ten.
Hij doet dat in een boek (De
kievit, 183 blz., ƒ16,90, uitgave
van Bosch en Keuning) dat een
Klein monument is voor de kie
vit, en niet minder voor de
schrijver die hiermee opnieuw
/an zijn grote liefde en haast
ongeëvenaarde kennis van de
natuur getuigt Een boek waar
in tientallen jaren ervaring ste
ken took van het eierzoeken na
tuurlijk) en waarin tevens een
ongelooflijke hoeveelheid lite-
-atuur is verwerkt. Want niet
alleen thans en bij ons, maar al
eeuwenlang en in vele landen
oehoort de kievit tot de popu
lairste vogels, en er is zeer veel
over geschreven.
Bijna 75 jaar lang zijn onon
derbroken de vinddata van het
eerste kievitsei in ons land ge
noteerd. en ook dat is een be
wijs dat de kievit onze natio
nale vogel bij uitstek is. Welnu,
wat Rinke Tolman ef in zijn
boek niet over schrijft, zal de
moeite van het schrijven wel
niet waard zijn geweest. Hij
Identificatie van een postzegel is meestal
niet zo moeilijk. Als de naam van het land
van herkomst in een voor ons vreemd letter
schrift is weergegeven, dan heeft een filate
list met enige ervaring dat gauw genoeg on
der de knie. Voor degenen, die het zover nog
niet gebracht hebben en voor heel lastige
gevallen, b.v. lokale zegels van Indische deel
staten, bracht Amerika een handig naslag
werkje op de markt onder de titel Identify
your stamps".
Er bestaat nog een ander probleempje, namelijk
het vaststellen van het jaar, waarin een zegel
m:t:l j
verschenen is. Natuurlijk bestaan er postzegelcatalo
gussen, maar met die geweldige aantallen zegels, die
sommige landen op ons loslaten, kunnen die niet
altijd het antwoord geven; temeer omdat ze niet
allemaal alle afbeeldingen van de zegels reproduce
ren.
Sommige landen vermelden dat op elke zegel het
Jaar van uitgifte netjes bij de kleine lettertjes, die de
ontwerper, de graveur en de drukker verraden en
vereeuwigen. Ik las onlangs in „Het Maandblad" een
Interessante bijdrage van een Canadees over de
verborgen dateringen op Canadese postzegels. Ca
nada plaatst al sind* 1935 op nagenoeg alle postze
gels het Jaartal van uitgifte, maar doet dit op een
bijzonder onopvallende plaats ergens In het ontwerp.
Misschien dat zelfs de doorsnee-verzamelaar dit
nog nooit ontdekt heeft. Ik geloof, dat een
quick-quiz: „waar staat het jaar van uitgifte",
menigeen heel wat moeilijkheden zou opleveren.
Probeert u het maar eens met een aantal zegels van
het land. En neemt u dan b.v. de serie provinciewa
pens (Yvert 343-355 van de jaren 1964-1966).
Het nationale wapen ziet u als Illustratie bij dit
artikel. Vanwege het raster kunt u op deze
foto zeker geen jaartal onderscheiden. U moet de
echte zegels raadplegen en dan nog wel met een
goede loep. Mocht u er niet uitkomen, dan staan In
„Het Maandblad" van januari van een aantal Cana
dese zegels de oplossingen van de raadseltjes ver
meld. Maar eerst zelf proberen! Het is een nuttige
bezigheid.
Ik merk nog op, dat, indien b.v. bij herdenkingsze
gels het Jaar van uitgifte uit het zegelbeeld af te
lezen Is, men dit dan meestal niet nog eens In het
ontwerp verstopt. Waarom de Canadese posterijen
zo geheimzinnig doen met dit jaartal, vermeldt de
geschiedenis niet.
Nog in Canada vertoevend, maak Ik van de gele
genheid gebruik vooral de verzamelaars van het
thema „schilderijen op postzegels" te attenderen op
een zegel, die vorige week daar Is uitgekomen. Het
Is een reproductie van het schilderij „Terug van de
akker" van Suzor-Coté. Deze schilder werd honderd
jaar geleden In de provincie Quebec geboren.
Na het college in zijn geboorteplaats doorlopen te
hebben, verdiepte Suzor-Coté zich graag In het co-
piëren van beroemde meesterwerken. Evenwel ver
trok hij In 1890 naar Parijs voor een vocale oplei
ding, omdat hij over een mooie bariton beschikte.
