Reint de Jonge: pure zeeschilder
Hoe mooi is mijn oorlog
Het einde
van een
verhouding
SLACHTOFFERS VAN
MISDRIJVEN WORDEN
MEESTAL VERGETEN
Als zoon van een kunstschilder
en kleinzoon van een zeeman
Kinderen van
één Vader
ZATERDAG 15 FEBRUARI 1969
Nederland is altijd een zeevarende natie geweest. Dat weer
spiegelt zich ook in een deel van de Nederlandse kunst door de
verschillende eeuwen heen. Namen als Van der Velde, Vroom en
anderen zijn wereldbekend en hun picturale producten niet
minder. Dat waren echter Goudeneeuwers en zij leefden en
werkten dus in een glorietijdperk van de Hollandse zeevaart.
Maar ook in onze tijd zijn er schilders en tekenaars die zich
tot de zee en de scheepvaart voelen aangetrokken en daarvan
in hun werk getuigenis afleggen.
Zij vormen zelfs een kring: de Nederlandse Vereniging van
Zeeschilders.
Dat wil echter niet zeggen, dat de leden zich uitsluitend met
leeschilderen bezig houden. Natuurlijk trekken ook andere
onderwerpen hen wel aan.
De kring begon met enkele
leden. Zij wilden de traditie
van de 17e-eeuwse Hollandse
maritieme schilderkunst voort
zetten. Het gaat niet in de
eerste plaats om het noteren
van de dagelijkse gang van za
ken op zeeschepen, doch ook
om de artistieke prestatie,
waarvoor zij de motieven zoe
ken bij de handels- of oor
logsmarine, zij het op zee, zij
het in de havens.
Zeeschilders wensen zichzelf
te zien als „gebondenen op vrije
wijze". Zij maken aan de ene
kant met hun werk propaganda
voor de scheepvaart, aan de an
dere kant draagt het bij tot de
handhaving van een puur-Ne-
deriandse kunsttraditie.
Zelfs als zij opdrachten krij
gen van scheepvaartdirecties,
van het ministerie van C., R. en
M. of van Defensie, zijn zij vrij
wat betreft hun eigen opvat
ting. Het is zelfs zo dat, hoewel
de Kon. Marine de schilders
uitnodigt, dit gebeurt zonder
verplichting het daaruit ontsta
ne werk af te staan. De Marine
draagt daardoor ook het hare
bij tot het in leven houden van
het begrip marineschilder.
Een der leden van deze kring
van zeeschilders is de in De
Zilk, een buurtschap van de ge
meente Noordwijkerhout, wo
nende schilder en tekenaar
Reint de Jonge. De Jonge is
geen onbekende meer; niet al
leen geniet hij faam als nau
tische schilder, ook als illustra
tor heeft hij naam gemaakt, al
moet daarbij weer gezegd, dat
zijn illustratieve werk voor een
groot deel mede op zeevaart is
geïnspireerd.
Reint de Jonge, geboren 1931
in Amsterdam, kreeg een oplei
ding aan de Kunstnijverheids
school en de Rijksacademie
voor Beeldende Kunsten in de
hoofdstad. Hij is zoon van een
kunstschilder en kleinzoon
van... een zeeman.
Een groot aantal van zijn
voorouders waren eveneens
zeeman en Reint voelt zich
daardoor min of meer erfelijk
Reint de Jonge
Van de populaire liederenbun
del Kinderen van één Vader Is de
vierde en geheel vernieuwde druk
verschenen. Niet alleen het uiter
lijk van de bundel Is verbeterd,
maar ook de Inhoud.
Eerst moeten de nieuwe illus
traties worden genoemd, die het
goed doen. Een aantal liederen is
vervangen, of van een modernere
begeleiding voorzien. In sommige
gevallen Is de begeleiding gemak
kelijker te spelen. Bij praktisch elk
lied kan op de blokfluit worden
gespeeld.
De bundel is duidelijk aan een
nieuwe generatie aangepast. (Uit
gave Ploegsma, 247 blz., f 17,90).