Wegens een keelziekte moest hij dit opgeven. Hij
ging de Academie voor Schone Kunsten bezoeken
en beleefde in 1894 reeds zijn eerste expositie.
Hoewel geboren Canadees, onderging Suzor vele
Invloeden van de impressionisten van de oude we
reld, Monet, Whistler. Pisarro, Manet e.a. In 1908
ging hij als geslaagd kunstenaar terug naar zijn
vaderland en werkte er In een studio In Montreal.
Suzor-Coté stierf In 1937 in Florida.
De op de postzegel gereproduceerde schildering
„Terug van de akker" ontstond In 1903, toen de
kunstenaar nog in Frankrijk was. Dit werk en vele
andere schilderijen, een aantal beeldhouwwerken en
tekeningen bevinden zich in de National Gallery van
Canada.
J. J. M. KIGGEN
•H-
-ff- Een als nestjong geringde kievit
bleek na twee jaar eieren te
leggen op de plek van geboorte;
een bewijs van terreintrouw.
schrijft zelfs hoe fijn hij het
vindt kieviten „persoonlijk te
kennen" en het eieren vinden
noemt hij „een zeer verfijnde
kunst"
Een boek dat iedere natuur
liefhebber. en natuurlijk het
hele legioen van eierenrapers,
van harte wordt aanbevolen.
Vandaag start in Brussel de Uitvindersbeurs, officieel: de
Achttiende Internationale Salon voor de Uitvinder. Uitvinders
uit eenentwintig verschillende landen zullen daar laten zien wat
ze hebben uitgevonden. In totaal zijn ze met duizend man ver
tegenwoordigd. Als het publiek in dezelfde drommen komt
kijken als voorgaande jaren zal aan het slot van de salon (30
maart) een bezoekersaantal genoteerd kunnen staan van zo'n
150.000.
Die grote belangstelling is
stellig te verklaren uit het feit,
dat men in Brussel op deze
unieke tentoonstelling altijd
weer dingen te zien krijgt,
waaraan men zich kan verga
pen. Vaak ook kan men zich
verbazen over het simpele van
de uitvinding. Zo simpel dat
men het zelf had kunnen be
denken.
Maar „uitvinden" mag dan al
het romantisch waas nog heb-
Den behouden, het is allerminst
een romantische aangelegen
heid. Uitvinden is altijd nog,
Edison zei het toch al, voor 99
procent een kwestie van
transpiratie, en voor slechts een
procent inspiratie.
Ook in ons land zijn er ette
lijke mensen die dat ervaren.
Evenals elders, wordt echter
ook hier het aantal uitvinders
steeds kleiner. Dat wil zeggen,
net aantal uitvinders, dat op ei
gen houtje, helemaal alleen op
een zolderkamertje, in een
schuurtje of in een knutselhok,
bezig is de samenleving te ver
rijken met weer een handig ap
paraat of een afdoend middel.
„Uitvinden" is steeds meer
een bezigheid geworden van la
boratoria, van de research-afde-
lingen van fabrieken, van tech
nische specialisten aan de te-
Kentafel. De „kleine uitvinder",
de individualist verdwijnt lang
zaam.
Toch zijn ze er nog. Toch is
er altijd nog één procent van de
uitvindingen afkomstig van die
Kleine, zelfstandig werkende
knutselaar, die nachten wakker
heeft gelegen omdat hij het al
lemaal nog niet zag, maar wist
dat het zou kunnen en moeten.
Dat hun aantal in Nederland
toch nog niet zo heel klein is,
bewijst het werk dat het Bu
reau voor Uitvinders nog heeft.
Dat bureau zetelt aan het Rokin
in Amsterdam en het is opgezet
om de uitvinders verder te hel
pen. Het zorgt (al sinds vele
jaren) voor een zo groot moge
lijk effect van de uitvindingen
die niet uit de bedrijven ko
men.
Elke week komen er zo'n tien
uitvindingen ter beoordeling
binnen. Dat is altijd nog een
vijfhonderd per jaar. Een groot
deel daarvan echter valt af.
Met vakmansoog wordt vrij
snel gezien of een uitvinding
waarde heeft. Van de overge
bleven twintig procent (onge
veer) blijven er na streng voor-
Corretpondantlr aan da haar B. J. Nuya,
Jaersvellatraat 22, Rotterdam.