Slepers onderweg met een booreiland aan de trossen
I Naar aanleiding van Ivo Michiels, Orchis
militaris, Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam,
127 blz. 7,50.
Een merkwaardige ont
wikkeling, van Kant tot
Marinetti! De Duitse wijs
geer Kant onderscheidde
tussen het schone en het
verhevene. Het schone be
haagt, maar het verhevene
vervult ons met schrik en
ontsteltenis. Dat was op het
eind van de achttiende
eeuw. Ruim een eeuw later
schreef de Oostenrijkse, neo
romantische dichter Rilke
in zijn eerste Duineser
Elegie, dat de schoonheid
grenst aan het ver
schrikkelijke.
Deze eerste Elegie ontstond in
1912, dus nog voor de Eerste
Wereldoorlog. Rilkes generatie
genoot, de futuristische en latei
ook fascistische Italiaanse schrij
ver Marinetti (1876 - 1944) ver
heerlijkte in de goede jaren van
Mussolini de verschrikkingen
van de moderne krijgvoering
als de openbaring van een nieu
we, eigensoortige schoonheid.
Hij overschreed in zijn esthe
tiek de grens die Kant had aan
geduid, en die Rilke had voel
baar gemaakt maar nog juist
geëerbiedigd had.
De Vlaamse auteur Ivo Mi
chiels heeft in zijn experimente
le roman Het boek Alfa van
1963 en nu, duidelijker en rijper
in zijn onlangs verschenen Or
chis militaris, deze grensover
schrijding van Marinetti aan de
kaak gesteld. Hij begint met
een uitvoerig citaat van Mari
netti, waarvan ik vermoed (Jat
het in 1932 geschreven is. In dat
citaat staat onder meer dit: „De
oorlog is mooi omdat hij een
weiland met bloemen verrijkt
met vlammende orchideeën
de mitrailleurs."
De titel Orchis militaris, zo
staat er op de achterkant van
het boek, verwijst naar een or
chidee, waarin schoonheid en ge
weld onverbrekelijk verbonden
schijnen. De Nederlandse bij
naam van deze orchidee luidt:
soldaatje. Men kan zeggen: Mi
chiels heeft Marinetti aan diens
woord gehouden. Hij geeft hem
in schijn gelijk en laat dan zien
hoe mooi de moderne oorlog is.
Voor Michiels is de Tweede
Wereldoorlog een jeugdervaring
geweest. De meebeleefde ver
schrikkingen hebben hem mede
gevormd, hem een stempel opge
drukt dat hij nooit meer kwijt
raakt.
Het boek Alfa (door mij in
deze krant besproken op 18 ja
nuari 1964, met waardering en
reserve), is sinds zijn verschij
ning in het Duits en Frans ver
taald en in die landen zeer ge
prezen. Ik constateerde destijds
reeds een doorbreken van de
grenzen van tijd en ruimte. Het
rijpere van Michiels jongste ro
man is, dat binnen die openge
broken horizon, in dat verruim
de gebied van literaire mogelijk-
belast. Hij is zijn loopbaan zelf
als schepeling begonnen. „Dat
heeft z'n voordeel", zegt De
Jonge. „Ik weet altijd wat ik
schilder en waarvoor het dient.
Ik ken het leven van de beman
ning, niet alleen op luxe oce
aanschepen, maar ook op
zeesleepboten en vaartuigen
van de Koninklijke Marine."
Jaarlijks verlaat hij voor een
tijdje huis en haard, vrouw en
twee kinderen, om op zee te
werken. Zijn voorliefde gaat uit
naar de ruige zeesleepvaart,
maar ook bij de KM heeft hij
het altijd naar de zin. Passa
giersschepen liggen hem
persoonlijk minder; te veel sno
bisme onder de passagiers en
te veel een „van hoog naar laag
stemming" onder de bemanning.
Hij mist daar het kameraad
schappelijke dat hij wel vindt op
een zeesleper hoe ruw en ruig
het daarop ook kan toegaan
en (ondanks de geprononceerde
rangenverschillen) ook bij de
Marine.