Het aantal keren dat een contract niet
wordt gemaakt, ia groot. Soms omdat het nu
eenmaal niet te maken is door een ongunstig
zitsel bij de tegenpartij, soms ook omdat de
bieding foutief is verlopen. Men was te op
timistisch van start gegaan en de kaarten we
zen uit dat het contract niet was te maken.
Het biedverioop zelf vereist dan ook alle aan
dacht om vergissingen te voorkomen.
Er zijn verschillende biedsystemen om el
kaar duidelijk te maken wat met een bepaald
bod wordt bedoeld. Ook wanneer een klein
of groot slem in het verschiet ligt, moeten de
partners elkaar goed begrijpen.
Onderstaand voorbeeld toont dat aan:
H 8 4
O B 8 5 3
O AHV5
4 74
A
V 10 5
N
W O
A B 7 6 2
H V 10 7 6 2
A
O
O
B 10932
AVB8
Z
H 10
4 93
94
8764
4 96532
West opende met 1 waarna Oost met
2 4 zijn sterke kaart accent gaf. West en
Oost kregen al snel interesse in slem, waarbij
West de informatie kreeg dat Oost zowel
4 A als A bezat. Gewoon door die kleu
ren te bieden nadat was overeengekomen
met 4 als troefkleur te spelen.
Hiermee rekening houdend was het 7 4-
bod, dat West ten slotte bood. volkomen ver
antwoord. Noord was voorzichtig en dou
bleerde niet. ondanks <0 A Hoe dan ook.
West en Oost spelen met 27 punten groot
slem, punten tellen alleen blijkt ook niet alles.
Eén probleepi moet echter nog worden
overwonnen, namelijk 4 H. Noord heeft zijn
kaart niet verraden, maar toch zal West via
Noord snijden. De kans dat dat lukt is groter
dan dat 4 H sec zit bij Noord of Zuid.
Uiteraard komt Noord met O A uit, die
West met de 5 Introeft en waarna hij troef 10
terugkomt. Noord speelt de 4 bij en Oost
laat West aan slag, die 4 V vervolgt. Oost
wordt nu met V A aan slag gebracht, die
daarna met 4 A de H bij Noord weghaalt.
Oost speelt nu 4 H, die met het A wordt
overgenomen (4 10 kan ook wanneer West
dan V of B bijlegt). West komt terug met
7, die Oost introeft om het risico dat C> B
nog drie keer zit, te ontlopen. West wordt
weer met 4 aan slag gebracht, waarna de
drie vrije 9, 4 V en de ene troef voor groot
slem zorgen.
Op het „probleem" 4 H na. een vrij een
voudig te maken contract, maar toch mag
duidelijk zijn, dat alleen een goed biedverioop
garant staat voor het Juiste elndcontract.
Kom er maar op: leren
lopen zonder vallen
onderzoek nog ongeveer vijf pro
cent over, die misschien voor
een patent in aanmerking ko
men. Ook bij het verwerven van
dat octrooi helpt men de kleine
uitvinder.
Die hulp is wel nodig, want
zelfs wanneer er octrooi ver
leend wordt, dan nog is het de
vraag hoe de uitvinding com
mercieel kan gaan lopen. Is er
belangstelling voor het appa
raat? Wordt het nieuwigheidje
verkocht? Bovendien, wanneer
de uitvinding eenmaal is ge
daan, dan moet het apparaat
ook nog gemaakt worden. Er
moet een industrie bereid zijn
om de uitvinding te realiseren
in duizendvoud. En tiendui
zendvoud. Vandaar ook, dat de
politiek van het Bureau voor
Uitvinders erop gericht is, uit
de bruikbare uitvindingen ook
nog die te halen, die industrieel
mogelijkheden bieden. En dat
zijn er heel weinig
Natuurlijk is niet iedereen op
de hoogte van het bestaan van
het Bureau voor Uitvinders. En
er zijn ook veel mensen die,
ondanks afwijzende adviezen,
toch hun uitvinding ergens ge
maakt willen hebben, die toch
octrooi willen aanvragen. Het
Bureau voor Uitvinders kèn
zorgen dat men niet voor niets
geld uitgeeft. Veel geld, want
voordat een uitvinding als mas-
saprodukt uit de fabriek komt,
moet er heel wat geïnvesteerd
worden.