Voor de KM maakte hij rei
zen met de kruiser „De Ruy-
ter", was gehuisvest op jagers
en zelfs maakte hij een tocht
mee in een onderzeeër.
De resultaten van zulke rei
zen zijn niet alleen snelle
schetsen, maar ook uitgewerkte
schilderingen, die hij in een
speciaal voor hem ingerichte
scheepshut kan maken.
Maar zijn beste stukken
zegt Reint de Jonge zelf
maakt hij op de sleepvaart. Die
zijn ruig en briesend als het
werk en het scheepsvolk. Lange
moeizame reizen worden ge
maakt met een casco, een boor
eiland of een caisson aan de
sleeptrossen. Hij schetst het ru
we, lang niet ongevaarlijke le
ven op zo'n dansend, maar ij-
zersterk zeepaard. Daarom
heeft zijn werk toch dikwijls
een documentair karakter, ook
journalistiek gezien, omdat hij
graag over zijn reizen schrijft
en daarbij zijn illustraties
voegt.
De Jonge werkt uitsluitend
figuratief; met andere stromin
gen in de kunst houdt hij zich
niet op. Hij weet het ruige en
helse van wind en golven
haarscherp en trefzeker in lijn
en kleur te vatten. Als hij een
storm schildert, stormt het ook.
Daarbij komt dat zijn doeken
„echt" zijn door zijn grote ken
nis van schepen en scheepvaart.
Die hij per traditie en uit eigen
ervaring heeft opgedaan.
WILLEM PRINS
Ivo Michiels
heden, nu een synthese is be
reikt.
Het verkennen en veroveren
van een nieuw gebied heeft nu
geleid tot een nieuwe orde in
dat gebied. Het kan erop wijzen
dat de schrijver die vreselijke
ervaringen uit zijn jonge jaren
innerlijk heeft geïntegreerd,
misschien wel al schrijvende.
Het resultaat is evenwel niet ge
worden een antimilitaristische
tendensroman. Er wordt niet be
toogd, er wordt alleen maar ge
toond.
Nu zijn er twee manieren om
af te keuren door te tonen: de
journalistieke en de artistieke
manier. De journalistieke me
thode laat beelden en filmfrag
menten zien, werkt met citaten
uit rapporten, brieven, berich
ten. Het detail treedt in de
plaats van het geheel, ook al
omdat de verschrikking van het
geheel niet te vatten is.
De artistieke conceptie daaren
tegen zoekt naar een synthese
van het geheel. Zij doet beel
dend wat de filosofie langs de
weg van het discursieve denken
probeert te bereiken. Zij wil om
vatten, scheppend be-grijpen.
Hoe bereikt Michiels deze syn
these? Ongeveer zo. De oorlog
is een totale oorlog, en de angst
is een alomvattende angst. Er is
een grote vlam die alles ver
teert en daardoor is datgene
wat wordt verteerd, op één
hoop geworpen, niet meer te on
derscheiden. Wie kan in de puin
hopen van een brand nog tafel
van brood, goud van zilver,
man van vrouw, hout van lin
nen onderscheiden?
Alles wordt met elkaar ver
smolten: oorlog en vrede (in
dagdromen en herinneringsbeel
den), dag en nacht (verlicht
door branden en ontploffingen),
binnen en buiten (door angstig
beluisterde geluiden binnen een
volgepropte spoorwegcoupé),
hier en ginder (overal kan de
dood om treffen), mens n
Er zijn een heleboel zaken in de wereld die verbeterd kunnen worden. Er zijn heel veel
dingen die veranderd zouden moeten worden. En er zijn massa's mensjen die dat doen
willen. Tenminste. ze praten er over. Maar dóen is een tweede. Lange tijd heeft
de Haagse ir. H. 't Hart zo rondgelopen, met het idee dat er „eigenlijk" toch wat ge-
déén moest worden, want
De gepensioneerde werktuigbouwkundige vroeg
me in zijn fraai huis in een Haagse buitenwijk wat
nadrukkelijk: „Wat gebeurt er eigenlijk voor die
mensen? Wie toont ook maar een beetje medele
ven met een bejaard echtpaar, dat van zijn spaar
centjes Is beroofd? Wie stuurt er ooit een fruit
mand of gewoon een boeketje bloemen en een
hartelijke brief naar iemand die misnandaid is?"
Met die vragen liep hij een paar Jaar rond, voor
hij besloot eens echt wat te gaan doen. In no
vember 1966 schreef hij zijn eerste „ingezonden
brief" naar een plaatselijke krant. Het „ingezon
den stuk" leverde hem twintig reacties op. Twaalf
van die briefschrijvers zaten enige tijd later bij
hem thuis. En ze waren het duidelijk met ir. "t
Hart eens: er moest wat gedaan worden.
En al mag er dan ooit eens gezegd zijn. dat als
drie Nederlanders het eens zijn. er een vereni
ging wordt opgericht, daar in Den Haag werd niet
meteen iets gesticht. Eerst wilde men meer aan
de weg timmeren. Er kwamen (gestencilde) brie
ven op tafel, die naar krantenredactie3 werden
gestuurd. En daar kwamen weer reacties op. Een
kleine honderd mensen wilde zich wel wat aan
trekken van het lot van de slachtoffers van
misdrijven.
„Kijk", zei ir. 't Hart, „de grondgedachre was
natuurlijk: wat doen voor die mensen. En dan
hoefde het natuurlijk niet per se geld te zijn.
Misschien in bepaalde gevallen. Maar het ging
mij meer om het gebaar. Een bepaald gebaar. Dat
men in de gaten heeft.... die slachtoffers.... dat er
mensen achter je staan. Dat er mensen olijken te
zijn, die een beetje het leed willen méédragen...."
Natuurlijk kon er niet van de ene dag op de
andere worden gestart met een organisatie. Want
het kleine groepje Nederlanders, dat zo Idea
listisch begon ontdekte dat er behalve goede
bedoelingen nog meer komt kijken, als men iets
fraais en liefdadigs wil doen. Maar het enthou
siasme zorgde voor een snel verdwijnen van de
problemen. Nu al weer bijna twee jaar geleden,
een half jaar na die eerste Ingezonden brief van
ir. 't Hart, kwam er een stichting. De Stichting
Medeleven met Gedupeerden ten gevolge van
Misdrijven. Afgekort: Stichting MGM.
Die stichting is een efficiënt apparaat gewor
den. Een bescheiden apparaat ook maar in elk
geval: men doet iets. Secretaris-oenningmees-er
A. C. Willemsen, oud-burgemeester van Yerseke,
vertelt: „Zodra we vernemen van een misdrijf,
waarbij mensen zijn beroofd of gewond, nemen
wij bestuursleden contact met elkaar op en cis
we besluiten er wat aan te doen, dan gaat één
van de bestuursleden, een gepensioneerd inspec
teur van politie, inlichtingen inwinnen. Dat doen
we om te voorkomen dat er op een onjuiste
manier wordt gereageerd. Om te weten te komen
hoe het allemaal zit met zo'n zaak.
Vaak gaat daarna iemand van ons, een
maatschappelijk werkster of een ander
bestuurslid, erheen, meestal de maatschappelijk
werkster. Die praat gemakkelijker met de mensen.
De weet hoe ze zoiets moet aanpakken..."
De bezoekster van het slachtoffer van een
A. W. Willemsen
misdrijf komt dan soms met een boeket bloemen,
soms met een fruitmand of geschenkbon.
„Kortgeleden hebben we nog een geval gehad
in Leiden", zegt de oud-burgemeester. „Daar was
een man van tachtig jaar in zijn huis beroofd van
2200. Hij was neergeslagen en lag een tijd in
het ziekenhuis. Toen hij terugkwam, hebben we
hem geholpen met het betalen van de verwar-
mingskosten en de huur. Zo'n man heeft niks
meer...."
De stichting die aldus probeert tot een beetje
beter samenleven te komen, heeft voor dat werk
natuurlijk geld nodig. Hoe komt men daaraan?