Sommige uitvinders blijken
dat geen bezwaar te vinden. Die
steken zich desnoods in de
schulden. Omdat ze heilig gelo
ven in het grote nut van hun
vinding. Omdat ze er van over
tuigd zijn, dat ze de maatschap
pij een grote dienst kunnen be
wijzen, als ze het produkt van
hun denkwerk kunnen concre
tiseren.
Op de beurs in Brussel staan
duizend van die uitvindingen
een hele week te pronk. Er zijn
de nieuwste snufjes op het ge
bied van techniek, autorijden,
electrische apparatuur en kam-
peer-accessoires. Er is een dou
che-apparaat te zien met auto
matische zeepvoorziening, maar
ook de stabilisator tegen het
slingeren van de caravan.
De uitvinders zullen er, in
zeel gevallen, zelf bij staan.
Niet zozeer om het allemaal uit
te leggen, of om vreselijk trots
bij te poseren. Maar wel, omdat
er onder die honderdvijftigdui-
zend bezoekers misschien een
fabrikant loopt, die in die ene
uitvinding wel muziek ziet.... En
dan is die „kleine uitvinder"
misschien binnen. En krijgen
wij, over een poosje, wéér een
nieuw apparaatje dat het ons
wéér gemakkelijker zal maken.
SIETZO DIJKHUIZEN
Correspondentie een de
heer H. J. J. Slavekoorde.
Goudrelnetetreat 125, Den Haag
Goed schaken Is niet gemakke
lijk. Dat weet Iedereen die zich min
of meer regelmatig aan de strijd
op de 64 velden waagt. Maar men
kan er over twisten wat onder
„goed" schaken moet worden ver
staan.
Er zijn er die al héél tevreden zijn
wanneer zij een partij voltooien
zonder een fout te hebben gemaakt.
En ook deze kwalificatie is slechts
zéér betrekkelijk. Want het „niet
maken" van een fout betekent dik
wijls niet meer dan dat een ge
maakte fout niet is opgemerkt, niet
door de maker ervan, noch door
zijn tegenstander.
Het gevaarlijkst zijn in dit op
zicht posities waarin zo op het oog
niets aan de hand is en waarin men
dan bijvoorbeeld een dood
onschuldige afruil van een pion of
van een stuk uitvoert. Althans: het
lijkt doodonschuldig. Maar o wee
ah de tegenstander klaar wakker
Is en ziet dat het niet dood
onschuldig maar In werkelijkheid èl
te zorgeloos wasl Dan is het vaak
te laat om zichzelf nog verwijten te
maken, want de tegenstander slaat
toel
Voorbeelden hiervan vindt U In
de opgaven 1 en 2. De derde op
gave geven wij U slechts vanwege
de amusante dubbele paardvork die
er In voorkomt: een niet alledaags
schouwspel!
OPLOSSINGEN
Hieronder volgen de oplossingen der
opgeven uit de rubriek van 15 maart |l.
(Torens 2).
(1) Sludle van Dedrle. In deze studie
Is er na 1 Th7t Kg5; 2. g7 Ta8t: 3. Kf7
Ta7t; 4 Ke6 Ta6t een zeer verrassende
weg neer de winst: 5. Kd5l (Niet 5. Ke5
wegens 5Tg6l) 5Tg6; S. Ke5!
en nü Is deze zet goed: 6Kg4; 7
Thl Txg7: 8. Tglt of wel 7K'3
8. Tflt benevens 9. Tf7. 10. Kf5 en 11?
Kf6. Met 4. Ke8 zou wit niet verder ko
men omdet hij ne 4Ta8t; 5. Ke7
Ta7t; 6 Kd8 Ta8t vanwege de dreiging
Tg8 plus Kg6 tóch weer naar
•7 zou moeten gaan.
(2) Studie van Moravee. Hier Is de
winst eenvoudig: 1. Td7t Kb8; 2. Td8t
Kc7; 3. Th8 Kh5; 4. Txh7 Txg5;; 5. Kf6t
(3) Studie van Fritz. In deze studlt
daarentegen komt de winst nogal onvgr.
wacht: 1 Kg5 Kh3: 2. Th2»ll Kxh2; J
Kxh4 g3: 4. c7 g2; 5. c8D gID: 6 Dh3
mat. Of ook: 1Th8; 2. Ta3f 3 Kxot
Tc8; 4. Tc3 dan wel 1Thl; 2. TcJ
Kf3; 3. Tc3t enz.