„Ja. dat is natuurlijk een belangrijk punt", zegt
de heer Willemsen. „We krijgen die middelen van
contribuanten of door giften ineens. Men kan al
contribuant worden voor vijf gulden per jaar...."
Wie vindt, dat die stichting goed werk doet, wie
vindt dat er Inderdaad ook wel eens goede aan
dacht mag worden gegeven aan de slachtoffers
van de misdrijven, die kan wellicht noteren waar
secretaris-penningmeester Willemsen woont: Seg-
broeklaan 408 K, Den Haag.
SIETZO DIJKHUIZEN
Dr. A. Alberts
belicht
Indonesiës
WEG NAAR DE VRIJHEID
mens (de officier die slaat en de
vrouw die geslagen wordt), zien
en niet-zien (eerst is het meisje
blind en later haar begeleider),
oost en west (de grenzen zijn
verlegd), burger en militair, de
geslachten en de leeftijden.
Want mensen verkrachten, mar
telen, doden mensen, het gelijke
vernietigt het gelijke.
De synthese is dus gevonden
in de totaliteit van de oorlog.
De stijlmiddelen die Michiels
aanwendt zijn als zodanig niet
nieuw, maar in dit boek met
zijn gruwelijk realisme is hij bo
ven het experiment uitgestegen.
Het is ook geen zuivere beschrij
ving (meer), maar het boek be
vat tevens elementen van ly
riek: evocatie èn invocatie.
Citeren heeft geen zin, beter
is het nog een enkele algemene
opmerking te maken. Dit boek
is onbedoeld een commentaar
op de huidige algemene situatie
Nu mogelijk is gebleken wat in
dit boek is beschreven (en wat
is er in en na 1945 niet ge
beurd!), kunnen allerlei onder
scheidingen en verschillen van
vroeger geen stand meer hou
den. Allerlei prerogatieven,
voorrechten, privileges, aanzien
lijkheden, mandarijnendomme-
iijkheden, gewichtigheden,
plechtigheden, ze zijn aangetast,
verkoold, storten in. De hele ge
zagscrisis is voortgekomen uit
zoveel misbruik van gezag.
Marcuse. zo lazen we verle
den week. stelde tegenover de
totale technocratie de totale wei
gering. Zover gaat Michiels
niet, want hij redeneert niet, hij
beeldt uit. Alles wat hij zeggen
wil is, tegen de schimmen van
Marinetti, Mussolini, Hitler en
verdere nog levende oorlogsver-
heerlijkers: Kijk, zó mooi was
mijn oorlog.
DR. C. RIJNSDORP
Met de hartstochten die de
laatste tijd zo hoog oplaaien
rond de spanningen in het
Indonesië van twintig jaar ge
leden, de beide politiële
acties en het optreden van de
Nederlandse militairen, is het
bijzonder moeilijk geworden
over dit onderwerp ook maar
iets te zeggen.
Tot welke conclusies iemand, die
daarover een oordeel wil uitspre
ken, ook komt, die mening wekt
weerstanden op van een partij die
het er niet mee eens is. Hoe groot
de hoeveelheid doorgewerkte do
cumentatie ook is van degene, die
tot een conclusie durft te komen
en van welke aard deze conclusie
ook is. Waarbij de partij, die het
niet met deze conclusie eens is.
haar eigen overtuiging, ook al is
die slechts gegrond op emotionele
gevoelens, beslist niet onder stoe
len of banken steekt.
Daarom getuigt het van moed
van de uitgeverij N. Samsom NV te
Alphen aan den Rijn nu juist het
boek Het einde van een verhou
ding van dr. A. Alberts uit te ge
ven.
Dr. Alberts is van 1945 tot 1957
bestuursambtenaar geweest op Ja
va en Madoera. En alleen al dat
feit zal hem in de ogen van velen
„besmetten". Waren juist de
bestuursambtenaren niet de verte
genwoordigers van Nederlands ko
loniaal gezag en onderdrukking?
Een hooggeplaatst Japans offi
cier heeft In augustus 1945, toen
hij zich overgaf, gezegd: „Wij ko
men terug. Wij hebben bij u een
tijdbom achtergelaten".