(1) Uit een partij BuhleKruppt
(Halberstadt 1968)
abcdefgh
Wat gebeurde er na 1,W« dxeS I
(2) Uit een partij Scholsswohl—
Varada (Corr. partij)
•IW «it
i!4'
ft
-.-i
abcdefgh
Wat gebeurde er na 1Pxd4?
(3) Uit een partij Ibrahimoglu-
Bouaziz (Lugano 1968)
abcdefgh
Wit aan zet. Hoe zoudt U het
uitmaken?
Correspondentie aan de heer A.
J. Ivsns, Frankenslag 69, Den
Haag.
Sterke spelers vormen een be
geerd object voor menige vereni
ging. Vooral ais zij uit lagere regi
onen komen, heeft men wat te bie
den. Zij kunnen in de hogere klas
sen meer routine opdoen en ze
ontmoeten sterke en interessante
tegenstanders. Vooral jongere spe
lers volgen deze weg om snel ho
gerop te komen.
Hun club ziet deze leden niet
gaarne gaan, ook al erkent men
de voordelen voor de betrokkenen.
Al spoedig wordt er dan van „ron
selen" gesproken. In vele gevallen
staat de organisatie er machteloos
tegenover, omdat het bewijs vrij
wel nimmer is te leveren.
Nog moeilijker wordt de situatie
indien spelers van een sterke ver
eniging overstappen naar een wat
minder sterke club die op behoor
lijke afstand van hun woonplaats
Is gevestigd. Dan zijn er veelal
drie boze partijen: de club die
zich gedupeerd voelt, de vereni
ging die zegt van „ronselen" niets
te willen weten en de betrokken
speler die als motief aanvoert, dat
hij toch een club naar zijn zin mag
kiezen.
Voor deze gevallen is er maar
één remedie: de tijd. Meestal
duurt het niet lang of de betrokken
speler vindt het te laétlg en te
vermoeiend om elke week de verre
reis naar zijn nieuwe club te on
dernemen. Zijn animo verflauwt,
hetgeen weer consequenties heeft
voor zijn plaats In het tiental. De
band wordt losser en verdwijnt ge
leidelijk geheel. Hetgeen niet te
verwonderen la. Een hecht vereni
gingsleven vraagt nu eenmaal re-
gelmatlg clubbezoek.
Uit de finale kampioenschap
van het district Den Haag:
I. Roozenburg
zwart: 1, 3, 4, 6, 7, 11. 12, 13
14, 16, 25, 35
wit: 22, 23, 28, 31. 32, 36, 38. 4Q
41,44, 46. 48
Een interessant fragment Op
wits laatste zet speelde zwart
listig 13—191
4034 verplicht. Er dreigt
11—17, 19—24, 25x45, 16—211
34—29 de enige. Op 41—37
komt 21—27, 12—17. Op 31—27
volgt 19—24, 24—29 of 12—18,
22x24. 14—19, 3 of 4—9 31—26 ten
slotte: 25—30, 30x50.
In het verdere verloop raakte
zwart de draad nog kwijt en ver
loor.
F. C. H. Ivens
L. Valstar
zwart: 3, 4, 13 t/m 18, 21
wit: 24, 28, 29, 30, 32. 35, 36, 42,
43
Wit had 37—32 gespeeld. Op
instructieve wijze werd aange
toond, dat dit" niet de sterkste
voortzetting was.
14—2011, 29—23 a. b, c, d
18x29, 24x33 20—25, 30—24
25—30, 33—29 30x19, 35—30 3-3
en het spel is uit
De dreiging 1924 Is niet te
pareren. Op 2923 komt 1722I;
op 30—25: 15—20 13—18 «n
21—26 x 49.
a) 30—25 3—9, 25x3 21—26,
49
b) 28—23 21—26, x 49
c) 42—38 18—22 (niet 20-25,
28—23 en 23x121), 38—33
20—251, 28—23 25x34, 29>'0
15—20, 24x15 13—19, 23x14 3—9.
14x3 21—26, 3x21 16x47 of 49.
d) 43—38 18—22, 30—25 22x33.
25x14 4—9, 35—30 9x20, 30—25
33—39. 39—43 3—9, 21—26 x 47.