De aard van die tijdbom onthult
dr. Alberts. Hij memoreert In zijn
boek, hoe de Nederlandse rege
ring na 1945 de lijn niet doorzag
die de Indonesische leiders, vooral
Soekar.no en Hatta, hadden ge
volgd. Die lijn hield In op de een
of andere manier een onafhanke
lijkheidsverklaring te krijgen van
Japan om vervolgens na de Ja
panse nederlaag de troefkaart te
kunnen uitspelen van „een totali
taire staat heeft onze democratie
rechten erkend, de democraten
kunnen zeker niet minder doen
Of anders gezegd een door Japan
als onafhankelijke staat erkende
kolonie zal door de geallieerden
niet opnieuw worden gekolo
niseerd.
Twee dagen von, de capitulatie
installeerde het Japanse opoerbe-
vel op Java namens de keizer
plechtig een onafhankelijk Indone
sië. Van dat ogenblik af. zo con
stateert dr. Alberts, was het Neder
landse in feite verloren.
Daarbij kwam nóg iets. Neder
land wa9 te zeer onderling ver
deeld om ten opzichte van Indo
nesië een politieke lijn. van weike
aard ook. te kannen voigen. Dr.
Alberts poogt een overzicht te ge
ven van allerlei inzichten, die net
elkaar in botsing kwamen
De regering in Den Haag wenste
een repubi^K, desnoods omvat
tend Java en Sumatra al3 een ge
lijkwaardig onderdeel in een s'atu-
tair bepaalde un-'e tussen 'Ceder-
land en Indonesië.
Luitenant gouverneur-generaal H.
J. van Mook, d'e in Nederlands-ln-
dië was qeboren. wenste Java a s
republiek, een gelijkwaardig deel
van een desnoods geheel onaf -n-
kelljk „Indisch" li.aonesiè.
De Engelse regering wilde een
oplossing die tegemoet kwam e*n
het Indonesiscne verlangen r.aar
onafhankelijkheid en die de Britten
buiten de noodzaak van elk ml ir
ingrijpen zou houden.
En daarnaast een Indonesia he
wens van een republiek met over
wegende rol in nen krsentens -.er-
drag tot stand gekomen Indone
sisch deelstatenrijk, dat een soe
verein lid zou zijn van een Neder
lands-Indonesische Unie.
Tegenover deze Indonesische
wens stond een ander Indone
sisch verlangen waarvan Soekamo
de expressie was: een Indone
sische eenheidsstaat die met wel
ke westerse mogendheid ook niets
had te maken.
Het deelstatenrijk kwam er na
uitgebreide besprekingen met Ne
derlandse ministeriële vertegen
woordigers. Het werd kort na zijn
bestaan „opgerold" tot de een
heidsstaat. Aan de band met Ne
derland was een einde gekomen.
In zijn boek bekritiseert dr. Al
berts het feit, dat minister mr.
E. M. J. A. Sassen in 1948 Van
Mook vroeg zijn ontslag in te die
nen. Minister Sassen, aldus dr. Al
berts, had aeen beter bewijs kun
nen leveren van zijn gebrek aan
nzicht In de Indonesische kwestie.
Hij noemt het ontslag van dr. Van
Mook een domme en ondankbare
daad.
Uitvoerig gaat dr. Alberts in op
de resultaten van de „Ronde-Tafel
conferentie" en het totstandkomen
van de soevereiniteitsoverdracht.
Hoe merkwaardig het charter van
de Soevereiniteitsoverdracht In el
kaar zal, Illustreert dr. Alberts met
artikel II, waarin de status van
Nieuw-Guinea werd geregeld. Hij
schreef ervan, dat „dit op een zo
uitvoerige manier was geschied,
dat het er veel van heeft dat het
artikel meer woorden telt dan
Nieuw-Guinea inwoners heeft on
der direct bestuurl"
HANS W. LEDEBOER
Nauta-Paperbacks, 142 blz.,
geïllustreerd
met foto's, prijs f 7,00.